Woonwijken Lichtenvoorde, herziening Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 21-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde, herziening Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPLIC204-VG01 van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologisch deskundige:
de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.6 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.7 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een certificaat zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.8 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.9 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bestaand:
legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 extensieve dagrecreatie:
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gesloten verharding:
een verharding opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is;
1.28 groenvoorzieningen:
het geheel van de aanplant in een gebied dan wel het aanbrengen of voorzien van groen, inclusief waterinfiltratievoorzieningen;
1.29 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.30 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.31 nettovloeroppervlakte (nvo):
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte);
1.32 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.33 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf of -voorziening;
1.34 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.35 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.36 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.37 rijbaan:
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;
1.38 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.39 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.40 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.41 vrijstaand(e) bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de bouwperceelgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.42 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.43 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.44 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. behoud van landschappelijke waarden;
- c. nutsvoorzieningen, bruggen en straatmeubilair;
- d. voet- en fietspaden;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. extensieve dagrecreatie in de openlucht en speelvoorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' tevens als speelterrein ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk' als bedoeld in artikel 4;
- h. geluidswal en geluidscherm;
- i. in- en uitritten ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
- j. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' ten behoeve van de functies als bedoeld in dit artikel 3, lid 3.1 alsmede artikel 4, lid 4.1;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs, kinderopvang en speelotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- b. aan de functies onder a gerelateerde en ondergeschikte gezondheidszorg en zorginstellingen;
- c. wegen en paden, waaronder kiss and ride;
- d. in- en uitritten;
- e. parkeren;
- f. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ondergrondse afvalcontainers;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- h. standplaatsen;
- i. bruggen,
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bouwen langs wegen en water
- a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan; 2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan; zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeersbelang; - b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemming 'Maatschappelijk', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;
Afwijken bij een omgevingsvergunning
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
1. | bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt de wegbeheerder; | |||||
2. | het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, brughoofden, verkeersborden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m; | |||||
3. | het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m; | |||||
mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang; |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- 3. het aanleggen van geluidswallen;
- 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
- e. Een omgevingsvergunning mag alleen een moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder wordt gehoord;
- f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
8.2 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
8.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 8.2 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 8.2 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
8.4 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
9.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in artikel 9.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
10.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 10.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
- a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Algemene parkeerregels
In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- b. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- c. afwijken van de regels, als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- 2. de woon- en leefsituatie.
- d. burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde, herziening Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Een vijftal organisaties op het gebied van onderwijs en/of kinderopvang zijn voornemens om een Integraal Educatief Kindcentrum (IEKC) te realiseren, waarin meerdere onderwijs- en onderwijszorg gerelateerde voorzieningen onder één dak komen. Het IEKC wordt gerealiseerd binnen de kern van Lichtenvoorde, ter plaatse van de bestaande St. Ludgerusschool en speeltuin 'De Bleek'.
Het plan is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk, aangezien de gebruiks- en bouwregels worden overschreden. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan benodigd. Onderhavig plan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Lichtenvoorde, ten zuidwesten van het centrum. Het plangebied wordt begrensd door de Varsseveldseweg, de Frans ten Boschstraat, de Pastoor Sandersstraat en de Meidoornstraat. In het noorden van het plangebied is momenteel de St. Ludgerusschool met een schoollocatie voor speciaal basisonderwijs met circa 80 leerlingen aanwezig. In het zuiden ligt speeltuin 'De Bleek'. Onderstaand kaartbeeld geeft de locatie van het plangebied globaal weer.
Luchtfoto met globale aanduiding plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied gelden op dit moment twee bestemmingsplannen:
- bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 oktober 2013;
- facetbestemmingsplan Parkeren, vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juni 2018.
Bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde
Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied grotendeels de bestemming 'Maatschappelijk', met de aanduiding 'onderwijs'. Hier zijn de functies onderwijs, kinderopvang en speelotheek toegestaan. Een groot deel van het bestemmingsvlak is gelegen binnen een bouwvlak. Hierbinnen mag 50% worden bebouwd. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 m.
De gronden rondom hebben de bestemming 'Groen'. Een bestaand gebouw binnen de speeltuin De Bleek is binnen een bouwvlak gelegd. De Varsseveldseweg ten slotte heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsbied'.
Het gehele plangebied heeft hiernaast dezelfde dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Op grond hiervan is archeologisch onderzoek nodig voor bouwplannen groter dan 100 m2.
Uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan
Onderhavig plan is niet geheel binnen het vigerende bestemmingsplan mogelijk. Het plan voor het IEKC overschrijdt deels de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen. Tenslotte past tevens de herstructurering van de Varsseveldseweg deels niet in het vigerende bestemmingsplan.
Gezien voorgaande is besloten om voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen dat het vigerende bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde zal herzien.
Facetbestemmingsplan Parkeren
In het facetbestemmingsplan zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen en is bepaald dat deze doorwerken in de reeds vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
In artikel 4 is de regeling voor parkeren opgenomen. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota van de gemeente Oost Gelre of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Het facetbestemmingsplan wordt niet herzien met dit nieuwe bestemmingsplan en blijft derhalve van kracht voor het plangebied.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden het plangebied en het plan verder toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat in op het geldende relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische uitvoerbaarheid en komen de diverse milieu- en overige aspecten aan de orde. Hoofdstuk 5 bespreekt de juridische opzet van de regels van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Plan
2.1 Plangebied
2.1.1 Historische ontwikkeling
De kern van Lichtenvoorde is ontstaan bij het kasteel Lichtenvoorde en dankt zijn naam aan een doorwaadbare voorde in het natte kampenlandschap. Het oorspronkelijke dorp ligt op een kruising van een natter broekgebied en het drogere kampenlandschap. De topografische kaart uit 1900 van Lichtenvoorde en omgeving laat het verschil in deze landschapstypes duidelijk zien. Lichtenvoorde is hier nog een kleine kern.
Kaartbeelden historische wordingsgeschiedenis plangebied
De lange wegen die tussen de verschillende woonkernen lagen hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Lichtenvoorde. Op de topografische kaart van 1950 is duidelijk te zien dat er langs de Varsseveldseweg lintbebouwing en diverse nieuwe functies ontstaan zoals een remise voor de tram die Lichtenvoorde met Varsseveld verbond.
Lichtenvoorde begint pas echt met groeien na de oorlog, de St. Ludgerusschool is gesticht als onderdeel van de wederopbouwperiode. Veel scholen waren in de oorlog beschadigd en er was een enorme urgentie om het aantal scholen uit te breiden. De school met bijbehorende groenaanleg is een beeldbepalend onderdeel van de historische lintbebouwing aan de Varsseveldseweg.
Kenmerkend is de indeling van het plangebied in drie zones; het schoolgebouw, sportvelden en speeltuin. In de loop van de tijd verliest de Varsseveldseweg zijn functie als hoofdverbinding tussen Lichtenvoorde en Varsseveld door de aanleg van de N18. Ook verdwijnt de stoomtram in 1953, de bijbehorende remise wordt ingericht als groenzone.
In de jaren die volgen blijft Lichtenvoorde uitbreiden. Voornamelijk aan de zuidwestzijde van het dorp ontstaan een aantal nieuwe wijken. Hierdoor is de school genoodzaakt om uit te breiden en wordt een tweetal vleugels toegevoegd aan de school, op de plek van de sportvelden. Gedurende de laatste ontwikkelingen worden ook een aantal groene zones, die diep de bebouwde zone insteken, ingericht als parkzone, een voorbeeld hiervan is het Flierbeekpark. Deze 'vingers' verbinden het centrum van het dorp met het buitengebied en zorgen voor een groene uitstraling van het dorp.
2.1.2 Het plangebied
Het plangebied bestaat uit drie delen. Aan de noordzijde is de Varsseveldseweg gelegen. Dit is een drukke toegangsweg van Lichtenvoorde. Ter plaatse van het plangebied kent de weg een relatief ruim profiel met veel groen (voormalige tramremise).
Ten zuiden van de Varsseveldseweg is de St. Ludgerusschool gelegen. Dit betreft de grootste bouwmassa in de omgeving. De paviljoenachtige opzet zorgt ervoor dat de bebouwing niet grootschalig oogt. Rondom het gebouw bevinden zich groen en een speelplein en trapveldje.
Foto's bestaande school
Foto's speeltuin De Bleek
Ten zuiden van de school bevindt zich speelterrein 'De Bleek'. De gelijknamige speeltuinvereniging exploiteert dit terrein met diverse speeltoestellen.
De omgeving kenmerkt zich met name door woonbebouwing. De omringende bebouwing bestaat overwegend uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen van één of twee lagen met kap. Het tankstation aan de Varsseveldseweg vormt een uitzondering hierop.
2.2 Het Plan
2.2.1 Doel en aanleiding van het plan
Het doel van het IEKC is om één plek te creëren waar opvang, onderwijs en zorg samen komen. Er zijn op hoofdlijnen twee redenen aan te wijzen waarom tot dit initiatief is over gegaan:
- 1. Passend onderwijs: Basisscholen willen steeds meer tegemoet komen aan de behoeften van kinderen met verschillende hulpvragen. De expertise hiervoor is op veel basisscholen al gedeeltelijk aanwezig en dat willen we uitbreiden. Deze expertise, maar ook de “menskracht” is te vinden in het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Het lijkt dan ook een logische stap om deze onderwijstypen met elkaar te verbinden en elkaars nabijheid op te zoeken.
- 2. Krimp: Scholen in de Achterhoek hebben te maken met een stevige leerlingendaling. In eerste instantie in het primair onderwijs, maar vervolgens ook in het Voortgezet Onderwijs, het Speciaal Basis Onderwijs en in het (Voortgezet-) Speciaal Onderwijs. In de periode 2010-2025 daalt het aantal basisschoolleerlingen in de Achterhoek met ruim 33% en binnen Oost-Gelre met ruim 34%. Om dit naar de toekomst toe adequaat op te kunnen vangen is nietsdoen geen optie. Het is daarom dat de bestuurders van het onderwijs in de kern Lichtenvoorde hebben besloten om de handen ineen te slaan en met deze opgave aan de slag te gaan vanuit een gemeenschappelijke visie. Deze visie is door de gemeente Oost-Gelre omarmd, waarmee een lijn kan worden uitgezet naar 2030.
Het IEKC staat voor een toegankelijke, toekomstgerichte school voor een brede groep kinderen: Van kinderen die excelleren tot kinderen met een grote zorgvraag. Omdat twee basisscholen, een peuterspeelzaal, een kinderopvangorganisatie en een buitenschoolse opvang hiervan geïntegreerd deel gaan uitmaken, is de term Integraal Kind Centrum (IKC) gerechtvaardigd. Vanwege het feit dat een Speciale School voor Basisonderwijs (zowel cluster 31 als cluster 42), twee scholen voor Speciaal Onderwijs en Stichting Zozijn tevens participeren is het begrip IKC uitgebreid met de term 'Educatief'. Het IEKC is vanwege de uitgebreide expertise die er te vinden is dé academische basisschool met een regionale functie en uitstraling. Het wordt een centrum van waaruit expertise wordt verspreid naar de andere scholen binnen de regio waarbij onderwijs, opleiding, innoveren en onderzoek centraal staan.
Naar aanleiding van het haalbaarheids- en locatieonderzoek is gekozen voor de locatie van de St. Ludgerusschool aan de Varsseveldseweg te Lichtenvoorde. In het daaropvolgende ontwerpproces zijn de mogelijkheden voor zowel het gebruiken van de bestaande bebouwing als nieuwbouw geanalyseerd. Hierover leest u meer in de volgende paragraaf.
2.2.2 Programmatische uitgangspunten en stedenbouwkundige uitgangspunten en keuze voor nieuwbouw
Programmatische uitgangspunten
Door de ontwikkelende partijen zijn programmatische uitgangspunten opgesteld.
Gebouwen
Het programma voor de functies van het IEKC bestaat in totaal uit circa 4.600m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Daarvan wordt op de begane grond minimaal circa 2.500 m2 bvo en tevens de gymzaal van 550 m2 bvo gesitueerd. De overige 1.550 m2 bvo worden op de eerste verdieping gesitueerd. De genoemde oppervlaktegetallen geven een indruk van de verdeling van de functies over de bouwlagen van de nieuwbouw en worden verder uitgewerkt bij de uitwerking van het bouwplan voor de nieuwbouw.
Buitenruimte
In het programma van eisen zijn geen oppervlakte eisen aan de buitenruimtes of speelpleinen gesteld. Het heeft de voorkeur om meerdere (rolstoeltoegankelijke) speelpleinen verspreid over het plangebied te situeren. Op het terrein moet het hemelwater worden geborgen en moeten voldoende parkeerplaatsen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd.
Stedenbouwkundige uitgangspunten en keuze voor nieuwbouw
In het stedenbouwkundig schetsontwerp3 zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd:
- Bebouwing in een groene omgeving: Het is van belang dat de groene uitstraling van het plangebied zoveel mogelijk behouden blijft;
- Rekening houden met cultuurhistorische waarden: De St Ludgerusschool heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Dit geldt in het bijzonder voor het jaren '50 gedeelte van de bebouwing en de groenaanleg aan de voorzijde. Uitgangspunt voor het stedenbouwkundig schetsontwerp is dan ook om te onderzoeken of waar mogelijk rekening gehouden kan worden met deze cultuurhistorische waarden;
- Speeltuin: Uitgangspunt voor het stedenbouwkundig schetsontwerp is dat speeltuinvereniging De Bleek voldoende plek houdt binnen het plangebied en. De speeltuin wordt tevens gebruikt als onderwijsbuitenruimten;
- Speelpleinen en trapveldje: Realisatie meerdere kleine speelpleinen voor verschillende doelgroepen;
- Verkeersveiligheid: Een hoge verkeersveiligheid rondom het IEKC heeft een zeer hoge prioriteit;
- Parkeren en Kiss & Ride;
- Waterberging: dubbelgebruik.
Op basis van deze uitgangspunten zijn schetsen voor het gebruik van de bestaande bebouwing en schetsen voor nieuwbouw opgesteld. Uiteindelijk is door de gemeenteraad op 6 maart 2018 gekozen voor nieuwbouw, waarvoor onder andere de volgende argumenten zijn aangevoerd:
- De onderwijsvisie komt het beste tot haar recht in de variant nieuwbouw. De onderwijsvisie gaat uit van werken in gezamenlijke units en dus veel interactie tussen de verschillende doelgroepen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze werkwijze het beste gerealiseerd kan worden in de 'geheel nieuwbouw' variant.
- Het ontwerp 'geheel nieuwbouw' biedt een verkeerskundige oplossing die de veiligheid op en om het IEKC zoveel mogelijk waarborgt en tevens de verkeershinder in de directe wijk beperkt.
- Het ontwerp 'geheel nieuwbouw' heeft akoestisch gezien een (lichte) voorkeur. De gevolgen van mogelijke geluidsoverlast door verkeerstoename evenals de toename van de hoeveelheid leerlingen is onderzocht. Het ontwerp 'geheel nieuwbouw' heeft akoestisch gezien een (lichte) voorkeur gezien de positie van de speeltuin en parkeerplaatsen en tevens de vorm van het gebouw.
- De oppervlakte van de speeltuin 'De Bleek' is het grootst in het ontwerp 'geheel nieuwbouw'.
- De ecologische situatie wordt in de nieuwe situatie voldoende gewaarborgd.
- Het IEKC biedt een duurzame oplossing.
Het stedenbouwkundig schetsontwerp en de analyses die daarvoor zijn uitgevoerd, is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
- 3. Stedenbouwkundig schetsontwerp, SAB, 6 december 2017, nummer 170209.
2.2.3 Stedenbouwkundige opzet nieuwbouw en buitenruimte
Het plan gaat uit van volledige sloop van de St. Ludgerusschool en nieuwbouw van het IEKC. Dat biedt ruimte om de nieuwbouw een heel eigen karakter en invulling te geven, passend bij de onderwijsbehoefte.
Het concept gaat uit van bebouwing die centraal in het plangebied is gelegen en waarin de speelpleinen als het ware omarmd worden door bebouwing.
Langs de Varsseveldseweg is ruimte voor een Kiss & Ride waarbij zoveel mogelijk bestaande bomen ingepast worden. De aanblik vanaf deze zijde dient een open en groen karakter te krijgen.
Aan de andere zijde is behoud van het omsloten groene karakter van belang. Parkeerplaatsen voor medewerkers zijn binnen dit groene kader gesitueerd.
De speeltuin blijft op de huidige locatie, maar de contouren en oppervlakte van de speeltuinen zullen wel wijzigen.
De Frans ten Boschstraat krijgt een fietsvriendelijke inrichting en de fietsparkeervoorzieningen zijn goed bereikbaar vanaf deze straat.
De benodigde waterberging kan gerealiseerd worden in combinatie met de groenaanleg, speeltuin of speelpleinen of andere verharding (bijvoorbeeld dubbelgebruik met parkeren).
Stedenbouwkundige opzet plangebied
Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de stedenbouwkundige schets voor de nieuwbouw. Binnen de kaders van dit bestemmingsplan moet nog een definitief bouwplan worden ontwikkeld. In de stedenbouwkundige schets voor de nieuwbouw is al wel een voorbeelduitwerking voor de mogelijke nieuwbouw opgenomen. De navolgende afbeelding geeft hiervan een indruk.
Voorbeelduitwerking
In de voorbeelduitwerking is het nieuwe gebouw centraal in het plangebied gesitueerd zodat het gebouw rondom in het groen staat. Dit geldt ook aan de Varsseveldseweg, waar enkele bomen ten zuiden van de rijbaan worden ingepast. De parallelweg voor Kiss & Ride ligt hier op wat grotere afstand van de Varsseveldseweg, zodat ook aan deze het groen op de voorgrond staat.
Via verschillende speelpleinen en entrees is het IEKC bereikbaar voor verschillende verkeersstromen. Er is ruimte voor de speeltuin rondom het huidige verenigingsgebouw. De speeltuin is ook eenvoudig bereikbaar vanaf een van de speelpleinen bij het IEKC.
In deze voorbeelduitwerking is ruimte voor circa. 3.200 m2 programma op de begane grond. Op de eerste verdieping is ruimte voor 1.400 m2. Het totaal komt daarmee op circa 4.600 m2.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het geldende relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende beleidsdocumenten. Zo schetst het kabinet in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Maar het rijk wil zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaan zitten, om dit streefbeeld te halen. Het uitgangspunt is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. Het Barro is de juridische vertaling van de SVIR en bevat regels die doorwerken naar lagere overheden.
De SVIR heeft ook de ladder van duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen (Bro). Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Centraal hierin staat of de beoogde ontwikkeling aansluit aan de regionale behoefte.
Toetsing
Het onderhavige plan raakt geen rijksbelangen. Wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 4.2.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 14 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie is daarna diverse malen aangevuld of gewijzigd. De laatste geconsolideerde versie stamt van januari 2018.
De provincie Gelderland wil bijdragen aan een toekomstbestendige provincie. Daarbij heeft zij twee hoofddoelen gesteld:
- Een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.
De twee doelen beïnvloeden elkaar. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is nodig om een sterke economische structuur te krijgen en behouden. Dit betekent zowel een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden als een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
Voor de Achterhoek zijn in de Omgevingsvisie vier speerpunten gesteld. Dit zijn een kansrijk platteland, waarbij de focus ligt op ruimtelijke kwaliteit en landbouw. Het tweede speerpunt is duurzame en innovatieve economie, waarbij gericht wordt op hernieuwbare energie en het verbinden van de maakindustrie met TOP-sectoren. Het derde speerpunt is een vitale leefomgeving waarin wonen en voorzieningen een belangrijke rol spelen. Tot slot is slim en snel verbinden het vierde speerpunt wat met name gaat om de bereikbaarheid van de regio
Toetsing
De omgevingsvisie bevat geen concreet beleid voor de beoogde ontwikkeling. Onderhavig plan is niet strijdig met de omgevingsvisie.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening is vastgesteld op 24 september 2014 en sinds 18 oktober 2014 in werking getreden. De verordening is daarna diverse keren aangevuld of gewijzigd. De laatste geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening stamt van januari 2018.
De verordening is de juridische vertaling van het beleid uit de Omgevingsvisie. Voor onderhavig plangebied zijn geen specifieke toetsregels opgenomen.
Toetsing
Het plan is niet strijdig met de provinciale omgevingsverordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Actieprogramma 'naar een duurzame gemeente Oost Gelre' (mei 2011)
Vanuit het 'Akkoord van Groenlo' willen de Achterhoekse gemeenten in 2030 energieneutraal zijn. In Oost Gelre ondernemen we diverse activiteiten om inwoners en bedrijven te stimuleren en te faciliteren een bijdrage te leveren aan deze doelstelling. Om een versnelling te realiseren heeft de gemeenteraad op 6 maart 2018 een Uitvoeringsagenda vastgesteld voor de periode 2018 - 2021.
Klimaatverandering
Door klimaatverandering nemen de extremen in het weer toe. Hevige neerslag komt in Nederland vaker voor. Ook moeten we rekening gaan houden met periodes met meer hitte en droogte. Het is van belang om onze gemeente weerbaarder te maken voor deze extreme weersomstandigheden en te zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting.
Klimaat mitigatie en adaptatie
Mitigatie is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen om ervoor te zorgen dat de temperatuurstijging beperkt blijft. Tijdens de klimaatconferentie in Parijs (2015) zijn emissiedoelstellingen voor de lange termijn geformuleerd, met als doel de opwarming van de aarde te beperken tot ruim beneden 2 graden ten opzichte van het pre-industriële niveau, met 1,5 graad als streefwaarde. Naast mitigatie zal ook aanpassing aan klimaatverandering nodig zijn (adaptatie). Hierbij gaat het om het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, het verkleinen van de uiteindelijke effecten en het benutten van de kansen die een veranderend klimaat biedt. Daarbij is het noodzakelijk om maatregelen op het juiste moment en de juiste plaats uit te voeren. Adaptatie en mitigatie vullen elkaar aan en beide aanpakken zijn noodzakelijk, waarbij sommige maatregelen ook beide processen ondersteunen.
Ruimtelijk Adaptatie
In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is als doel gesteld dat onze leefomgeving zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht voor wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen en dat bij (her)ontwikkelingen geen extra risico op schade en slachtoffers ontstaat voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is.
Toetsing
Het IEKC (inclusief buitenruimte) geeft maximaal invulling aan klimaat mitigatie en klimaat adaptatie. Dat komt ondermeer doordat voorzieningen worden gebundeld op één locatie waardoor het aantal verkeersbewegingen in totaal kan worden verminderd. Bovendien wordt efficiënter gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte en worden de voorzieningen ondergebracht in nieuwbouw die zal voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit. Veel van deze eisen zijn te relateren duurzaamheidsheidsdoeleinden zoals het beperken van energieverbruik (isolatie, gasloos bouwen). Tenslotte wordt ook voorzien in voldoende waterberging als gevolg van de toename van verharding in het plangebied.
In het raadsbesluit van 6 maart 2018, waarin onder andere is besloten om te kiezen voor nieuwbouw, is een motie aangenomen waarmee de ambitie is uitgesproken om voor de nieuwbouw uit te gaan van het hoogste duurzaamheidsambitieniveau, zijnde niveau A. Dit is een opgave die bij de uitwerking van de bouwplannen wordt betrokken. BENG is de minimale norm.
3.3.2 Speerpuntennota 2017 - 2018, Wmo, Jeugd, Participatie & Gezondheid
In de speerpuntennota gaat de gemeente uit van 'positieve gezondheid'. De uitgangspunten van positieve gezondheid zijn in de Achterhoek breed onderschreven, samen met partners zoals de GGD, zorginstellingen etc. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Er zijn zes dimensies of pijlers van positieve gezondheid (Lichaamsfuncties, Mentaal Welbevinden, Zingeving, Kwaliteit van Leven, Sociaal Maatschappelijk Participeren en het Dagelijks Functioneren). Elk met zijn eigen indicatoren (of determinanten). Centraal staat de eigen beoordeling van de persoonlijke situatie en wat iemand daaraan zou willen veranderen.
Het onderwijs raakt meerde pijlers van positieve gezondheid. Samen met de Oost Achterhoekse gemeenten is de gemeente Oost Gelre al gestart met integrale onderwijszorgarrangementen voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. In 2016 is er een werkgroep gestart om een soortgelijke werkwijze te ontwikkelen voor jongeren die uitstromen uit het voortgezet onderwijs. Op het gebied van participatie onderhoudt de gemeente nauwe contacten met het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zodat jongeren die van deze scholen komen maximaal ondersteund kunnen worden bij het vinden van werk en het participeren in de samenleving.
Toetsing
Het IEKC draagt bij aan de doelstellingen voor een positieve gezondheid zoals neergelegd in de speerpuntennota. Enerzijds vanwege de bundeling van krachten en samenwerking van verschillende partijen op één locatie (zie paragraaf 2.2 voor meer informatie) en anderzijds doordat dit zal gebeuren in een nieuw gebouw met doorgaans aangenamere faciliteiten (meer comfort binnen, ict-voorzieningen etc) dan op in het huidige verouderd onderwijsgebouw in het plangebied.
Hoofdstuk 4 Planologische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de planologische uitvoerbaarheid en komen de diverse milieu- en overige aspecten aan de orde.
4.1 Milieueffectrapportage
Algemeen
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r.
De milieueffectrapportage is bij heel veel projecten aan de orde, aangezien die zijn te kwalificeren als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen', zoals genoemd in het Besluit m.e.r.. Hieraan moet dan aandacht worden besteed. Gezien de aard en schaal van het plan is dan wel op voorhand geen sprake van een overschrijding van de gestelde drempelwaarden. Dit betekent dat een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig is.
Toetsing
Onderhavig plan betreft een activiteit zoals genoemd in D.11.2 van het Besluit m.e.r. (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar blijft ver onder de gegeven drempelwaarde wat betreft zowel de drempelwaarde voor de oppervlakte (100 hectare of meer) als de bedrijfsvloeroppervlakte (200.000 m2 of meer).
Het plan is verder qua aard en omvang zeer kleinschalig te noemen. Het gaat om een bebouwde locatie die tot op heden in gebruik is, waarbij de bebouwing wordt gesloopt en nieuwbouw wordt gerealiseerd ten behoeve van dezelfde maatschappelijke functie. Bij de nieuwbouw neemt de bebouwde oppervlakte zoals toegestaan in dit bestemmingsplan gering toe. Op grond hiervan zijn de milieueffecten als nihil ingeschat en is geen verdere beoordeling in het kader van het Besluit m.e.r. uitgevoerd.
Conclusie
Voor het plan wordt geen milieueffectrapportage of een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld.
4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Algemeen
Op 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 lid 2 Bro vastgelegd en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. |
Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Wat onder 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan is in het Bro opgenomen en verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onder 'bestaand stedelijk gebied' verstaat het Bro een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Toetsing
De planologische ontwikkeling voorziet in een, gezien de geldende bestemming, beperkte toename van de bouwmogelijkheden en een beperkte uitbreiding van de toegestane functies. De extra bouwmogelijkheden en functies zijn niet van dien aard en substantiële omvang dat kan worden gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder is voor deze ontwikkeling niet van toepassing. Dit betekent niet dat een onderbouwing van de behoefte aan het nieuwe plan daarmee vervalt.
Wat betreft de behoefte wordt gesteld dat sprake is van een concrete behoefte aan deze ontwikkeling. Diverse bestaande partijen, welke nu nog gehuisvest zijn op verschillende en afzonderlijke locaties, hebben het initiatief genomen om de bebouwde voorzieningen op één locatie te bundelen. De beoogde samenwerking op verschillende gebieden (inhoudelijk, facilitair etc) maken de behoefte aan de bundeling van voorzieningen in het plangebied nog concreter. Tenslotte wordt met de bundeling van de voorzieningen ingespeeld op de verwachte daling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs, maar ook in het voortgezet onderwijs.
Conclusie
Er is een concrete behoefte aan de beoogde ontwikkeling.
4.3 Milieuaspecten
4.3.1 Bodem
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk..
Onderzoek
Voor de planontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd4. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Uit het bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
- de aangetroffen licht verhoogde gehalten in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
- de aangetroffen matig verhoogde gehalten in de grond aan zink en het sterk verhoogde gehalten aan PAK en zink overschrijden de waarde voor nader onderzoek.
- de hypothese “Deellocatie A kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd” wordt verworpen.
- de hypothese “Deellocatie B kan op basis van het vooronderzoek als een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting worden beschouwd” wordt verworpen.
- de hypothese “Deellocatie C kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd” wordt verworpen.
Op basis van de matig verhoogde gehalten zink en de sterk verhoogde gehalten PAK welke zijn aangetroffen ter plaatse van respectievelijk boringen 1 en 31 dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aard en omvang van de verontreinigingen. Hierbij dient bepaald te worden of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (meer dan 25 m3 verontreinigde grond). Dit betekent dat de verontreiniging in zowel het horizontale als in het verticale vlak afgeperkt moet worden middels een aantal aanvullende boringen. Indien blijkt dat sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging, moet worden bepaald worden of sprake is van een spoed eisend geval. Op basis hiervan hier van kan worden bepaald of eventuele saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Verder moet worden vastgesteld of de verontreinigende stoffen vóór of na 1987 in de bodem zijn gekomen. Vóór 1987 betreft een 'historische geval van bodemverontreiniging', na 1987 betreft een 'nieuw geval van bodemverontreiniging' en gelden strengere regels.
Conclusie
In een latere fase van de procedure wordt verslag gedaan van het nader onderzoek.
- 4. Verkennend bodemonderzoek Varsseveldseweg 47, Rouwmaat, 25 september 2018, nummer MT-18390.
4.3.2 Bedrijven en milieuzonering
Algemeen
Bij het realiseren van een ruimtelijke ontwikkeling dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe functie gerealiseerd wordt. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking)
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking)
Toetsing
Vraag 1
Onderhavig plan betreft een maatschappelijke functie die kan zorgen voor hinder op de omgeving, zeker aangezien de locatie wordt omringd door hindergevoelige functies (woningen). Voor de afstand tussen hindergevende functies en gevoelige functies kan
in eerste instantie worden uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de publicatie 'Bedrijven & Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Op basis van een categorie-indeling van bedrijfstypen worden hierin richtafstanden gegeven voor diverse milieuaspecten, onder andere voor 'geluid'. Indien deze richtafstanden in acht worden genomen, kan gesteld worden dat ter plaatse van woningen van derden sprake is van een (akoestisch gezien) acceptabel woon- en leefklimaat. Bij het stellen van de richtafstanden wordt in de genoemde publicatie onderscheid gemaakt in twee gebiedstyperingen, te weten een 'rustige woonwijk met weinig verkeer' en een 'gemengd gebied'. Indien sprake is van een gemengd gebied, kunnen de richtafstanden in algemene zin met één afstandsstap worden gereduceerd. De richtafstand wordt gemeten tussen de grens van het bestemmingsvlak en de gevel van een gebouw waarbinnen een gevoelige functie is ondergebracht. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele vergunningvrije gebouwen die bij de gevoelige functie mogelijk zijn.
Het gebied rond het IEKC kan, worden beschouwd als zijnde gemengd gebied door de ligging aan de ontsluitingsweg de Varsseveldseweg en de aanwezigheid van kantoren en bedrijven aan de Varsseveldseweg.
Scholen en kinderopvang zijn de beoogde functies met de grootst aanbevolen richtafstand (groter dan de daaraan gerelateerde zorgfuncties). Op basis van de VNG-publicatie 'wordt een afstand van 10 m aanbevolen. Ook voor het gebruik als speelterrein door de maatschappelijke functies in het bestemmingsvlak Groen in het zuiden van het plangebied is uitgegaan van categorie 2 (met aanbevolen richtafstand van 10 m).
Binnen de aanbevolen richtafstand van 10 m vanaf het bestemmingsvlak Maatschappelijk en het aanduidingsvlak 'speelveld' bevinden zich geen gevoelige functies. Er is echter wel sprake van nabijgelegen functies.. Er is daarom onderzoek gedaan om de geluidsbelasting van het plan op de omgeving in beeld te brengen5. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Navolgend zijn de resultaten kort beschreven.
In het akoestisch onderzoek zijn de twee modellen uit de stedenbouwkundige schets onderzocht. Uiteindelijk is voor het model 'nieuwbouw' gekozen (zie paragraaf 2.2 voor meer informatie over de stedenbouwkundige schets). De onderzoeksresultaten zijn alleen beschreven voor dit model.
Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan op de omliggende woningen overal worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor gemengd gebied en het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting wordt met name veroorzaakt door het stemgeluid van de spelende kinderen. Wettelijk gezien behoeft stemgeluid afkomstig van deze speelplaatsen niet in de beoordeling te worden opgenomen. Ondanks dat stemgeluid wel is meegenomen in de beoordeling, is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd gezien het feit dat de geluidbelasting niet meer bedraagt dan 50 dB(A) etmaalwaarde en 70 dB(A) voor het piekgeluidniveau. Ook wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor de indirecte hinder niet overschreden. Gezien de berekende waarden is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
- Aangezien bij toetsing aan het Activiteitenbesluit stemgeluid is uitgesloten van toetsing kan worden gesteld dat het project wettelijk inpasbaar is. Dit geldt voor zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, het maximale geluidniveau als de indirecte hinder. Bij het model voor nieuwbouw vindt het buitenspelen slechts aan twee zijden plaats en dan ook alleen gedurende een beperkt deel van de dagperiode. Dit betekent dat twee andere zijden gevrijwaard blijven van het geluid van spelende kinderen dichtbij. Op grond hiervan is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Vraag 2
Onderhavig plan betreft de realisatie van een maatschappelijke functie. Deze functie is beperkt hindergevoelig voor omliggende functies. Echter, in de directe omgeving zijn uitsluitend woningen aanwezig. De verderop gelegen hindergevende functies hebben, uitgaande van de VNG-publicatie, geen indicatieve hindercontour in het plangebied.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
- 5. Akoestisch onderzoek industrielawaai IEKC, SAB, 16 november 2017, nummer 170209.
4.3.3 Akoestiek
Algemeen
De Wet geluidhinder regelt de mate waarin geluid bepaalde functies mag belasten. Indien geluidgevoelige functies worden toegestaan binnen de onderzoekzone van een weg of spoorlijn, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen en spoorwegen. Wonen is bijvoorbeeld een geluidgevoelige functie. De geluidbelasting op woningen mag in principe de 48 dB niet overschrijden. Wegen met een 30 km/u zone zijn formeel uitgezonderd van akoestisch onderzoek.
Als sprake is van de realisatie van een functie die geluidoverlast produceert in de nabijheid van woningen moet worden onderzocht of de geluidhinder op deze hindergevoelige functies aanvaardbaar is. Op basis van het Activiteitenbesluit heeft de gemeente de mogelijkheid een akoestisch onderzoeksrapport te eisen in die gevallen waarin aannemelijk is dat de normen overschreden zullen worden.
Onderzoek
Gevelbelasting gevoelige functie in het plangebied
Door de omgevingsdienst Achterhoek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd6. De rekenresultaten zijn als bijlage opgenomen en hieronder toegelicht.
Gebaseerd op verkeergegevens aangeleverd door de gemeente Oost Gelre heeft de Omgevingsdienst Achterhoek een geluidberekening uitgevoerd (rekenmethode 1) naar de gevelbelasting die IEKC ondervindt van de wegen rondom het gebouw.
Er zijn berekeningen uitgevoerd naar de huidige situatie met een maximum snelheid van 50 km/uur en naar de toekomstige situatie met een snelheid van 30 km/uur.
Bij 50 km/uur is voor de gevels aan de Varsseveldseweg en de Frans ten Boschstraat een hogere waarde procedure nodig, omdat de voorkeurswaarde van 48 dB met hooguit 4 dB wordt overschreden. Er wordt ruim onder de grenswaarde van 63 dB gebleven. Vanwege de hogere gevelbelasting is extra aandacht voor de gevelwering van het gebouw aan de geluidbelaste zijden noodzakelijk om te voldoen aan het maximale geluidniveau van 33 dB in geluidgevoelige ruimten in het gebouw.
Het bouwbesluit vereist een minimale geluidwering van 20 dB en deze moet op de geluidbelaste delen aan de Varsseveldseweg en de Frans ten Boschstraat minimaal 24 dB bedragen.
Bij 30 km/uur is er geen hogere waarde procedure nodig. De gevelbelasting is wel zo hoogt voorkeurswaarde van 48 dB met hooguit 4 dB wordt overschreden. Er wordt ruim onder de grenswaarde van 63 dB gebleven. Vanwege de hogere gevelbelasting is ook in dat geval extra aandacht voor de gevelwering van het gebouw aan de geluidbelasting zijden noodzakelijk om te voldoen aan het maximale geluidniveau van 33 dB in geluidgevoelige ruimten in het gebouw.
De geluidwering moet op de geluidbelaste delen aan de Varsseveldseweg en de Frans ten Boschstraat minimaal 22 dB bedragen.
Reconstructie-effect
Door de omgevingsdienst Achterhoek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd7 om te beoordelen of sprake is van een reconstructie-effect als bedoeld in de Wet geluidhinder. De rekenresultaten zijn als bijlage opgenomen en hieronder toegelicht.
Uit de berekende geluidcontouren blijkt dat de geluidbelasting op de omliggende gevoelige objecten na reconstructie van de Varsseveldseweg afneemt. Er is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Conclusie
Voor het plan is geen ontheffing voor een hogere grenswaarde noodzakelijk, omdat de toekomstige snelheid wordt aangepast naar 30 km/uur.
4.3.4 Luchtkwaliteit
Algemeen
De Wet milieubeheer bevat eisen en regels met betrekking tot luchtkwaliteit die mensen moeten beschermen tegen luchtverontreiniging. Dit zijn onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide). De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke projecten die 'in betekenende mate' (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit of 'gevoelige bestemmingen' binnen onderzoekszones van provinciale- en rijkswegen. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Gevoelige bestemmingen zoals scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het “Besluit gevoelige bestemmingen” extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Of een nieuwe ontwikkeling wel of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging hangt af van diverse factoren waaronder de aard van de beoogde nieuwe functie: woningen, kantoren, (agrarische) bedrijven, detailhandel, scholen, et cetera. De ministeriële regeling NIBM kwantificeert de (N)IBM-grens voor de meeste functies.
Onderzoek
Door de omgevingsdienst Achterhoek is een vooradvies luchtkwaliteit opgesteld8. De overwegingen en conclusie uit het vooradvies zijn hieronder opgenomen.
In de omgeving van de Varssveldseweg 47 is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Het Besluit nibm is niet zondermeer toepasbaar, omdat de ruimtelijke procedure voorziet in de realisatie van een hierin niet opgenomen IEKC. Deze ontwikkeling heeft een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zodat moet worden bezien wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit.
Het verkeer van en naar het IEKC beweegt zich via verschillende straten/wegvakken. Het grootste aantal verkeersbewegingen doet zich daarbij uiteraard voor ter hoogte van de IEKC zelf. Dit aantal is geschat op 496 extra voertuigen per dag. De bijdrage aan de luchtverontreiniging is berekend met de NIBM-tool. Hierbij is uitgegaan van 1% vrachtverkeer (voor bevoorrading en afvoer).
Uit de berekening met NIBM-tool volgt dat de maximale extra bijdrage nog ver onder de NIBM-grens zit. Het Besluit nibm is daarom toch toepasbaar en aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
Bovenstaande berekening levert overigens een overschatting op van de daadwerkelijke toename aan NO2 en PM10. Bij het aantal van 496 voertuigbewegingen gaat het namelijk om de totale verkeersgeneratie van het IEKC, terwijl eigenlijk alleen het effect van het extra verkeer in beeld hoeft te worden gebracht. Dat betekent concreet dat de voertuigbewegingen die samenhingen met de school mogen worden afgetrokken van het opgegeven aantal voertuigbewegingen voor het IEKC. Het is niet bekend hoeveel voertuigbewegingen dat scheelt, maar het betekent wel dat bovenstaande waarden in de praktijk lager uitvallen.
De ruimtelijke procedure voorziet in de ontwikkeling van een gevoelige bestemming. De locatie ligt echter op een afstand van:
- meer dan 300 meter van een rijksweg;
- meer dan 50 meter van een provinciale weg.
Ook om deze reden is geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.
Conclusie
De ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.
- 8. Vooradvies luchtkwaliteit IEKC Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde, Omgevingsdienst Achterhoek, 25 april 2018, zaaknummer 2018EA0359.
4.3.5 Externe veiligheid
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Bij de beoordeling van externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening worden twee soorten risico's onderscheiden; plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt als een kans per jaar en wordt verbeeld in een contour van 10-6 per jaar. Het risico op een plaats buiten een inrichting of langs een transportas voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transportas, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor inrichtingen geldt dat binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour geen kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour als richtwaarde. Voor het transport van gevaarlijke stoffen geldt de 10-6 per jaar PR-contour voor nieuwe situaties voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Voor de bestaande situaties geldt de 10-5 per jaar PR-contour als grenswaarde en de 10-6 per jaar PR-contour als een streefwaarde voor (beperkt) kwetsbare objecten.
Bij het groepsrisico is het niet een vaste norm (contour) die bepalend is. Bij het groepsrisico gaat het om de cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transportas, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor het groepsrisico bestaat geen wettelijke norm waaraan getoetst wordt. In plaats daarvan wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Een beschouwing van het bevoegde gezag ten aanzien van deze kwantitatieve waarde is een van de elementen uit de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Binnen deze verantwoording kan het bevoegd gezag van deze waarde afwijken. Er bestaat een oriëntatiewaarde voor inrichtingen en een oriëntatiewaarde voor transport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten de inrichtingsgrens van de betreffende Bevi-inrichting. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden.
Het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water is op 1 april 2015 in werking getreden. In het Basisnet wordt een afweging gemaakt tussen ruimtelijke, vervoers- en veiligheidsbelangen. Om het Basisnet te verankeren is het besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) vastgesteld en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) aangepast.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de eisen opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico en verantwoording van groepsrisico, ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook met aanlegvergunningenstelsel.
Het aspect externe veiligheid vormt een onderdeel van de toetsing die bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden uitgevoerd om aan te tonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast moet onder meer vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen afgewogen worden of het aanvaardbaar is om het initiatief op de betreffende locatie te realiseren.
Onderzoek
Door de omgevingsdienst Achterhoek is een vooradvies externe veiligheid opgesteld9. De overwegingen en conclusie uit het vooradvies zijn hieronder opgenomen.
De realisatie van het IEKC wordt gezien als realisatie van een kwetsbaar object. Het onderwerp externe veiligheid is derhalve relevant voor dit planinitiatief. In het vooradvies wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
- Voor inrichtingen (bedrijven) is getoetst aan het besluit Externe veiligheid inrichtingen, de bijbehorende regeling en de circulaire effectafstanden LPG;
- Voor transportroutes over weg, water en spoor is getoetst aan het Besluit externe veiligheid transportroutes;
- Voor buisleidingen is getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
- Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Oost Gelre (uit 2008).
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid (zie navolgende afbeelding) is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief. De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart.
Zoals op de signaleringskaart is te zien, vallen er geen plaatsgebonden- of groepsrisico contouren over het plangebied.
Uitsnede signaleringskaart
Inrichtingen
In de directe omgeving van de locatie Varsseveldseweg 47 te Lichtenvoorde bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de locatie Varsseveldseweg 47 te Lichtenvoorde bevinden zich geen hoge druk aardgasleidingen.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico's
In de directe omgeving van de locatie Varsseveldseweg 47 te Lichtenvoorde bevinden zich geen transporten met gevaarlijke stoffen op weg, spoor en water plaats waarvan het invloedsgebied over het planinitiatief valt.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van:
- bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen;
- wegen waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- ondergrondse buisleidingen waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Doordat er geen risicobronnen in de directe omgeving aanwezig zijn, is verdere advisering voor het onderwerp externe veiligheid voor dit planinitiatief niet noodzakelijk.
- 9. Vooradvies externe veiligheid IEKC Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde, Omgevingsdienst Achterhoek, 8 mei 2018, zaaknummer 2018EA0359.
4.4 Water
Algemeen
In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'. In de waterparagraaf in de toelichting moeten de resultaten van deze toets worden opgenomen, waaronder het wateradvies van de waterbeheerder.
Onderzoek
Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. Het waterschap laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en hoe de samenwerking met de partners gaat. Vanuit die omgevingsverkenning is het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:
- Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water;
- Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water;
- Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water;
- Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater;
- Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel : Vaarwegbeheer.
Voor de watertoets is de toetstabel van het waterschap ingevuld.
In bovenstaande tabel is alleen het thema 'wateroverlast' met 'ja' als resultaat ingevuld. Een nadere toelichting op dit thema volgt hieronder. Een nadere toelichting op de andere thema's is hier niet nodig.
'Wateroverlast'
Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Op basis van de planologische mogelijkheden van dit bestemmingsplan in vergelijking met de feitelijk aanwezige bestaande bebouwing en verharding is sprake van een toename van de verharding. Dit komt enerzijds doordat de bouwmogelijkheden voor het oppervlak binnen de bestemming Maatschappelijk worden vergroot en tevens gronden worden ingericht voor het parkeren en anderzijds doordat binnen de bestemming Groen een deel kan worden ingericht voor het parkeren en de ontsluiting daarvan.
Omgaan met hemelwater
Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het openbaar vuilwaterriool, maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. De gebiedsontwikkelaar geeft in een waterhuishoudkundig plan – mede op basis van geohydrologisch onderzoek – aan op welke doelmatige wijze invulling wordt gegeven aan deze trits.
Uitgangspunten
Het hemelwater wordt binnen het plangebied geborgen en zo mogelijk geïnfiltreerd. Gedoseerde afvoer (maximaal landelijke afvoer van 0,8 l/s/ha) vindt in principe bovengronds plaats naar het openbaar toekomstige hemelwaterriool in het omliggend gebied. Het hemelwaterriool loost in het oppervlaktewater van Flierbeek.
Het betreft hier een ontwikkeling “grijs voor grijs” zodat voor de bergingsberekening moet worden uitgegaan van een bui T= 10 + 10 % klimaattoeslag. De bergingsopgave is daarbij 40 mm gerekend over het totale toekomstige verhard oppervlak.
Indien in het gebied sprake is van een goede doorlatendheid mag gerekend worden met infiltratieverliezen tijdens de bui. Daarnaast mag bij bui 100+10% geen wateroverlast opleveren (berging tot aan maaiveld).
Conclusie
Deze waterparagraaf is afgestemd met het waterschap. In het plangebied is voldoende ruimte om de bergingsopgave te realiseren.
4.5 Ecologie
Algemeen
De bescherming van plant- en diersoorten alsmede de bescherming van bepaalde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Daarnaast is de gebiedsbescherming vastgelegd in provinciale verordeningen, waaronder de bescherming van Natuurnetwerk Nederland. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden nagegaan of als gevolg van de ontwikkeling sprake is van overtreding van de geldende natuurwet- en regelgeving. Hierbij moet worden aangetoond dat van een negatief effect op beschermde natuurgebieden en -soorten geen sprake is of dat daarvoor een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
Onderzoek
Quick scan
Voor de planontwikkeling is een quick scan10 uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de mogelijk aanwezige beschermde soorten in en om het plangebied en de gevolgen van het plan voor beschermde natuurgebieden. De quick scan is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Navolgend zijn de resultaten kort beschreven:
- Gebiedsbescherming: het Natura 2000-gebied Korenburgerveen ligt in de buurt van het plangebied. Met de geplande ruimtelijke ontwikkeling is een toename in stikstofuitstoot in het plangebied te verwachten. Door de grote afstand tot het gebied is echter uit te sluiten dat de beoogde ontwikkeling in het plangebied een negatieve invloed op de kernkwaliteiten of instandhoudingdoelstellingen in gebied zal hebben. Nader onderzoek in de vorm van een voortoets Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
- Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland. De voorgenomen ingreep zal geen effect op de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Natuurnetwerk hebben. De bescherming van het Gelders Natuurnetwerk staat de uitvoering van het plan niet in de weg. In de omgeving van het plangebied liggen geen weidevogelgebieden en geen rustgebieden voor winterganzen.
- Soortenbescherming: volgens de verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna komen de beschermde soorten als eekhoorn, steenmarter, verschillende vleermuizen en enkele vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten in de omgeving van het plangebied voor. Door het uitgevoerde veldbezoek in het plangebied is duidelijk geworden dat enkele essentiële elementen van beschermde diersoorten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het betreft verblijfplaatsen van vleermuizen, vleermuizenfoerageergebied en leefgebied van de eekhoorn. Om uitsluitsel te krijgen over de aan- of afwezigheid van deze soorten dient nader soortgericht onderzoek uitgevoerd te worden.
Nader onderzoek
Op grond van de bevindingen uit de quick scan is een nader onderzoek11 uitgevoerd naar verblijfplaatsen van vleermuizen, vleermuizenfoerageergebied en het leefgebied van de eekhoorn. Het nader onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Navolgend zijn de resultaten kort beschreven.
In het plangebied zijn twee eekhoornnesten in de bomen aanwezig. De bomen met eekhoornnesten worden naar alle waarschijnlijkheid gekapt. De bomen rondom het plangebied worden door de eekhoorn als leef- en foerageergebied gebruikt. Eekhoorns zijn jaarrond in het territorium aanwezig. Voor deze zoogdiersoort is mogelijk sprake van het verdwijnen van essentieel leefgebied.
Er is een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aanwezig in het schoolgebouw. Met de geplande werkzaamheden gaat de paarverblijfplaats verloren. De bomenrijen langs de Meidoornstraat en een deel van de Varsseveldseweg zijn essentieel voor het functioneren van deze verblijfplaats. Daarnaast zijn de bomenrijen langs de Meidoornstraat een deel van de Pastoor Sandersstraat essentieel voor het functioneren van een tweede paarverblijfplaats die net buiten het plangebied is gelegen. Het gehele plangebied is essentieel voor een groot aantal vleermuizen die het plangebied enkel als foerageergebied gebruiken. Gezien de aanwezigheid van een paarverblijfplaats kan niet worden uitgesloten dat de gewone dwergvleermuis ook in de winter gebruik maakt van de verblijfplaats. Binnen het plangebied zijn geen andere verblijfplaatsen of vliegroutes vastgesteld. Wel is er essentieel foerageergebied aanwezig.
Wanneer de nesten van de eekhoorn, de paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en een significant deel van de bomen worden gekapt, is er sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming.
Om de toekomstige werkzaamheden toch door te laten gaan is daarom een ontheffing Wet natuurbescherming nodig in combinatie met het treffen van mitigerende maatregelen. Daarnaast dient te allen tijde rekening gehouden te worden met broedende vogels en de zorgplicht.
Conclusie
Voor het project zal een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd en zullen de mitigerende maatrelen worden getroffen. Gezien de aangetroffen soorten en de te treffen mitigerende maatregelen wordt een ontheffing op voorhand verleenbaar geacht.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.6.1 Archeologie
Algemeen
Bij een ruimtelijk plan moet, conform de Erfgoedwet, rekening worden gehouden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidsadvieskaart
De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Uitsnede uit archeologische beleidsadvieskaart (plangebied t.h.v. de zwarte ster)
Voor onderhavig plangebied geldt een middelmatige archeologische verwachtingswaarde. Bij bouwplannen groter dan 100 m2 is vooraf archeologisch onderzoek nodig. Bij onderhavige ontwikkeling is dit ruimschoots het geval. Om die reden is een verkennend archeologisch onderzoek nodig.
Onderzoek
Er is een verkennend archeologisch onderzoek12 uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied diep verstoord blijkt te zijn. De kans is daarom klein dat een intacte archeologische vindplaats op de planlocatie aanwezig is. Hierdoor is een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Indien bij graafwerkzaamheden geldt ten allen tijde een meldplicht: degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Conclusie
Het aspect archeologie geeft geen kaders voor het bestemmingsplan en vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
- 12. Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek), RAAP, 3 augustus 2018, RAAP-RAPPORT 3463.
4.6.2 Cultuurhistorie
Algemeen
In het kader van het Rijksbeleid Modernisering van de Monumentenzorg is het sinds 1 januari 2012 wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met cultuurhistorie. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt hiervoor de wettelijke basis. De ruimtelijke ordening krijgt zo een uitgesproken rol met betrekking tot het in stand houden/verbeteren van cultuurhistorische waarden.
Onderzoek
St. Ludgerusschool
Beschrijving
Het eerste ontwerp voor de Sint Ludgerusschool, werd in 1955 gemaakt door de Nijmeegse architect Charles H.B. Estourgie. De school is gebouwd als een variant op het type gangschool met kenmerken van de 'shakehands' stijl, een combinatie van tradionalistische en functionalistische elementen. Ook de plattegrond met de aparte meisjes en jongensvleugel is typerend voor de wederopbouwperiode waaruit de school stamt. Daarnaast valt de school op door de zorgvuldig gedetailleerde gevels en door de fraaie reeks kunstwerken van de hand van de kunstenaar Joop Kruip.
De school is gelegen op een ruim perceel en wordt omgeven door een ruime groenaanleg, wederom kenmerkend voor de scholenbouw in de wederopbouwjaren. Het perceel is opgedeeld in drie delen. Gedurende de jaren voor de uitbouw waren deze delen ingevuld als: school, sportvelden en speeltuin. De structuur is nog steeds zichtbaar.
Bouwhistorische waardering
Hiernaast zijn de plattegronden uit het rapport aangeduid die de cultuurhistorische waardering van de omgeving, de jaren '50 en jaren '70 bebouwing zijn weergegeven. Het ensemble van de jaren '50 bebouwing met het meeontworpen voorterrein en speelplein heeft een hoge bouwhistorische waarde.
Bijzonder karakteristiek zijn de vrije ligging in het groen, de ruimte om de bebouwing en het paviljoenachtige karakter.
De invulling van het speelplein dateert uit de jaren '70 en heeft een positieve waardering. De groenaanleg tussen de van Reedestraat en Varsseveldseweg dateert van dezelfde periode en heeft ook een hoge waardering.
Het jaren '70 deel heeft een positieve waarde. Binnen deze positieve waardering heeft de aula de hoogste waarde, omdat de paviljoenstructuur hier is doorgezet (gangstructuur, kolommen etc.). De vleugel met lokalen is een kopie van de oorspronkelijke jongensvleugel en heeft dan ook een positieve waardering. De gymzaal heeft een indifferente waarde.
Notitie Gelders Genootschap
In opdracht van de gemeente Oost-Gelre heeft het Gelders Genootschap een dynamische waardestelling inclusief duurzaamheidsscan opgesteld van de St. Ludgerusschool13. In deze waardestelling zijn de mogelijkheden en kansen van de wederopbouwschool in beeld gebracht. Het Gelders Genootschap concludeert in de rapportage 'Sint Ludgerusschool te Lichtenvoorde; herbestemming of Sloop?' dat op grond van de architectonische, stedenbouwkundige en historische criteria, gaafheid en zeldzaamheid het oudste, uit de jaren 1955-1957 daterende deel, inclusief de groenaanleg, in aanmerking cultuurhistorische waarden vertegenwoordigd.
Afweging
In het raadsbesluit van 6 maart 2018, waarin onder andere is besloten om te kiezen voor nieuwbouw, is overwogen dat het Gelders Genootschap voornamelijk waarde toekent aan het jaren '50 deel van de St. Ludgerusschool. Onderzoek heeft uitgewezen dat het technisch mogelijk is om het historisch deel (jaren '50 deel) van de huidige St. Ludgerusschool te behouden en valt in te passen. Inpassing geeft echter te weinig mogelijkheden voor binding tussen de doelgroepen en heeft tevens een hoog inpassingsverlies. Daarom is gekozen voor nieuwbouw in plaats van behoud van cultuurhistorisch waardevolle delen van de bestaande bebouwing.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie geeft geen concrete kaders voor dit bestemmingsplan.
- 13. Rapportage Sint Ludgerusschool te Lichtenvoorde; 'herbestemming op sloop?', Gelders Genootschap, 26 juli 2017.
4.7 Verkeer En Parkeren
4.7.1 Verkeer
Algemeen
In het IEKC komen een aantal bestaande scholen en daaraan gerelateerde zorginstellingen samen. De kinderen die op het IEKC les krijgen zijn uit een groot deel van Lichtenvoorde te verwachten. Hier is in de organisatie van auto- en fietsverkeer rekening mee gehouden. Daarnaast zijn er taxibussen uit de regio te verwachten die kinderen voor speciaal onderwijs vervoeren.
Onderzoek
Uitgangspunten verkeer
Een goede verkeersafwikkeling van de verschillende verkeersstromen is van groot belang voor het IEKC. Het IEKC krijgt te maken met medewerkers die per fiets of auto naar het IEKC komen, kinderen die te voet of per fiets komen of met de auto worden gebracht en gehaald door hun ouders/verzorgers. Daarnaast zullen ook veel kinderen per taxibus vanuit de regio naar het IEKC komen.
Gedurende het ontwerpproces is gebleken dat er verkeersonderzoek nodig was. Dit mede, omdat een goede afwikkeling van het verkeer voor de omwonenden heel erg belangrijk is. Daarom is onderzoek gedaan naar de gewenste ontsluitingsstructuur rondom het IEKC14. Het onderzoek is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samenvattend beschreven.
Het belangrijkste uitgangspunt voor de ontsluiting is dat de verschillende verkeerstromen zo veel mogelijk gescheiden moeten worden.
Varsseveldseweg met middengeleider
De Varsseveldseweg krijgt een middengeleider. Door deze middenberm ervaren automobilisten dat ze bij het IEKC zijn en werkt attentieverhogend.
Er ontstaat tevens de mogelijkheid voor een veilige oversteekplaats waarin je in de middenberm kunt wachten voor je de andere rijbaan oversteekt.
Ook voorkomt de middengeleider dat op ongewenste plekken automobilisten linksaf kunnen slaan. Bovendien kan de Kiss & Ride zo direct vanaf de Varsseveldseweg ontsloten worden via een parallelweg. Auto's die bij het IEKC moeten zijn, worden zo veel mogelijk gedwongen via de Varsseveldseweg te rijden en niet door de woonstraten.
Frans ten Boschstraat: fietsvriendelijke straat
De Frans ten Boschstraat is nu al een belangrijke fietsroute richting scholengemeenschap Marianum. Door de middengeleider wordt de oversteek naar de Van Raesfeltstraat een stuk veiliger. Het fietsverkeer en voetgangers benaderen het IEKC dan ook vanaf de Frans ten Boschstraat. Deze straat dient een fietsvriendelijke inrichting te krijgen.
Meidoornstraat; autoverkeer medewerkers en taxibusjes
Medewerkers en taxibusjes moeten het IEKC ook goed kunnen bereiken. Menging met de hierboven genoemde verkeersstromen is ongewenst. Daarom ligt het voor de hand om de taxibusjes en autoparkeerplaatsen voor medewerkers te ontsluiten vanaf de Meidoornstraat. Zo blijven alle verkeersstromen gescheiden en ontstaat er een veilige ontsluitingsstructuur die het minste overlast veroorzaakt voor de buurt en omwonenden.
- 14. Ontsluiting IEKC Lichtenvoorde, BVA verkeersadviezen, 9 oktober 2017.
4.7.2 Parkeren
Er is op basis van de geldende Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre een berekening van de parkeerbehoefte opgesteld door de gemeente. De berekening is op de navolgende afbeelding weergegeven.
Overzicht berekening parkeerbehoefte auto's
Er is conform de berekening behoefte aan circa 46 autoparkeerplaatsen voor medewerkers van het IEKC. Daarnaast is behoefte aan circa 28 plekken voor Kiss & Ride om kinderen te halen en te brengen.
Op basis van gegevens van de huidige instellingen wordt uitgegaan van circa 15-20 taxibussen. Met name in de middag staan alle taxibussen tegelijk te wachten tot de school uitgaat en dient er daarom voldoende opstelruimte voor de taxibussen aanwezig te zijn. Het plangebied biedt hiervoor de ruimte. Hieraan zal concreet worden getoetst bij de aanvraag om omgevingsvergunning.
De behoefte aan stalling voor fietsen is eveneens berekend. Er wordt uitgegaan van circa 180 fietsparkeerplaatsen, waarvan circa 30 fietsparkeerplaatsen voor medewerkers. De berekening is weergegeven op de navolgende afbeelding.
Overzicht berekening parkeerbehoefte fietsen
Schouw schoollocaties Lichtenvoorde
In het IEKAC gebouw worden in totaal 450 leerlingen ondergebracht. Dit is een toename ten opzichte van het huidige aantal dat op deze locatie nu naar school gaat. De toename van het aantal leerlingen zal zorgen voor een grotere verkeersgeneratie. Om inzichtelijke te hebben hoeveel parkeerplaatsen en Kiss & Ride-plaatsen opgenomen moeten worden is door BonoTraffincs bv een schouw uitgevoerd waarin is gekeken naar de verkeerssituatie van de vier scholen die ondergebracht gaan worden in het IEKC gebouw. Er is voornamelijk gekeken naar de spitsmomenten van de dag. Bij de schouw is in beeld gebracht wat de verkeersgeneratie is van zowel het gemotoriseerde verkeer als het fietsverkeer. In bijlage 11 van deze toelichting is het memo opgenomen met de resultaten.
Facet bestemmingsplan parkeren
In het facetbestemmingsplan zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen en is bepaald dat deze doorwerken in de reeds vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre. Voorliggend bestemmingsplan is niet opgenomen in het facet bestemmingsplan parkeren. Daarom is in de regels artikel 4 van het facetbestemmingsplan opgenomen. In het artikel wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota van de gemeente Oost Gelre of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Plansystematiek
Hieronder wordt ingegaan op de functie van de verbeelding en de regels.
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen wordt beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen. Tevens wordt een aantal begrippen op basis van de Wabo opgenomen.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
De voor dit plan relevante onderdelen zijn hieronder kort toegelicht.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt voor de gronden met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie een omgevingsvergunningplicht.
5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen
Bestemming Groen
De bestemming Groen wordt gelegd op het groen in het plangebied dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur, op basis van de groenstructuurkaart, en op grotere groenelementen. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ook paden, water, recreatieve voorzieningen, bruggen en speelvoorzieningen mogelijk. De speeltuin is eveneens opgenomen binnen deze bestemming, waar het gebouw op de verbeelding een bouwvlak heeft gekregen. Een del van de gronden met deze bestemming, ter hoogte van de speeltuin, mag ook worden gebruikt als speelterrein ten dienste van de aangrenzende maatschappelijke bestemming. Dit gebied is aangegeven met de functieaanduiding 'speelterrein'. Tenslotte is een gebied aangeduid waar tevens parkeren ten dienste van de maatschappelijke bestemming en de binnen de groenbestemming toegestane functies mag plaatsvinden.
Bestemming Maatschappelijk
De maatschappelijke functies in het plan worden voorzien van een maatschappelijke bestemming waarbij categorie 'onderwijs' (waaronder kinderopvang en speelotheek), is aangeduid.
Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 6.750 m2. Het bebouwingspercentage is 60%. Met dit bebouwingspercentage mag op de begane grond een oppervlak van 4.050 m2 worden gerealiseerd. Het programma voorziet op dit moment in circa 3.000 m2 op de begane grond. Het bebouwingspercentage biedt nog enige flexibiliteit. De bouwhoogte van 10 m is eveneens uit het geldende bestemmingsplan overgenomen en sluit aan op de met het schetsontwerp beoogde aantal bouwlagen.
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied
De Varsseveldseweg ter hoogte van het plangebied wordt opgenomen binnen deze bestemming, omdat een aanpassing van deze weg nodig is. Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Nutsvoorzieningen zijn mogelijk tot een maximum van 25 m2. Ook kleinschalig groen valt onder de verkeersbestemming.
Bestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
Deze dubbelbestemming is opgenomen in verband met de archeologische beleidskaart. Op basis van het archeologisch onderzoek kan worden overwogen om deze dubbelbestemming te laten vervallen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarbij een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt en waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze kosten moeten worden verhaald op de initiatiefnemer of de ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld (artikel 6.12 Wro).
Voorliggend plan wordt gemeentelijk initiatief gerealiseerd. De kosten die gepaard gaan met het plan en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het plangebied zijn in de gemeentelijke begroting opgenomen. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond. Het opstellen van een exploitatieplan is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet aan de orde.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Voorbereiding en tervisielegging
Bij de informele voorbereiding van het stedenbouwkundig plan zijn op enkele openbare informatieavonden de plannen aan omwonenden en andere belangstellenden nader toegelicht.
Op 15 oktober 2018 heeft in de avonduren in het gemeentehuis van Lichtenvoorde tevens een uitleg plaatsgevonden ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan die is gepresenteerd en is uitgelegd aan de beginspraakgroep zoals geformeerd uit direct belanghebbenden van het beoogde plangebied aan de Varsseveldseweg 47 te Lichtenvoorde. Tijdens de avond is aangegeven dat er tot en met 29 oktober 2018 een reactie en/of op- en/of aanmerkingen kon worden gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan voor het IEKC. Van deze gelegenheid heeft een viertal mensen gebruik gemaakt. De reacties en op- en/of aanmerkingen hebben niet als gevolg gehad dat het ontwerpbestemmingsplan is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan. De reacties zijn in het verslag zoals opgenomen in de bijlagen kort aangegeven.
De formele procedure voor het bestemmingsplan start met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. De tervisielegging wordt vooraf bekendgemaakt op de gemeentepagina. De resultaten van de formele procedure worden in deze paragraaf of in een separate bijlage beschreven.
6.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan wordt het (voor) ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan het Waterschap Rijn en IJssel. Aangezien er geen provinciaal belang aan de orde is, is het plan niet voorgelegd aan de provincie Gelderland, overeenkomstig de brief van GS van 22 oktober 2009, zaaknr. 2009-018420.
In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van de reacties op het voorontwerp bestemmingsplan IEKC Lichtenvoorde. Tijdens de informatie avond van 15 oktober 2018 is aangegeven dat er tot en met 29 oktober 2018 een reactie gegeven kon worden op het voorontwerp. Van deze gelegenheid hebben een viertal mensen gebruik gemaakt. De reacties en op- en/of aanmerkingen hebben niet als gevolg gehad dat het ontwerp bestemmingsplan is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan.
6.2.3 Terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan
In het kader van de herziening van het bestemmingsplan heeft het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegen (overeenkomstig afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht). Binnen deze termijn zijn een drietal zienswijzen ingediend.
De zienswijzen zijn verwoord en beantwoord in een 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen' welke onderdeel uitmaakt van deze herziening. De zienswijzen geven geen aanleiding om de gevraagde herziening van het bestemmingsplan niet vast te stellen.
6.2.4 Vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan
De gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre heeft op 21 mei 2019 het ontwerpbestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde, herziening Varsseveldseweg 47 Lichtenvoorde, gewijzigd vastgesteld. Het vastgestelde bestemmingsplan, NL.IMRO.1586.BPLIC204-VG01, wordt in het kader van de beroepsprocedure wederom voor een periode van zes weken ter inzage gelegd.
Bijlage 1 Berekening Nettovloeroppervlakte
Bijlage 1 berekening nettovloeroppervlakte
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Schetsontwerp
Bijlage 1 Stedenbouwkundig schetsontwerp
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Quick Scan Natuur
Bijlage 6 Nader Onderzoek Wet Natuurbescherming
Bijlage 6 Nader onderzoek Wet natuurbescherming
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek
Bijlage 8 Verkeersonderzoek
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Reconstructie-effect
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek reconstructie-effect
Bijlage 10 Nota Op- En/of Aanmerkingen T.o.v. Voorontwerp Bestemmingsplan
Bijlage 10 Nota op- en/of aanmerkingen t.o.v. voorontwerp bestemmingsplan
Bijlage 11 Memo Schouw Schoollocaties Lichtenvoorde
Bijlage 11 Memo schouw schoollocaties Lichtenvoorde