Herziening Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde en Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 27-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Herziening Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde en Lichtenvoordseweg 85 Groenlo met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPLIC208-VG01 van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden beroep, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.8 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
1.9 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.10 archeologisch deskundige:
de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.11 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.12 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een certificering ex artikel 5.1 Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.13 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.15 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.18 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.20 bestaand:
legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 'Staat van Horecaactiviteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.35 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.36 nettovloeroppervlakte (nvo):
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie Bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte);
1.37 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.38 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf of -voorziening;
1.39 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.40 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.44 twee-aaneen:
bebouwing waarbij twee hoofdgebouwen in één zijdelingse bouwperceelsgrens aaneen zijn gebouwd en aan de andere zijde niet;
1.45 uitbouw:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.46 vloeroppervlakte van een woning:
de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
1.47 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.48 vrijstaand(e) bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de bouwperceelgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.49 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.50 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.51 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.52 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de wijze van afdekking van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ondergrondse afvalcontainers;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.2 Bouwregels
5.3 Verboden gebruik
- a. Het is verboden de gronden binnen het bestemmingsvlak “verkeer-verblijfsgebied” voor verkeersdoeleinden in te richten zonder een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.
- b. Het is verboden gronden binnen het bestemmingsvlak “verkeer-verblijfsgebied” in te richten in afwijking van het door college van burgemeester en wethouders goedgekeurde inrichtingsplan.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- b. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
- c. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, tuinen en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Parkeerregelgeving
In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- b. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- c. afwijken van de regels, als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- 2. de woon- en leefsituatie.
- d. burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
9.2 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
9.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.2 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 9.2 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.2 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.2 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
10.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijken
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde en Lichtenvoordseweg 85 Groenlo'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Aan de Raadhuisstraat te Lichtenvoorde, waar de Raadhuisstraat overgaat in de Zieuwentseweg, ligt de locatie Raadhuishof. De eigenaar van de locatie Raadhuishof is voornemens ter plaatse woningen te ontwikkelen.
Voor de locatie Raadhuishof is in het verleden een vrijstellingsprocedure doorlopen voor de bouw van 13 woningen. Dit plan is niet gerealiseerd. Sinds 2014 is de locatie in eigendom van de huidige eigenaar. In het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde is de oorspronkelijke vrijstelling vertaald in een bestemmingsplan. In overleg met de toenmalige eigenaar zijn dat 10 woningen geworden, op de wijze zoals is opgenomen in het bestemmingsplan. De locatie is later in de gemeentelijke woonvisie op "rood" gezet met als belangrijkste reden dat het plan stedenbouwkundig een matig plan is (het is een te verdicht plan en kort op bestaande tuinen).
Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen met als doel om een beter plan te ontwikkelen voor de locaties Raadhuishof en het naastgelegen horecabedrijf gezamenlijk. Vervolgens is in de raadsvergadering van 6 februari 2018 een motie aangenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad aangegeven dat de kwaliteit van het plan leidend is en prevaleert boven de aantallen wooncontingenten. In dit kader is in het najaar van 2018 een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dat voorzag in een gefaseerde ontwikkeling van zowel de Raadhuishof als het horecabedrijf. Eind 2018 zijn de onderhandelingen met het horecabedrijf echter beëindigd en is het bestemmingsplan niet verder in procedure gebracht.
Inmiddels is de eigenaar van locatie Raadhuishof in overleg met de gemeente tot een aangepast plan gekomen waarbij 8 woningen worden gerealiseerd in plaats van 10. De opzet is ruimer met grotere achtertuinen waardoor een beter woonklimaat ontstaat. Daarnaast wordt de afstand tot omliggende woningen verruimd.
Binnen het geldende bestemmingsplan kunnen op deze locatie maximaal 10 woningen gerealiseerd worden. Het vernieuwde ontwerp voor 8 woningen aan Raadhuisstraat 31-33 past niet in de reeds bestemde bouwvlakken voor de woningen. Om die reden wordt het bestemmingsplan herzien.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Er zijn afspraken gemaakt om de overige twee woningen op de locatie Lichtenvoordseweg 85 te realiseren. Het perceel is gelegen op de hoek van de Lichtenvoordseweg en de Oude Aaltenseweg in Groenlo. Op dit moment heeft het perceel grotendeels een bedrijfsbestemming. Er staat momenteel een voormalig nutsgebouw met een oppervlakte van ongeveer 130 m2. Dit gebouw zal worden gesloopt. De nieuwe vrijstaande woningen zullen gerealiseerd worden binnen bestaande bebouwingslinten.
1.2 Ligging Plangebied
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Het plangebied is gelegen ten noordwesten van het centrum van Lichtenvoorde. Het plangebied ligt op korte afstand van de N18. Het plangebied wordt aan de noordoostzijde omsloten door de Raadhuisstraat en de Zieuwentseweg. Deze twee wegen lopen in elkaar over ter hoogte van de bocht in de weg. Aan de overzijde van deze weg bevindt zich de voetbalvereniging. Ten noordwesten wordt het plangebied afgebakend door een horecavoorziening. Aan de zuidoostelijke en zuidwestelijke zijde grenst het plangebied aan woningen.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
De locatie is gelegen op de hoek Lichtenvoordseweg en Oude Aaltenseweg in Groenlo op de overgang van het stedelijk gebied naar het landelijk gebied. In de bestaande situatie is er erfverharding en bedrijfsbebouwing aanwezig. Daaromheen liggen woningen.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde, vastgesteld op 8 oktober 2013. Het plangebied is voorzien van drie verschillende bestemmingen: Tuin, Verkeer - verblijfsgebied en Wonen. In het plangebied zijn verschillende bouwvlakken aanwezig.
De in het plan bestemde woningen zijn nog niet gerealiseerd. Het vernieuwde ontwerp voor de woningen past niet in de reeds bestemde bouwvlakken voor de woningen. Om die reden wordt het bestemmingsplan herzien.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Deze locatie is deels gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 met bijbehorende reparatieplannen en heeft de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen'. Het overige deel is gelegen in bestemmingsplan Woonwijken Groenlo en heeft de bestemming 'Wonen'. De woningen komen in een bestaand bebouwingslint te liggen en worden daarom in dit bestemmingsplan beoordeeld en bestemd volgens de systematiek van het bestemmingsplan woonwijken Groenlo, net als de overige woningen aan de Oude Aaltenseweg.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande situatie en de mogelijke toekomstige situatie die de gemeente voor ogen heeft. Hoofdstuk 3 geeft een uiteenzetting weer van het vigerende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de verrichte onderzoeken weergegeven. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de regels van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 geeft de haalbaarheid van dit bestemmingsplan weer.
Hoofdstuk 2 Bestaande En Nieuwe Situatie
2.1 Huidige Situatie
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Het plangebied ligt in een woongebied in Lichtenvoorde. De aanwezige bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. Deze woningen bestaan voornamelijk uit twee bouwlagen met een kap. Rondom het plangebied is ook horeca aanwezig. Verder liggen er in de omgeving enkele bedrijven, maatschappelijke functies en sportvelden.
Ter plaatse van de huidige verkeersbestemming ligt momenteel een braakliggend stuk grond. Op deze grond staat begroeiing en een gebouw.
Luchtfoto plangebied Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Ingang perceel
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Het perceel ligt op de hoek van de Lichtenvoordseweg en de Oude Aaltenseweg. De locatie ligt op de overgang van stedelijk gebied naar landelijk gebied. In de omgeving zijn met name vrijstaande woningen aanwezig. Iets verderop aan de Lichtenvoordseweg ligt daarnaast nog bedrijfsbebouwing.
Luchtfoto plangebied Lichtenvoordseweg 85
Zicht vanaf de Lichtenvoordseweg
2.2 Toekomstige Situatie
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Er is een plan opgesteld voor de bouw van 8 twee onder één kap-woningen. Hieronder is een schets te zien voor de locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde. In het plan is daarnaast rekening gehouden met parkeren en groen.
Schets locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Voor deze locatie is de wens om twee vrijstaande woningen te realiseren. Hiervoor is onderstaande plattegrondtekening gemaakt.
Tekening locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Beeldkwaliteitsplan
Er is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor beide locaties. Het beeldkwaliteitsplan is een aanuvllend document op de welstandsnota en dient als toetsingskader voor de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. In de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of be-staande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
Voor het plangebied doet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen concrete uitspraken. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking is getoetst in paragraaf 3.1.2. Het ruimtelijke beheer en de ruimtelijke invulling van het gebied worden aan gemeente en provincie overgelaten.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Doorwerking in het bestemmingsplan
In totaal kunnen maximaal 10 woningen worden gerealiseerd. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het betreft hier twee woningbouwlocaties met in totaal maximaal 10 woningen. Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van 10 woningen in totaal. Vanwege de omvang van het project kan worden geconludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het betreft daarom geen ontwikkeling die ladderplichtig is.
Conclusie
De ladder voor de duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro of AmvB Ruimte) is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen of vrijwaren van (ruimtelijke) functies, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmings-plannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
De volgende onderwerpen zijn in het Barro opgenomen: rijksvaarwegen, het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, de elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de Ecologische Hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Er zijn geen beperkingen voor dit plan. Het Barro staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
3.1.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het bovengenoemde Barro. In titel 2.6 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. Er zijn geen beperkingen voor dit plan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De visie en verordening zijn diverse keren gewijzigd. De laatste geconsolideerde versie is van december 2018. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera. Voor het aspect nieuwe woningbouw verwijst de visie door naar het Woonprogramma. Dit zal hieronder verder worden uitgewerkt.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Woonvisie Oost Gelre
Vooraf
De raad heeft in de vergadering van 17 september 2019 de woonbehoefte voor de periode 2018-2025 bijgesteld naar 560 woningen met daarbij een bandbreedte tussen de 460 en 660 woningen. In dezelfde vergadering van 17 september heeft de raad ook ingestemd met de regionale kwalitatieve toetsingscriteria voor nieuwe woningbouwinitiatieven en de aanpassing van een aantal passages van de regionale woonagenda zodat er meer ruimte ontstond voor woningbouw.
Regionale Woonvisie
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
- de afspraken over de woningbouw tot 2025 over de netto toevoegingen incl. 10% extra verlaging (pag. 3 en 4 en uit samenvatting pag. 7, 11, 12) en het schema over de bouwopgave (pag. 12) en;
- hoofdstuk 5, pagina 11 onder kopje 'De gewenste situatie': de passage over de regionale huishoudensgroei in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 is achterhaald door de nieuwe Primos-prognose, waarbij per gemeente of kern wel verschillen in de bevolkingsontwikkeling kunnen bestaan. Om de kwalitatieve mismatch op te lossen is een regionale set aan kwaliteitscriteria vastgesteld op basis waarvan nieuwe woningbouwplannen worden beoordeeld. Deze zijn vastgesteld in de raad van 17 september 2019.
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
Woonvisie Oost Gelre
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 – 2025. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016. De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.
Uit nieuwe bevolkingsprognoses blijkt dat de komende jaren extra woningen moeten worden toegevoegd. Op basis van het onderzoek “Woningbouwbehoefte Oost Gelre” is er een behoefte van 560 woningen (2018-2025) met daarbij een bandbreedte tussen de 460 woningen en 660 woningen. Aan de hand van het besluit van de gemeenteraad van 17 september 2019 wordt dit als nieuwe uitgangspunt genomen voor lokaal beleid en de woningbehoefte voor Oost Gelre.
Planningslijst Woningbouw
Elk jaar wordt de planningslijst voor de woningbouwprogrammering in Oost Gelre doorgenomen en doorgestuurd naar de provincie Gelderland. In de planningslijst zijn alle (voorziene) bouwplannen in Oost Gelre opgenomen. De totale plancapaciteit per 1 april 2020 is 437 woningen tot 2025. Dit zijn alle plekken in onze gemeente waar nog gebouwd kan gaan worden en waar er nog wensen zijn voor nieuwbouw. Voor locatie Raadhuisstraat 31-33 zijn 10 woningen opgenomen in de planningslijst die op groen staan. Voor deze locatie is nu een bouwplan voor 8 woningen ingediend. De overige twee woningen mogen worden gerealiseerd aan de Lichtenvoordseweg in Groenlo.
Kwalitatieve behoefte
Voor de locatie Raadhuisstraat 31-33 zijn 10 woningen opgenomen in de planningslijst die op groen staan. In overleg met de gemeent is voor deze locatie een aangepast bouwplan voor 8 woningen ingediend. Dit zal ten goede komen van het woon- en leefklimaat, doordag er meer ruimte ontstaat. Er wordt aalsnuiting gezocht bij de woningtypes die ook al in het huidige bestemmingsplan zijn opgenomen.
Ter compensatie mogen 2 woningen gerealiseerd worden aan de Lichtenvoordseweg in Groenlo. Door de vergrijzing neemt het aantal oudere huishoudens sterk toe. De meeste hiervan zullen niet verhuizen, maar deze groei (ca. 50 woningen) uit zich voor een deel in de vraag naar duurdere woningen, daar vermogen met de leeftijd vaak toeneemt. In Groenlo komen met name ouderen nog moeilijk aan een geschikte woning.
Conclusie
Dit plan sluit qua programmering aan op de lokale behoefte.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Het gehele plangebied is aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. Op het plangebied is een verwachtingswaarde van categorie 6 van toepassing
- 1. AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting). Hier zijn eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Het uitgangspunt is binnen dit gebied:
- a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
- b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan is er een archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd voor de locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde (Bijlage 2). In het onderzoek zijn er indicatoren aangetroffen die wijzen op een mogelijke archeologische vindplaats.
Op basis van de aangetroffen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats en het behoud van de middelhoge tot hoge archeologische verwachting zoals opgesteld in het bureauonderzoek, wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren. Om een goed beeld te vormen van de verwachte vindplaats, wordt geadviseerd om een karterend en waarderend onderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uit te voeren. Voor dit onderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Voor de uitvoering van de werken die dit bestemmingsplan mogelijk maken dient dit onderzoek te zijn uitgevoerd en de uitkomsten van het onderzoek moeten worden meegenomen in de definitieve planvorming. Echter voordat er onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd kan worden, zal eerst de bodem gesaneerd moeten worden aangezien de bodem mogelijk vervuild is met asbest.
Voor wat betreft cultuurhistorische waarden geldt dat in het plangebied geen waardevolle monumenten staan.
Uitgangspunten en conclusie
Omdat er in dit gebied een hoge archeologische verwachtingswaarde is, zal er voordat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden archeologisch onderzoek verricht moeten worden. De archeologische waarden worden gewaarborgd door het toevoegen van een archeologische dubbelbestemming.
Het archeologische onderzoek is uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er vervolgonderzoek moet worden gedaan. Deze zal gelijktijdig met de bodemsanering plaats moeten vinden. De archeologische dubbelbestemming waarborgt dat voor aanvang van werkzaamheden alsnog vervolgonderzoek moet worden gedaan.
Er geldt weliswaar een hogere archeologische verwachtingswaarde, maar dit vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Met het opnemen van de standaard aanleg- en bouwvoorschriften bevat het plan voldoende waarborgen voor realisering met inachtneming van de archeologische belangen.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Het gehele plangebied is aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. Op het plangebied is een verwachtingswaarde van categorie 6 van toepassing
- 1. AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting). Hier zijn eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Het uitgangspunt is binnen dit gebied:
- a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
- b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
Omdat in het verleden de kavel echter gesaneerd is vanwege vervuiling door de voormalige gasfabriek, is archeologisch onderzoek niet nodig. Wel blijft de meldingsplicht gelden:
Te allen tijde dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 en 5.11 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.
Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente oost Gelre (P. Ballast) hiervan per direct in kennis te stellen.
Conclusie
Omdat de bodem op de plek van de nieuw te bouwen woningen in het verleden gesaneerd is en voor de bouw van de woningen niet dieper wordt gegaan dan de afgraving van destijds is archeologisch onderzoek niet nodig.
4.2 Bodem
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Kader
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.
Onderzoek
Er is een verkennend bodemonderzoek en verkennend/nader onderzoek asbest in bodem uitgevoerd (Bijlage 3). In het bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740
De matig tot sterk puin- en kolengruishoudende bovengrond ter plaatse van het noordoostelijke terreindeel is licht verontreinigd met kobalt, lood, zink, minerale olie, PCB en/of PAK. De sporen puin bevattende bovengrond van het zuidwestelijke terreindeel is licht verontreinigd met PAK. Met betrekking tot alle overige onderzoeksparameters is de bovengrond niet verontreinigd. In de zintuiglijke schone ondergrond direct onder de met puin- en kolengruis belaste bodemlaag en in de diepere ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater is een licht verhoogde (achtergrond)concentratie aan barium aangetoond. Met betrekking tot alle overige onderzoeksparameters is het grondwater niet verontreinigd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "verdacht" dient te worden beschouwd, op basis van de lichte verontreinigingen, bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek. De grond in de grondwal is sterk verontreinigd met koper en zink en licht verontreinigd met cadmium, lood en minerale olie. Op basis van de vastgestelde kwaliteit bestaan voor de grond in de grondwal geen hergebruiksmogelijkheden. De grond dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Doordat de grondwal geen deel uitmaakt van de bodem is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Verkennend/nader onderzoek asbest in bodem NEN 5707
Het verkennend onderzoek asbest in bodem is uitgevoerd door middel van het graven van inspectiesleuven ter plaatse van de verdachte terreindelen. Gelet op het aantal gegraven sleuven en het aantal geanalyseerde grond(meng)monsters is met de uitvoering van onderhavig onderzoek voldaan aan de strategie voor nader onderzoek asbest in bodem. Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de bodem van een deel van het perceel wel. De verontreiniging is waarschijnlijk ontstaan bij de sloop van de bebouwing ter plaatse in 1987. Op basis hiervan wordt gesteld dat sprake van een bestaand geval van ernstige bodemverontreiniging (voor asbest ontstaan voor 1 juli 1993). In dit geval is de zorgplicht niet van toepassing. Aangezien asbest in concentraties > 100 mg/kg d.s. is aangetoond is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Beoordeling bodemonderzoek
De Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) heeft het bodemrapport beoordeeld. De bodem is verontreinigd en er zal sanering moeten plaatsvinden. Graaf- en/of bouwwerkzaamheden ter plaatse van het ernstig geval van asbestbodemverontreiniging mogen niet eerder plaatsvinden, nadat de provincie Gelderland het evaluatieverslag van een uitgevoerde asbestbodemsanering, heeft goedgekeurd. Het besluit instemming evaluatieverslag bodemsanering behoort voorafgaand aan de start van graaf- en/of bouwwerkzaamheden aan de gemeente Oost Gelre te worden overgelegd. De sanering zal aan de wettelijke eisen moeten voldoen. Wanneer de openbare ruimte naar de gemeente wordt overgedragen moet de gehele bodem minimaal aan de kwaliteit Wonen voldoen. Dit zal in dat geval in een overeenkomst worden vastgelegd.
De op de locatie aanwezige verontreinigde grondwal (niet toepasbaar) zoals weergegeven op bijlage 2a van de rapportage van het bodemonderzoek d.d. 14 december 2017 dient cf. de geldende wet- en regelgeving volledig te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Na afvoer van de grondwal dient op maaiveldhoogte eindbemonstering/analyse van de grond op het NEN5740-standaardpakket plaats te vinden overeenkomstig de bepalingen van de BRL6000 (VKB6001). De kwaliteit van de bemonsterde grond dient te voldoen aan Wonen.
De ODA heeft aangegeven dat uiterlijk vier weken na afronding van de werkzaamheden een evaluatie(brief-)verslag aan de gemeente Oost Gelre moet worden overlegd, waarin de uitgevoerde werkzaamheden zijn beschreven, inclusief situatietekening (contouren/diepte ontgraving), analyseresultaten en aan- en afvoerbewijzen van (verontreinigde) grond. De start van de graafwerkzaamheden zoals vermeld onder B en C behoren uiterlijk 5 werkdagen van te voren te worden gemeld bij de ODA (bodem@odachterhoek.nl).
Het toepassen van grond voor aanvulling moet voldoen aan de kwaliteit Wonen conform het Besluit bodemkwaliteit. De toe te passen grond moet voorzien zijn van een geldige kwaliteitsverklaring.
Conclusie
De bodemkwaliteit is voldoende in kaart is gebracht. Als gesaneerd wordt volgens de daarvoor geldende normen, de aangetroffen verontreinigingen geen belemmering vormen voor realisering van het bestemmingsplan.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Onderzoek
Op het terrein heeft in het verleden een gasfabriek gestaan. Circa 20 jaar geleden is de bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van de voormalige gasfabriek gesaneerd en vervolgens gemonitord.
Vanwege de plannen voor woningbouw is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht op de locatie Lichtenvoordseweg 85 in Groenlo (Bijlage 4). De bodemkwaliteit op de onderzochte locatie is geschikt voor een gebruik als Wonen. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Wel dienen de gebruiksbeperkingen en de meldingsverplichtingen, zoals beschreven in de provinciale conclusiebrief van 20 december 2010 in acht te worden genomen (Bijlage 5). Voor het perceel gelden de volgende gebruiksbeperkingen en meldingsverplichtingen ingevolge de Wet bodembescherming:
- Op de locatie is een leeflaag aanwezig met een dikte van 1 meter, die minimaal voldoet aan de kwaliteit Wonen. Onder de leeflaag is een folie aanwezig.
- Werkzaamheden in de leeflaag kunnen zonder melding worden uitgevoerd. Wel geldt daarbij de voorwaarde dat de leeflaag hersteld moet worden.
- Bij werkzaamheden dieper dan 1 m-mv moet een (BUS)-melding worden gedaan.
- Grondwater onttrekking moet worden gemeld op grond van artikel 28 lid 3 van de Wet bodembescherming.
Voor nadere informatie omtrent deze voorwaarden wordt de initiatiefnemer geadviseerd contact op te nemen met de provincie Gelderland.
In algemene zin gelden de volgende aanbevelingen:
- 1. Wanneer tijdens graafwerkzaamheden waarnemingen worden gedaan die op een verontreiniging wijzen, dan moet het werk direct gestopt worden en moet met de ODA worden overlegd.
- 2. Voor de toepassing van vrijkomende grond en bouwstoffen gelden de voorschriften uit het Besluit bodemkwaliteit.
Conclusie
De bodemkwaliteit op de onderzochte locatie is geschikt voor een gebruik als Wonen en levert geen belemmeringen op voor realisering van het bestemmingsplan.
4.3 Water
Wettelijk kader
De watertoets, die wettelijk is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Vooroverleg tussen gemeente, waterschap en provincie over de planvorming is verplicht. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. De watertoets verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst.
Gemeente Oost Gelre
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2017-2021). Dit beleid betreft de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen.
Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het openbaar vuilwaterriool.
Voor onderhavige plangebieden is de bergingsopgave 40 mm gerekend over het totale toekomstige verhard oppervlak.
Indien in het gebied sprake is van een goede doorlatendheid mag gerekend worden met infiltratieverliezen tijdens de bui. Daarnaast mag bij bui 100+10% geen wateroverlast opleveren (berging tot aan maaiveld).
Bij het opstellen van mogelijke ontwerpen, moet men werken aan de hand van de tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-zuiveren'
Dat resulteert in de volgende voorkeursvolgorde:
- voorkomen door bijv. toepassing van groene daken
- hergebruik van hemelwater voor gebruik in wc/was maar ook als beschikbaar sproeiwater in de tuin
- infiltratie in de bodem
- berging met vertraagde afvoer richting oppervlaktewater
- als laatste scenario: berging met vertraagde afvoer richting gemeentelijke riolering
Omdat hemelwater van het riool wordt afgekoppeld en wordt geïnfiltreerd, dient aandacht te worden besteedt aan het toepassen van duurzame bouwmaterialen om vervuiling van het afstromende regenwater te voorkomen. Gebruik van uitloogbare materialen zoals zink of koper dient te worden voorkomen. Eventueel kunnen zinken dakgoten hiertoe worden voorzien van een coating. Daarnaast dient de verharding duurzaam worden beheerd, om te voorkomen dat verontreiniging van hemelwater wordt veroorzaakt:
- Niet chemische onkruidbestrijding;
- Geen auto's wassen op straat;
- Regelmatig vegen;
- Straatmeubilair van niet-uitloogbare materialen;
- Duidelijke bebording dat sprake is van een infiltratiegebied.
Situatie plangebied
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag | Rele- vant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? | Nee |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Nee | |
Wateroverlast | 1. Is sprake van toename van verhard oppervlak? | Ja |
(oppervlaktewater) | 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee |
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? | Nee | |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | |
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | |
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied? | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Nee |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Nee |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
In bovenstaande tabel wordt het thema 'Wateroverlast' met 'ja' beantwoord. Onderstaand wordt per locatie toegelicht hoe hiermee wordt omgegaan in de beoogde ontwikkeling.
Regionale geohydrologie
De gemeente Oost Gelre heeft een afkoppelkansenkaart laten opstellen, waarop gedetailleerd is aangegeven waar infiltratie van hemelwater kansrijk is en waar niet.
Variabelen hierbij zijn de doorlatendheid van de bodem (k-waarde) ter plaatse en de heersende ontwateringsdiepte (GHG).
Voor beide plangebieden geldt dat de doorlatendheid van de onverzadigde bodem goed te noemen is (> 1,5 m/dag).
De ontwateringsdiepte (GHG) is voor beide plangebieden circa 1,5 m-mv.
Toekomstige waterhuishouding
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
De hemelwaterafvoer vanaf bebouwing en verharding van uitgeefbare kavels wordt bovengronds aangeboden aan de openbare weg.
Hiertoe wordt ter hoogte van de kavelgrens een overloop gemaakt in de vorm van een uitstroomtegel. De aanvoer naar de uitstroomtegel bestaat uit een drain, zodat het meerendeel van het hemelwater ter plaatse kan infiltreren. Bij grotere regenbuien zal het hemelwater niet zo snel infiltreren en richting de openbare weg gevoerd worden. Zie hiervoor bijgevoegde principetekening in Bijlage 6.
Het hemelwater afkomstig van de woonpercelen en dat van de rijbaan wordt ter plaatse van het pleintje onder afschot afgevoerd naar een aan te leggen wadi. Deze wadi heeft een overloopvoorziening op het IT-riool dat binnen het plangebied wordt aangelegd. Het hemelwater afkomstig van de rijbaan ter hoogte van de parkeervakken wordt onder afschot afgevoerd naar parkeervakken. De verharding wordt hier uitgevoerd met grasbetonblokken. Hierdoor kan het hemelwater hier infiltreren in de bodem. Het hemelwater afkomstig van het restant van de rijbaan richting de Zieuwentseweg wordt onder afschot afgevoerd naar kolken. Deze kolken worden aangesloten op het infiltratieriool van waaruit het hemelwater kan infiltreren in de bodem.
Ter hoogte van de aansluiting aan de Zieuwentseweg komt een overstort naar het gemengde riool.
Voor het plangebied is een waterhuishoudkundig plan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 7. Hierin is ook de benodigde en beschikbare bergingsopgave onderbouwd.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
De hemelwaterafvoer van de bebouwing en verharding van de twee te realiseren woonpercelen wordt ondergronds naar infiltratiekratten geleidt. Ter hoogte van de kavelgrens wordt een overloop gemaakt in de vorm van een uitstroomtegel, waarna het water bovengronds richting straatkolk kan stromen. Zie hiervoor bijgevoegde principetekening in Bijlage 6.
De situering van de infiltratiekratten is afhankelijk van de invulling van de bouwkavels en zal in een latere fase worden uitgewerkt. In Bijlage 8 is de berekening opgenomen van de benodigde en beschikbare bergingsopgave.
Conclusie
Deze waterparagraaf is afgestemd tussen de gemeente Oost Gelre en het waterschap. In het plangebied is voldoende ruimte om de bergingsopgave te realiseren. Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Geluid
Wettelijk kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gemeente Oost Gelre heeft geluidsbeleid ontwikkeld om richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden. Een goed akoestisch leefklimaat kan soms ten koste gaan van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:
- wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
Binnen het plangebied komen geen openbare wegen voor. De Raadhuisstraat en de Ziewentseweg lopen langs het plangebied. Hiervoor geldt een zone van 200 m.
De N18 (Twenteroute) valt buiten de bebouwde kom en buiten het plangebied. Met de wettelijke zones (250 m) van deze wegen dient wel rekening gehouden te worden omdat de zone binnen het plangebied valt.
Nieuwe situaties binnen de zones van deze wegen moeten in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Daarboven kan in een beperkt aantal gevallen onder voorwaarden een ontheffing worden verleend.
Voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de Wet geluidhinder (Wgh) en aanvullend daarop de beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden. Nieuwbouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan moet voldoen aan het Bouwbesluit, zodat ook via deze weg rekening wordt gehouden met geluid.
Geluid en bedrijfsactiviteiten
In het plangebied ligt Hotel Restaurant Zalencentrum 't Zwaantje en direct naast het plangebied ligt Café de Schatberg. Op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" geldt voor dergelijke horecafuncties categorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 m. Aangezien in het zalencentrum ook live muziek gemaakt wordt, valt het zalencentrum onder categorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 m.
Onderzoeken
Wegverkeerslawaai
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de Zieuwentseweg/Raadhuisstraat op de gevels van de te realiseren woningen. Tevens is het geluid ten gevolge van de N18 in beschouwing genomen. Deze laatste heeft geen effect op de woningen.
Uit het onderzoek blijkt dat twee van de te realiseren woningen niet voldoen aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai ten gevolge van de Zieuwentseweg/Raadhuisstraat. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 13. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 6 dB.
Om de realisatie van deze woningen mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oost Gelre hogere waarden te verlenen. Gemotiveerd is waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.
Mogelijk zijn voor het verlenen van een hogere waarde wel aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Dit onderzoek dient bij de indiening van het bouwplan mede aangeleverd te worden.
Bedrijfsactiviteiten
Voor de muziekactiviteiten en het zalencentrum van 't Zwaantje is in 2006 respectievelijk in 2008 akoestisch onderzoek gedaan (Bijlage 9 en Bijlage 10). In 2017 is opnieuw een berekening gemaakt van de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen aan de Raadhuisstraat te Lichtenvoorde (Bijlage11). Uit die onderzoeken bleek een geluidsscherm nodig te zijn.
Op basis van het nieuwe ontwerp is in 2019 opnieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de toekomstige situatie wordt ervan uitgegaan dat 't Zwaantje niet langer in de reguliere bedrijfsvoering wordt gebruikt voor het geven van feesten met luide muziek. Daarnaast worden de huidige installaties vervangen door stillere.
Na het treffen van de aangegeven maatregelen wordt daarmee voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit besluit. Ook op een waarneemhoogte van 4,5 m wordt de grenswaarde niet overschreden.
Omdat de geluidbelasting op 1,5 meter hoogte niet hoger is dan 45 dB(A) en op 4,5 meter niet hoger dan 50 dB(A) zal sprake zijn van een goed woon en leefklimaat.
De maatregelen worden verankerd in maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit. Hiervoor is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
Conclusie
Na het treffen van maatregelen bij horecabedrijf 't Zwaantje is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. Ten gevolge van het wegverkeerslawaai dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oost Gelre hogere waarden te verlenen.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:
- wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
In de omgeving van het plangebied bevinden zicht wegen (onder andere Lichtenvoordseweg en Oude Aaltenseweg). Het betreffen gemeentelijke wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt geen wettelijke geluidzone. De Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Ondanks het feit dat de Wet Geluidhinder niet van toepassing is voor deze wegen, dient, op basis van vaste jurisprudentie, de invloed van het wegverkeer in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel te worden beoordeeld. Deze zijn wettelijk uitgesloten van normen op grond van de Wgh maar kunnen toch tot hoge geluidbelastingen op de gevel leiden.
Geluid en bedrijfsactiviteiten
In de directe omgeving bevinden zich geen bedrijven die zijn gelegen binnen de richtafstand voor het aspect geluid, zodat deze bedrijven door woningbouw op deze locatie niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Onderzoek
Er is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting door wegverkeer op de locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo. De berekende gevelbelasting is op één geveldeel van een woning net iets boven de voorkeurswaarde, maar omdat de overige gevels geluidluw zijn is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. In de praktijk is de geluidwering van nieuwe woningen voldoende, zodat geen aanvullende geluidwerende voorzieningen aan de gevels van de woningen nodig zijn.
Conclusie
Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
4.5 Luchtkwaliteit
Kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft, op voorstel van de minister van VROM, ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is in het kader van het vorige ontwerpbestemmingsplan voor de totale toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Conclusie
Door de ontwikkeling van 10 woningen op locatie Raadhuishof neemt het aantal verkeersbewegingen met circa 7 verkeersbewegingen per weekdag per woning toe (Kerncijfers parkeren en verkeersgeneratie, CROW). Uit de berekening met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan ook beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom dan ook achterwege blijven. Bovendien worden in het nieuwe plan maximaal 8 in plaats van 10 woningen gerealiseerd.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Binnen en rondom de locatie van de voorgenomen ontwikkeling aan de Lichtenvoordseweg 85 is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (nibm) is in dit geval van toepassing. De ontwikkeling heeft betrekking op 2 woningen met bijgebouwen. De grens in de regeling ligt bij 1500 woningen met een enkele ontsluitingsweg of 3000 woningen met twee ontsluitingswegen. De aanvraag blijft daar ruimschoots onder. Een berekening van de gevolgen voor de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
De ruimtelijke procedure heeft geen betrekking op de ontwikkeling van een gevoelige bestemming als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De locatie ligt bovendien op een afstand van:
- meer dan 300 meter van een rijksweg;
- meer dan 50 meter van een provinciale weg.
Alleen bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden nodig. Nu dit niet aan de orde is, hoeft geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit plaats te vinden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeleing draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
4.6 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Kwetsbare bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR;
- het Groepsrisico (GR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.
- In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
- 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
- 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
- 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. Op basis van informatie afkomstig van de risicokaart kan vooralsnog het volgende worden geconcludeerd:
Inrichtingen:
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het Bevi een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Transportroutes:
Nabij het plangebied loopt de N18. Deze provinciale weg is aangemerkt als transportroute. Het plangebied is gelegen op een afstand van meer dan 200 meter van deze transportroute. Door deze afstand wordt er niet voorzien in een toename van het groepsrisico in het plangebied.
Buisleidingen:
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn.
Veiligheidskaart met plangebied rood omcirkeld.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor deze locatie.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
De ontwikkeling van twee woningen wordt gezien als realisatie van twee kwetsbare objecten. Het onderwerp externe veiligheid is daarom relevant voor dit planinitiatief.
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief. De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart. Onderstaande figuur geeft een uitsnede weer.
Zoals in bovenstaande figuur is te zien valt het plangebied niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied van een risicobron. Dat betekend dat voldaan wordt aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6). Omdat het plangebied ook niet binnen een invloedsgebied is gelegen, heeft het plan geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico hoeft daarom niet verantwoord te worden. Advies van de Veiligheidsregio is voor deze ontwikkeling daarom niet nodig.
Het plangebied voldoet aan de grens- en richtwaarden voor risicobronnen. De risicobronnen zijn ver van het plan gelegen en hebben geen invloed hebben op deze ontwikkeling.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van:
- bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen;
- wegen waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- ondergrondse buisleidingen waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en het plangebied ligt buiten een invloedsgebied en heeft daardoor geen negatieve gevolgen voor het groepsrisico. Het groepsrisico hoeft dan ook niet (beperkt) verantwoord te worden. Advies van de Veiligheidsregio is daardoor niet nodig.
Extern veiligheid is geen belemmering voor deze ontwikkeling.
4.7 Geur
Wettelijk kader
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008
De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
- bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.
Situatie plangebied
Beide locaties liggen op voldoende afstand van omliggende industriële geurbronnen en veehouderijen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de locatie zelf is hierbij niet in het geding. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar geur nodig. Het onderwerp geur vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Conlcusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.8 Flora En Fauna
Kader
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
- alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
- dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
- nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
Onderzoek
Voor de locatie Raadhuisstraat 31-33 is een Quickscan natuuronderzoek uitgevoerd. De Quickscan natuuronderzoek is opgenomen in Bijlage 15. Beschermde plantensoorten ontbreken op de planlocatie, waardoor geen schade aan deze soorten te verwachten is en geen nader onderzoek of een ontheffing noodzakelijk is.
Wel is er nader onderzoek naar huismus noodzakelijk voordat het gebouw wordt gesloopt. Indien de fysieke werkzaamheden, zoals het slopen van het gebouw, het rooien van opgaand groen of het bouwrijp maken van het plangebied, binnen het broedseizoen worden uitgevoerd (globaal genomen binnen de periode 15 maart-15 juli), kunnen maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door de werkzaamheden broedende vogels worden verstoord of nesten worden vernield doordat enkele soorten als broedvogel niet zijn uit te sluiten. Doordat het gebouw potentiële mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen biedt, is voor vleermuizen nader onderzoek in het zomerhalfjaar noodzakelijk vóórdat het gebouw kan worden gesloopt.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij ecologische verbindingszones zoals bedoeld met het Gelderse Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is het Korenburgerveen in Winterswijk. Dit gebied is aangewezen als habitatrichtlijngebied en ligt op ruim 5 kilometer afstand ten oosten van het plangebied. Overige gebieden zijn niet binnen 10 kilometer afstand aanwezig. De geplande werkzaamheden zullen in beginsels geen toename van verstorende invloeden hebben op Natura2000-gebieden aangezien het plangebied niet ligt binnen de grenzen of binnen de invloedsfeer van voornoemde gebieden.
Vervolgonderzoek
Er is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van huismussen en vleermuizen binnen de planlocatie. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
Huismussen
In het te slopen gebouw zijn geen nestlocaties van huismussen aanwezig.
Vleermuizen
In het te slopen gebouw zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Eveneens kan het plangebied niet worden aangemerkt als essentiële vliegroute of foerageergebied van vleermuizen.
Door het ontbreken van nestlocaties en vaste verblijfplaatsen is geen ontheffing nodig en zijn geen nadere maatregelen noodzakelijk.
Conclusie
Op de locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde zijn enkele natuuronderzoeken uitgevoerd. Samen geven deze onderzoeken een goed en volledig beeld van de aanwezigheid van (zwaar) beschermde soorten. Aan de hand van de bevindingen van de onderzoeken, de samenstelling van de aangetroffen soorten en de onderzoeksinspanningen, kan worden gesteld dat er geen zwaar beschermde soorten met een essentiële binding met de planlocatie zijn gemist. Hierdoor kan het natuuronderzoek ten aanzien van huisussen en vleermuizen als volledig worden beschouwd.
Voor de geplande ontwikkelingen gelden door het ontbreken van vaste rust- en verblijflocaties van de onderzochte soorten geen restricties vanuit de Wet Natuurbescherming. Hierdoor kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd zonder ontheffing of nadere maatregelen.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
Ook op deze locatie is een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd in het kader van de wet Natuurbescherming. Hierbij is gebleken dat nader onderzoek naar huismussen, kleine marterachtigen en vleermuizen noodzakelijk is voordat verdere ontwikkelingen daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Dit onderzoek is reeds opgestart en de eerste veldbezoeken zijn uitgevoerd. Hierbij zijn vooralsnog geen beschermde soorten aangetroffen met vaste verblijfplaatsen waardoor nu nog geen sprake is van een noodzakelijke ontheffing of andere maatregelen. Het onderzoek naar huismussen is afgerond zonder vastgestelde nestlocaties.
Gezien de opbouw van het plangebied zijn slechts enkele beschermde soorten niet uit te sluiten. Voor deze soorten kan echter, met de juiste maatregelen een ontheffing worden aangevraagd van de Wet Natuurbescherming. Er kan redelijkerwijs worden gesteld dat deze ontheffing ook zal worden afgegeven.
Met de huidige informatie en de verwachting van de mogelijk aanwezige soorten, is de inschatting dat er, eventueel met enkele gerichte stappen, geen belemmeringen zijn om het terrein te ontwikkelen.
Het gehele onderzoek zal in september 2020 worden afgerond. De verwachting is dat dit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
De VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen bij en rondom bedrijven. De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor gemengde gebieden naar beneden bij te stellen met 1 afstandsstap. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.
Locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde
In de omgeving van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Tegenover het plangebied zijn sportvelden gelegen en in en aangrenzend aan het plangebied zijn twee horecavestigingen aanwezig. Het plangebied kan daarmee gekenmerkt worden als een gemengd gebied.
In de nabijheid van het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Op de aangewezen locaties voor deze bedrijven mogen alleen bedrijven gevestigd zijn met een maximale categorie 2. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter tot aan woningen op basis van de uitgave Bedrijven en milieuzonering.
Tegenover het plangebied is de voetbalvereniging van Lichtenvoorde gevestigd. Deze sportfaciliteit kent op basis van de uitgave Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 50 meter. Het plangebied ligt op een afstand die groter is dan 50 meter ten opzichte van de rand van de sportvelden.
In en direct naast het plangebied liggen enkele horecavoorzieningen. In het plangebied ligt Hotel Restaurant Zalencentrum 't Zwaantje en direct naast het plangebied ligt Café de Schatberg. Café de Schatberg valt onder milieucategorie 1 waarbij een afstand van 10 meter gehanteerd moet worden. De horeca is direct gelegen tussen woningen. Hierdoor is het gebied aan te merken als 'gemengd' waardoor de richtafstand naar beneden bij gesteld kan worden met 1 afstandsstap. Hierdoor geldt een richtafstand van 0 meter.
In het zalencentrum mag livemuziek gemaakt worden, wat gelijk staat aan een milieucategorie 2. Voor het zalencentrum is geluidsonderzoek uitgevoerd. Dit is beschreven in paragraaf 4.4 Geluid.
Conclusie
Het plangebied is gelegen buiten de contour van de richtafstanden, met uitzondering van het zalencentrum. De afweging van het zalencentrum is opgenomen in paragraaf 4.4.
Het aspect milieuzonering vormt dan ook geen probleem voor de voorgenomen ontwikkeling.
Locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo
In de omgeving van dit plangebied bevinden zich een aantal bedrijven, namelijk aan de Lichtenvoordseweg 91 en aan De Bempte 2. De woningen bevinden zicht echter buiten de richtafstanden van deze bedrijven. De twee nieuw te realiseren woningen maken daarnaast onderdeel uit van het omgevingstype gemengd. Bij dit omgevingstype is het volgens de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering toegestaan om de richtafstanden met één afstandsstap naar beneden bij te stellen. De woningen voldoen daar ruimschoots aan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven. De ontwikkeling werkt daarom niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van de ontwikkeling is hierbij niet in het geding. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
4.10 Verkeer En Parkeren
Parkeren
De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma. In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Voor de 8 woningen plan Raadhuishof is een parkeerbehoefte van 2.2 parkeerplaatsen per woning benodigd (koop, twee-onder-een-kap, rest bebouwde kom). Dit komt neer op een totaal aantal parkeerplaatsen van 18. In het plan is voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Op de locatie Lichtenvoordseweg 85 Groenlo is voldoende ruimte om op eigen terrein te kunnen voldoen aan de parkeernorm. Hier zal bij de vergunningaanvraag ook op worden getoetst.
Verkeer
Het plan voorziet in de mogelijkheid van het realiseren van maximaal 8 woningen. Door deze ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen met circa 7 verkeersbewegingen per weekdag per woning toe (Kerncijfers parkeren en verkeersgeneratie, CROW). Deze woningen zullen samen circa 56 verkeersbewegingen per etmaal (weekdag) veroorzaken. De omliggende wegen zijn geschikt om deze extra verkeersbewegingen op te vangen.
Conclusie
Er geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Op beide locaties wordt aan deze parkeernorm voldaan.
4.11 Milieueffectrapportage
Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- a. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. - b. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen). - c. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
Ad.a: Wanneer uit een toets blijkt dat de activiteit (mogelijk) significante negatieve effecten tot gevolg heeft, dan kan een vergunning alleen worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Onderdeel van de passende beoordeling vormt de ADC-toets. De ADC-toets houdt een onderzoek in naar Alternatieven, het aantonen van Dwingende redenen van openbaar belang en het vooraf en tijdig treffen van Compenserende maatregelen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Korenburgerveen, is gelegen op een afstand van ruim 5 km van beide locaties. De recreatieve activiteiten op dit perceel hebben geen negatieve effecten op de instandhoudings doelstellingen voor dit Natura 2000-gebied ook mede gezien de grote afstand. Een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Ad.b en c.: Voor de beoordeling of een project m.e.r plichtig is relevant of de activiteit is opgenomen in de in Bijlage II van het besluit m.e.r. Er moet, in dit geval, getoetst worden aan Onderdeel D11.2. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Dit plan betreft het realiseren van 8 woningen en 2 woningen in een stedelijk gebied. Dit overschrijdt geen drempelwaarden uit Bijlage D.
Uit jurisprudentie (nummer ECLI:NL:RVS:2020:100) blijkt dat bij een plan voor 12 vrijstaande woningen geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en geen vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In dit plan is sprake van een locatie met 8 woningen en een locatie met 2 woningen. Voor de locatie Raadhuishof geldt daarnaast dat het huidige bestemmingsplan al een groter aantal woningen toestaat dan nu beoogd. De jurisprudentie is toepasbaar op dit plan, waardoor geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
4.12 Stikstof
Er moet gekeken worden of er sprake is van een plan die schadelijk kunnen zijn voor natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Nederlands Natura 2000-gebied (art. 2.2aa, onder a Besluit omgevingsrecht). Voor alle kernen in Oost Gelre is het dichtstbijzijnde Nederlands Natura 2000 gebied het Korenburgerveen. Van de woonkernen ligt Vragender met een afstand van circa 1,5 kilometer het meest nabij dit gebied.
Om inzicht te krijgen in de effecten van bouwplannen in onze gemeente zijn de effecten van een fictief woningbouwproject met een tiental woningen binnen de bebouwde kom van Vragender doorgerekend in de rekentool Aerius Calculator. Uit deze berekening blijkt dat zowel in de bouwfase als de gebruiksfase een dergelijk project niet leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000. De uitbreiding van het bedrijfspand is naar aard en omvang ondergeschikt aan de bouw van 10 woningen. Het gaat om opslag van goederen, hierdoor zal geen extra verkeer worden aangetrokken. De bedrijfsvoering zal niet intensiveren, alleen in de aanlegfase zal er sprake zijn van stikstofdepositie. Gezien de uitkomst van de fictieve berekening is het niet te verwachten dat dit plan voor 8 woningen en 2 woningen op een grotere afstand van Natura 2000-gebieden leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Plansystematiek
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier voorliggend plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling bindt burgers en overheid.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), bindende afspraken en aanbevelingen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting, inclusief bijlagen;
- de verbeelding;
- de regels.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en ontheffing. De verbeelding geeft de bestemmingen weer met de daarbij behorende harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
Om duidelijkheid te verschaffen richting burgers en belanghebbenden bij bestemmingsplannen worden de regels en de verbeelding zo toegankelijk mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt bij ontwikkelingsplannen zoveel mogelijk aangesloten op de standaardregels van de gemeente. Daarnaast hanteert de gemeente het uitgangspunt om te dereguleren waar mogelijk. Daarom worden er zo weinig mogelijk binnenplanse flexibiliteitsregels, waarmee afgeweken kan worden van het bestemmingsplan, opgenomen.
5.2 Toelichting Op De Regels
De indeling van de planregels is als volgt:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn conform de SVBP2012 als volgt opgebouwd:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Wijzigingsbevoegdheid
In de bestemmingsomschrijving wordt omschreven voor welke doelen/functies de gronden mogen worden gebruikt. In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Artikel 3 Groen
Een strook tussen bestaande woningen en de nieuwe woningen aan de Raadhuishof is bestemd als Groen.
Artikel 4 Tuin
Voor de woningen is de bestemming Tuin opgenomen. Hier is bouwen niet toegestaan, met uitzondering van uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Een deel van de gronden op locatie Raadhuisstraat 31-33 Lichtenvoorde is voorzien van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Op deze gronden kunnen onder andere wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterberging worden gerealiseerd. Het inrichtingsplan voor de gronden binnen het bestemmingsvlak 'verkeer-verblijfsgebied' moet door Burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd. Daarbij zal dan rekening worden gehouden met onder andere voldoende waterberging, groen en parkeerplaatsen.
Artikel 6 Wonen
Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarnaast is door middel van een aanduiding aangegeven of sprake moet zijn van twee-aaneengebouwde dan wel vrijstaande woningen. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting voor geluid opgenomen voor het bouwen van de woningen aan de Raadhuishof.
Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
Deze bestemming betreft de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Artikel 9 Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Ook is de regeling voor parkeren opgenomen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Er gelden voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken ook regels die op het gehele plan op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. In dit plan betreft het regels waarin is aangegeven welk gebruik in strijd is met het bestemmingsplan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m3. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Het plan kan gewijzigd worden ten behoeve van: het in geringe mate aanpassen van het plan zoals bestemmingsgrens of bouwgrens, het oprichten van nutsvoorzieningen met een maximale inhoud van 100 m3 en het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Conform de wetgeving is het voorgeschreven artikel voor overgangsrecht opgenomen. Hierin zijn voorwaarden voor de omvang, het onderhoud en de herbouw opgenomen voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing of bestaand gebruik.
Artikel 14 Slotregel
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan als het verhaal van kosten voor rekening van verzoeker komt. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waardoor geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan wordt het ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vooroverlegpartners.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. Eventuele binnen gekomen zienswijzen worden in deze paragraaf behandeld.
Bijlage 1 Berekening Nettovloeroppervlakte
Bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte
Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca activiteiten
Bijlage 3 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 3 Lijst aan huis gebonden bedrijven
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Raadhuisstraat
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Raadhuisstraat
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Raadhuishof
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek Raadhuishof
Bijlage 3 Bodemonderzoek Raadhuishof
Bijlage 3 Bodemonderzoek Raadhuishof
Bijlage 4 Bodemonderzoek Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 4 Bodemonderzoek Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 5 Brief Provincie Met Evaluatie Bodemsanering Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 5 Brief provincie met evaluatie bodemsanering Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 6 Afkoppelingstegel
Bijlage 7 Waterhuishoudingsplan Raadhuishof
Bijlage 7 Waterhuishoudingsplan Raadhuishof
Bijlage 8 Watertoets Berekening Locatie Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 8 Watertoets berekening locatie Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek 2006 Raadhuishof
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek 2006 Raadhuishof
Bijlage 10 Akoestisch Rapport 2008 Raadhuishof
Bijlage 10 Akoestisch rapport 2008 Raadhuishof
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek 2017 Raadhuishof
Bijlage 11 Akoestisch onderzoek 2017 Raadhuishof
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek 2019 Raadhuishof
Bijlage 12 Akoestisch onderzoek 2019 Raadhuishof
Bijlage 13 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Raadhuishof
Bijlage 13 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Raadhuishof
Bijlage 14 Akoestisch Onderzoek Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 14 Akoestisch onderzoek Lichtenvoordseweg 85
Bijlage 15 Quickscan Natuuronderzoek Raadhuishof
Bijlage 15 Quickscan natuuronderzoek Raadhuishof
Bijlage 16 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Raadhuisstraat 31-33
Bijlage 16 Aanvullend ecologisch onderzoek Raadhuisstraat 31-33