KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 2 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 6 Overgangsrecht Bouwen
Artikel 7 Inwerkingtreding
Artikel 8 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie
3.1 Functioneel
3.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Ecologie
4.10 Kabels, Leidingen En Zones
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Inleiding
5.2 Keuze Voor Beheersverordening
5.3 Uitleg Van De Regeling
5.4 Werkinstructie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Procedure
6.3 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Obdam-hensbroek 2006
Bijlage 2 Kaarten Bestemmingsplan Obdam-hensbroek 2006
Bijlage 3 Regels Bestemmingsplan Polderweijde
Bijlage 4 Verbeelding Bestemmingsplan Polderweijde
Bijlage 5 Wijzigingsplan Laan Van Meerweijde 2
Bijlage 6 Wijzigingsplan Hofland

Obdam / Hensbroek

Beheersverordening - Gemeente Koggenland

Vastgesteld op 18-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Obdam - Hensbroek van de gemeente Koggenland;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1598.BHObdamHensbroek-va01 met bijbehorende bestanden;

1.3 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.4 besluitgebied:

het werkingsgebied van een gebiedsgericht besluit;

1.5 besluitvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde besluitgebied.

1.6 bestaand legaal gebruik:

het (al dan niet aanwezige) gebruik van de gronden en bouwwerken zoals toegestaan conform:

  1. a. een in werking getreden wijzigingsplan;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het gebruik;

1.7 bestaande legale bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

1.8 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.9 kwetsbaar object / beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.10 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.11 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Hoofdstuk 2 Bouw- En Gebruiksregels

Artikel 2 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 1 Voorschriftenbestemmingsplan Obdam-Hensbroek 2006 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 2 Kaarten bestemmingsplan Obdam-Hensbroek 2006, zoals (gedeeltelijk) aangepast in de volgende (wijzigings)plannen en met inachtneming van het bepaalde onder b:
    1. 1. Bestemmingsplan Polderweijde, opgenomen in bijlage 3 Regels bestemmingsplanPolderweijde en de daarbijbehorende kaart, opgenomen in bijlage 4 Verbeeldingbestemmingsplan Polderweijde;
    2. 2. Wijzigingsplan Laan van Meerweijde 2, opgenomen in bijlage 5 Wijzigingsplan Laanvan Meerweijde 2;
    3. 3. Wijzigingsplan Hofland, opgenomen in bijlage 6 Wijzigingsplan Hofland;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a is de regeling in de bijlagen 1, 3, 5 en 6 voorzover het betreft de in de artikelen genoemde wijzigingsbevoegdheden, alsmede de 'Overgangsbepalingen', 'Strafbepaling' en 'Slotbepaling' niet van toepassing;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a vervalt de bestemming 'Archeologische waarde' opgenomen in bijlage 2 en de daarbijbehorende voorschriften opgenomen in bijlage 1 en wordt vervangen door de regeling, zoals opgenomen in het verordeningsgebied en de daarbijbehorende artikelen 3 en 4;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a en b, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;
  5. e. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende:
    1. 1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
    2. 2. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  6. f. daar waar in de regels opgenomen in de bijlagen 1, 3, 5 en/of 6 'aanlegvergunning' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  7. g. daar waar in de regels opgenomen in de bijlagen 1, 3, 5 en/of 6 'vrijstelling te verlenen' staat wordt gelezen: 'af te wijken';
  8. h. daar waar in de regels opgenomen in de bijlagen 1, 3, 5 en/of 6 'vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 1

Ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1' geldt, behalve de andere regels van de beheersverordening, het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

3.1 Bouwregels

3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

Ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2' geldt, behalve de andere regels van de beheersverordening, het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.1 Bouwregels

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Overgangsrecht Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening word aangehaald als

Beheersverordening Obdam - Hensbroek.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

Op 14 november 2006 is het bestemmingsplan Obdam - Hensbroek vastgesteld. De wettelijke termijn van 10 jaar waarbinnen dit plan geactualiseerd moet worden, is inmiddels verlopen, waardoor actualisatie van de planologische regeling gewenst is.

De gemeente is daarom bezig met de voorbereiding van het opstellen van een nieuw plan voor de kernen van Koggenland. Vooruitlopend op de Omgevingswet is gekozen voor het opstellen van een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' in de zin van de Crisis- en Herstelwet. Het opstellen van een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' vergt meer voorbereidingstijd dan een traditioneel bestemmingsplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Voor de kernen Obdam en Hensbroek is daarom, ter overbrugging, voorliggende beheersverordening opgesteld.

Een beheersverordening leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien kunnen worden of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht kunnen worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken.

Gelet op de uitgangspunten dat er:

  1. a. op korte termijn geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien;
  2. b. de gemeente kiest voor behoud van de fysieke en functionele structuur van het gebied;
  3. c. de vigerende regelingen vooralsnog afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau;

kiest de gemeente Koggenland voor het instrument 'beheersverordening' voor de kernen Obdam - Hensbroek om aan de actualiseringsplicht uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te voldoen. Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 5.2. In die paragraaf wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

De plangrens van het bestemmingsplan Obdam - Hensbroek samen met de plangrens van het bestemmingsplan Polderweijde vormt de buitengrens van het verordeningsgebied.

Binnen dit verordeningsgebied/plangebied is de afgelopen jaren nog een aantal

(perceelsgebonden) wijzigingsplannen vastgesteld (zie paragraaf 1.3). Ook deze zijn, in de beheersverordening opgenomen. De begrenzing van het verordeningsgebied is aangegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.BHObdamHensbroek-va01_0001.png"

Figuur 1: Verordeningsgebied

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

  • Bestemmingsplan Obdam-Hensbroek vastgesteld d.d. 14 november 2006;
  • Bestemmingsplan Polderweijde, vastgesteld d.d. 10 januari 2006;
  • Wijzigingsplan Laan van Meerweijde 2, Obdam vastgesteld d.d. 5 juni 2012;
  • Wijzigingsplan Hofland, vastgesteld d.d. 23 december 2008.

Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

Voor een deel van het plangebied Polderweijde is op 11 juli 2016 een herziening vastgesteld, die eveneens een eerdere planherziening uit 2010 van dat bestemmingsplan hersteld. Dit plandeel is, vanwege de recente vaststellingsdatum en het feit dat dit deel van de wijk nog niet is ontwikkeld, buiten de werking van de verordening gelaten.

Hetzelfde geldt voor het bedrijventerrein de Braken dat is vastgelegd in het op 23 februari 2015 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerreinen.

Verder is een deel van het bebouwingslint ten zuiden van Obdam en ten zuiden van Hensbroek al overgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld op 27 juni 2013. Deze plandelen maken daardoor juridisch geen onderdeel meer uit van het bestemmingsplangebied Obdam - Hensbroek en dus ook niet van het voorliggende verordeningsgebied.

In de tussentijd zijn eveneens een aantal perceelgerichte bestemmingsplannen vastgesteld. Deze plannen zijn nog zodanig actueel dat de beheersverordening hier niet op van toepassing is. Het gaat om de volgende plannen:

  • Bestemmingsplan Obdam - Bosstraat, vastgesteld d.d. 7 mei 2012;
  • Bestemmingsplan Obdam - Dorpsstraat 111, vastgesteld d.d. 22 juni 2015;
  • Bestemmingsplan Obdam - Dorpsstraat 129, vastgesteld d.d. 24 oktober 2016;
  • Bestemmingsplan Obdam - Dorpsstraat 183, vastgesteld d.d. 11 februari 2013;
  • Bestemmingsplan Obdam - Dorpsstraat 239-241, vastgesteld d.d. 10 februari 2014;
  • Bestemmingsplan Obdam-Hensbroek, 2e herziening Hofland, vastgesteld d.d. 24 oktober 2011.

Voor het gebied Hofland is momenteel een ontwikkeling voor de bouw van 18 woningen in voorbereiding, welke in het bestemmingsplan Obdam-Hensbroek, 3e Herziening Hofland, wordt geregeld. Ook deze plancontour valt buiten de werking van deze beheersverordening.

Ten slotte doorsnijdt het provinciale inpassingsplan Westfrisiaweg, vastgesteld op 16 juli 2012, het plangebied. Ook dit plangebied wordt niet herzien in deze beheersverordening.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 3 is de bestaande situatie van het verordeningsgebied beschreven en wordt uitleg gegeven over de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de relevante sectorale aspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van de verordening;
  • hoofdstuk 6 ten slotte bevat een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" en de "Structuurvisie Noord-Holland 2040" die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" en de "Provinciale Ruimtelijke Verordening". Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.

Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de "Structuurvisie 2009-2020", de Welstandsnota Koggenland en de Archeologische beleidskaart. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het verordeningsgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Wel wordt in de beheersverordening rekening gehouden met het meest recente archeologische beleid, dat afwijkt van het beleid, zoals dat in het bestemmingsplan van 2006 was opgenomen (zie paragraaf 4.8.1).

Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie

3.1 Functioneel

Obdam en Hensbroek zijn van oorsprong lintdorpen. Na verschillende planmatige uitbreidingen is Obdam uitgegroeid tot een van grotere kernen van de gemeente Koggenland met een goed voorzieningenniveau. Hierbij gaat het vooral om het dagelijks aanbod. Voor een uitgebreider aanbod is men op Heerhugowaard aangewezen. De voorzieningen zijn voornamelijk geconcentreerd in en nabij het 'centrumgebied'. Door de aanwezigheid van een treinstation is Obdam goed bereikbaar per openbaar vervoer. Nabij het station is een groot sportcomplex gelegen, bestaande uit diverse sportvelden en een buitenzwembad.

Hensbroek ligt aan hetzelfde lint als Obdam. Op de kruising van de Dorpsstraat (het lint) en de Burgemeester Koooimanweg is sprake van een concentratie van bebouwing. Het voorzieningenniveau is niet uitgebreid. Er is een onder meer dorpshuis, een café, een buurtsuper, een basisschool, peuterspeelzaal en kinderdagverblijf. Voor de overige voorzieningen is Hensbroek georiënteerd op Obdam en Heerhugowaard. Hensbroek beschikt over eigen sportvelden en er is een natuurijsbaan aanwezig.

Naast genoemde voorzieningen hebben de dorpskernen van Obdam en Hensbroek overwegend een woonfunctie. Deze woonfunctie is duidelijk opgehangen aan de historische lintstructuur. Het lint wordt voor het grootste deel gekenmerkt door historische (woon)bebouwing, maar is in de afgelopen decennia aangevuld met verschillende na-oorlogse uitbreidingen. De dorpen kennen daardoor verschillende woonmilieus en woningtypologieën. Langs het lint is sprake van een mengeling van functies. Woningen worden hier afgewisseld met (agrarische) bedrijven, kleinschalige detailhandel, dienstverlening en horeca.

3.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur

3.2.1 Algemeen

De belangrijkste dragers van de ruimtelijke hoofdstructuur van Obdam-Hensbroek

zijn:

  • het lint van de Dorpsstraat en Dorpsweg (noordzuid richting),
  • de provinciale weg N507 (oostwest richting),
  • de spoorlijn Hoorn – Alkmaar.

Obdam is gelegen aan de noordzijde van het plangebied. Hensbroek bevindt zich aan de zuidzijde van Obdam. Obdam wordt fysiek gesplitst door de N507 en de spoorlijn Hoorn – Alkmaar, die dwars op het lint staan. Het overgrote deel van de woonbebouwing bevindt zich echter wel tussen de N507 en de spoorlijn, waardoor het zwaartepunt van het dorp één geheel vormt.

In de loop der tijd heeft schaalvergroting en herverkaveling van het landschap plaatsgevonden. De oostwest verkavelingsrichting is nog wel zichtbaar en wordt ondersteund door een aantal oostwest lijnen zoals de Braken, Molendijksweg, de spoorlijn, Noorderbrug en de Lutkedijk. Feitelijk zijn de dorpen opgehangen aan een sterke lintstructuur in noordzuid richting, die ongeveer haaks op deze verkavelingsrichting staat.

Het beeld van lange linten met daaraan de kernen is ruimtelijk sterk bepalend. De kernen Obdam en Hensbroek zijn vanuit het lint verder ontwikkeld. De uitbreidingen hebben voorheen vooral in westelijke richting plaatsgevonden. De laatste jaren vindt met de aanleg van Polderweijde, Hofland (en straks Tuindersweijde) uitbreiding in oostelijke richting plaats.

3.2.2 Verkeersstructuur

Bepalend voor de verkeersstructuur van Obdam en Hensbroek zijn de provinciale weg N507, de spoorlijn Hoorn-Alkmaar en het lint, bestaande uit de Dorpsstraat te Obdam en de Dorpsweg te Hensbroek. De Dorpsstraat en Dorpsweg, alsmede de N507 dienen als ontsluitingswegen voor beide dorpen. De aanwezige buurtontsluitingswegen komen allemaal uit op het lint door beide dorpen. Om de dorpen te bereiken of te verlaten via de N507 moet altijd gebruik gemaakt worden van het lint.

3.2.3 Water- en groenstructuur

Kenmerkend voor de kernen van Obdam en Hensbroek zijn de groene randen. Deze randen dragen dan ook de groene structuur. Door de uitbreidingswijken van Obdam is een blauwe structuur aanwezig. Vooral aan de oostkant bij Polderwijde en Meerweijde is sprake van een waterrijk gebied. Aan de zuidkant hiervan ligt een bijzonder waterbergingsgebied. Het openbaar groen is verspreid over de woongebieden.

De structuren binnen Hensbroek zijn voornamelijk oostwest gericht en volgen de verkaveling. De ecologische waarden bestaan voornamelijk uit waterverbindingen.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.

4.2 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Alhoewel in de huidige situatie niet in alle gevallen zal worden voldaan aan de minimale planologische richtafstanden ten aanzien van milieugevoelige functies, betreft het in alle gevallen functies die naar hun aard en schaal in de dorpen passen. Uit milieuoogpunt kan dan ook worden geconcludeerd dat de bedrijven in de huidige omvang en op grond van de huidige bedrijfsvoering acceptabel zijn. Daarnaast voorziet de verordening niet in nieuwe ontwikkelingen, waarbij milieubelastende activiteiten nabij milieugevoelige functies worden geplaatst. Naast de bestaande bedrijven zijn ook andere bedrijven uit de in de bestemmingsplannen toegelaten maximale milieucategorie toegestaan. Dit betreffen milieucategorieën die naar hun aard en schaal in de dorpen passen.

Daar waar de geldende bestemmingsregeling andere milieugevoelige functies mogelijk maakt, is ervan uitgegaan dat deze functies uitwisselbaar kunnen blijven. Deze functies worden derhalve niet op de bestaande plek vastgelegd, maar op basis van de huidige bestemming is uitwisselbaarheid mogelijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een maatschappelijke bestemming waar niet alleen educatieve doeleinden onder vallen, maar ook levensbeschouwelijke doeleinden.

Hetzelfde geldt voor het centrum, waar functieuitwisseling blijft toegestaan.

Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen, maar van een voortzetting van de huidige mogelijkheden die ruimtelijk-planologisch als aanvaardbaar kunnen worden beschouwd.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom de dorpen zijn geen geluidzoneringsplichtige industrieterreinen aanwezig.

In de Wgh is bepaald dat elke (spoor)weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan

geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

Voor het overgrote deel van de dorpskernen geldt het regime van 30 km/ uur. Voor de zoneplichtige wegen in de dorpen (dus met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer) biedt de beheersverordening door het overnemen van het bouwvlakkensysteem uit de geldende plannen een regeling dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd. Hetzelfde geldt voor de eerstelijns (geluidgevoelige) bebouwing langs de spoorweg die door Obdam loopt. Ook hier kunnen woningen niet dichter naar de bron worden gebouwd.

Uit het vorenstaande blijkt dat geluid geen belemmering is voor het verordeningsgebied.

4.4 Externe Veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de landelijke risicokaart weergegeven.

Bij aanwezigheid van risicovolle inrichtingen moet onderzoek worden gedaan naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Bij het PR gaat het om de overlijdenskans van één persoon door een ongeluk bij de gasleiding. Het PR wordt uitgedrukt in contouren op de kaart. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet in de 10-6 risicocontour worden gebouwd.

Het GR houdt rekening met de daadwerkelijke aanwezigheid van personen en geeft de kans dat een bepaalde groep personen gelijktijdig slachtoffer kunnen worden. Voor het GR is geen normstelling, dit moet per situatie berekend worden.

In de nabijheid van het verordeningsgebied is een tankstation met LPG aan de Dobber 2 te Obdam (op het bedrijventerrein) aanwezig. Voor dit tankstation kan worden geconstateerd dat de PR 10-6-contouren buiten het verordeningsgebied gelegen zijn. Ook valt de rondom dit lpg-tankstation geldende invloedszone van 150 meter ten aanzien van het groepsrisico buiten het verordeningsgebied.

Het LPG-tankstation nabij het verordeningsgebied vormt dan ook geen belemmering voor de in de nabijheid daarvan aanwezige risicogevoelige functies. Verder zijn er geen functies aanwezig in en rondom het verordeningsgebied (o.a wegen waarop gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd of hoofdtransportleidingen voor aardgas) die van invloed zijn op risicovolle functies .

Gelet op het vorenstaande is externe veiligheid in principe geen belemmering voor het verordeningsgebied.

Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de geldende plannen risicovolle inrichtingen ingevolge het Bevi niet expliciet uitsluiten. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven ingevolge het Vuurwerkbesluit. Teneinde nieuwvestiging hiervan tegen te gaan, is een regeling opgenomen in deze beheersverordening.

4.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het verordeningsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het verordeningsgebied.

4.6 Bodem

Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het verordeningsgebied.

4.7 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.


Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Voor het verordeningsgebied dient op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg te worden onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn.

In het bestemmingsplan Obdam-Hensbroek is het archeologisch bureauonderzoek uit 2005 opgenomen. Recentelijk (augustus 2016) is een nieuwe archeologische beleidskaart voor de gemeente Koggenland opgesteld. De archeologieregimes met bijbehorende criteria verschillen van het onderzoek uit 2005. In de beheersverordening is dit nieuwe beleid vertaald.

Deze vertaling strekt zich uitsluitend tot het beschermen van terreinen met de hoogste verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie 1), alsmede een hoge verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie 2). Dit betreffen delen van de linten van Obdam en Hensbroek.

Voor de overige ondergrenzen is geen bescherming nodig, omdat dergelijke ontwikkelingen niet mogelijk zijn op basis van deze beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.BHObdamHensbroek-va01_0002.png"

Figuur 2: Archeologische beleidsadvieskaart

4.8.2 Cultuurhistorie

Kenmerkend is de lintbebouwing van de dorpskernen Obdam en Hensbroek. De bebouwing ligt aan twee in het verlengde liggende wegen: de Dorpsweg in Hensbroek en de Dorpsstraat in Obdam. De oudste bebouwing in het gebied is te vinden aan de Dorpsweg en Dorpsstraat. Ter hoogte van de beide dorpskernen zijn in de loop van de twintigste eeuw nieuwbouwwijken in de richting van het open polderlandschap ontstaan. De bebouwing van de huidige dorpslinten gaat terug tot in de 13e eeuw. De begrenzing van deze historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1849-1859. De historische waarden van de historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen.

Het behoud van de cultuurhistorische waarden wordt gewaarborgd, omdat in de onderhavige beheersverordening het gedetailleerd karakter van bestemmen is overgenomen uit de geldende (gedetailleerde) regeling. Daarmee zijn alle functies vrij specifiek inbestemd. De wegen-, straten en groenstructuur, alsmede de (individuele) bebouwingsstructuur is vastgelegd door middel van eigen bestemmingen.

Hierdoor wordt het behoud van de cultuurhistorische patronen die nu nog in beide dorpen voorkomen, afdoende gewaarborgd.

Een aantal gebouwen in Obdam en Hensbroek heeft een bijzondere kwaliteit en zijn op grond daarvan aangewezen als rijksmonument, als provinciaal monument of als gemeentelijk beeldbepalend pand. De volgende rijksmonumenten komen voor:

  • Dorpsstraat 106;
  • Dorpsstraat 111;
  • Dorpsweg 59;
  • Kerkweg 2.

Bij ontwikkelingen aan deze monumenten is - voor verlening van een omgevingsvergunning - een toetsing nodig. Omdat deze zijn aangewezen als rijksmonument ingevolge de Erfgoedwet behoeft hiervoor in principe geen extra regeling in de beheersverordening te worden opgenomen. Echter, omdat deze rijksmonumenten ook al het geldende bestemmingsplan Obdam-Hensbroek worden beschermd, is deze regeling opnieuw van toepassing.

Hetzelfde geldt voor de provinciale monumenten, gemeentelijk beeldbepalende panden (zoals stolpen) die in de geldende regeling zijn beschermd via een specifieke regeling.

4.9 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de

bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in

één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals

de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden.

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Voor het verordeningsgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Wat betreft de gebiedsbescherming zijn er in het verordeningsgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden. Hetzelfde geldt voor de soortenbescherming.

4.10 Kabels, Leidingen En Zones

In het verordeningsgebied loopt een straalpad. Binnen het straalpad geldt een hoogtebeperking. Daarnaast is er een molen aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Een deel van de molenbiotoop valt binnen het plangebied. Ook binnen deze molenbiotoop geldt een hoogtebeperking.

Zowel het straalpad als de molenbiotoop worden beschermd via deze beheersverordening.

Verder zijn er geen leidingen en tracés aanwezig zie een belemmering zijn voor het verordeningsgebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

5.2 Keuze Voor Beheersverordening

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Voor het bestemmingsplangebied Obdam - Hensbroek is deze termijn inmiddels verstreken.

De Wro biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).


Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande (legale) gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor bestaande planologische ruimte.


In het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet zestiende tranche die naar verwachting nog in 2017 in werking treedt, zijn de kernen van de gemeente Koggenland aan het experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte toegevoegd. Hieronder vallen ook de kernen Obdam en Hensbroek. Concreet betekent dit dat voor het verordeningsgebied binnenkort een nieuw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte zal worden voorbereid. Het opstellen van een dergelijk bestemmingsplan vergt meer voorbereidingstijd dan een traditioneel bestemmingsplan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Om toch aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro te voldoen, dient de gemeente ervoor te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen. De gemeente wil voldoen aan de actualiseringsplicht en stelt daarom deze beheersverordening vast, die tot doel heeft de bestaande situatie te beheren.

Er wordt wel belang gehecht aan het uiteindelijk vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. De actualisering hiervan wordt in gang gezet. In dit nieuwe 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' worden naast de geldende planologische

mogelijkheden, (eventueel) ook nieuwe mogelijkheden/ontwikkelingen opgenomen, daar waar dit in deze beheersverordening niet mogelijk is.


Er is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van een gebied waar ruimtelijke ontwikkelingen zijn beoogd in de periode vanaf de vaststelling van de beheersverordening tot aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Indien er zich onverhoopt ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een specifiek bestemmingsplan of een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).


Gelet op de typering van het verordeningsgebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied, de verwachte ontwikkelingen en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan, is er sprake van beheer van de bestaande situatie voor de looptijd van deze verordening. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.


De regeling van de geldende bestemmingsplannen biedt nog voldoende mogelijkheden in de huidige situatie. De huidige bestemmingsplannen vormen dan ook de basis voor deze verordening.

Binnen de huidige regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden, waardoor deze plannen de basis vormen voor deze verordening. Uiteindelijk zal een nieuw bestemmingsplan de werking van de beheersverordening overnemen.

5.3 Uitleg Van De Regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende vrijstellingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit de geldende bestemmingsplannen in deze verordening overgenomen.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

Bestemmingsplan Obdam - Hensbroek (2006) en bestemmingsplan Polderweijde (2006)

Het bestemmingsplan Obdam - Hensbroek (2006) is het basisplan dat binnen het verordeningsgebied vigeert. Aan dat plangebied is het woongebied Polderweijde toegevoegd waar in 2006 ook een bestemmingsplan voor is vastgesteld.

De regeling en bijbehorende kaarten zijn in artikel 2 sub a vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening.

De daarna vastgestelde (perceelsgerichte) bestemmingsplannen die binnen de contouren van het verordeningsgebied vallen, maken geen deel uit van de onderhavige beheersverordening. Deze plannen hebben nog een looptijd die kan worden overbrugd naar het nieuwe bestemmingsplan. Bovendien voldoen deze plannen aan de digitaliseringsverplichting en zijn dus digitaal raadpleegbaar.

Uiteraard vallen de opgestelde wijzigingsplannen die zijn gebaseerd op het 'moederplan' Obdam - Hensbroek ook binnen de regeling van de beheersverordening.

Uitgesloten bepalingen

Wijzigingsbevoegdheden, uit te werken bestemmingen en nadere eisen uit het vigerende plan kunnen binnen een beheersverordening niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden en nadere uitwerkingen geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument.

Verder zijn de in de bijlage(n) opgenomen regelingen met betrekking tot het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regiem van de beheersverordening.

Al deze bepalingen zijn dan ook buiten toepassing van de beheersregeling gelaten (artikel 2 sub b).

Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 2 sub d. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van de Wabo-procedure.

Archeologie

Zoals in paragraaf 4.8.1 al is aangegeven is de regeling voor archeologie afgestemd op het meest recente archeologiebeleid. Omdat het hier om een gebied gaat waar ontwikkelingen beperkt zijn tot perceelsniveau, worden in deze beheersverordening alleen de gebieden met een hoge verwachtingswaarde, voorzien van een specifieke beschermingsregeling. Deze regeling is erop gericht om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te behouden door te eisen dat bij het realiseren van bouwwerken in het gebied met de hoogste verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie 1) een waarderend archeologisch onderzoek wordt verricht. In het gebied met een hoge verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie 2) moet dit plaatsvinden als er bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m² worden gerealiseerd.

Met een dergelijk onderzoek dient de uitvoerbaarheid van een bouwvoornemen ten aanzien van het archeologische aspect aangetoond te worden.

5.4 Werkinstructie

Deze beheersverordening regelt in principe dat de regelingen van de geldende bestemmingsplannen van kracht blijven. Bij aanvragen voor omgevingsvergunning betekent dit concreet dat de bijlagen bij de regels van deze verordening gehanteerd kunnen worden als toetsingskader. In deze bijlagen is de regeling van het eerdere bestemmingsplan integraal overgenomen.

Door deze systematiek blijft het toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning in principe gelijk aan die vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Wel moet erop worden gelet dat nadere eisen, uitwerkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden die in de bijlagen voorkomen, niet kunnen worden toegepast. Dit zijn bevoegdheden die ontwikkelingen mogelijk maken, die niet onder het regiem van een beheersverordening mogen vallen. Hetzelfde geldt voor het overgangsrecht en de strafbepaling die niet relevant meer zijn, nu er een beheersverordening geldt. In artikel 2 lid b van deze verordening zijn deze bevoegdheden buiten toepassing verklaard.

De regels in de bijlage bij deze verordening voorzien in de bedrijfsbestemmingen niet expliciet in het weren van risicovolle inrichtingen (Bevi) en vuurwerkbedrijven (Vuurwerkbesluit). In het verordeningsgebied dient echter uitgesloten te zijn dat deze bedrijven zich mogen vestigen. Het uitsluiten van nieuwvestiging van deze bedrijven is geborgd in artikel 2 lid c.

De in de bijlage opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen, kunnen, net als nu al gebeurt, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.

Op het moment dat er sprake is van een situatie waarbij bouw of gebruik niet in overeenstemming is met de in de bijlage opgenomen regeling, kan worden getoetst aan de planologische maatregel die hiervoor genomen is, zoals een verleende ontheffing, vrijstelling of afwijking. Binnen de kaders van die verleende vergunning kan een nieuwe aanvraag worden getoetst. In artikel 2 lid d is dit geborgd. Het mag vanzelf spreken dat illegale bouwwerken of illegaal gebruik niet gelegaliseerd is onder het regiem van de beheersverordening.

Doordat het laatste bestemmingsplan wordt vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q bestemmingen verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt, zijn perceelsgebonden van aard en kleinschalig van karakter. Deze zijn ruimtelijke ondergeschikt. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit de geldende bestemmingsplannen wordt grotendeels voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Procedure

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de

beheersverordening. De beheersverordening is door de gemeenteraad vastgesteld op 18 september 2017. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

De verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking van het vaststellingsbesluit.

6.3 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het opnemen van een regeling ter bescherming van de archeologische waarden is ten opzichte van de geldende bestemmingsplan wel een extra voorwaarde aan de bouw- en gebruiksrechten, maar vormt geen belemmering voor het bouwen en gebruiken van de gronden.

Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig.

Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Obdam-hensbroek 2006

Bijlage 1 Voorschriften bestemmingsplan Obdam-Hensbroek 2006

Bijlage 2 Kaarten Bestemmingsplan Obdam-hensbroek 2006

Bijlage 2 Kaarten bestemmingsplan Obdam-Hensbroek 2006

Bijlage 3 Regels Bestemmingsplan Polderweijde

Bijlage 3 Regels bestemmingsplan Polderweijde

Bijlage 4 Verbeelding Bestemmingsplan Polderweijde

Bijlage 4 Verbeelding bestemmingsplan Polderweijde

Bijlage 5 Wijzigingsplan Laan Van Meerweijde 2

Bijlage 5 Wijzigingsplan Laan van Meerweijde 2

Bijlage 6 Wijzigingsplan Hofland

Bijlage 6 Wijzigingsplan Hofland