De Leet 51, De Goorn (uitbreiding agrarisch bouwvlak)
Wijzigingsplan - Gemeente Koggenland
Vastgesteld op 07-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het wijzigingsplan Wijzigingsplan De Leet 51, De Goorn (uitbreiding agrarisch bouwvlak), met identificatienummer NL.IMRO.1598.WPLGDeLeet51-va01 van de gemeente Koggenland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
Voor de overige begrippen wordt verwezen naar het bestemmingsplan "LandelijkGebied Koggenland" van de gemeente Koggenland.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Voor de wijze van meten wordt verwezen naar het bestemmingsplan "LandelijkGebied Koggenland" van de gemeente Koggenland.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Zie voor de uitleg van de bestemming bijlage 2 bij de toelichting.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het volwaardig agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;
- c. de uitoefening van het volwaardig agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf, in combinatie met:
- 1. een agrarisch hulpbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf";
- 2. een zorgfunctie en een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorg 1";
- 3. een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorg 2";
- 4. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
- 5. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
- d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
- e. het huisvesten van personeel in logiesgebouwen;
- f. cultuurgrond;
- g. fruitteelt, ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt";
- h. een baggerspeciedepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
- i. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan", in combinatie met een gebouw ten behoeve van een kantine, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
- j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de oude droogmakerijen;
- k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
- l. droge waterberging, met afwateringssysteem, tijdelijk te gebruiken bij calamiteiten en blijvend geschikt voor agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
- m. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";
- n. een boomgaard, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";
met daaraan ondergeschikt:
- o. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. extensief dagrecreatief medegebruik;
- r. kleinschalige duurzame energiewinning;
- s. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
- t. fiets- en wandelpaden;
- u. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- v. evenementen met een aaneengesloten periode van ten hoogste 5 dagen;
- w. kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang";
met de daarbijbehorende:
- x. bedrijfsgebouwen, waaronder logiesgebouwen, en overkappingen;
- y. kassen;
- z. torensilo's;
- aa. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
- ab. bestaande loodsen buiten bouwvlakken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - loods";
- ac. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten met de daarbij behorende tuinen en erven, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
- ad. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten met de daarbij behorende tuinen en erven in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
- ae. andere bouwwerken;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
- c. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
het gebruik van de gronden ten behoeve van de wisselteelt van bloembollen, ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap verkaveling' en 'Waarde - Aardkundig';
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast", "kampeerterrein" en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- f. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
- 2. de woonfunctie behouden blijft;
- 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
- 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
- h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- i. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning anders dan de logiesgebouwen voor de huisvesting van (tijdelijke) werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of een zorgwoning ten behoeve van de op het ter plaatse gevestigde bedrijf aanwezige zorgbehoevende personen;
- j. het gebruik van logiesgebouwen voor bewoning gedurende meer dan 10 maanden per jaar, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - specifieke regeling";
- k. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt (tenzij ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt" en "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard"), boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
- l. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- m. het gebruik van gronden ten behoeve van werken en werkzaamheden die de waterbergende functie onomkeerbaar aantasten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
- n. het gebruik van een bedrijfswoning anders dan ten behoeve van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- o. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en), tenzij een Natuurbeschermingswetvergunning is afgegeven dan wel is aangetoond dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet is vereist.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
Zie voor de uitleg van de bestemming bijlage 3 bij de toelichting.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 10.000 m² bedraagt;
- d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Voor de algemene regels wordt verwezen naar het bestemmingsplan "LandelijkGebied Koggenland" van de gemeente Koggenland.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Voor de overgangs- en slotregels wordt verwezen naar het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland" van de gemeente Koggenland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De Maatschap Co Pronk (hierna: de initiatiefnemer) wil haar bloembollenbedrijf aan De Leet 51 bij De Goorn uitbreiden (tulpen broeierij in schuurkassen). De uitbreiding van het bedrijf gaat aan de westzijde van de bestaande bedrijfsbebouwing plaatsvinden. Voor deze uitbreiding is een bouwvlakvergroting nodig. Dit wijzigingsplan maakt deze uitbreiding mogelijk.
1.1 Het Plangebied
Het perceel De Leet 51 is het plangebied van dit wijzigingsplan. Het plangebied ligt aan De Leet, direct nabij de aansluiting van die weg met de Julianastraat. Dit zijn wegen in het buitengebied westelijk van het dorp De Goorn. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied aangegeven.
figuur 1 Ligging plangebied
1.2 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland". Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Koggenland. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemmingen "Agrarisch" en "Waarde - Archeologie 5". Voor het bestaande agrarische bedrijf is een bouwvlak opgenomen. In figuur 2 is een fragment van het geldende bestemmingsplan van het plangebied (rode cirkel) en omgeving aangegeven.
figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk Gebied.
De uitbreiding van het agrarische bedrijf moet plaatsvinden aan de westzijde van de bestaande bedrijfsbebouwing. Deze uitbreiding valt binnen de bestemming "Agrarisch". Dit geeft voor het gebruik geen strijdigheid met het bestemmingsplan. De uitbreiding valt echter buiten het aangeduide bouwvlak. Dit bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 1 ha. Bebouwing voor een agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak is bij recht niet toegestaan. Voor dergelijke situaties is in het bestemmingsplan echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het bouwvlak kan daarmee uitgebreid worden, waardoor de uitbreiding wel gerealiseerd kan worden.
De wijziging kan niet zonder meer worden toegepast, hieraan zijn voorwaarden verbonden. Vergroting van het bouwvlak kan plaatsvinden, mits:
- a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare, tenzij ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap verkaveling' of 'Waarde - Aardkundig', in welk geval de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare mag bedragen (zie ook 3.1);
- b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan (zie ook 3.2);
- c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond (zie ook 3.3);
- d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding (zie ook 3.1);
- e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur (zie ook 3.2);
- f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen (zie ook 3.1);
- g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling (zie ook 3.4);
- h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen (zie ook 3.2);
- i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (zie ook 3.5);
- j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm (zie ook 3.5).
Aan deze voorwaarden wordt later in deze toelichting getoetst. De verwijzingen naar de betreffende paragrafen zijn hiervoor per voorwaarde opgenomen.
Zoals aangegeven is ook de (dubbel)bestemming "Waarde - Archeologie 5" van toepassing. Daarin is een bouwverbod opgenomen voor bouwwerken met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2. De uitbreiding van het bouwblok bedraagt ongeveer 4.000 m2. Onderzoek naar archeologie is voor de uitbreiding dus niet nodig, omdat deze ruim onder de 10.000 m2 blijft. De dubbelbestemming blijft van kracht en wordt in dit wijzingsplan dan ook overgenomen.
1.3 Leeswijzer
Na dit hoofdstuk geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en gewenste situatie. Naast de huidige planologische regeling is de gewenste situatie immers het uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. In hoofdstuk 3 komt vervolgens de toetsing aan de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheid aan bod. Daarbij wordt aangetoond hoe en waarom de gewenste ontwikkeling passend is. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de uitvoerbaarheid, waarbij ingegaan wordt op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft tot slot een korte beschrijving van de juridische regeling van dit plan. De bijlagen zijn ondersteunend aan de informatie die in de verschillende hoofdstukken staat beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.
2.1 Huidige Situatie
In het plangebied staat op dit moment het agrarische bedrijf van de initiatiefnemer. Zoals op onderstaande afbeeldingen te zien is, gaat het daarbij om bedrijfsbebouwing (schuur / schuurkassen) en een bedrijfswoning. De bedrijfsbebouwing en -woning staan op enige afstand van elkaar en zijn niet in een strakke rooilijn geplaatst. De bedrijfswoning staat dichter bij de weg dan de bedrijfsbebouwing. Alle bebouwing in het plangebied is relatief laag; deze bestaat uit ten hoogste één bouwlaag met een kap.
figuur 3 Luchtfoto en aanzicht bestaande situatie
De bebouwing staat in een open landschap, dat bestaat uit agrarische gronden met solitaire bomen en/of laanbeplanting. Alleen aan de zuidwestzijde van de aansluiting van De Leet op de Julianastraat is bebossing aanwezig. Deze wordt gebruikt als afscherming van de daarachter liggende sport- en recreatievoorzieningen.
Het plangebied is goed ontsloten voor verkeer. Het gebied ligt direct bij de aansluiting van De Leet op de Julianastraat. Via beide wegen kunnen onder meer de dorpen De Goorn en Ursem gemakkelijk en snel bereikt worden.
2.2 Gewenste Situatie
De initiatiefnemer wil aan de westzijde van de bestaande bebouwing een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing realiseren. Hierbij gaat het om schuurkassen. De nieuwbouw staat in alle gevallen minimaal 10,00 meter van de voor erfgrens. Ongeveer een derde deel van de voorgevel van de nieuwbouw staat in dezelfde rooilijn als de bestaande bebouwing. De rest van het gebouw staat 12,00 meter verder naar achteren gerooid, waardoor de aanblik van de bebouwing na realisatie minder massief is. In figuur 4 is de plattegrond van de gewenste situatie opgenomen.
figuur 4 Plattegrond gewenste situatie
De nieuwe schuurkassen hebben eenzelfde uitstraling als de bestaande bebouwing en bestaat dan ook uit één bouwlaag met een kap. Bij de uitbreiding worden hetzelfde materiaal en dezelfde kleuren gehanteerd als bij de bestaande bebouwing gebruikt is. Het bouwplan is inmiddels voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft op 31 oktober 2013 haar akkoord gegeven.
De bebouwing moet op een goede manier worden ingepast in het landschap. Dit is één van de voorwaarden voor wijziging van het bestemmingsplan. Deze landschappelijk inpassing wordt toegelicht in 3.2.
Het bloementeeltbedrijf blijft gehandhaafd. Dit geldt voor de bedrijfswoning, voor de bestaande en voor de nieuwe bedrijfsbebouwing. De verschillende functies voor het bedrijf blijven in het bestaande bedrijfsgedeelte zoals deze in de huidige situatie zijn. In de uitbreiding komt grotendeels kasruimte. Daarnaast komt hierin een nieuwe koelcel. Deze komt aan de voorzijde van de bebouwing . Aan de achterzijde van de bebouwing wordt de bestaande overkapping uitgebreid langs de volledige achterzijde van het kassengedeelte.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan De Voorwaarden
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van en toetsing aan de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden zijn hard, hieraan moet voldaan worden, om de wijziging van het bestemmingsplan voor de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
3.1 Het Bouwvlak
Een eerste voorwaarde voor wijziging van het bouwvlak is dat het bestaande bouwvlak geen ruimte meer biedt voor de benodigde uitbreiding. Het bestaande agrarische bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 10.000 m2, ofwel 1 hectare. De bestaande bebouwing is 4.065 m2 groot en vult daarmee al een groot deel van het bestaande bouwvlak. Na de uitbreiding heeft de bebouwing een oppervlakte van ongeveer 6.350 m2. De uitbreiding past niet meer op een goede manier binnen het bestaande bouwvlak. Deze aaneengesloten oppervlakte is - door de situering van de bestaande bebouwing - niet meer beschikbaar in het bouwvlak.
Voor de nieuwbouw is gekeken naar de beste locatie om de bestaande bedrijfsbebouwing uit te breiden. In verband met de aanwezigheid van de bedrijfswoning en een naburig bedrijf, is uitbreiding aan de oostzijde niet wenselijk. Aan de westzijde van de bestaande bebouwing is uitbreidingsruimte beschikbaar. Hier is een uitbreiding van het bouwvlak in ruimtelijke zin het best inpasbaar. De initiatiefnemer heeft daarbij aangegeven dat een bouwvlak met een oppervlakte van 1,5 hectare voldoende is. Hiermee blijven zij ruim onder de maximaal toegestane oppervlakte van 2,0 hectare. In dit wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de gewenste 1,5 hectare.
Zoals aangegeven wordt het bouwvlak in westelijke richting uitgebreid. Bij de uitbreiding is in eerste instantie rekening gehouden met de gewenste uitbreidingsrichting van de bebouwing. Belangrijk daarbij is een zo logisch mogelijk functioneren van de bebouwing en het voorkomen van bebouwing die diep het open landschap in steekt. Daarnaast is rekening gehouden met de historisch gegroeide landschapsstructuur en daarbij horende verkavelingsrichting. Zo is er wel sprake van verbreding van het bouwvlak, maar is deze zo minimaal mogelijk gehouden. De afstand tussen de nieuwbouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt slechts 7,50 meter (zie ook figuur 4 in 2.2). Daarnaast vindt ook uitbreiding van de bebouwing aan de achterzijde van de bestaande bebouwing (in noordelijke richting) plaats. De historische verkavelingsrichting is ook noord-zuidgericht, waarmee deze uitbreidingsrichting in de hoofdstructuur van het landschap past.
Een andere belangrijke voorwaarde is dat voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen. Dit heeft plaatsgevonden door het bouwvlak niet dichter naar de oostelijke buren te plaatsen, maar juist aan de andere zijde uit te breiden. Daarnaast is, met de getrapte rooilijn van de nieuwbouw, rekening gehouden met een minimale afstand van 10,00 meter naar de weg De Leet en de daaraan grenzende ruimtelijke elementen.
3.2 Landschappelijke Inpassing
De wijziging van het bestemmingsplan kan alleen plaatsvinden wanneer sprake is van een goede landschappelijke inpassing, overeenkomstig het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied. Dit is aangetoond met het erfinrichtingsplan dat is weergegeven in onderstaande afbeelding.
figuur 5 Erfinrichtingsplan De Leet 51
Het plangebied ligt in een halfopen landschap. De bestaande bedrijfspanden zijn in beperkte mate ingepast. Bij uitbreiding van de bebouwing wordt voorgesteld de landschappelijke aankleding te versterken door middel van een tweetal beplantingsvoorstellen:
- 1. Aan de westzijde en aan de oostzijde worden naast de bebouwing en mogelijke paden bomenrijen aangeplant. Deze bomen zijn middelgroot tot klein. De bomen hebben een landschappelijke uitstraling. Voorkeur gaat uit naar het toepassen van een rij knotwilgen of éénzijdige elzensingel. De onderlinge plantafstand bedraagt maximaal ongeveer 2 meter.
- 2. Aan de voorzijde wordt aan de voorzijde van de verharding een gemengde lage heg geplant. Deze bestaat uit inheemse soorten; haagbeuk, els, wilg, veldesdoorn en meidoorn, en moet eens per twee jaar sterk gesnoeid worden.
In het plangebied is sprake van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen, na realisatie van de nieuwbouw. Dit komt in eerste instantie door de directe aansluiting van de nieuwbouw op de bestaande bebouwing, de verspringende rooilijn en - daarmee - het voorkomen van grote massieve bebouwing dicht op de weg. Daarnaast komt dit door het aansluiten van materialisering en kleurgebruik bij de nieuwbouw op de bestaande bebouwing. Tot slot draagt de nieuwe erfinrichting bij aan de uitstraling van de bedrijfsbebouwing naar de omgeving. Door de groene inpassing van de bebouwing, staat deze minder prominent in het open landschap.
3.3 Vergroting Productieomvang
Op korte termijn is een uitbreiding van de huidige bedrijfsactiviteiten gewenst. Het bestaande bedrijf beleeft momenteel een groei in de teelt van bloembollen (op het land) en het broeien van bloembollen (in de kas). De uitbreiding van het bedrijf is nodig om te voldoen aan de groeiende vraag vanuit de markt. Door de nieuwe bedrijfbebouwing kan het bedrijf bovendien efficiënter en slagkrachtiger draaien.
Wanneer hiervoor nut en noodzaak is, zijn nieuwe aansluitende investeringen en bouwactiviteiten op lange termijn niet uit te sluiten. Dit is een belangrijke reden om het agrarische bouwvlak enigszins groter te maken dan strikt noodzakelijk voor de gewenste nieuwbouw.
3.4 Infrastructuur
Voor de uitbreiding van het bouwvlak en de bebouwing hoeven geen nieuwe ontsluitingsroutes op De Leet te worden gerealiseerd. De bestaande ontsluiting van het bedrijf blijft gehandhaafd. Tijdens het seizoen van de broeierij, wanneer het bedrijf de grootste productie heeft, bedraagt het aantal verkeersbewegingen met vrachtwagens ongeveer 2 per dag. In de zomerperiode is het aantal transporten lager. Deze vrachtwagens zijn bedoeld voor het opladen van bolbloemen en het brengen van onder andere veilingfusten en bedrijfsbenodigdheden. De wegen rond het plangebied worden al gebruikt voor dit type verkeer en zijn hiervoor voldoende geschikt.
3.5 Milieu En Omgevingstoets
In deze paragraaf vindt een toetsing plaats aan de van belang zijnde aspecten vanuit milieu en de omgeving. Daarbij wordt achtereenvolgens gekeken naar de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.5.1 Milieusituatie
Het landbouwbedrijf van de initiatiefnemer betreft een bloembollenbedrijf. Daarbij is sprake van telen en verwerking van bloembollen. Een dergelijk bedrijf is in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" aangemerkt als een bedrijf met een milieucategorie 2. Dit betekent dat de grootste afstand 30 meter is voor mogelijke hinder ten opzichte van woningen van derden in een rustig buitengebied.
De milieusituatie verslechtert door de uitbreiding van het bedrijfsperceel niet. Het dichtst bij het plangebied liggende woonperceel van derden ligt buiten de grootste afstand van 30 meter. Deze ligt namelijk op bijna 40 meter van de grens van het woonperceel van de bedrijfswoning van de intiatiefnemers. De bestaande bedrijfsbebouwing van de initiatiefnemer ligt op ruim 66 meter van dat woonperceel. De nieuwbouw komt op een afstand van ruim 100 meter van dat perceel.
Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van de gewenste nieuwbouw moet een bodemonderzoek geleverd worden. Dit onderzoek moet aantonen dat de bodem voldoende kwaliteit heeft voor de gewenste nieuwe ontwikkeling. De verwachting is op voorhand dat dit geen belemmeringen oplevert, omdat de grond voor de uitbreiding van het bouwvlak vooral als landbouwgrond gebruikt is.
3.5.2 Natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Het plangebied en haar directe omgeving is niet aangewezen als een gebied met beschermde natuurlijke waarde en heeft hierop dus ook geen invloed. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland" eigen bestemmingen opgenomen. Wel kunnen in een gebied beschermde soorten aanwezig zijn. De verwachting is dat de ontwikkeling geen nadelige effecten heeft op mogelijk aanwezige beschermde soorten en andere natuurwaarden. Het gaat immers om een vergroting van het bouwvlak op gronden die tot heden (intensief) gebruikt zijn als landbouwgrond. Deze gronden worden veelvuldig onderhouden, onder meer door het maaien van het grasland en door het ploegen van velden voor bloembollen. Daarnaast is het uitgangspunt van het plan dat de huidige bebouwing niet gesloopt wordt, de bestaande waterlopen niet gedempt worden en bomen niet gekapt worden. Een onderzoek is daarom niet nodig.
Het gebied rond het plangebied is te karakteriseren als een open landbouw gebied. Door de gewenste ontwikkeling worden de landschappelijke waarden niet verstoord. De bebouwing wordt zo veel mogelijk geclusterd en op een goede manier ingepast. Meer informatie hierover staat in 2.2, 3.1 en 3.2.
Zoals aangegeven in 1.2 is een archeologisch onderzoek niet van belang. Wel kunnen de cultuurhistorische waarden invloed hebben op de uitbreidingsmogelijkheden van het bouwvlak en de bedrijfsbebouwing. Dit wijzigt echter met dit plan niet. In het plangebied zijn - ter hoogte van de gewenste uitbreiding - geen cultuurhistorische waarden bekend. Bovendien wordt de bebouwing op een dusdanige manier in het plangebied geplaatst, dat de invloed hiervan op de omgeving minimaal is. De bebouwing steekt niet dieper het landschap in dan de bestaande bebouwing en volgt de historische verkavelingsrichting (zie ook 3.1).
3.5.3 Woonsituatie
Zoals in 3.5.1 is aangegeven, staat de dichtstbijzijnde woning van derden op een afstand van ruim 100 meter van de gewenste nieuwbouw. Door deze ruime afstand en de manier waarop de nieuwbouw aan de bestaande bebouwing wordt geplaatst, wijzigt de woonsituatie voor het betreffende perceel niet. Ook de woonsituatie van de bewoners van de aan westelijke zijde van het plangebied liggende woning wijzigt niet. Deze woning ligt op een afstand van ruim 200 meter van de nieuwbouw.
Indirecte hinder door een toename van bijvoorbeeld verkeersbewegingen wordt niet verwacht. Zoals onder meer in 3.4 is aangegeven, is het aantal verkeersbewegingen van en naar het bedrijf gering en verspreiden deze zich over de verschillende wegen rond het plangebied. De laad- en losperiode kan wel langer duren dan in de huidige situatie. Deze activiteiten vinden echter op het perceel plaats, dat op ruime afstand van woningen van derden ligt, zoals eerder aangegeven.
3.5.4 Bebouwingsbeeld
Door het gebruik van dezelfde materialen en kleuren past de nieuwbouw goed bij de bestaande bebouwing op het perceel. Door de uitbreiding ontstaat meer bebouwingsmassa in het plangebied. Door de vorm van de bebouwing wordt de massiviteit zo veel mogelijk beperkt. Tot slot vindt een dusdanige erfinrichting plaats, dat de bebouwing op een goede manier in het landschap ingepast wordt. Meer informatie hierover staat in 2.2, 3.1 en 3.2.
3.5.5 Gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden
De aangrenzende gronden zijn in gebruik als landbouwgrond; grasland voor de veehouderij en akkerland voor onder meer de bloementeelt. Door de uitbreiding van het bouwvlak verdwijnt een deel van deze functies. In het geval van dit wijzigingsplan gaat het om gronden die in eigendom zijn van de initiatiefnemer. Ten zuiden van De Leet liggen sport- en recreatieve voorzieningen. Deze liggen 'verscholen' achter bebossing en hebben het grootste deel van het jaar geen visuele/ruimtelijke binding met het plangebied en de bebouwing daarin. Hiervan is wel sprake wanneer de bebossing in het najaar blad verliest. Bovendien ligt het plangebied op een afstand van ruim 50 meter van deze voorzieningen af. Nadelige effecten voor de voorzieningen worden door de uitbreiding van het bouwvlak niet verwacht. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden door de uitbreiding van het bouwvlak niet aangetast.
3.5.6 Waterhuishoudkundige situatie
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is om een advies gevraagd door de watertoets te doen via www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het Hoogheemraadschap heeft door middel van een e-mail een advies gegeven, deze is bijgevoegd in de bijlagen bij deze toelichting.
Uit het wateradvies blijkt dat de toename van oppervlakteverharding gecompenseerd moet worden. Het HHNK hanteert hierbij een norm van 8%. Zoals blijkt uit 3.1 neemt de bebouwing toe met 2.285 m2 en neemt ook de verharding toe. De totale toename van oppervlakteverharding bedraag ongeveer 3.500 m2, wat betekent dat ongeveer 280 m2 nieuw oppervlaktewater aangelegd moet worden om verslechtering van de waterhuishouding te voorkomen. De aanleg van deze gewenste oppervlakte is in de regels van de bestemming al mogelijk. Over de exacte invulling daarvan treedt de initiatiefnemer in overleg met het HHNK.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.
In eerste instantie is het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de genoemde periode konden belanghebbenden bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is ongewijzigd vastgesteld op 7 mei 2014.
De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
4.2.1 Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling van de uitbreiding wordt gefinancierd door de initiatiefnemers (Maatschap Co Pronk). Zij hebben hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar of kunnen hiervoor voldoende financiële middelen krijgen. Door de uitbreiding van het bedrijf kunnen de opbrengsten van het bedrijf worden verhoogd, waarmee de investering van de uitbreiding uiteindelijk (terug)betaald kan worden.
4.2.2 Grondexploitatie
Bij wijzigingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit wijzigingsplan is in principe verplicht. Via dit wijzigingsplan wordt een bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Het gaat om de uitbreiding van de hoofdbebouwing op het perceel met meer dan 1.000 m2. Van de vaststelling van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer onder meer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. De gemeente heeft het kostenverhaal, door middel van een overeenkomst met de initiatiefnemer, verzekerd. Een deel van deze overeenkomst betreft de planschade.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Deze zijn nodig in verband met het bieden van de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het bedrijf en de uitbreiding daarvan. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.
Zoals ook aangegeven in 1.2 zijn en blijven de bestemmingen "Agrarisch" en "Waarde - Archeologie 5" uit het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland" voor het plangebied van toepassing, alleen het bouwvlak wordt aangepast (en dus vergroot) naar de gewenste situatie zoals aangegeven in 2.2. De regels van de genoemde bestemmingen zijn dan ook opgenomen bij dit wijzigingsplan. De toelichting op de bestemmingen is toegevoegd in bijlagen 2 "Agrarisch" en 3 "Waarde - Archeologie 5" bij deze toelichting. In verband met de bestemmingsplansystematiek van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland", zijn deze overgenomen uit dat plan.
In de juridische regeling van dit wijzigingsplan zijn alleen die begrippen, bestemmingen en aanduidingen opgenomen die van toepassing zijn op dit plan. De regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland". De regels van dat bestemmingsplan zijn ook van toepassing op dit wijzigingsplan. Alleen de meest van belang zijnde regels zijn daarom overgenomen, maar vooral ter informatie.