KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Mer-beoordeling
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Ecologie
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Geluid
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Water
4.10 Archeologie
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Salderingsovereenkomst
Bijlage 2 Natuurwaarden Polder Mijzen
Bijlage 3 Beoordeling Compensatie
Bijlage 4 Aerius Berekening Bouwfase

Mijzerdijk 1 te Ursem

Wijzigingsplan - Gemeente Koggenland

Vastgesteld op 21-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 wijzigingsplan

het wijzigingsplan "Mijzerdijk 1" van de gemeente Koggenland, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01 met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het Bestemmingsplan Landelijk Gebied, i.s.m. de regels van de eerste herziening Reparatieplan landelijk gebied 2017, van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Agrarisch (artikel 3) gelden voor dit wijzigingsplan.

2.1 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Slotregel

Dit wijzigingsplan kan worden aangehaald als 'wijzigingsplan Mijzerdijk 1 te Ursem' van de gemeente Koggenland.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Mijzerdijk 1 te Ursem is het melkveehouderijbedrijf van initiatiefnemer gevestigd. Begin 2020 heeft storm Ciara Nederland aangedaan. Het bedrijf van initiatiefnemer is hierbij niet gespaard gebleven. Door de storm heeft de bestaande werktuigberging het begeven.

Het voornemen is nu om een nieuwe en grotere werktuigberging te realiseren. Tevens wil initiatiefnemer de vaste mestopslag verplaatsen om tot een betere routing op het erf te komen. De situering van de werktuigberging en vaste mestopslag is vanwege de omvang buiten het huidige bouwvlak. Dit wijzigingsplan is opgesteld om de bouw van de werktuigberging en vaste mestopslag op de gewenste locatie mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het landelijk gebied van de gemeente Koggenland. Het betreft het agrarisch bedrijfsperceel aan de Mijzerdijk 1 te Ursem. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de gewenste bouw van de werktuigberging en vaste mestopslag. De globale ligging van het plangebied is gevisualiseerd op onderstaande afbeelding. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bijbehorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Luchtfoto locatie plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een weergave van de huidige en de toekomstige situatie weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. Hoofdstuk 5 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan en in het laatste hoofdstuk wordt de juridische regeling toegelicht.

In de regels van dit wijzigingsplan wordt de juridische doorwerking van het plan vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het bedrijf heeft zich in de loop van de jaren ontwikkeld tot een volwaardig melkveehouderijbedrijf. Er zijn diverse gebouwen en bouwwerken aanwezig om de bedrijfsvoering mogelijk te maken. Het vee wordt ondergebracht in de ligboxenstal en de jongveestal. Verder zijn er diverse opslagen aanwezig. De ondernemers hebben de beschikking over een bedrijfswoning. Voor de verplaatsing van de bedrijfswoning is een bouwvergunning verleend. Op afbeelding 2 is de huidige situatie te zien met de functie per gebouw of bouwwerk waarbij de werktuigberging inmiddels is vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0002.png"Afbeelding 2: Huidige situatie

2.2 Toekomstige Situatie

Het doel is om op de gewenste locatie een nieuwe werktuigberging en vaste mestopslag realiseren. Binnen het huidige bouwvlak is vanwege de omvang van de nieuwe werktuigberging inclusief manoeuvreer ruimte geen plek. Ook de situering van de berging in het verlengde van de stallen heeft voor de routing op het erf veel voordelen. Als de vaste mestopslag wordt verplaatst naar de gewenste locatie ontstaat er op het erf meer ruimte om te manoeuvreren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0003.jpg"

Afbeelding 3: aanzichten te bouwen berging

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0004.jpg"

Afbeelding 4: situering nieuwbouw en indicatie bouwvlak.

2.3 Ruimtelijke Kwaliteit

In deze paragraaf wordt eerst de ruimtelijke kwaliteitseis die voortvloeit uit provinciale regelgeving uitgewerkt. Deze ruimtelijke kwaliteitseis houdt in dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie wordt toegepast. Deze leidraad is een van de provinciale instrumenten om te kunnen sturen op Ruimtelijke Kwaliteit, een provinciaal hoofdbelang zoals benoemd in de Structuurvisie 2040. De leidraad beschrijft provinciale belangen ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes, zoals die zijn beschreven voor de verschillende 'ensembles en structuren in de Leidraad.

Vervolgens wordt ook het relevante beleid uit het Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied en de Visie Mijzerpolder van de gemeente Koggenland betrokken bij de uitwerking van het inrichtingsplan.

2.3.1 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

2.3.2 Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

Het plangebied is gelegen in het gebied 'Veenontginning, zeer open waterrijk landschap', deelgebied 'Polder Mijzen' behorende bij het beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied, Koggenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0006.png"

Afbeelding 6: Polder Mijzen (Bron: Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied, Koggenland)

In dit deelgebied is het volgende beleid van toepassing:

Landschappelijke basiswaarden

  • De openheid van het landschap dient behouden te worden.

Structuurbepalende landschapselementen

  • Kleinschalige beplantingen langs randen van de polder zijn toegestaan.
  • Kleinschaligheid van de bebouwing en erven als beeldbepalende karakteristiek behouden.

Unieke landschapselementen

  • Grilligheid van watersysteem behouden. Bij wijziging in het watersysteem De Gouw en De Leet als hoofdwatergangen versterken.
  • Karakteristieke dijklichamen behouden of versterken. Langs de dijken dient een open zone van 50 meter gehandhaafd te blijven.
  • Karakteristiek kronkelend verloop van watergangen en kades behouden of versterken.

Overige ontwikkelingen

  • Kwaliteitseisen stellen aan de landschappelijke inpassing bij wijziging van functie en grootschaligheid uitbreiding van boerderijerven.
  • Ruimte voor ruimte regeling toepassen ten behoeve van de sanering van bestaande verstorende (bedrijfs) bebouwing.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen aansluiting zoeken bij de lintbebouwing van Ursem aan de Mijzerdijk.

Erfinrichting

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een agrarisch erf dat een situering heeft 'dwars aan de weg'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0007.png"

Afbeelding 7: situering agrarisch erf.

2.3.3 Visie Mijzerpolder 2017

De visie Mijzerpolder 2017 is opgesteld om richting te geven aan ruimtelijke initiatieven in de polder en vormt een beeldende uitwerking op het Beeldkwaliteitsplan landelijk gebied.

De uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zijn in deze visie vertaald naar een hoofdstuk waarin de erfinrichting van (agrarische) erven uiteen is gezet. Bij het opstellen van een erfinrichtingsplan moet met de in dit hoofdstuk gegeven uitgangspunten rekening gehouden worden. In de visie worden een aantal uitgangspunten bendoemd waaronder een aantal ook zijn benoemd in de voorgaande paragraaf. De meest relevante in dit geval zijn:

  • Situering erf dwars aan de weg en bij vergroting aansluiten op de huidige richting;
  • Samenhang op erf door beplanting;
  • Samenhang in bebouwingsrichting op erf;
  • Samenhang in dakhellingen;
  • Beplantingprincipes (waaronder; sobere erfbeplating, inheemse beplatingssoorten, bomenrijen langs de randen en bij hoge bebouwing het terrein aan de zijkanten inpassen met singelbeplanting.

Voor het onderhavige plan is het van belang dat beplanting wordt gebruikt als 'onderlijn, om gebouwen op het achtererf op de groene poldervloer te verankeren. Dat is niet wegplanten maar verankeren. De visie betoogt dat bijgebouwen niet kaal in de ruimte moeten worden geplaatst maar worden verankerd met een traditionele vorm van beplanting.

2.3.4 Landschappelijke inpassing

In de huidige situatie is het erf voorzien van een goede landschappelijke inpassing door de aanwezigheid van knotwilgen aan beide zijden van het perceel. Dit is goed te zien vanaf de Mijzerdijk. Op deze manier wordt voor een groot deel op een natuurlijke manier het zicht op de bedrijfsgebouwen onttrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0009.jpg"

Afbeelding 8: Aanzichten vanaf de Mijzerdijk op de bestaande erfbeplanting .

In lijn met de visie Mijzerpolder wordt de werktuigberging voorzien van een verankering in het landschap doormiddel van het realiseren van een een struweelhaag aan de zij- en achterkant van de werktuigberging. Op deze manier vindt verankering van nieuwbouw op het achtererf plaats. Bestaande looplijnen en functionele routing op het erf worden niet geschaad met deze inpassingsvorm. De erfinrichting is in overeenstemming met de Leidraad (provinciaal) en de Visie Mijzerpolder i.c.m. het Beeldkwaliteitsplan Landelijk gebied (gemeentelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0010.jpg"

Afbeelding 9: Fragment erfinrichtingsplan (Bron: Rombou)

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op de afwijking van het bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, welke een relatie hebben met het plangebied en het onderliggende initiatief.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland dient met de nieuwe structuurvisie gekeerd te worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op de volgende 13 nationale belangen:

Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie ;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid

  1. 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  2. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem ;
  3. 7. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen .

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  1. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  2. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  3. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  4. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  5. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  6. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Toets

Het voorliggende plan behoort niet tot 1 van de 13 belangen waarvoor decentrale overheden geen beleidsvrijheid hebben. Het beleid voor de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf en de daarvoor noodzakelijke vergroting van het bouwvlak, wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarin rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn verzameld, een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat onder andere om de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen.

Toets

Het Barro bevat geen relevante regels die invloed uitoefenen op het onderhavige plan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

  • Bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
  • Stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd wanneer planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'. Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook als er formeel geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling moet toch het nut, de noodzaak en uitvoerbaarheid van de ontwikkeling op die plek worden aangetoond. Door middel van het alternatievenonderzoek moet worden aangetoond dat de gekozen locatie buiten bestaand stedelijk gebied een betere optie is dan een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt daarmee verwacht dat er een goede kennis is van de bestaande voorraad. In beide gevallen van ontwikkeling, zowel binnen als buiten bestaand gebied, moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening.

Toets

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Koggenland en het betreft een agrarisch bedrijf. Er is bij het verruimen van de mogelijkheden aan de Mijzerdijk 1 is geen sprake van stedelijke ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied. Voor dit planvoornemen hoeft de ladder niet verder te worden doorlopen.

3.1.4 Conclusie

Het initiatief voldoet aan het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Op 19 november 2018 is door provinciale staten Noord- Holland de omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. In deze visie worden door de provincie Noord-Holland acht urgente hoofdthema's beschreven. Het gaat om de thema's 'klimaatverandering bedreigt onze leefomgeving', 'bodem, water en luchtkwaliteit', 'biodiversiteit', 'economische transitie', 'energie transitie', 'mobiliteit', 'verstedelijking' en 'landschap'.

De hoofdambitie is een balans te vinden tussen economische groei en leefbaarheid. Met als doel om ook in 2050 een economisch concurrerende en leefbare provincie Noord- Holland te zijn en te blijven. Met betrekking tot het gebruik van de leefomgeving wil de provincie Noord-Holland ruimtelijke ontwikkelingen faciliteren, onder voorwaarde van behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. In het landschap is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie de ambitie.

Beleid uit deze visie is doorvertaalt in de 'Provinciale Ruimtelijke Verordening' en de "Ontwerp omgevingsverordening 2020'. Laatsgenoemde heeft inmiddels ter inzage gelegen en maakt deel uit van het te toetsen beleid.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Provinciale Staten hebben op 11 december 2018 de provinciale ruimtelijke verordening (hierna: PRV) gewijzigd vastgesteld.

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie, naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke, diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de PRV. De PRV is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of ruimtelijke onderbouwingen.

Voor het onderhavige plangebied zijn de volgende artikelen uit de PRV van toepassing:

  • Agrarische bedrijven in het landelijk gebied (Artikel 26);
  • Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied (Artikel 15)
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) - Ecologie (Artikel 19);
  • Weidevogelleefgebieden (Artikel 25)
  • Kleinschalige oplossingen voor duurzame energie (Artikel 32)
  • Aardkundige waarden (Artikel 8)

Agrarische bedrijven

In dit artikel is aangegeven dat agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden geconentreerd op het bouwperceel en dit maximaal 2ha mag bedragen. Het gewenste bouwperceel bedraagt 1,5 ha en de bebouwing pas hier binnen. Aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Ruimtelijke kwaliteitseis

In hoofdstuk 2 is een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen waarin de voorwaarden uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie worden behandeld. Op deze manier wordt voldaan aan artikel 26.2 en Artikel 15 onder 1 en 2.

Natuurnetwerk Nederland

De uitbreiding van het bouwvlak is gelegen is het NNN gebied Polder Mijzen. Het planvoornemen is niet in strijd met de kernkwaliteiten van het gebied en er wordt geen inbreuk gedaan op de actuele en potentiële natuurwaarden van het gebied.

Weidevogelleefgebied

Om het planvoornemen mogelijk te maken wordt een bestaand bouwblok uitgebreid. Hiermee wordt voldaan aan artikel 25 lid 1 onder a. Aan de overige regels hoeft niet te worden getoetst.

Duurzame energie

Dit betreffen regels met betrekking tot windturbines. Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van windturbines.

Aardkundige waarden

Het planvoornemen doet geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden en aan het aardkundig waardevol gebied.

3.2.3 Omgevingsverordenning NH 2020

In de omgevingsverordening zijn diverse werkingsgebieden van toepassing op het plangebied. De relevante werkingsgebieden zijn:

  • Agrarische bedrijven (Artikel 6.28);
  • Landelijk gebied (Artikel 6.4a, 6.7, 6.25, 6.54);
  • Natuurnetwerk Nederland - L12 Polder Mijzen (Artikel 6.38 en bijlage 5)

Agrarische bedrijven

In artikel 6.28 zijn de regels opgenomen voor agrarische bedrijven. Agrarische gebouwen dienen te worden geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2ha. Aan deze en overige voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Landelijk gebied

Voor dit werkingsgebied is artikel 6.54 van belang. Dit betreft de ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied. In paragraaf 2.3 is dit uitgewerkt in het licht van de leidraad voor landschap en cultuurhistorie.

Natuurnetwerk Nederland

De uitbreiding van het bouwvlak is gelegen is het NNN gebied Polder Mijzen. De uitbreiding van het bouwvalk die ten koste gaat van het NNN gebied dient 1 op 1 te worden gecompenseerd. Voor dit plan is de compensatie geregeld in een salderingsovereenkomst (zie Bijlage 1) Uit het salderingsplan (Bijlage 3) volgt dat het planvoornemen is niet in strijd met de kernkwaliteiten van het gebied en er wordt geen inbreuk gedaan op de actuele en potentiële natuurwaarden van het gebied.

Conclusie

Er kan worden geconcludeerd dat het voorliggende wijzigingsplan voldoet aan provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Landelijk Gebied

De locatie is gelegen in het plangebied van de bestemmingsplannen 'Landelijk Gebied', vastgesteld op 27 juli 2013 en 'Reparatieplan Landelijk Gebied 2017, vastgesteld op 14 mei 2018. Voor de gronden is de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemmingen

'Waarde – Aardkundig' en 'Waarde – Archeologie 3' van toepassing. De locatie beschikt tevens over een bouwvlak. Voor een deel van dit bouwvlak geldt de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone – Dijken'. Op afbeelding is de huidige planologische situatie te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0011.png"

Afbeelding 10: fragment verbeelding bestemmingsplan (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ is een wijzigingsbevoegdheid (3.7.1) opgenomen voor het vergroten van het bouwvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "bouwvlak", mits:

  1. 1. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare, tenzij ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap verkaveling' of 'Waarde - Aardkundig', in welk geval de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare mag bedragen;
  2. 2. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan;
  3. 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  4. 4. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  5. 5. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  6. 6. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  7. 7. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
  8. 8. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  9. 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  10. 10. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Toets

Ad 1.

Het plangebied is gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Aardkundig'. Het nieuwe bouwvlak krijgt een oppervlakte van c.a. 1,5 hectare. Dit is passend binnen de voorwaarde die wordt gesteld onder 1.

Ad 2.

Dit punt is uitgewerkt in paragraaf 2.3 ruimtelijke kwaliteit. In de bestaande situatie is voldoende beplanting aanwezig om te kunnen spreken van een goede landschappelijke inpassing.

Ad 3.

Het betreft een volwaardig melkveehouderijbedrijf waar behoefte is aan verder ontwikkeling. De voorgenomen uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

Ad 4.

Het huidige bouwvlak wordt in zijn geheel benut voor bedrijfsmatige activiteiten. Ook het erf voor de bedrijfswoning maakt hier onderdeel uit van het erf. Het is niet wenselijk om hier te bouwen. Door de omvang van de gewenste werktuigberging is geen geschikte locatie binnen het bouwvlak mogelijk.

Ad 5.

De vergroting van het bouwvlak sluit aan bij de vorm en richting van het huidige bouwvlak. Hier is in de paragraaf 2.3 verder op ingegaan.

Ad 6.

De afstand tussen andere ruimtelijke elementen is ruim voldoende. Aan afstand ten opzichte van ander functies wordt in het volgende hoofdstuk aandacht besteed.

Ad 7.

Er blijft voldoende ruimte aanwezig op het perceel om te kunnen manoeuvreren met vrachtwagens en overig materieel. Dit wordt met het huidige planvoornemen verbeterd.

Ad 8.

De werktuigberging wordt in het verlengde van de bestaande bebouwing achter op het erf gerealiseerd. De werktuigberging en vaste mestopslag voldoen aan de algemeen geldende bouwvoorschriften van het bestemmingsplan.

Ad 9.

Met de bouw van de werktuigberging wordt geen afbreuk gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 4 waarin de relevante milieu en omgevingsaspecten worden getoetst.

Ad 10.

Er is een watertoets uitgevoerd voor het initiatief en bijgevoegd als bijlage bij deze toelichting. Hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten beoordeeld.

4.2 Mer-beoordeling

In kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Indien er belangrijk nadelige gevolgen en/of bijzondere omstandigheden worden geconstateerd moet een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt.

Toets

Het voorliggende project voorziet in het bouwen van een werktuigberging en mestopslag. Hiermee wordt geen drempelwaarde als genoemd in kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. overschreden. Er treden als gevolg van dit project geen belangrijke nadelige gevolgen op voor het milieu. Ook doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die het maken van een milieueffectrapport noodzakelijk maken.

Conclusie

Voor het plan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven en instellingen zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten.

Toets

Voor een bedrijf dat zich bezig houdt met het 'fokken en houden van rundvee' (Categorie 3.2) geldt een minimale afstand van 100 meter worden aangehouden.

De dichtstbijzijnde gevoelige functie bevindt zich op een afstand van circa 200 meter. Het planvoornemen voldoet aan de gestelde afstandsnormen.

Conclusie

Voor het aspect bedrijven en milieuzonering is het plan uitvoerbaar.

4.4 Bodem

In de planvorming moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot toegelaten functies. In de toelichting van een bestemmingsplan, ruimtelijke onderbouwing, e.d. moeten de overwegingen hierover zijn opgenomen. Als blijkt dat de bodemkwaliteit niet direct geschikt is voor de gewenste bestemming dan moet hiervoor een nadere afweging worden gemaakt.

Toets

Via het bodemloket van de Omgevingsdienst Noord Holland Noord is onderzocht of er informatie beschikbaar is met betrekking tot de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied.

Op de locatie Mijzerdijk 1 zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd en heeft een sanering plaatsgevonden. Bodembedreigende activiteiten op het erf vinden plaats in de vorm van diverse opslagen en een dieseltank. Naleving van regelgeving op dit gebied vindt plaats via het Activiteitenbesluit. Verder is er geen asbest meer aanwezig op het erf.

Dit plan betreft het realiseren van een werktuigberging en het verplaatsen van de bestaande mestopslag. Deze zijn beide niet aan te merken als verblijfsruimte. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens uit het verleden en het huidige gebruik van de gronden kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Ecologie

Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming en de soortenbescherming (Wnb).

Toets

Gebiedsbescherming

  1. 1. Natuurnetwerk Nederland

De bedrijfslocatie grenst aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op afbeelding 11 is dit te zien. Dit specifieke gebied betreft de 'Polder Mijzen'. De oppervlakte van dit NNN gebied bedraagt ruim 300 hectare. De samenhang binnen de polder Mijzen komt vooral tot uitdrukking in het aaneengesloten uitgestrekte open landschap met daarbinnen gelegen samenhangende oppervlaktewatersystemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0012.jpg"

Afbeelding 11: projectlocatie nabij gebied Polder Mijzen (Bron: provincie Noord-Holland)

In Polder Mijzen zijn hoge natuurwaarden aanwezig in de vorm van weidevogels die de polder als broedgebied gebruiken. Het grasland is in gebruik als extensieve landbouwgrond. De volgende kernkwaliteiten worden voor het gebied onderscheiden:

  • Open veenpolder met extensieve graslanden

In Bijlage 2 bij deze toelichting is de tabel opgenomen met daarin de actuele en potentiële natuurwaarden van het gebied Polder Mijzen in relatie tot de vereiste abiotische en ruimtelijke condities. Uit deze tabel valt op te maken dat de volgende ruimtelijke condities van belang zijn voor de actuele en potentiële natuurwaarden:

  • bestaande wateren;
  • openheid;
  • rust (beperkte);
  • donkerte.

Met het planvoornemen betreft een uitbreiding bij een bestaand agrarisch bedrijf grenzend aan het gebied Polder Mijzen. In totaal zal er c.a. 1.400 m2 van het NNN bij het bouwvlak worden betrokken. Een deel van deze gronden zijn al intensief in gebruik bij de veehouderij als onverhard koepad, sleufsilo's, paardenbak en kavelpad. Dit is op afbeelding 12 te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0013.jpg"

Afbeelding 12: NNN gebied dat wordt betrokken bij het bouwvlak (rode kader)

Met het planvoornemen worden geen bestaande wateren aangetast, de openheid van het gebied blijft in tact, er wordt geen inbreuk gedaan op de rust en donkerte in het gebied. De actuele en potentiële natuurwaarden worden niet aangetast.

Met het vergroten van het bouwvlak wordt een zeer klein deel van het gebied 'Polder Mijzen' betrokken bij het agrarisch erf. Deze afname is ten opzichte van de totale omvang (3.000.000 m2) van het gebied te verwaarlozen en tast de kernkwaliteit 'open veenpolder met extensieve graslanden' van het gebied niet aan niet aan.

Zoals beschreven in de paragraaf 3.2 Provinciaal beleid, wordt het deel van het NNN dat wordt betrokken bij het bouwvlak, 1 op 1 gecompenseerd op een andere locatie aansluitend aan het betreffende NNN gebied. Dit is toegelicht in Bijlage 3. De saldering van de gronden wordt vastgelegd in een overeenkomst die eveneens als bijlage bij de vaststelling van dit plan wordt gevoegd.

  1. 2. Natura 2000-gebieden

Het plangebied is gelegen op c.a. 2.100 meter van het Natura 2000-gebied 'Eilandspolder'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0014.jpg"

Afbeelding 13: ligging t.o.v. dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Bron: www.AERIUS.nl)

Met AERIUS calculator is een berekening gemaakt om de effecten van stikstofemissie tijdens de bouwfase in beeld te brengen. Deze berekening is bijgevoegd als Bijlage 4. Uit deze berekening volgt dat er in de bouwfase geen toename van stikstofdepositie ontstaat op de Natura 2000-gebieden in de omgeving.

Soortenbescherming

Sinds 1 januari 2017 regelt de Wet natuurbescherming de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven.

Het terrein waar de werktuigberging zal worden gebouwd, biedt gelet op het huidige intensieve landbouwkundige gebruik geen geschikt biotoop voor beschermde soorten. Evenmin zal door de bouw een eventuele route voor vleermuizen worden geblokkeerd. Ook komt de berging op een zodanige afstand van de bestaande bebouwing, dat het onaannemelijk is dat eventueel daarin aanwezige gebouw-afstandsafhankelijke soorten geschaad zullen worden door de bouw of aanwezigheid van deze nieuwe berging.

In het kader van de algemene zorgplicht (Wet natuurbescherming) zal de bouw van de werktuigberging plaatsvinden buiten het broedseizoen. (15 maart - 15 juli).

Conclusie

Het planvoornemen is voor het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.6 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet, is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen. Met de invoering van het criterium ‘niet in betekenende mate’ (= artikel 5.16 lid 4Wm) hoeven besluiten die onder dat criterium vallen niet meer te worden getoetst aan die grenswaarden. Er kan in die gevallen worden volstaan met het aannemelijk maken dat het voorgenomen project qua omvang beneden de in de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen)’ (NIBM) genoemde aantallen te bouwen woningen of vierkante meter bruto vloeroppervlak of andere begrenzingen blijven, dan wel het aannemelijk maken dat de concentratietoename ten gevolge van het betreffende besluit niet de 3% grens overschrijdt.

Toets

Door de beoogde uitbreiding is geen toename van de verkeersbewegingen te verwachten. Tevens wordt er in het 'Bestemmingsplan Landelijk Gebied' vanuit gegaan dat de ruimte die het bestemmingsplan biedt voor uitbreiding van de agrarische bedrijven 'niet in betekende mate' zal bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Gelet op de minimale toename van de verkeersbewegingen zal het beoogd initiatief niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en voldoet derhalve uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

4.7 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De Wgh richt zich voornamelijk op de bescherming van de woonomgeving en bevat normen voor de geluidbelasting op gevoelige bestemmingen (o.a. woningen).

Toets

Er wordt binnen het project geen extra geluidgevoelig object in de vorm van een woning toegevoegd. Het beoogd plan betreft een uitbreiding van een agrarisch bedrijf dat geen geluidgevoelige ruimte bevat. Om die reden worden er geen eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels.

Ondanks de uitbreiding zal het aantal geluidsbronnen ongewijzigd blijven en vindt er geen toename plaats van de geluidsbelasting. Ook zal als gevolg van de uitbreiding geen noemenswaardige toename ontstaan van het auto- en vrachtverkeer ten opzichte van de huidige situatie. Een geluidsonderzoek wordt dan ook niet nodig geacht.

Conclusie

Het planvoornemen is voor het aspect geluid uitvoerbaar.

4.8 Externe Veiligheid

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd dat er rekening wordt gehouden met de invloed van de risicovolle inrichtingen en/of transportroutes op geplande gevoelige objecten. Er wordt voorkomen dat zich (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 risicocontour van risicovolle inrichtingen/transportroutes bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGMijzerdijk1-va01_0015.jpg"

Afbeelding 14: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

Toets

Na raadpleging van de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er binnen en in de directe omgeving, een straal van circa 1.100 meter, van het projectgebied geen inrichtingen aanwezig zijn die een belemmering zouden kunnen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Ook is er geen sprake van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor en/of buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen) in de omgeving.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan het plan voor wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar worden geacht.

4.9 Water

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Toets

Waterkwantiteit

De realisatie van de wagenberging en vaste mestopslag zal ten opzichte van de huidige situatie een toename van de verharding met zich meebrengen. Beide zullen op onverhard terrein worden gebouwd. Dit betekent een toename verhard oppervlak van c.a. 600 m2. Door deze beperkte toename van verharding heeft dit geen gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie en hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

Waterkwaliteit

In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater.

Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Het hoogheemraadschap adviseert een gescheiden stelsel aan te leggen.

Conclusie

Uit de watertoets volgt dat dit plan voor het aspect water uitvoerbaar is.

4.10 Archeologie

De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de cultuurhistorie en archeologie in Nederland. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd. Onderdelen van de huidige Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen worden over enige tijd overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen).

Toets

Er is in het bestemmingsplan geen aparte archeologische dubbelbestemming van toepassing op het plangebied. De gronden ter plaatse van het planvoornemen hebben geen archeologische verwachtingswaarde.

Conclusie

Voor wat betreft archeologie kan het plan uitvoerbaar worden geacht.

4.11 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een thema dat steeds meer 'awareness' krijgt in het sociaal-maatschappelijk debat. Het begrip werd tientallen jaren geleden al geïntroduceerd door de club van Rome en begint nu in veel sectoren een manier van denken te worden.

Toets

In een bestemmingsplan kunnen duurzame aspecten beperkt wordt geregeld. Andere instrumenten zoals subsidies, privaatrechtelijke overeenkomsten, samenwerkingen etc. kunnen ingezet worden. Het plaatsen van zonnepanelen op daken van gebouwen blijven in dit wijzigingsplan mogelijk. De oriëntatie van de huidige gebouwen op het perceel leent zich hier uitstekend voor. In de te realiseren berging kan gebruik worden gemaakt van led verlichting.

Conclusie

Het planvoornemen biedt voldoende mogelijkheden voor het realiseren van duurzame toepassingen en is op dit punt uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Bij de uitvoering van een voornemen kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Bij het tweede gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voornemen betreft een vergroting van het bouwvlak. Met onderhavige wijziging in de planologische situatie wordt de bouw van een werktuigberging en het verplaatsen van de mestopslag mogelijk gemaakt. De kosten hiervan, inclusief de kosten die samenhangen met de procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Eventueel uit te keren planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor zal een exploitatieovereenkomst worden ondertekend.

Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Wro) wordt concept wijzigingsplan voorgelegd aan diverse overleginstanties.

Het wijzigingsplan doorloopt vervolgens de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In eerste instantie wordt het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de genoemde periode kan een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Wanneer geen zienswijzen worden ingediend, wordt het wijzigingsbesluit vastgesteld. Wanneer wel zienswijzen zijn ingediend, moeten deze voorzien worden van een gemeentelijke reactie. Vervolgens kan het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van zienswijzen, worden vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het college van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

Het wijzigingsplan Mijzerdijk 1 gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het gewijzigde bouwvlak aangegeven met de betreffende aanduidingen. Voor dit deel van de verbeelding vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het moederplan Bestemmingsplan Landelijk Gebied i.s.m. de regels van Reparatieplan landelijk gebied 2017. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt dit plankaartfragment als zodanig deel uit van het moederplan. De voorschriften van het moederplan en herziening blijven ongewijzigd van toepassing. De wijziging ziet alleen op de wijziging van de plankaart. Voor toetsing aan de voorschriften moeten derhalve artikel 3 van het moederplan en herziening worden geraadpleegd.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Salderingsovereenkomst

Bijlage 2 Natuurwaarden Polder Mijzen

Bijlage 3 Beoordeling Compensatie

Bijlage 4 Aerius Berekening Bouwfase