KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Afbeelding Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Planvorm
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Gewenste Ontwikkeling
2.2 Toepassen Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
4.2 Milieuaspecten
4.3 Verkeersaspecten
4.4 Waterhuishoudkundige Aspecten
4.5 Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland
Hoofdstuk 5 Toelichting Verbeelding En Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen

Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west, wijziging bouwgrenzen

Wijzigingsplan - Gemeente Lansingerland

Vastgesteld op 05-08-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west, wijziging bouwgrenzen" met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0104H01W01-VAST van de gemeente Lansingerland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtergevel

de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, aan de achterzijde van een gebouw.

1.7 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achterste bouwgrens van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 afvalinzamelsysteem:

een al dan niet geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerk/voorziening ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.

1.9 ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:

  1. 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  2. 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
      • het productieproces, wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
      • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.

1.10 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.11 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd.

1.16 bedrijf aan huis

Het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  1. a. die in de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wonen zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
  2. b. geen horeca of detailhandel zijnde; en
  3. c. geen sterke publieksaantrekkende werking hebben

in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.18 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.19 beroepsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.20 beroepsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.21 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.22 bestaand gebruik:

het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag, laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 carport:

een overkapping ten behoeve van het stallen van auto's zonder tot de constructie behorende wanden.

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied. Architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Zie ook het begrip 'webwinkel:'.

1.36 eengezinswoning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.37 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.38 erfafscheiding

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.39 erfbebouwing

de bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.40 escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geldende grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting.

1.43 geluidgevoelig object:

een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.44 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.

1.45 hogere grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.

1.46 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.47 kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.

1.48 kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.49 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

1.50 kwetsbare objecten:

  1. 1. woningen, met uitzondering van:
    1. a. verspreid liggende vrijstaande woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
    2. b. dienst- en bedrijfswoningen behorende van derden;
  2. 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. b. scholen;
    3. c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. a. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
    2. b. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.51 maatschappelijke voorziening:

een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening en/of niet zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.

1.52 milieucategorie

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.53 onderkomen:

een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.54 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.55 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.56 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats met maximaal twee aaneengesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).

1.57 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.58 parkeerkoffer

een gebied(je) met parkeerplaatsen, in principe tussen woningen gelegen c.q. waardoor een bouwstrook onderbroken wordt.

1.59 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de weg;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van het aansluitende afgewerkte terrein;
  3. c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
  4. d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    1. 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
    2. 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
    3. 3. voor vrijstaande bijgebouwen wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein.

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.60 perceel:

zie 'bouwperceel'.

1.61 perceelsgrens:

zie 'bouwperceelgrens'.

1.62 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor beoefenaren van vrije (aan huis gebonden) beroepen, zoals medische, paramedische, administratieve en daarmee vergelijkbare beroepen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.64 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  1. 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  3. 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  4. 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.

1.66 straatmeubilair:

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  1. 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. 4. afvalinzamelsystemen.

1.67 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.68 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.69 webwinkel:

Online verkoop van goederen.

1.70 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.71 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.72 zijgevel:

de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, gelegen tussen de voor- en achtergevel van een gebouw.

1.73 zijgevelrooilijn:

de bouwgrens evenwijdig aan de zijgevel van een gebouw.

1.74 zolder:

een gedeelte van een gebouw, gelegen onder een kap, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tussen bouwwerken onderling:

waar deze afstand het kleinst is, inclusief ondergeschikte bouwdelen.

2.2 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, inclusief ondergeschikte bouwdelen.

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet in de vorm van parkeerkoffers, en de ontsluiting daarvan behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.

Met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een fiets-/voetpad aangelegd moet worden met een minimale breedte van 2 meter;
  2. b. parkeerkoffers uitsluitend tussen woningen gerealiseerd mogen worden, dus niet op hoeken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

6.2 Aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voorzover in dit bestemmingsplan niet anders is bepaald;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

6.3 Bouw van geluidsgevoelige objecten

De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden.

6.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. het behoud van parkeervoorzieningen;
  5. e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  6. f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  7. g. het milieu.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruik van onbebouwde gronden

7.2 Gebruik van bouwwerken

7.3 Ondergeschikte bouwdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwdelen zoals bedoeld in lid 6.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

7.4 Afwijken van de algemene gebruiksregels

7.5 Bestaand gebruik

Het gebruik van gronden dat niet voldoet aan het bepaalde in de leden 7.1.1 t/m 7.1.3, is toegestaan en mag worden voortgezet voor zover dit rechtsgeldig is gestart voor het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2 het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 9 (Algemene afwijkingsregels) niet kunnen worden gebouwd;
  2. b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  3. c. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    1. 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    2. 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is.

10.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. 7. het milieu;
  2. b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. 1. luchtkwaliteit;
    2. 2. parkeerbehoefte;
    3. 3. geluid;
    4. 4. bodemkwaliteit;
    5. 5. watertoets;
    6. 6. archeologie;
    7. 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het onder lid a bepaald is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west, wijziging bouwgrenzen".

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Afbeelding Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 29 januari 2014 is het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" vastgesteld en het is op 28 maart 2014 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan zijn diverse bouwstroken bestemd ten behoeve van woningbouw. Bij de verdere uitwerking en inmeting van de woningbouwplannen bleek dat de meest westelijk gelegen bouwstrook iets te krap bemeten is.

Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan zit kan de betreffende bouwstrook zodanig worden aangepast dat het bouwplan wel past. In paragraaf 2.2 wordt dit nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0104H01W01-VAST_0001.jpg"

Afbeelding 1: Globale ligging plangebied (Bron: Google Maps)

Het wijzigingsplan staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van het 'moederplan', "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" en houdt uitsluitend een wijziging van de verbeelding in.

1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken

Dit wijzigingsplan wordt gevormd door een set van digitale bestanden. Deze digitale versie bestaat uit een toelichting, regels, een digitale verbeelding (GML) en bijlagen. Het wijzigingsplan kan ook analoog worden geraadpleegd.

1.3 Planvorm

Bij de opzet van de toelichting is rekening gehouden met de standaardindeling in het gemeentelijk handboek voor ruimtelijke plannen. Van het handboek is afgeweken wanneer dit bijdraagt aan de leesbaarheid en doelmatigheid.

De planregels zijn onverkort overgenomen uit het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west".

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Gewenste Ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0104H01W01-VAST_0002.jpg"

Afbeelding 2: Globale begrenzing plangebied (Bron: Google Maps)

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het rood omlijnde gedeelte van het bestemmingsplan Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west". Bij inmeting van het voor dit plandeel beoogde bouwplan kwam aan het licht dat dit zowel aan de noord- als aan de zuidkant voor een klein deel buiten de bestemming 'Wonen' ligt in de 'Tuin'-bestemming. Aangezien hierdoor de beoogde bebouwing op dit deel van het betreffende wooneiland daarmee qua rooilijn niet aansluit op de naastgelegen beoogde bebouwing op hetzelfde wooneiland, zou een vreemde stedenbouwkundige situatie ontstaan.

Voor dit soort situaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die in de volgende paragraaf nader wordt beschreven. Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming 'Wonen' wat verruimd. Aan de zuidkant wordt de bestemmingsgrens gelijk gelegd met die in het naastgelegen uitwerkingsplan. In de praktijk betekent dit een uitbreiding van circa 2 meter. In noordelijke richting wordt het bestemmingsvlak 0,5 meter verruimd. Met het bestemmingsvlak wordt ook het bijbehorende bouwvlak verruimd. In de volgende afbeelding zijn de bestaande en de nieuwe situatie naast elkaar gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0104H01W01-VAST_0003.jpg"

Afbeelding 3: vigerend bestemmingsplan (links) en dit wijzigingsplan (rechts)

2.2 Toepassen Wijzigingsbevoegdheid

Op grond van artikel 10.1 onder b van de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" is het bevoegd gezag (= het college) bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

Deze wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid om het onder 2.1 geschetste probleem op te lossen, mits voldaan wordt aan de randvoorwaarden die in artikel 10.2 van de planregels zijn opgenomen. Op grond daarvan verlenen burgemeester en wethouders alleen medewerking als:

a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    5. 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    6. 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. 7. het milieu;

b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:

    1. 1. luchtkwaliteit;
    2. 2. parkeerbehoefte;
    3. 3. geluid;
    4. 4. bodemkwaliteit;
    5. 5. watertoets;
    6. 6. archeologie;
    7. 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

De geschetste wijziging is dusdanig klein dat dit de ruimtelijke structuur niet aantast; er is eerder sprake van een verbetering daarvan, aangezien de beoogde woningen op het wooneiland in één lijn kunnen worden gebouwd, zodat een meer samenhangend straat- en bebouwingsbeeld ontstaat. Verder zijn er ook geen bouw- of gebruiksmogelijkheden van andere percelen in het geding. Op de andere aspecten die als voorwaarde zijn genoemd wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan. Het wijzigingsplan is met deze voorwaarden in overeenstemming.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

In SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.

Een deel van het Barro wordt gevormd door de overname van oude planologische kernbeslissingen en beleidsnota's. Deze waren beiden in principe niet bindend, tenzij het onderdelen betrof die door het Rijk werden aangemerkt als 'concrete beleidsbeslissing'. Bij de continuering van oude planologische kernbeslissingen en beleidsnota's gaat het om:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie, en
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met voorschriften voor de volgende thema's:

  • Rijksvaarwegen;
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Veiligheid rond rijksvaarwegen;
  • Verstedelijking in het IJsselmeer;
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

3.1.3 Conclusie

Met het wijzigingsplan zijn geen nationale ruimtelijke belangen gemoeid. Ook zijn geen voorschriften uit het Barro van toepassing. Het plan is dus niet in strijd met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Visie op Zuid-Holland

De Visie op Zuid-Holland, welke is vastgesteld op 2 juli 2010, bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). De Visie op Zuid-Holland is in 2012 geactualiseerd. De hoofdopgaven, de 14 provinciale belangen en de planhorizon zijn bij deze actualisering overeind gebleven.

Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen beoogd. Het betreft slechts een correctie van bestemmingsgrenzen om de uitvoering van een concreet bouwplan mogelijk te maken.

3.2.2 Woningbouwprogramma

De provincie Zuid-Holland houdt continu de ontwikkeling van woningbouw binnen de provincie in de gaten. Uit de 'Voortgang kwantitatief woningbouwprogramma 2010-2019' kan worden opgemaakt, dat binnen de meeste regio's de behoefte aan woningbouw is afgenomen.

Met dit wijzigingsplan worden geen extra woningen toegevoegd aan het gebied. Het dient er uitsluitend toe om het woningbouwprogramma dat al was voorzien te kunnen uitvoeren.

3.2.3 Conclusie

Dit wijzigingsplan, waarmee enkele correcties worden uitgevoerd ten aanzien van bestemmingsgrenzen, is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

De gemeenteraad heeft op 29 januari 2014 het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zoals in paragraaf 2.2 is toegelicht passen de gewenste wijzigingen binnen de daaraan gestelde voorwaarden. Het wijzigingsplan is dan ook in overeenstemming met het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

4.1.1 Inleiding

Binnen de ruimtelijke ordening wordt cultuurhistorie over het algemeen geassocieerd met de gebouwde omgeving, zoals monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten, maar ook met archeologische waarden. Naast deze cultuurhistorische elementen is er de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor landschappelijke structuren, ofwel het historisch cultuurlandschap en de historische geografie. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Deze zien zowel op archeologische waarden als op monumentale gebouwen en historisch waardevolle landschapselementen.

4.1.2 Archeologische waarden

Beoordeling

Op 28 maart 2013 heeft de gemeenteraad van Lansingerland de Archeologische Beleidskaart en de bijbehorende Beleidsnota Archeologie vastgesteld. Hierin is onder meer het archeologisch onderzoek verwerkt dat is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012". Voor zover dit voor de bescherming van archeologische waarden noodzakelijk is, is in dit bestemmingsplan een beschermingsregeling opgesteld door middel van dubbelbestemmingen met een bijpassend regime.

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in een gebied dat al eens is onderzocht en waarvoor geen archeologisch beschermingsregime nodig was en is.


Meldplicht archeologische vondsten

Voor toevalsvondsten bestaat een meldingsplicht. Wanneer tijdens de uitvoering van het project wordt gestuit op een (mogelijk) archeologisch waardevol element, dan moet dit worden gemeld bij de gemeente en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Conclusie

Op de planlocatie zijn geen archeologisch waardevolle resten te verwachten en er is geen aanleiding voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

4.1.3 Cultuurhistorische waarden

Beoordeling

Dit wijzigingsplan heeft geen aanpassingen in het verkavelingspatroon of de structuur van de wijk tot gevolg, zoals deze eerder in de bestemmingsplannen "Westpolder/Bolwerk 2012" en "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" is vastgelegd. Ook zijn er in de nabijheid geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig die met dit plan kunnen worden aangetast.

Conclusie

Gezien vorenstaande maakt dit ruimtelijke plan geen inbreuk op bestaande cultuurhistorisch waardevolle elementen.

4.2 Milieuaspecten

In de toelichting bij het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening deelplan 3 west", dat de basis vormt voor dit wijzigingsplan, is uitgebreid aandacht besteed aan de verschillende milieuaspecten, akoestiek, bodem, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid en milieuzonering. Waar nodig zijn deze onderwerpen onderbouwd met specifieke onderzoeken. Met dit wijzigingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden toegevoegd. Ook vinden er geen wijzigingen plaats ten aanzien van het beoogde gebruik.

De wijziging betreft alleen een correctie van bestemmingsgrenzen om de uitvoering van een concreet bouwplan mogelijk te maken. Deze wijzigingen zijn zodanig ondergeschikt dat deze niet tot een andere conclusie kunnen leiden.

4.3 Verkeersaspecten

Ten opzichte van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" wordt de ontsluiting niet gewijzigd. Ook heeft het plan geen toename van het woningbouwprogramma tot gevolg.

De regeling met betrekking tot het parkeren, zoals opgenomen in de planregels blijft volledig van kracht, waardoor gewaarborgd is dat minimaal het vereiste aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd.

4.4 Waterhuishoudkundige Aspecten

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Delfland. Dit Hoogheemraadschap is ter plaatse verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.


Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich buiten de beschermingszones van waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen invloed op de (kwaliteit van) nabijgelegen waterkeringen.

Waterkwantiteit

Voor de wijk Westpolder/Bolwerk is een waterbeheerplan opgesteld, waarin onder meer de compensatie van de toename van verharding is vastgelegd.

Met dit wijzigingsplan wordt de eerder vastgelegde structuur niet gewijzigd en een eventuele toename van het verharde oppervlak is marginaal op de schaal van Westpolder/Bolwerk. Dit wijzigingsplan heeft geen noemenswaardige gevolgen voor de waterhuishouding.


Afvalwater en riolering

De woningen worden, voor wat betreft het afvalwater, aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater wordt niet via het riool afgevoerd, maar kan ter plaatse infiltreren.


Watersysteemkwaliteit en ecologie

Voorkomen moet worden dat infiltrerend hemelwater het grondwater en nabijgelegen oppervlaktewater verontreinigt. In verband hiermee dienen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking te worden gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).


Conclusie

Dit wijzigingsplan heeft geen negatieve invloed op de waterkwaliteit en de waterhuishouding.

4.5 Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland

Het plangebied ligt binnen de toetsingsvlakken van Luchtverkeersleiding Nederland. Deze vlakken hebben betrekking op Rotterdam The Hague Airport. In verband met de vliegveiligheid gelden er binnen de toetsingsvlakken hoogtebeperkingen voor gebouwen en andere bouwwerken.

In de toelichting bij het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west" is een uitgebreide beoordeling opgenomen van de toetsingsvlakken, waaruit bleek dat voor het plangebied een maximale hoogte van 34 tot 36 meter van toepassing is. Met een maximale bouwhoogte van 12 meter blijven de bouwmogelijkheden van het wijzigingsplan hier ruimschoots onder.

De 'Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening' die voor dit doel is opgenomen in het bestemmingsplan, blijft ook na de wijziging volledig van kracht.

Conclusie

Dit wijzigingsplan heeft geen negatieve invloed op de toetsingsvlakken van de Luchtverkeersleiding Nederland.

Hoofdstuk 5 Toelichting Verbeelding En Planregels

Dit wijzigingsplan betreft een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west". Het plangebied krijgt geen nieuwe bestemmingen, de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' blijven bestaan. Daarnaast zijn diverse bouw- en functieaanduidingen overgenomen. De regels bij deze bestemmingen zijn onverkort overgenomen uit het moederplan, "Westpolder/Bolwerk 2012, 1e herziening, deelplan 3 west".

De aanpassing aan de verbeelding houdt in dat het bestemmingsvlak 'Wonen' en het bijbehorende bouwvlak in zuidelijke en noordelijke richting worden uitgebreid met respectievelijk circa 2 en 0,5 meter.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het betreft een particuliere ontwikkeling, waarvoor alle kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. De wijziging houdt uitsluitend een correctie in van bestemmingsgrenzen om de uitvoering van een beoogd bouwplan mogelijk te maken. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 is in beginsel vooroverleg vereist met het Hoogheemraadschap en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een recent vastgesteld bestemmingsplan en betreft uitsluitend een ondergeschikte wijziging van bestemmingsgrenzen. Met het plan zijn geen Rijks- of provinciale belangen in het geding en het heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.

Over dit wijzigingsplan is daarom geen apart vooroverleg meer gevoerd. Wel zijn de genoemde partijen in kennis gesteld van het ter inzage leggen van het ontwerp van het wijzigingsplan.

7.2 Inspraak

Vanwege de beperkte impact van het plan wordt er geen gelegenheid geboden tot inspraak voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerp van het wijzigingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het wijzigingsplan heeft van 11 juni 2014 tot en met 22 juli 2014 als ontwerp ter inzage gelegen. In deze periode van zes weken konden belanghebbenden hun zienswijzen op dit plan kenbaar maken. Er zijn gedurende deze termijn geen zienswijzen ontvangen.