Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 5, fase 3
Uitwerkingsplan - Gemeente Lansingerland
Vastgesteld op 16-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het uitwerkingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012 deelplan 5 fase 3" met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0104U11-VAST van de gemeente Lansingerland.
1.2 uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0104U11-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw:
een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtergevel:
de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, aan de achterzijde van een gebouw.
1.7 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achterste bouwgrens van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.8 afvalinzamelsysteem:
een al dan niet geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerk/voorziening ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke.
1.9 ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
- 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
- 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- het productieproces, wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf aan huis
Het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
- a. die in de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wonen zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
- b. geen horeca of detailhandel zijnde; en
- c. geen sterke publieksaantrekkende werking hebben
in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.
1.16 beroep aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
1.17 beroepsmatige activiteiten:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.18 beroepsmatige werkruimte:
een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.19 bestaand gebruik:
het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag, laag:
de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 carport:
een overkapping ten behoeve van het stallen van auto's zonder tot de constructie behorende wanden.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Zie ook het begrip 'webwinkel:'.
1.32 eengezinswoning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.33 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.34 erfafscheiding:
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.
1.35 erfbebouwing:
de bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
1.36 escortbedrijf:
het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geldende grenswaarde:
de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting.
1.39 geluidgevoelig object:
een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.
1.40 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.
1.41 hogere grenswaarde:
de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.
1.42 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.43 kantoor:
een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.
1.44 kap:
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.
1.45 kunstwerk:
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.
1.46 kwetsbare objecten:
- 1. woningen, met uitzondering van:
- a. verspreid liggende vrijstaande woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
- b. dienst- en bedrijfswoningen behorende van derden;
- 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- b. scholen;
- c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- a. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
- b. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.47 maatschappelijke voorziening:
een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening en/of niet zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.
1.48 milieucategorie:
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.49 onderkomen:
een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.50 openbaar gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.51 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.52 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats met maximaal twee aaneengesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).
1.53 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.54 parkeerkoffer:
een gebied(je) met parkeerplaatsen, in principe tussen woningen gelegen c.q. waardoor een bouwstrook onderbroken wordt.
1.55 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de weg;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van het aansluitende afgewerkte terrein;
- c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
- d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
- 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
- 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
- 3. voor vrijstaande bijgebouwen wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein.
Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
1.56 perceel:
zie 'bouwperceel'.
1.57 perceelsgrens:
zie 'bouwperceelgrens'.
1.58 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor beoefenaren van vrije (aan huis gebonden) beroepen, zoals medische, paramedische, administratieve en daarmee vergelijkbare beroepen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.
1.59 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.60 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:
- 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
- 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
- 4. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61 sekswinkel:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.
1.62 straatmeubilair:
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- 4. afvalinzamelsystemen.
1.63 voorgevel:
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.64 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.65 webwinkel:
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.
1.66 Wet geluidhinder:
de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.67 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.68 zijgevel:
de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, gelegen tussen de voor- en achtergevel van een gebouw.
1.69 zijgevelrooilijn:
de bouwgrens evenwijdig aan de zijgevel van een gebouw.
1.70 zolder:
een gedeelte van een gebouw, gelegen onder een kap, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tussen bouwwerken onderling:
waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwdelen.
2.2 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwdelen.
2.3 de bebouwde oppervlakte:
van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. water;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
- f. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
- g. in- en uitritten;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;
met de daarbij behorende bouwwerken en bij de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet in de vorm van parkeerkoffers, en de ontsluiting daarvan, behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Met dien verstande dat:
- a. parkeerkoffers uitsluitend tussen woningen gerealiseerd mogen worden, dus niet op hoeken.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten, woonerven en pleinen;
- b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- d. overdekte fietsenstallingen;
- e. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. bermen, groenvoorzieningen en water;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
- j. in- en uitritten;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
- a. de bouw van vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
- b. de bouw van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 m, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
9.2 Bouw van geluidsgevoelige objecten
De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden.
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruik van onbebouwde gronden
10.2 Gebruik van bouwwerken
10.3 Ondergeschikte bouwdelen
Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwdelen zoals bedoeld in lid 9.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.
10.4 Afwijken van de algemene gebruiksregels
10.5 Bestaand gebruik
Het gebruik van gronden dat niet voldoet aan het bepaalde in de leden 10.1.1 t/m 10.1.3, is toegestaan en mag worden voortgezet voor zover dit rechtsgeldig is gestart voor het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit uitwerkingsplan.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Het bevoegd gezag is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd met inachtneming van het bepaalde in lid 12.2 het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het bouwen van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 11 (Algemene afwijkingsregels) niet kunnen worden gebouwd;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
- 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
- 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is.
12.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
- a. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
- 1. de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
- 1. luchtkwaliteit;
- 2. parkeerbehoefte;
- 3. geluid;
- 4. bodemkwaliteit;
- 5. watertoets;
- 6. archeologie;
- 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
- 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
- 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaald is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het uitwerkingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012 deelplan 5 fase 3".
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Wonen
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten wonen
Bijlage 1 Bestemming ‘Wonen – Uit Te Werken’ Zoals Opgenomen In Het Bestemmingsplan “Westpolder/bolwerk 2012”
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai, Uitwerkingsplan “Westpolder/bolwerk 2012, Deelplan 5, Fase 3", Kuipercompagnons, D.d. 24 Oktober 2018
Bijlage 3 Kuipercompagnons, Bestemmingsplan “Westpolder/bolwerk 2012” Verkennend Milieuonderzoek, D.d. 24 Oktober 2011
Bijlage 4 Verkennend (Water)bodemonderzoek; Deelplan 5 (Noordwestelijk Deel) Westpolder/bolwerk, Berkel En Rodenrijs, Sweco Nederland B.v., Rapportnr. Swnl-0184533, D.d. 18 Mei 2016
Bijlage 5 Nota Overleg Uitwerkingsplan “Westpolder/bolwerk 2012, Deelplan 5, Fase 3”, D.d. 29 Januari 2019
Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder Inzake Uitwerkingsplan "Westpolder/bolwerk 2012, Deelplan 5, Fase 3", D.d. 16 April 2019
Bijlage 7 M.e.r.-beoordelingsbesluit Westpolder/bolwerk, Deelplan 5, Fase 3, D.d. 29 Januari 2019
Bijlage 7 M.e.r.-beoordelingsbesluit Westpolder/Bolwerk, deelplan 5, fase 3, d.d. 29 januari 2019