Kom Bleiswijk
Bestemmingsplan - Gemeente Lansingerland
Vastgesteld op 06-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Kom Bleiswijk" van de gemeente Lansingerland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0107-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.6 Achtergevel
de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, aan de achterzijde van een gebouw.
1.7 Achtergevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd.
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een bedrijf(sgebouw) of op dan wel bij een bedrijfsterrein bestemd voor één huishouden waarvan huisvesting daar, gelet op de aard, inrichting en omvang van het betreffende bedrijf, noodzakelijk is.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
een (vrijstaand) niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in functioneel opzicht en qua afmeting ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag, laag
de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.
1.28 erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 huishouden
- a. een alleenstaande; of
- b. samenwoning van een groep mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare samenstelling, waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.32 kantoor
een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie).
1.33 kap
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.
1.34 maatschappelijke voorzieningen
een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening en/of niet zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.
1.35 milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.37 overkapping
een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk.
1.38 perceel
gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren.
1.39 perceelsgrens
de grens van een perceel.
1.40 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de weg;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
- 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft;
- 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
- 3. voor vrijstaande bijgebouwen wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
1.41 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:
- 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
- 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
- 4. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.42 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.43 voorgevel
de zijde of zijden vanwaar het gebouw of ander bouwwerk hoofdzakelijk toegankelijk is en/of de zijde(n) die georiënteerd is op een verkeersbestemming.
1.44 voorgevel(bouw)grens
de grens van een bouwvlak aan de zijde(n) vanwaar een gebouw of ander bouwwerk hoofdzakelijk toegankelijk is (zijn) en/of aan de zijde(n) die op openbaar gebied georiënteerd is (zijn).
1.45 Voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen
1.46 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.47 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tussen bouwwerken onderling
wordt gemeten waar deze afstand het kleinst is, inclusief ondergeschikte bouwdelen.
2.2 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens, inclusief ondergeschikte bouwdelen.
2.3 de bebouwde oppervlakte
van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.
2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 m boven peil); wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.
2.6 de bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte
binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.7 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
3.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
3.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. van bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
- c. van gronden en/of bouwwerken voor (bedrijfsgebonden) detailhandel;
- d. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- f. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
- g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- i. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
3.7 Afwijken van de gebruiksregels
3.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
4.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
- 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
4.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van bouwwerken voor bewoning;
- b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
- f. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- g. detailhandel(sbedrijven) boven de 500 m2 brutovloeroppervlakte zijn niet toegestaan.
4.7 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:
- a. de detailhandelsfunctie op de begane grond blijft gehandhaafd;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan het gewenste voorzieningenniveau.
4.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd bezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
6.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
- 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
6.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van bouwwerken voor bewoning;
- b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
6.7 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:
- a. de maatschappelijke voorziening op de begane grond blijft gehandhaafd;
- b. dit niet leidt tot enige aantasting van de maatschappelijke voorziening, zoals de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van deze voorziening.
6.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd bezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
7.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
- 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
7.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:
- a. van bouwwerken voor bewoning;
- b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
7.7 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:
- a. de maatschappelijke voorziening op de begane grond blijft gehandhaafd;
- b. dit niet leidt tot enige aantasting van de maatschappelijke voorziening, zoals de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van deze voorziening.
7.8 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
8.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu.
8.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- b. gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- c. gronden voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- d. gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. van bouwwerken voor bewoning;
- b. van gronden en/of bouwwerken voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- c. van ongebouwde parkeervoorzieningen en terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- d. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- e. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- f. van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van vuurwerk.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
- a. van bouwwerken voor bewoning;
- b. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- c. van ongebouwde parkeervoorzieningen en terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- d. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
- e. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- f. van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van vuurwerk.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals borstweringen, hekwerken en daarmee gelijk te stellen constructies, bruggen ten behoeve van kruisend verkeer, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 1 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bruggen, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
11.5 Specifieke gebruiksregels
- a. tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19.1 'Algemene Gebruiksregels' lid a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats voor en/of voor opslag van boten en overige zaken;
- b. voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een (Keur)vergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
11.7 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
- a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevelrooilijn van de woning indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevelrooilijn van de woning minder dan 9 m bedraagt;
- b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij:
- 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
- 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bijbehorende woning;
- 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende woning;
- c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw en/of garagebox op voorwaarde dat:
- 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
- 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- d. de bouw van andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
12.5 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
- 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
12.6 Specifieke gebruiksregels
12.7 Afwijken van de gebruiksregels
12.8 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,3 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 50 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
13.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde;
- b. een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
- d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 13.5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,5 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
14.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde;
- b. een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
- d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 14.5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 2,5 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 1.000 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
15.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde;
- b. een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige;
- d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.
16.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals borstweringen, hekwerken en daarmee gelijk te stellen constructies, niet zijnde bruggen, dammen met duikers, vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 1 m.
- b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
- 2. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid;
- 3. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. het behoud van parkeervoorzieningen;
- e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- g. het milieu.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van:
- a. lid 16.1 sub a voor de bouw van bruggen, dammen met duikers, vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden;
- b. lid 16.1 sub b, waarbij de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen.
16.5 Algemene randvoowaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
16.7 Algemene randvoowaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het gewenste voorzieningenniveau;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu;
- c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Ondergeschikte bouwdelen
18.2 Aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- 4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voorzover in dit bestemmingsplan niet anders is bepaald;
- 5. de ruimte tussen bouwwerken.
18.3 Bouw van geluidsgevoelige objecten
De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
19.1 Gebruik van onbebouwde gronden
19.2 Gebruik van bouwwerken
19.3 Afwijken van de algemene gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor:
- a. het gebruik van een deel van de bedrijfswoningen, vrijstaande en / of aangebouwde bijgebouwen voor / als bedrijfsmatige werkruimten, mits:
- 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
- 2. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals:
- ambachtelijke en/of verzorgende bedrijven genoemd in milieucategorie 1 van de in als bijlage 1 bij deze planregels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven/bedrijfsactiviteiten;
- bedrijven/bedrijfsactiviteiten die, op basis van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn;
- 3. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woonwagenstandplaats niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m²;
- 4. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
- 5. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben;
- 6. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
- 7. er detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
- er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
- het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
- de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
- b. het medegebruik van bedrijfswoningen voor detailhandel in beroepsmatige werkruimten, op voorwaarde, dat:
- 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
- 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
- 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Algemeen afwijken
Het bevoegd gezag is, bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van deze regels ten behoeve van:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
- b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van beeldende kunst, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bebouwingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken en wegprofielen (waaronder bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%.
- e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwdelen zoals bepaald in artikel 18.1 'Algemene Bouwregels' lid a waarbij de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
- f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op:
- 1. een landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen waarbij geldt dat geen onevenredige afbreuk mag plaatsvinden van de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
- 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
- 3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
20.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m, dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 20 (afwijkingsregels) niet kunnen worden gebouwd;
- b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
21.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het toevoegen op de kaart van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven;
- b. het verwijderen van de op de kaart gegeven dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, de provinciale archeoloog of bij een ter zake deskundige instantie;
- c. het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' of de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien op basis van nadere inventarisatie zulks gewenst is. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een deskundige op cultuurhistorisch gebied.
- d. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM, of de beheerder(s) van de leiding;
- e. het geheel verwijderen en/of wijzigen van bestaande op de kaart aangegeven aanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
21.3 Randvoorwaarden algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. het aantal parkeervoorzieningen;
- 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 7. het milieu.
- b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
- 1. luchtkwaliteit;
- 2. geluid;
- 3. mobiliteitstoetsgeluid;
- 4. bodemkwaliteit;
- 5. watertoets;
- 6. archeologie;
- 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
- 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
- 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits:
- 1. deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 3. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
22.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan "Kom Bleiswijk".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bedoeling Van Het Plan
Voor de kom Bleiswijk dient in het kader van de Wet ruimtelijke ordening een nieuw geactualiseerd bestemmingsplan te worden opgesteld. Voor het plangebied gelden momenteel verschillende planologische regiems. Het geactualiseerde bestemmingsplan biedt een actuele en adequate regeling voor het beheer van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Bleiswijk is een van de oude dorpskernen in de gemeente Lansingerland. Bleiswijk is de kleinste van de drie kernen en kent kleinschaligere uitbreidingslocaties dan Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek.
Het plangebied betreft de gehele woningbouwkern van Bleiswijk behoudens de gebieden Bleiswijk Centrum, het gebied de Tuinen en het bedrijventerrein De Hoefslag. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
1.3 Geldende Ruimtelijke Planregelingen
Voor het plangebied zijn verschillende vigerende bestemmingsplan van kracht:
- BP Hoekeindse Zoom (vastgesteld op 26 maart 1981 door de toenmalige gemeente Bleiswijk en goedgekeurd op 21 april 1982 door GS). Op dit plan zijn één herziening, één uitwerkingsplan, 13 uitwerkingsvoorschriften en 2 wijzigingsbesluiten vastgesteld en goedgekeurd;
- BP Komplan (vastgesteld op 9 juni 1977 door de toenmalige gemeente Bleiswijk en goedgekeurd op 6 juni 1978 door GS). Op dit plan zijn 2 herzieningen en één wijzigingsplan vastgesteld en goedgekeurd;
- BP Korenmolenhoek (vastgesteld op 17 juli 1997 door de toenmalige gemeente Bleiswijk en goedgekeurd op 22 december 1997 door GS). Op dit plan is één herziening en één uitwerkingsplan/wijzigingsplan (Korenmolenhoek-Noord) vastgesteld en goedgekeurd;
- BP Oosthoekeind (vastgesteld op 21 januari 1969 door de toenmalige gemeente Bleiswijk en goedgekeurd op 2 december 1969 door GS). Op dit plan zijn 6 herzieningen vastgesteld en goedgekeurd.
1.4 Planvorm
Er is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, zodat de randvoorwaarden helder zijn. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (regels en plankaart) en de daarbij behorende toelichting.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 vindt de beschrijving van de historie en de huidige situatie plaats. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader waarin het bestemmingsplan een plaats moet vinden. In hoofdstuk 4 vindt de beschrijving van het plan plaats. In hoofdstuk 5 wordt de juridische jas van het bestemmingsplan toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 gaat tenslotte in op de inspraak- en overlegfase van dit plan.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Historische Context
Bleiswijk is in de 12e/13e eeuw ontstaan als ontginningsbasis in het veengebied aan de westkant van de Rotte, met vooral boerderijen op de kop van de kavels. De dorpskern ontwikkelde zich waar de Kerkstraat haaks op het lint, de Dorpsstraat, staat. Na de droogmaking van het omringende gebied werd rond de kern van Bleiswijk, net als rond de andere kernen, een ringgracht aangelegd.
Deze structuur bleef lange tijd ongewijzigd, tot de bevolking begin 20e eeuw begon toe te nemen als gevolg van de groei van de tuinbouw. In deze periode werden woningen gebouwd langs enkele straatjes haaks op het lint, de polder in (Van Waningstraat en De Plaats).
Na 1945 werden ook insteekwegen op het lint van Bleiswijk aangelegd. Hier ontstonden tuinbouwbedrijven met kassen. In de jaren '60 werd aan de westkant de doorgaande (provinciale) weg aangelegd, waardoor het doorgaande verkeer niet meer door de kern hoefde te rijden. Vanaf die tijd is Bleiswijk tot aan deze weg uitgebreid met vooral rijtjeswoningen. Daarna breidde Bleiswijk zich vooral uit naar het oosten, tot aan het groengebied de Rottemeren. De historische kern heeft zich ontwikkeld tot een gebied met lokale winkels en voorzieningen, waarvoor een aantal grootschalige gebouwen is neergezet.
Op dit moment is Bleiswijk een belangrijk tuinbouwgebied. De groente- en fruitveiling 'The Greenery' en bloemenveiling 'Flora-Holland' geven Bleiswijk een centrale functie in de tuinbouw en sierteelt van West-Nederland.
2.2 Positie In Lansingerland
Algemeen
Met ruim 10.000 inwoners is Bleiswijk een plattelandsdorp welke samen met Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek deel uitmaakt van de gemeente Lansingerland, gelegen in de driehoek Rotterdam, Gouda en Zoetermeer. Bleiswijk beschikt over een dorpshart met een uitgebreid winkelaanbod, scholen voor basis- en voortgezet onderwijs en tal van sportvoorzieningen. Enerzijds kan Bleiswijk terugvallen op Zoetermeer en andere kernen in Lansingerland, anderzijds concurreren de voorzieningen in de kern met die in Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs.
Wonen in Bleiswijk
Bleiswijk is een groen- en waterrijk dorp. Het vele groen en water geven een gevoel van 'buiten' wonen. Terwijl tegelijk steden als Rotterdam, Zoetermeer en Den Haag, met al hun grootstedelijke voorzieningen, zo ongeveer in de achtertuin liggen.
Glastuinbouw Bleiswijk
Bleiswijk is onderdeel van de greenport Westland-Oostland, het grootste glastuinbouwgebied in Nederland. Aan de west- en zuidzijde van Bleiswijk bevinden zich grootschalige glastuinbouwbedrijven.
Bleiswijk in het Groene Hart
De bebouwing aan de oostzijde van Bleiswijk grenst aan de groene zone van de Rottermeren. Deze zone loopt in de noordelijke richting over in het Groene Hart en staat aan de zuidzijde in verbinding met verschillende groene recreatieve parken. Bleiswijk onderscheid zich ten opzichte van de andere kernen door de nabijheid van groene recreatieve parken en de nabijheid en goede verbinding met het Groene Hart.
Figuur 2.1 Positie van Bleiswijk in de regio (station Bleizo is een naar verwachting een toekomstig station)
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
Structuurlijnen
Kenmerkend voor de gemeente Lansingerland zijn de lange historische linten. Door een aantal gemeenschappelijke kenmerken zijn ze van groot belang voor de identiteit van de gemeente. De kernen zijn het resultaat van komvorming binnen de langgerekte linten. De aaneengesloten straatbebouwing heeft van oudsher een verzorgende functie (winkels, werkplaatsen en dergelijke). In Bleiswijk loopt dit lint in noord-zuidrichting. De historische kern van Bleiswijk ligt op het bovenland en wordt sinds de droogmaking omgeven door een eigen ringgracht die nu nog voor het grootste deel intact is.
Haaks op het lint van de Dorpsstraat staan de Kerkstraat en de Plaats. Daar waar de straten op de Dorpsstraat uitkomen bevinden zich de pleinen van de dorpskern. Deze pleinen verschillen onderling van opzet en karakter.
Het slotenpatroon van de droogmakerijen heeft de verkaveling en opbouw van alle ontwikkelingen buiten de kern bepaald. Deze worden gekenmerkt door geometrische vormen en lange rechte lijnen in contrast met de historische kern. De N209 begrenst het dorp aan de westzijde.
Bebouwingsstructuur
De bebouwing is individueel met grote onderlinge diversiteit. De meeste bebouwing volgt de richting van de kavelsloten, waardoor de panden met de voorgevel op de weg zijn georiënteerd. Typerend is dat er meestal pand door pand is gebouwd door of in opdracht van de eigenaren zelf. De panden dateren uit verschillende tijden en zijn in verschillende stijlen gebouwd. De grootte en het materiaal- en kleurgebruik kan per pand verschillen. De kapvormen zijn zeer divers in vorm. De bebouwing staat afwisselend met de kopse kant of zijgevel naar de hoofdstraat georiënteerd. De hoogte van de bebouwing is overwegend 2 lagen met op de bovenste verdieping een kap. Veel woningen hebben kleinschalige dakkapellen of andere toevoegingen in de vorm van erkers en balkons.
2.4 Functionele Karakteristiek
Bleiswijk heeft een karakteristieke functiemenging van wonen, bedrijvigheid, winkels. voorzieningen en dergelijke. Binnen het plangebied zijn de volgende functies te onderscheiden:
- wonen;
- bedrijven;
- detailhandel;
- kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen.
Wonen
Het grootste deel van het plangebied betreffen naoorlogse woningen. Het woningtype varieert van rijenwoningen, vrijstaande woningen tot tweekappers. De meeste woningen zijn echter rijenwoningen.
Bedrijven
Er zijn slechts enkele bedrijven binnen het plangebied aanwezig. Het gaat hier om een schildersbedrijf, groothandel en dergelijke (lichte bedrijvigheid). Deze bedrijven liggen verspreid over het plangebied.
Detailhandel
Aan de zuidkant van het plangebied liggen een aantal winkels. Het gaat hier om een boeketterie, fietsenwinkel, dierenwinkel , wijnhuis en dergelijke.
Kantoren
De kantoren zijn hoofdzakelijk aan de Overbuurtseweg en Hoekeindseweg gevestigd. Het zijn onder andere adviesbureaus en accountantsbureaus.
Maatschappelijke voorzieningen
De maatschappelijke voorzieningen zijn vooral aan de zuidkant van het plangebied gevestigd. Het gaat hier om onder andere een bibliotheek, sporthal, scholen, dierenkliniek, tandheelkunde, kerkhof en een bejaardentehuis.
Belangrijke functies direct buiten het plangebied
Het kernwinkelgebied en enkele horecagelegenheden liggen aan de Dorpsstraat binnen de ringgracht. Deze gebieden vallen buiten het plangebied.
2.5 Cultuurhistorische Waarden
2.5.1 Archeologische waarden
Om de omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden goed te laten verlopen, wordt archeologisch (voor)onderzoek vereist wanneer bodemverstoringen ook daadwerkelijk schade aan het bodemarchief kunnen veroorzaken.
Ruimtelijke ingrepen worden in Lansingerland (tot een bepaalde maximale oppervlakte én maximale diepte), afhankelijk van de verwachtingszone waarbinnen ze gaan plaatsvinden, vrijgesteld van de verplichting om archeologisch onderzoek te moeten laten uitvoeren.
Volgens rijks- en provinciaal beleid zouden verstoringen met een maximaal verstoringsoppervlak van 100 m² ontheven moeten kunnen worden van archeologisch onderzoek. Deze norm voorkomt dat particulieren verplicht worden om onderzoek uit te laten voeren. Volgens provinciaal beleid geldt de norm echter niet voor historische stads- en dorpskernen. Waar de Monumentenwet niet spreekt over een bepaalde maximale diepte, hanteert de provincie Zuid-Holland in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) 0,3 m onder het maaiveld.
Mits goed onderbouwd door overeenstemmend archeologisch onderzoek, kan de maximale oppervlakte of diepte, naar boven of beneden worden bijgesteld. Om nu afwijkende normen te kunnen hanteren, is door Erfgoed Delft een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld.
De verschillende archeologische verwachtingszones in de gemeente Lansingerland en de terreinen en locaties waar archeologische resten zijn vastgesteld, vereisen ieder een eigen benadering van en omgang met, eventueel aanwezige archeologische waarden.
De gemeente Lansingerland kent verschillende archeologische verwachtingszones met de daarbij behorende vrijstellingen van de archeologische onderzoeksplicht.
Onderzoek
Volgens de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Lansingerland ligt het plangebied in zone 2, 3 en 6 (zie figuur 2.2).
De beschreven verwachtingszones zijn op de archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar concrete beleidslijnen. Hiervoor is gebruikgemaakt van een zogenaamd vrijstellingsregime, waarbij ruimtelijke ingrepen tot een bepaalde omvang en diepte worden ontheven van archeologisch onderzoek. In de zones met een hoge archeologische verwachting bevinden eventueel aanwezige archeologische resten zich direct onder de bouwvoor. Omdat binnen de oude dorpskernen eventueel aanwezige archeologische waarden dichter geconcentreerd zullen voorkomen dan binnen de lintbebouwingen, is de maximaal toegestane verstoringsoppervlakte in de dorpskernen vastgesteld op 50 m² en voor de lintbebouwingen op 100 m². De bijbehorende diepte zijn opgenomen in de legenda van figuur 2.2: vanaf 30 cm in zone 2 en vanaf 50 cm in zone 3.
Omdat de concentratie van archeologische resten ter plaatse van zone 6 minder dicht zal zijn dan in de hoge verwachtingszone, geldt ter plaatse van het geel gemarkeerde gebied (voor werkzaamheden 2,5 m beneden maaiveld) de maximaal toegestane verstoringsoppervlakte van 1.000 m².
Figuur 2.2 Archeologische verwachtingswaarde in het plangebied (de rode lijn geeft globaal de ligging van het plangebied aan)
Conclusie
Nader archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Voor de gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde (zone 2, 3 en 6) wordt een dubbelbestemming opgenomen.
2.5.2 Bebouwing met cultuurhistorische waarden
De gemeente Lansingerland maakt voor de bebouwing met cultuurhistorische waarden een onderscheid tussen:
- gemeentelijke monumenten;
- karakteristiek objecten;
- bijzondere objecten.
Binnen de gemeente Lansingerland is afgesproken dat de gemeentelijke monumenten en karakteristieke objecten worden opgenomen in het desbetreffende bestemmingsplan. De bijzondere objecten zijn opgenomen in de welstandsnota.
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad de Nota CultuurhistoriePlus vastgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan "Kom Bleiswijk" heeft met ingang van 19 april 2012 ter visie gelegen. Derhalve is er niet voor gekozen om behoudens de in het plangebied aanwezige monumenten, de als vastgestelde cultuurhistorisch waardevolle objecten alsnog in het onderhavige bestemmingsplan op te nemen.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied is er sprake van één gemeentelijk monument. Het gaat om de tweekapper aan de Hoefweg 60/62. Op deze locatie is in de regels vastgelegd dat uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van het behoud, de bescherming en/of het herstel van aanwezige monumenten. Zodoende wordt de bebouwing met monumentale waarden gewaarborgd.
2.6 Landschap En Natuur
Het plangebied bestaat uit de kom Bleiswijk met bebouwing, tuinen, groenstroken, laanbeplanting en watergangen. Het plan biedt ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het uitgebreide bureauonderzoek in Bijlage 1 is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.
Conclusie
De Flora- en faunawet staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
2.7 Ondergrondse Infrastructuur
In de omgeving van het plangebied ligt een aantal leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze leidingen worden besproken in subparagraaf 2.9.5. Verder liggen er geen planologisch relevante ondergrondse leidingen binnen het plangebied of in de omgeving van het plangebied. Ook zijn hier geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat dit aspect geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
2.8 Verkeersaspecten
Bleiswijk kent vier belangrijke verbindingsassen. Op regionaal schaalniveau zorgt de N209, gelegen aan de westzijde van Bleiswijk, voor een directe verbinding naar Bergschenhoek en Rotterdam en ook richting Gouda, Zoetermeer en Den Haag via de A12. De N209 zorgt ervoor dat het centrum van Bleiswijk wordt ontzien van doorgaand verkeer.
Het historische lint van Bleiswijk, de Dorpsstraat, is aan de noord- en zuidzijde verbonden met de N209. De N209 kent doorstromingsproblemen voor zowel personenverkeer (forensen, zakelijke rijders) als goederenvervoer (logistiek, glastuinbouw). De problemen worden veroorzaakt door de relatief krappe dimensionering van de kruisingen, zoals de aansluiting met de A12 of door relatief veel gelijkvloers overstekend (fiets)verkeer.
De achterliggende wijken zijn verbonden met de Dorpsstraat door verschillende zijwegen die haaks op de Hoofdstraat staan. Aangrenzende wijken zijn met het centrumgebied verbonden door de Kerkstraat en Plaats, beide haaks op het dorpslint.
Figuur 2.3 Ontsluitingsstructuur en parkeren Bleiswijk
De verder van het centrum gelegen woonwijken zijn met het centrum en de N209 verbonden door een weg die aan de rand van de westelijke uitbreidingswijk loopt. Deze weg begint bij het meest zuidelijk deel van het dorpslint en eindigt aan de noordzijde van Bleiswijk. Bij de Heulslootweg aan de noordzijde kan men de N209 oprijden of afslaan richting de Hoefweg en het Dorpslint van Bleiswijk. Verschillende buslijnen zorgen voor een snelle verbinding met Bergschenhoek en Zoetermeer.
De vierde verbindingsas loopt aan de zuidzijde van Bleiswijk. Vanaf de afslag van de N209 loopt de Merenweg direct naar recreatiegebied Rottermeren. Een aantal woonbuurten in Bleiswijk zijn goed verbonden met dit recreatiegebied door een aantal verbindingswegen die haaks op deze weg lopen. Vanaf de Kooilaan loopt er een directe verbindingsweg naar de overige recreatiegebieden zoals het Lage Bergsche Bos en de Zevenhuizerplas.
Het parkeren binnen het plangebied gebeurt hoofdzakelijk met langsparkeren en parkeren op eigen terrein. Wat betreft het parkeren zijn er op dit moment binnen Lansingerland voor zover bekend vooral structurele problemen in de wijken uit de jaren '70 en '80, als gevolg van de combinatie van een aanvankelijk lage parkeernorm en beperkte uitbreidingsruimte.
De kern Bleiswijk is redelijk met het openbaar vervoer te bereiken. Er zijn verschillende buslijnen die de kern aandoen en ook door het plangebied gaan, maar het openbaar vervoer is nog onvoldoende concurrerend door trage buslijnen zonder eigen infrastructuur. Daarnaast verbindt het openbaar vervoer de kernen van Lansingerland onderling onvoldoende. Vooral Bleiswijk heeft geen rechtstreekse aansluiting op hoogwaardige OV-verbindingen als Randstadrail richting Rotterdam en treinverbinding Gouda-Utrecht (station Zoetermeer).
Het fietsverkeer kan binnen de kern gebruikmaken van dezelfde erftoegangswegen als het gemotoriseerd verkeer. Langs enkele gebiedsontsluitingswegen en de N209 zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Het aanbod aan paden en stallingen voor de fiets biedt op sommige plaatsen echter te weinig kwaliteit. Daarnaast is het oversteken van de N209 lastig en gevaarlijk. Richting 2020 zijn er wensen om ontbrekende schakels aan te pakken in het fietsnetwerk, zoals een doorgaande fietsroute langs de Randstadrail tussen Rotterdam (Hofplein) en Den Haag (Hofvijver). Ter vermindering van de barrièrewerking, verkeersonveiligheid en wachttijden, is het voornemen enkele fietstunnels te realiseren onder de N209.
Conclusie
Kom Bleiswijk is goed bereikbaar voor het autoverkeer en is redelijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Het aanbod aan paden en stallingen voor de fiets biedt op sommige plaatsen echter te weinig kwaliteit. Daarnaast is het oversteken van de N209 lastig en gevaarlijk. Binnen sommigen delen is sprake van enige parkeerdruk.
2.9 Milieuaspecten
2.9.1 Akoestische aspecten
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een aantal wegen in en rondom het plangebied een geluidszone. De provinciale weg N209 en 50 km/h-wegen zijn gezoneerde wegen in en rondom het plangebied. Alleen de wegen die zijn uitgevoerd als 30 km/h-gebied zijn niet gezoneerd. Binnen de geluidszone van de gezoneerde wegen dient de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai aan de gevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder. Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Rotterdam The Hague Airport
Een klein deel van het plangebied, namelijk het uiterste zuidoostelijke deel, ligt binnen de 55 dB(A)-contour van Rotterdam-The Hague Airport. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige functies, vormt de geluidsuitstraling van Rotterdam-The Hague Airport geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
2.9.2 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies de milieuaspecten in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Uitgaande van de afstand tot de bedrijfspercelen en het gebiedstype van de milieugevoelige functies (zoals woningen), wordt in de regels bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten: er worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de omgeving van gevoelige functies. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) die tevens in de planregels wordt opgenomen.
De standaard SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Als belangrijkste bron bij het opstellen van deze Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, herziene uitgave 2009). In deze lijst (en ook in de standaard SvB) worden voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk worden afgeweken van deze richtafstanden. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de standaard SvB wordt verwezen naar Bijlage 2.
Onderzoek
Het plangebied betreft een dorpskern met een overwegend woonkarakter. Tevens zijn hier enkele maatschappelijke voorzieningen en een paar verspreid liggende bedrijven aanwezig. In een dergelijke gebied zijn bedrijven uit categorie 2 van de Standaard SvB op korte afstand van woningen algemeen toelaatbaar. De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Standaard SvB. Alle bedrijven vallen binnen de algemene toelaatbaarheid. Er is dan ook geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van de reeds bestaande bedrijven. Dat geldt ook voor het bedrijf aan de Nachtegaallaan 17 (Groothandel in parfumerie) en Hoekeindseweg 21a (incidenteel stallen van auto's).
Ook in de omgeving van het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig, onder andere op bedrijventerrein de Hoefslag. De milieuzonering op dit terrein is afgestemd op de omliggende woningen. Binnen het plangebied is geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten in de omgeving.
Conclusie
In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
2.9.3 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij functiewijziging te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen functiewijzigingen mogelijk. Een historisch of verkennend bodemonderzoek is daarom niet nodig.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Lansingerland blijkt dat het westen van het plangebied binnen de kwaliteitsklasse 'bebouwing 1930-1970' valt, het oostelijke deel van het plangebied valt binnen de kwaliteitsklasse 'bebouwing vanaf 1970-heden'. De bodem in deze zones is relatief schoon en in de regel geschikt voor de thans aanwezige functies.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
2.9.4 Luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door paragraaf 5.2 uit de Wet milieubeheer (Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 2.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt en dus niet hoeft te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wm. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- 1. een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt dus geen ontwikkelingen mogelijk die effecten kunnen hebben op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wm kan daarom achterwege blijven.
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, blijkt dat direct langs de N209 (een maatgevende weg waar het plangebied aan ligt) gedurende de gehele planperiode ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit binnen het gehele plangebied het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Binnen het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
2.9.5 Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev, een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen) in voorbereiding. Deze AMvB treedt naar alle verwachting in 2012 in werking en sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Het Btev is de “tegenhanger” van het Bevi, voor de transporten van gevaarlijke stoffen. Het Btev zal het wettelijk kader vormen voor het Basisnet weg, -water, en -spoor.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarin zijn oude toetsings- en bebouwingsafstanden vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarden als een richtwaarde.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied één risicovolle inrichting ligt, namelijk het tankstation (zonder lpg-installatie) aan de Overbuurtseweg 26. Deze inrichting valt niet onder het Bevi. Voor het tankstation (zonder lpg-installatie) ligt de risicocontour niet buiten de inrichting. Dit tankstation vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Ook in de directe omgeving van het plangebied ligt een tankstation zonder lpg-installatie. Het gaat hier om het tankstation aan de Hoekeindseweg 61 dat ongeveer 50 m ten zuiden van het plangebied ligt. Ook voor dit tankstation ligt de risicocontour niet buiten de inrichting. Daarom vormt ook dit tankstation geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Tot slot ligt aan de Jan van der Heydenstraat, direct aangrenzend aan het plangebied, de inrichting van Van der Slik BV. Het gaat hier om een garagebedrijf met tankstation (zonder lpg-installatie) waar ontvlambare stoffen worden opgeslagen. Ook deze inrichting valt niet onder het Bevi en ligt de risicocontour niet buiten de inrichting. Daarom vormt ook dit bedrijf geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Rotterdam-The Hague Airport
Ten zuidoosten van de gemeente Lansingerland ligt het vliegveld Rotterdam-The Hague Airport. Deze luchthaven valt niet onder het Bevi, maar kent wel PR-contouren. Deze zijn in figuur 2.4 weergegeven. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontour. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van het bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR.
Figuur 2.4 PR-contouren Rotterdam The Hague Airport (bron: MER RTHA 2008)
Figuur 2.5 geeft een overzicht van de hoogtebeperkingen voor bebouwing in de omgeving van Rotterdam-The Hague Airport. Ter plaatse van delen van het plangebied geldt een hoogtebeperking van 140 m of 150 m. Bebouwing met een dergelijke hoogte is in het plangebied niet aanwezig. Ook wordt dergelijke bebouwing door dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De ligging nabij Rotterdam-The Hague Airport vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Figuur 2.5 Hoogtebeperkingen Rotterdam The Hague Airport (bron: Inspectie Verkeer- en Waterstaat)
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over de N209 vindt op beperkte schaal transport van gevaarlijke stoffen plaats. Op de provinciale risicokaart is het deel van de N209 ter hoogte van de kern Bleiswijk niet aangeduid als transportroute voor gevaarlijke stoffen (in tegenstelling tot het deel van de N209 ten zuiden Bergschenhoek). Ook in het beleidsplan externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland (november 2010), waarin een uitgebreid overzicht van de transportroutes voor gevaarlijke stoffen is opgenomen, is het wegvak van de N209 ter hoogte van de kern Bleiswijk niet vermeld. Het aantal transportbewegingen (waaronder mogelijk stoffen als lpg, benzine, gewasbeschermingsmiddelen, consumentenvuurwerk) zal dan ook beperkt zijn. Er zijn geen specifieke gegevens bekend over de hoogte van het GR ter hoogte van de kern Bleiswijk. Het invloedsgebied van deze weg wordt bepaald door het vervoer van toxische vloeistoffen (LT2). Het invloedsgebied van de stof LT2 ligt op 950 m. Het bestemmingsplan voor de kom van Bleiswijk is consoliderend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een toename van de personendichtheden in binnen het invloedsgebied van de N209. De uitvoering van het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico en advies door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is om deze reden niet noodzakelijk.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de over het spoor of over het water plaats. Wel ligt er een aantal buisleidingen in de omgeving van de kern Bleiswijk. Omdat het plangebied ruimschoots buiten de invloedsgebieden van deze leidingen ligt, vormen deze geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Advies VRR
In het kader van dit bestemmingsplan is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond om advies gevraagd.
Uit dit advies blijkt dat in het plangebied drie relevante risicobronnen aanwezig zijn, namelijk de Provinciale weg N209, het ANWB tankstation aan de N209 en het tankstation Van der Silk aan de Jan van der Heydenstraat. Deze risicobronnen zijn een beperking voor de ruimtelijke ordening.
De Veiligheidsregio adviseert om voorzieningen te realiseren en zorg te dragen voor goede voorlichting en instructie, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor hulpverlening te vergroten. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, is van uitwerking van het plan geen sprake. Bij (her)ontwikkelingen in het plangebied zal in het kader van de te doorlopen ruimtelijke procedure de Veiligheidregio Rotterdam-Rijnmond opnieuw om advies gevraagd worden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
2.10 Waterhuishoudkundige Aspecten
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Hoogheemraadschapsbeleid
Het Waterbeheerplan van Schieland en de Krimpenerwaard is een integraal plan. 'Integraal' wil in dit kader zeggen dat het Waterbeheerplan (WBP) het beleid aangeeft voor de vier primaire taken van het Hoogheemraadschap, te weten de waterveiligheid (waterkeringenbeheer), het watersysteembeheer (oppervlaktewater en grondwater), het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap behoort tot de meest intensief gebruikte delen van Nederland. De deels zeer diepe polders, de ligging langs de grote rivieren en de invloed van de zee betekenen dat goed waterbeheer een absolute voorwaarde is om hier veilig en verantwoord te kunnen wonen, werken en recreëren. Ook op de langere termijn, onder invloed van onder meer bodemdaling en klimaatverandering. Als regionale waterbeheerder wil het hoogheemraadschap hier, samen met andere instanties, slagvaardig en met de nodige ambities aan werken. De belangen van samenleving en (water-)natuur, kostenbeheersing, efficiënt en effectief werken en een duurzame, toekomstgerichte aanpak staan daarbij steeds voorop.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit de kom van Bleiswijk, grofweg gelegen tussen de Kooilaan in het oosten, de Lijsterlaan in het zuiden, de Overbuurtseweg en de Edisonlaan in het westen en de Gruttostraat en de Lange Vaart in het noorden. Het plangebied bestaat voornamelijk uit woningbouw.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van drie grondwatertrappen, in tabel 2.5 zijn de bijbehorende grondwaterstanden aangegeven. Het maaiveld in het plangebied varieert tussen circa NAP -4,40 m en -6,30 m. Het gehanteerde peil ter plaatse van het plangebied is NAP -5,75 m ten oosten van de Hoefweg en NAP -6,25 m ten westen van de Hoefweg.
Tabel 2.5 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden
Grondwatertrap | Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand | Gemiddeld Laagste Grondwaterstand |
III | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld |
IV | meer dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld |
V | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | meer dan 1,2 m onder het maaiveld |
Waterkwantiteit
In het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Ter hoogte van de Hoefweg en de Lange Vaart is een boezemkade gelegen. Langs deze waterkeingen dient rekening te worden gehouden met een onderhoudsstrook van 5 m.
Figuur 2.6 Waterkeringen
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwater en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor ontwikkelingen verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- 3. hemelwater vasthouden voor benutting,
- 4. (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- 5. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- 6. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Veiligheid en waterkeringen
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevant beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau opgenomen.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor het plangebied relevante belangen zijn:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
- 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies.
- 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
- 4. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 5. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- 6. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is tot nu toe gedeeltelijk vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het voorliggende plan is niet in strijd met de genoemde belangen.
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
De Structuurvisie gaat uit van vier speerpunten (principes) om van de Randstad een duurzame en internationaal concurrerende Europese topregio te maken. Bij deze principes heeft het kabinet twaalf ruimtelijke keuzes gemaakt. De keuzes zijn dus uitwerkingen van de speerpunten. Hieronder de relevante speerpunten en keuzes voor het plangebied.
Relevante speerpunten met gemaakte keuzes
Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid: optimaal benutten en klimaatbestendig inrichten van de binnenstedelijke ruimte voor wonen, werken en voorzieningen door transformeren, herstructureren en intensiveren.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie (2011)
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken.
Verordening Ruimte (2012)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.
Contouren
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Bleiswijk ligt binnen deze contour.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Lansingerland (2010)
Met de Structuurvisie Lansingerland wil de gemeente sturing geven aan 'aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven'. Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als dorpslint en bestaand stedelijk gebied.
Kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied
Beheer en kwaliteitsverbetering van het suburbane woon- en leefklimaat in de bestaande woongebieden staat voorop. Binnen het stedelijk gebied wordt de komende jaren een aantal woningbouwlocaties afgerond. Daarnaast is incidenteel herstructurering van verouderde delen van de woningvoorraad aan de orde. Waar mogelijk worden kansen benut voor het uitplaatsen van (milieu)hinderlijke bedrijven en functies (die qua schaal en of activiteit niet meer passen in de stedenbouwkundige structuur) uit de kernen. Bij inbreiding wordt gewaakt voor teveel verdichting, om het landelijke groene (suburbane) karakter van de gemeente te behouden.
Behoud cultuurhistorisch waardevolle karakter linten
De linten zijn belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Dit houdt onder andere in dat de diversiteit aan functies, bebouwingsvormen en de openheid behouden moeten blijven. Daar waar functies zijn gevestigd die qua aard of schaal als niet meer passend moeten worden beschouwd, is ontwikkeling en of transformatie mogelijk. Ontwikkelingen moeten passen bij de schaal en de maat van het lint. Transformatie is geen doel op zich maar een middel om bij te dragen aan verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van het lint.
De linten zijn als volgt te typeren: dorpslinten, landelijke linten en groene linten. In elk van de linten zijn ter verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit en met behoud van de waardevolle open plekken ontwikkelingen mogelijk die passen bij de karakteristiek van het betreffende lint. Het lint ter plaatse van het plangebied is aangeduid als dorpslint.
Dorpslinten
De linten in het dorp (dorpslinten) zijn voor het grootste deel 'uitontwikkeld'. De nog open gebieden behouden hun open karakter. Daar waar zich nog mogelijkheden voordoen, zullen vooral kleinschalige woningbouwmogelijkheden worden geboden. Daarbij is uitgangspunt dat wordt aangesloten op de bebouwingsstructuur van het lint.
Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisiekaart
Woonvisie gemeente Lansingerland 2009-2013 (2009)
Doel van de woonvisie is om de aantrekkelijke mix van de drie kernen in Lansingerland voor de toekomst veiligstellen. De gemeente Lansingerland wil samen met haar partners bouwen aan een groene en duurzame leefomgeving, waar alle inwoners veilig en prettig kunnen wonen, werken en recreëren, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de sociale en demografische opbouw van de samenleving, rekening houdend met historische en culturele waarden. Het motto is: 'Samen bouwen aan een groen en duurzaam Lansingerland'.
Hieruit volgen drie beleidsdoelen:
- 1. vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod;
- 2. bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus;
- 3. versterken van een duurzame woon- en leefomgeving.
Ad 1. Vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod
Met aandacht voor:
- ouderen;
- (koop)starters;
- huishoudens met een laag inkomen;
- bijzondere doelgroepen:
- 1. tijdelijke arbeidsmigranten;
- 2. gepardonneerden en vergunninghouders;
- 3. mensen met een beperking;
- 4. woonwagenbewoners.
Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen hierbij zijn:
- zoveel mogelijk nieuwe woningen moeten (grotendeels) voldoen aan de WoonKeur;
- in nieuwe bestemmingsplannen met woningbouwlocaties aangeven hoeveel sociale huur- en/of koopwoningen en/of kavels voor particulier opdrachtgeverschap.
Ad 2. Bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus
- levensloopbestendig;
- leefbaar;
- veilig;
- bereikbaar;
- groen.
Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen:
- vier van de vijf woonservicezones uiterlijk eind 2013 realiseren;
- bij uitwerking bouwplannen binnen bebouwde kom goed ervoor zorgen dat de openbare ruimte is afgestemd op gebruik door ouderen;
- bij ontwerpen nieuwe woningbouwplannen en herinrichting bestaande gebieden goed kijken dat aan veiligheidseisen wordt voldaan;
- doorgaan met verbetering van de bereikbaarheid van bushaltes en meewerken aan plannen voor versterken openbaar vervoer;
- uiterlijk in 2010 inventariseren in welke wijken zich parkeerproblemen voordoen;
- in 2010 samen met andere partijen pilot wijkgericht werken evalueren en opstellen van beleid hierover;
- definiëren aan welke groeneisen nieuwe woningbouwplannen moeten voldoen > meer groen in de wijken.
Ad 3. Versterken van een duurzame woon- en leefomgeving
Onder andere door:
- energiebesparing;
- meer speelvoorzieningen.
Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen:
- uitvoeren van het klimaatbeleid van de gemeente;
- vaststellen milieubeleidsplannen van 3B Wonen en de gemeente;
- vaststellen van Speelruimteplan.
Economische visie Lansingerland 2011-2016 (2011)
De gemeente heeft deze visie samen met het bedrijfsleven en de belangenorganisaties opgesteld. Hierin staat, naast het overkoepelende economisch beleid, ook het beleid van de gemeente richting het (Oostlandse) bedrijfsleven, belangenorganisaties en andere overheidsinstanties. De visie gaat vooral in op de ambities van de gemeente, de lokale economische structuur, het ondernemersklimaat en de koppeling met scholing en arbeidsmarkt; zaken waar de gemeente zelf, in samenspraak met het bedrijfsleven, invloed op uit kan oefenen.
Glastuinbouw en aanverwante bedrijvigheid vormen het hart van de gemeentelijke economie. De gemeente streeft naar een duurzame economie met gevarieerde bedrijvigheid en diversiteit en heeft zowel aandacht voor nieuwe ontwikkelingen als voor de bestaande situatie. Het behoud van de levendigheid, aantrekkingskracht en charme van de drie dorpskernen en goede voorzieningen op het gebied van leisure en recreatie zijn andere speerpunten.
De gemeente zet in de periode 2011-2016 (in willekeurige volgorde) in op:
- constructieve samenwerking met partners;
- kwaliteit op bedrijventerreinen door parkmanagement;
- benutting van de goede concurrentiepositie;
- unieke verbinding van functies op Bleizo;
- aantrekkingskracht voor alle typen bedrijvigheid;
- kantorenmarkt aanvulling op economie;
- ontwikkeling tot kenniscentrum voor de Greenport;
- realiseren van duurzaamheidsdoelstellingen;
- ruimte voor groei glastuinbouw;
- nadrukkelijk ontwikkelen en promoten recreatie en leisure;
- aantrekkelijke en goed functionerende dorpskernen;
- uitbreiding van het openbaar vervoernetwerk;
- toevoeging middelbaar beroepsonderwijs;
- versterking samenwerking onderwijs en bedrijfsleven;
- stimuleren starters;
- gemeentelijke dienstverlening.
SWOT-analyse
Uit de SWOT-analyse blijkt dat Lansingerland vooral hoog scoort op beschikbare ruimte, de centrale ligging, het lage werkloosheidscijfer, de goed opgeleide beroepsbevolking, het aantrekkelijke woon- en leefmilieu en de goede voorzieningen. Aandachtspunten voor de gemeente zijn het verbeteren van de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen per openbaar vervoer, de bekendheid van de naam Lansingerland en de aanwezigheid van middelbaar- en hoger beroepsonderwijs. Kansen liggen er vooral bij de ontwikkeling van Bleizo, ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, parkmanagement, de benutting van de kennis en kunde van het glastuinbouwcluster en de ruimte voor nieuwe voorzieningen. Tot slot vormen de concurrentie binnen de regio, de economische crisis en het ontbreken van betaalbare huisvesting voor jongeren bedreigingen.
Milieubeleidsplan 2009-2010 (2009)
Het milieubeleidsplan heeft per onderwerp concrete doelen. Hieronder de belangrijkste doelstellingen voor het plangebied (per onderwerp):
Energie:
- 2025 energieneutrale gemeente;
- Wildezijde van energie voorzien door middel van koude/warmteopslag;
- opstellen energievisie (gemeentebreed);
- onderzoek naar mogelijkheden van gemeentelijk klimaatbeleid.
Duurzaam:
- gemeentelijke woningbouwplannen EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) van 0,7;
- inzet duurzaamheidscan bij bedrijven.
Water:
- vitale (waterhabitat) voor flora en fauna;
- in 2050 benodigde waterberging gerealiseerd.
Externe veiligheid:
- actualiseren risicokaart.
Geluid:
- minimaliseren van het aantal woningen met een geluidsoverlast van > 60 dB (A);
- beperken van de geluidsoverlast door vliegverkeer.
Bodem:
- reduceren aantal saneringslocaties;
- opstellen nieuw bodembeleid (regionaal oppakken);
- in het lint en dorpskern (waar mogelijk) verbeteren van de bodemkwaliteit.
Lucht:
- voldoen aan norm stikstofdioxide, zwevende deeltjes, koolmonoxide en benzeen.
Nota Cultuurhistorie Plus (concept 2010)
De Nota Cultuurhistorie Plus is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteiten van de bestaande omgeving in Lansingerland te benoemen en te beschermen.
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad de Nota CultuurhistoriePlus vastgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan "Kom Bleiswijk" heeft met ingang van 19 april 2012 ter visie gelegen. Derhalve is er niet voor gekozen om behoudens de in het plangebied aanwezige monumenten, de als vastgestelde cultuurhistorisch waardevolle objecten alsnog in het onderhavige bestemmingsplan op te nemen.
In de nota zijn in Bleiswijk de Kruisweg (lint), Hoefweg en de Hoekeindseweg aangewezen als historische linten. De kern van Bleiswijk is aangewezen als historische kern.
In Bleiswijk is het beleid gericht op behoud van de authenticiteit van de dorpskern, gecombineerd met de aanwezigheid van dagelijkse voorzieningen. In het gemeentelijk beleid is vastgelegd dat het dorpse karakter behouden moet blijven. De bestaande karakteristiek vormt daarbij het uitgangspunt.
De volgende zaken worden in ieder geval vastgelegd in het bestemmingsplan:
- maximale afmetingen bebouwing;
- bruggen op de grens van kernen en polderlinten maximaal 2,3 m, bij uitzondering 3 m breed;
- ringgracht bestemmen als water, niet dempen of overwelven.
Visiedocument verkeer en vervoer 2009-2020 (2008)
Het visiedocument beschrijft de visie op het verkeer en het vervoer in en rond Lansingerland tot 2020 en vormt, samen met een op te stellen maatregelenpakket, het Mobiliteitsplan Lansingerland.
Het visiedocument constateert de volgende belangrijkste ontwikkelingen voor het plangebied:
- de N209 laat de grootste doorstromings- en leefbaarheidsproblemen zien, voor zowel personenverkeer als goederenvervoer;
- de netwerken van OV- en fietsverbindingen zijn nog onvoldoende concurrerend en vertonen weinig samenhang, in zichzelf en onderling;
- op de gemeentelijke wegen is een dalende trend in de verkeersongevallen waarneembaar, maar een toename van het aantal (ernstige) verkeersongevallen in de gehele gemeente;
- de N209 veroorzaakt leefbaarheidsproblemen; daarnaast krijgen sommige oude linten te veel verkeer te verwerken;
- de parkeercapaciteit in wijken uit de jaren '70 en '80 vraagt aandacht;
- diverse ruimtelijke ontwikkelingen in en rond Lansingerland zorgen de komende jaren voor aanzienlijke extra druk op het bestaande wegennet;
- tussen 2009 en 2020 wordt het autonetwerk op enkele punten aangepast, wordt het fietsnetwerk verbeterd en wordt het (regionale) openbaar vervoer aanzienlijk uitgebreid;
- de gemeente en stadsregio zetten met recente beleidsplannen reeds in op verduurzaming van het verkeer en vervoer;
- de verkeersveiligheidsstreefcijfers voor 2020 liggen aanzienlijk lager dan de meest actuele cijfers in Lansingerland;
- er zijn geen beleidskaders voor routering van zware transporten noch voor vervoer van gevaarlijke stoffen, noch voor uniformering van weginrichting en (voorrangs)regelingen.
Aan de hand van de beleidskaders, bovenstaande ontwikkelingen en berekeningen met het verkeersmodel is het verkeer en vervoer in Lansingerland geanalyseerd. De volgende belangrijkste conclusies voor het plangebied zijn getrokken:
- de aanzienlijke ontwikkelingen in het regionale openbaar vervoer bieden kansen voor een betere ketenmobiliteit, als alternatief voor verplaatsingen met de auto;
- fietsmaatregelen zijn in Lansingerland kansrijk en kosteneffectief. Daarnaast kunnen ze het openbaar vervoer versterken. Wel dient er maatwerk te worden geboden;
- het opstellen van kaders voor vervoer van gevaarlijke stoffen kan bijdragen aan de verkeers- en externe veiligheid;
- om de negatieve verkeersveiligheidstrend in Lansingerland om te buigen in een positieve lijn zijn drie typen maatregelen van belang:
- 1. aandacht voor (brom)fietsverkeer;
- 2. uniformering in wegbeeld: Duurzaam Veilig;
- 3. maatregelen 'black spots' voor wegen met hoge snelheden en gemengd verkeer; onder andere parallelwegen N209, de huidige linten en tuinbouwwegen;
- de N209 staat centraal in de bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblematiek en vereist daarom een integrale oplossing;
- bij het ontwikkelen van nieuwe gebieden en ontwerpen van buitenruimte is meer aandacht voor voetgangers nodig.
De volgende ambities zijn van belang voor het plangebied:
- Lansingerland wil mobiliteit mogelijk maken, door voor de verschillende vervoerswijzen hoogwaardige netwerken te bieden die onderling gekoppeld zijn;
- de gemeente stelt voor haar eigen organisatie een vervoerplan op;
- de gemeente wil het openbaar vervoer en ketenmobiliteit stimuleren en zorgt zowel voor voldoende P+R-plaatsen en fietsenstallingen bij de stations van Randstadrail en Bleizo als voor een goede bereikbaarheid van deze stations;
- de gemeente wil een dekkend netwerk van bushaltes in stedelijk gebied, uitgaande van een maximale loopafstand 900 m voor ZoRo-bus en Randstadrail (HOV-lijnen); voor het aanvullende busnet wordt rekening gehouden met een maximale loopafstand van 400 m;
- Lansingerland ziet de fiets als hét vervoermiddel binnen de kernen en zorgt voor een fijnmazig fietsnetwerk en goede stallingsvoorzieningen aldaar;
- voor de doorstroming op en leefbaarheid langs de N209 wordt een integrale oplossing uitgewerkt en uitgevoerd;
- de gemeente wil de verkeersveiligheid verbeteren, met bijzondere aandacht voor (brom)fietsers, de schoolomgeving, een consistent duurzaam veilig wegbeeld en 'black spots'.
Welstandsnota
De gemeente Lansingerland heeft de ambitie om uit te groeien tot een aantrekkelijke parkstad waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Om die ambitie te verwezenlijken voert de gemeente een uitgesproken ruimtelijk kwaliteitsbeleid. De welstandsnota vormt hierin een belangrijke bouwsteen. De verwachting is dat de nota het einde van dit jaar wordt vastgesteld. De gemeente heeft een gebiedenkaart opgesteld, waarin de verschillende welstandscriteria zijn opgehangen.
Figuur 3.2 Uitsnede gebiedenkaart
Binnen het plangebied vallen de volgende gebieden uit de gebiedenkaart:
- rijtjes aan straten (1950 - 1970);
- stroken en blokken (1970 - 1975);
- woonerven (1970 - 1990);
- woongebieden na 1985.
Voor alle gebieden geldt een laag welstandsniveau. Bij dit welstandniveau is de preventieve welstandsbeoordeling primair gericht op het bewaren van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang. In deze gebieden worden de openbaarheid en de publieke ruimte vooral beleefd door de mensen die er wonen of werken. Het zijn 'rustige' gebieden waar de leefbaarheid van groot belang is, omdat de mensen er langdurig (moeten) verblijven. Voor de gebiedsgerichte welstandscriteria van het genoemde gebied wordt verwezen naar de welstandsnota.
Bomenverordening 2012
Bij besluit van 26 april 2012 heeft de raad de “Bomenverordening Lansingerland 2012” vastgesteld.
Met de vaststelling van deze verordening zijn de betreffende artikelen in de APV vervallen. De verordening regelt voor bijzondere bomen en ander houtopstanden een specifiek beschermingsregime door middel van een ontheffing en een kapvergunning. De bijzondere bomen en andere houtopstanden worden door middel van een lijst aangewezen. Naast de lijst behoort bij de verordening een vijftal kaarten met hierop aangegeven zogenoemde beschermenswaardige bomen.
De bomenverordening voorziet in eigen beschermingsregime. Het is niet de bedoeling dat ook in bestemmingsplannen maatregelen getroffen worden gericht op de instandhouding van waardevolle houtopstanden. Wel wordt in de toelichting van het bestemmingsplan de bomenverordening genoemd zodat het instrument zoveel mogelijk onder de aandacht wordt gebracht. De lijsten en kaarten met beschermenswaardige en waardevolle houtopstanden worden voortdurend geactualiseerd. Het is vanuit oogpunt van volledigheid niet wenselijk om de betreffende houtopstanden in het onderhavige plangebied specifiek aan te duiden. Volstaan wordt daarom met een verwijzing naar de verordening.
Overig gemeentelijk beleid
Overig gemeentelijk beleid met betrekking op Bleiswijk is onder meer:
- Woningmarktafspraken stadsregio 2010-2020;
- Waterplan Lansingerland (ontwerp 2009);
- Nota integraal speelruimtebeleid 2010-2014;
- Beleidsnota hogere grenswaarde (2009);
- Beleidsnota archeologie (concept maart 2011);
- Gemeentelijke monumentenlijst;
- Gemeentelijk rioleringsplan 2009-2013;
- Integraal veiligheidsbeleid gemeente Lansingerland 2010 – 2013.
In de toelichting wordt bij de betreffende thema's, voor zover relevant, ingegaan op bovenstaand beleid.
3.4 Conclusie
Dit bestemmingsplan legt de huidige situatie vast.
Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering en een optimale benutting van het bestaand stedelijk gebied. Uitgangspunt hierbij is dat stedelijke functies hierin een plaats moeten krijgen en dat zoveel mogelijk tegemoetgekomen wordt aan de woonwensen van starters en mensen met een zorgvraag.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor een nieuwe ontwikkeling zal (eventueel) een aparte procedure worden opgestart, mits het past binnen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Inleiding
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. De procedureregels voor het afwijken bij een omgevingsvergunning, wijzigen of het stellen van nadere eisen zijn niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Voor deze procedureregels wordt verwezen naar de Wabo/Wro.
5.2 Planregels
5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bedrijf
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten met daaraan ondergeschikt verhardingen, wegen en paden, in- en uitritten, tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, bruggen, duikers en/of dammen en overige kunstwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan van de bestemming, werken en werkzaamheden. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en het bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn op de plankaart aangegeven. Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3.000 m². De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m, tenzij gebouwen tegen elkaar worden aangebouwd.
De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m³. De bedrijfswoning dient op de openbare weg te zijn georiënteerd. De afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) met het openbaar gebied bedraagt ten minste 3 en maximaal 6 m. De goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m. De bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels.
Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Detailhandel
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel(sbedrijven) met daaraan ondergeschikt wegen en paden, standplaatsen voor detailhandel, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen': uitsluitend wonen op de verdiepingen.
De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn op de plankaart aangegeven. De dakhelling van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 45°.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels.
Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, objecten van beeldende kunst, speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen, bruggen en overige kunstwerken, dijken en taluds, in- en uitritten, voorzieningen van algemeen nut, ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer met daarbij behorende verhardingen, bouwwerken, werken en werkzaamheden, zoals straatmeubilair, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
De oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m². De bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m. Op de gronden mogen andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 4 m ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd. Nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Kantoor
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor zelfstandige kantoren met daaraan ondergeschikt wegen en paden, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn op de plankaart aangegeven. De dakhelling van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 45°.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels.
Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Maatschappelijk
De als 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met daaraan ondergeschikt wegen en paden, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, werken en werkzaamheden. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats. Gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd.
De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte. Het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. De dakhelling van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 45°.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels.
Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Op of in de bedoelde gronden mogen geen gebouwen, carports of andere overkappingen worden gebouwd met uitzondering van een erker, entree- of tochtportaal, waarbij geldt dat de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m, de diepte, gemeten vanuit de (voor)gevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1,5 m voor een erker en 2 m voor een entree- of tochtportaal, de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m², de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van de woning en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m.
Voor de andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels. Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Verkeer - Wegverkeer
De voor 'Verkeer - wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een lokale/regionale/landelijke ontsluitingsfunctie bestaande uit maximaal 2 rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer, woonstraten, woonerven en pleinen, fietspaden en/of -stroken en voetpaden, ongebouwde parkeervoorzieningen, overdekte fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en bermen, groenvoorzieningen en water met daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, werken en werkzaamheden.
Op of in de in gronden mogen gebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels de oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m², de bouwhoogte van een gebouwde fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 3 m en bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
Voor de andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden aparte bouwregels. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten, woonerven en pleinen, calamiteitenontsluiting, fietspaden en/of -stroken en voetpaden, ongebouwde parkeervoorzieningen, overdekte fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, bermen, groenvoorzieningen en water met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, werken en werkzaamheden. Ter plaatse van de aanduiding 'garage': tevens een garage.
Op of in de in gronden mogen gebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels de oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m², de bouwhoogte van een gebouwde fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 3 m en bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
Voor de andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gelden aparte bouwregels. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, de waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, en dergelijke) en taluds. Ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een burg ten behoeve van in- en uitritten van woningen.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals borstweringen, hekwerken en daarmee gelijk te stellen constructies, bruggen ten behoeve van kruisend verkeer, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 1 m.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bruggen, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Specifieke gebruiksregels maken deel uit van de bestemming. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, water en met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden. Ter plaatse van de aanduiding 'garage': een garagebox. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf-aan-huis': tevens een bedrijf-aan-huis. Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het aanwezige monument.
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Voor zover binnen een bouwvlak bestaande woningen aanwezig zijn, mag het aantal woningen binnen dit vlak niet worden vergroot of verkleind. Nieuwe woningen dienen in, dan wel evenwijdig en maximaal 1 m achter, de aangegeven (voor)gevellijn te worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte. De dakhelling van de hoofdgebouwen mag niet meer dan 45° bedragen.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, garageboxen, andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde gelden aparte bouwregels.
Bestaande bouwwerken zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. Hiervoor zijn algemene randvoorwaarden opgesteld. Specifieke gebruiksregels en nadere eisen maken deel uit van de bestemming.
Waarde - Archeologie (-1, -2 en -3)
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
Op de gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan het (in het 2e lid) genoemde aantal meters beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan het (in het 2e lid) genoemde aantal vierkante meters en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
Voor de bestemming geldt een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning. Hierop zijn enkele uitzonderingen van toepassing. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot verstoring van het archeologisch materiaal.
De omgevingsvergunning kan ook worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals borstweringen, hekwerken en daarmee gelijk te stellen constructies, niet zijnde bruggen, dammen met duikers, vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, worden gebouwd met een maximale hoogte van niet meer dan 1 m.
Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels maken deel uit van de bestemming. Daarbij dienen de bij de bestemming betrokken bouwregels in acht te worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig te worden geschaad. Vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, tenzij reeds een watervergunning van de Keur is verleend.
Nadere eisen en specifieke gebruiksregels maken deel uit van deze bestemming. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels maken deel uit van deze bestemming.
5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, uitsluiting aanvullende werking bouwverordening, de algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels opgenomen.
5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het plan voorziet in hoofdzaak in een juridisch conserverende regeling van de bestaande
situatie. Vanuit dit oogpunt mag worden verwacht dat het plan voldoende maatschappelijk draagvlak kent en daarmee uitvoerbaar is.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voorziet niet direct in nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hier om een consoliderend bestemmingsplan. Derhalve is geen exploitatieplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening benodigd.
Op basis hiervan wordt vastgesteld dat de economische uitvoerbaarheid kan worden gewaarborgd.
6.3 Handhavingsaspecten
De handhavingsaspecten zijn vastgelegd in het handhavingsbeleid van de gemeente Lansingerland.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening
voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.
Vijf inspraakreacties zijn ontvangen. Deze inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord. Deze samenvatting en beantwoording maakt onderdeel uit van de Nota inspraak- en overlegreacties, welke als bijlage 4 bij deze toelichting is gevoegd.
De inspraakreacties geven aanleiding tot aanpassingen van het bestemmingsplan op de volgende punten:
- Een (zeer beperkt) stukje van het plantsoen (zuidzijde) aan de Moutmolen wordt gewijzigd in de bestemming Verkeers – Verblijfsgebied.
- De gronden tussen perceel Beukenlaan 1 en Kastanjelaan 71b worden veranderd van de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied in de bestemmingen Wonen en Tuin.
- De groenstrook aan de oostzijde langs de Papiermolen wordt veranderd van Verkeer – Verblijfsgebied in de bestemming Groen.
7.2 Overleg Ex. Artikel 3.1.1 Bro
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is gelegenheid tot overleg geboden met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan “Kom Bleiswijk”. Hiervoor zijn de volgende instanties per mail of per brief van 21 december 2011 benaderd met het verzoek voor 1 februari 2012 te reageren.
- Provincie Zuid-Holland
- VROM Inspectie, Regio Zuidwest
- Stadsregio Rotterdam
- Gemeente Zoetermeer
- Gemeente Zuidplas
- Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
- Brandweer Lansingerland
- Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
- Milieufederatie Zuid-Holland
- DCMR Milieudienst Rijnmond
- Stedin B.V. (Eneco Netbeheer)
- N.V. Nederlandse Gasunie
- VWS Pipeline Control
- TenneT TSO B.V.
- MoNet
- KPN
- Qbuzz
- Rotterdam The Hague Airport
- Kamer van Koophandel Den Haag
- Winkeliersvereniging Bleiswijk
- Ondernemend 3B
Naar aanleiding van het overlegtraject zijn acht reacties ontvangen (bijlage 3). Hiervan leiden zes reacties niet tot aanpassing van het plan (bijlage 4). Naar aanleiding van de overlegreactie van het hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard wordt de waterparagraaf uitgebreid met de onderwerpen Waterkwantiteit, Veiligheid en waterkeringen en Afvalwater en riolering. Daarnaast wordt in de toelichting de tekst over de aanwezige waterkeringen aangepast. Een tweede reactie die aanleiding gaf tot aanpassing van de toelichting was die van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Deze aanpassing betreft een actualisatie van figuur 2.4 Hoogtebeperkingen Rotterdam The Hague Airport.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van een bestemmingsplan de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. De nota zienswijzen (bijlage 5) bevat een overzicht van de gevolgde procedure, een weergave van de zienswijzen en een gemeentelijke reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan wordt overgegaan en een eindconclusie.
In het weekblad "De Heraut" van 18 april 2012 is bekend gemaakt dat met ingang van 19 april 2012 het ontwerpbestemmingsplan "Kom Bleiswijk" zes weken ter inzage lag op het gemeentehuis van Lansingerland. De stukken waren in te zien zowel bij het servicepunt in Berkel en Rodenrijs, via www.ruimtelijkeplannen.nl, als op de gemeentelijke website. Gedurende deze termijn werd een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het voornoemde ontwerpbestemmingsplan in te dienen. De termijn tot het indienen van zienswijzen liep tot en met 30 mei 2012.
Van ontwerpbestemmingsplan naar vaststelling
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna