Vlinderstrik 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Lansingerland
Vastgesteld op 30-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
het bestemmingsplan 'Vlinderstrik 2022' met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0200-VAST van de gemeente Lansingerland.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Achtergevel:
de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.6 Achtergevelrooilijn:
de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.7 Afhaalpunt:
een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.
1.8 Agrarisch(e) bedrijf/bedrijvigheid:
een bedrijf dat/bedrijvigheid die uitsluitend of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van een paardenhouderij, een manege en een paardenfokkerij.
1.9 Ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
- 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
- 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- het productieproces, wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.
1.10 Ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11 Aquacultuur:
de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen.
1.12 Archeologisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.13 Archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.14 Automatenhal:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten.
1.15 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 Bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd; in de regels van de desbetreffende bestemming is aangegeven over welke oppervlakte het percentage berekend dient te worden.
1.17 Bed & breakfast:
een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:
- overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
- permanente kamerverhuur.
1.18 Bedrijf aan huis:
het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
- die in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
- geen horeca of detailhandel zijnde; en
- geen sterke publieksaantrekkende werking hebben
in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
1.19 Bedrijfsgebonden kantoor:
het gedeelte van een bedrijf waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.
1.20 Bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.21 Bedrijfsmatige activiteiten:
een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.22 Bedrijfsmatige werkruimte:
een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.23 Bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.
1.24 Bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.
1.25 Beroep aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk (waaronder gastouderopvang) of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
1.26 Beroepsmatige activiteiten:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.27 Beroepsmatige werkruimte:
een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.28 Bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.29 Bestaand gebruik:
het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime; dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een (omgevings)vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.30 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.31 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.32 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.33 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.34 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.35 Bouwlaag, laag:
de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.
1.36 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.38 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.39 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.40 Centrale sorteerinrichting:
een onderdeel van een glastuinbouwbedrijf, waar ook wordt geteeld, waar structureel grote hoeveelheden producten van elders op een locatie worden gesorteerd en/of verpakt en/of andere producten, dan op het bedrijf zelf worden geteeld, worden gesorteerd en/of verpakt en/of het assortiment of partijen worden aangevuld met reeds gesorteerde en verpakte producten van elders.
1.41 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of object eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied. Architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen.
1.42 Dagrecreatie:
recreatief gebruik zonder overnachting.
1.43 Daknok:
hoogste punt van een schuin dak.
1.44 Dakterras:
een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als buitenruimte.
1.45 Dakvoet:
laagste punt van een schuin dak.
1.46 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.
1.47 Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.
1.48 Ecologisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de ecologie.
1.49 Erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
1.50 Erfafscheiding:
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.
1.51 Escortbedrijf:
het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.52 Extensieve recreatie:
vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur-en landschapsbeleving door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter-en fietspaden en picknickplaatsen
1.53 Gastouderopvang:
commerciële kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan de ouders in de woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.
1.54 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.55 Geldende grenswaarde:
de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting.
1.56 Geluidsgevoelig object:
een geluidsgevoelig gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.
1.57 Gietwatersilo:
een onoverdekt bouwwerk voor de opvang en bewaring van hemelwater.
1.58 Glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen geheel met behulp van kassen en de daarbij behorende apparatuur en installaties.
- 1. Meldingsplichtig glastuinbouwbedrijf:
een glastuinbouwbedrijf dat valt onder de Wet milieubeheer, maar meldingsplichtig is en valt onder het Activiteitenbesluit. - 2. Vergunningsplichtig glastuinbouwbedrijf
een glastuinbouwbedrijf dat valt onder artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
1.59 Grondgebonden agrarisch bedrijf:
een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw-, kwekerij- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel; waarbij niet bedoeld is grond die is bebouwd met een kas en/of klimaathal. Een paardenhouderij, manege en paardenfokkerij worden niet gerekend tot dit begrip.
1.60 Hobbymatige activiteiten:
geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten en/of activiteiten die als beroeps- of bedrijfsmatig kunnen worden verondersteld.
1.61 Hogere grenswaarde:
de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.
1.62 Hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.63 Huishouden:
Persoon of groep personen die onderling een huishouden voert / voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.64 Huisvesting van arbeidsmigranten:
Tijdelijke dan wel permanente voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden (al dan niet in de vorm van kamerverhuur).
1.65 Hybride bedrijven:
een bedrijf dat in nauw verband staat met de glastuinbouwsector, waar kassen onderdeel van zijn, maar dat mede gekenmerkt wordt door andersoortige activiteiten zoals laboratoria, kantoor en demonstratieruimten.
1.66 Kamerverhuur:
een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één of meer gezamenlijke ruimtes of toegangen delen.
1.67 Kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.68 Kantoor:
een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.
1.69 Kap:
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.
1.70 Kas en/of klimaathal:
een bouwwerk grotendeels bestaand uit een permanente opstand van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken of telen van gewassen.
1.71 Kunstwerk:
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.
1.72 Manege:
een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte niet-zelfstandige horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen gerelateerd aan de hippische sport.
1.73 Milieucategorie:
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.74 Onderhuis:
een complex van ruimten met een hoogte van ten hoogste 1.50 meter ten opzichte van het peil welke gesitueerd is onder de eerste bouwlaag van een gebouw en als zodanig niet wordt aangemerkt als bouwlaag.
1.75 Onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.
1.76 Openbaar gebied:
openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.77 Overkapping:
een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk met maximaal twee gesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).
1.78 Paardenhouderij/-pension:
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht, houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte activiteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.
1.79 Peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
- d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
- 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 4 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw betreft;
- 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;
- 3. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein.
Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
1.80 Perceel:
zie 'bouwperceel'.
1.81 Perceelsgrens:
zie 'bouwperceelgrens'.
1.82 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.83 Recreatie:
vormen van recreatief (mede)gebruik van een gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie in de openlucht plaatsvindt en geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
1.84 Recreatief gebruik:
gebruik van gronden voor dagrecreatieve en sportieve voorzieningen, zoals speelweiden en veldsporten.
1.85 Recreatiewoning:
een gebouw, woonkeet, stacaravan of een ander bouwwerk al dan niet op wielen, dat één of meerdere woning(en) bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is/zijn en dat gedurende het hele jaar gebruikt kan worden door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.
1.86 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:
- 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
- 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
- 4. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.87 Sekswinkel:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.
1.88 Showroom:
een ruimte welke uitsluitend is bestemd en ingericht voor de uitstalling van goederen.
1.89 Standplaats:
plaats waar iemand of iets staat, verblijft of werkt.
1.90 Straatmeubilair:
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- 4. afvalinzamelsystemen.
1.91 Terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.
1.92 Verblijfsrecreatie:
recreatie met overnachting in ruimten, waarbij het recreatieve gebruik een bestendig karakter draagt, zoals bij een logeergebouw, pension of recreatiewoning of bij kampeermiddelen die langer dan gedurende het kampeerseizoen een standplaats innemen op hetzelfde terrein, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.
1.93 Voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.94 Voorgevelrooilijn:
- op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
- op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar toegankelijk gebied is gelegen.
1.95 Warmtekrachtkoppeling/-centrale:
bouwwerk met generator die het mogelijk maakt bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten.
1.96 Warmwater(opslag)tank/-silo:
een ander bouwwerk voor de opslag/buffering van warm water.
1.97 Waterbassin/-silo:
een voorziening, al dan niet een bouwwerk zijnde, ten behoeve van de opslag/buffering van water
1.98 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.99 Webwinkel:
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.
1.100 Wet geluidhinder:
de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.101 Woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van in beginsel één huishouden.
1.102 Wooneenheden:
een woning, woonwagen of bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen.
1.103 Zijgevelrooilijn:
de bouwgrens evenwijdig aan de zijgevel van een gebouw.
1.104 Zolder:
een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tussen bouwwerken onderling:
waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
2.2 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
2.3 De bebouwde oppervlakte:
van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
2.5 De breedte (lengte of diepte) van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.
2.6 De bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.7 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Natuur - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. versterking, ontwikkeling en behoud van natuurlijke waarden in de vorm van een kruiden en faunarijk grasland;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': een recreatieve fiets- en wandelverbinding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg ten behoeve van de verkeersontsluiting van de aanliggende percelen, alsmede voor langzaam verkeer, zoals genoemd onder b;
- d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen uitsluitend in de vorm van onverharde wandelpaden (geen ruiterpaden), extensieve recreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
- a. op de in artikel 7, lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen e.d., met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a is uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak een gebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Natuur - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. versterking, ontwikkeling en behoud van een ecologische verbindingszone in de vorm van rietland- en struweelland alsmede faunapassages;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': een recreatieve fiets- en wandelverbinding;
- c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen uitsluitend in de vorm van onverharde wandelpaden (geen ruiterpaden), water en waterhuishoudkundige voorzieningen. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in artikel 8, lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen e.d., met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Recreatie - Volkstuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Verkeer - Erf
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
Op de in artikel 15, lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m; mits de (water)verkeersveiligheid gewaarborgd is.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
15.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
Op de in artikel 17, lid 17.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0.30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. waterkering;
- b. de waterhuishouding.
18.2 Bouwregels
Op de in artikel 18, lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
20.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. het gewenste voorzieningenniveau;
- f. het behoud van parkeervoorzieningen;
- g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
- h. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- i. het milieu.
20.3 Dakkapellen
20.4 Geluidsbelasting
De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor het geluidgevoelige gebouw en buitenruimte van die hogere grenswaarde.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 geluidzone - luchtvaart 35Ke
Ten aanzien van de gronden binnen op de verbeelding aangegeven aanduiding geluidzone -luchtvaart 35Ke' geldt, op grond van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart, dat:
- a. a. geen (bedrijfs)woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en objecten mogen worden gebouwd;
- b. b. het bepaalde onder a geldt niet indien voldaan kan worden aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart.
21.2 luchtvaartverkeerzone
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' geldt dat die gronden - naast de vigerende bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor de luchtvaart.
21.3 vrijwaringszone - buisleidingen van nationaal belang
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingen van nationaal belang' zijn geen belemmerende activiteiten toegestaan.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
22.1 Strijdig gebruik
22.2 Beroep aan huis
Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:
- a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
- b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
- c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
- d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
- f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
- g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
- 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
- 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
- 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
- h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
22.3 Ondergeschikte bouwonderdelen
Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 20, lid 20.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.
22.4 Ophogen en afgraven gronden
- a. Het is verboden de gemiddelde hoogte van het maaiveld, zoals dat bestond ten tijde van inwerkingtreding van het plan, gerekend over een oppervlakte van minimaal 50 m2 te verhogen of te verlagen met meer dan 0,3 m.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
22.5 Afwijken van de algemene gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
- b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
- e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 20 'Algemene bouwregels' leden 20.1.1 en 20.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
- f. kamerverhuur, mits:
- 1. indien er sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten: per werknemer een minimale gebruiksoppervlakte wordt aangehouden van 12 m2 gebruiksoppervlak, conform NEN2580;
- 2. er aan maximaal 6 personen huisvesting wordt geboden buiten het hoofdhuishouden.
23.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
Afwijken is slechts mogelijk mits:
- a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
- 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
- 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. het gewenste voorzieningenniveau;
- 7. het milieu;
- c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
- d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
24.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen zoals bedoeld in Artikel 2, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeren Lansingerland' en de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 27 februari 2014 zijn vastgesteld en op 29 april 2014 in werking zijn getreden, of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
- b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien op basis van het advies van verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, of het voldoen aan het geldende gemeentelijke parkeerbeleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ''Vlinderstrik 2022''.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
Gemeente Lansingerland wil het geldende bestemmingsplan 'Vlinderstrik' (31 maart 2011) actualiseren. De gemeente heeft daartoe besloten, omdat enerzijds de gemeente over een actueel, digitaal en digitaal gepubliceerd bestemmingsplan wil beschikken en anderzijds de wens heeft de bestemmingsplannen te uniformiseren en te standaardiseren. Daarnaast is het masterplan Vlinderstrik, vastgesteld op 27 mei 2008, om een natuur- en recreatiegebied te realiseren, grotendeels gerealiseerd. Deze actualisatie geeft hier verdere invulling aan. De enige nieuwe ontwikkeling binnen het plangebied is de realisatie van een nieuw fietspad. Hiervoor is een separate procedure doorlopen waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. De verleende omgevingsvergunning is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
Het doel van dit bestemmingsplan is het vastleggen van een adequate en actueel juridisch-planologische regeling, waarin de bestaande ruimtelijke- en natuurlijke kwaliteit goed kan worden beheerd en dat het ruimtelijk beleid van de gemeente in een juridisch bindende vorm wordt vastgelegd. Het bestemmingsplan is, met uitzondering van het nieuwe fietspad, conserverend van aard met een actuele regeling voor het beheer van de bestaande situatie.
1.2 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Vlinderstrik 2022” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn opgenomen in een verbeelding. Hierbij zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de verbeelding en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Vlinderstrik' van de gemeente Lansingerland, vastgesteld op 31 maart 2011. Een uitsnede van de verbeelding is weergeven in afbeelding 1. Het plangebied is hierin bestemd als 'Agrarisch', 'Agrarisch - Tuinbouw', 'Bedrijf -2', 'Bedrijf - 3', 'Groen', 'Natuur - 1', 'Natuur - 2', 'Natuur - 3', 'Recreatie - 1', 'Recreatie - 2', 'Recreatie - Nutstuin', 'Tuin', 'Verkeer - Erf', 'Verkeer - Metro/Sneltram', 'Verkeer - Wegverkeer', 'Water' en 'Wonen'.
Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Leiding - Olie', 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige Functie'.
Afbeelding 1: uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Vlinderstrik'
Voorliggend bestemmingsplan is een actualisatie waarin de bestaande ruimtelijke situatie wordt vastgelegd die voldoet aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de digitalisering standaarden. Daarnaast wordt voorzien in uniformiteit in de opzet, methodiek en aanpak van het plan en standaardisering van de planregels, toelichting en verbeelding.
1.4 Ligging Plangebied
Het plangebied (Natuurgebied Zuidpolder) ligt ten zuiden van de kern Berkel en Rodenrijs en wordt globaal begrensd door de volgende wegen en percelen:
- Noordzijde door de lintbebouwing (bestaande uit woningen en bedrijfspercelen) langs de Rodenrijseweg
- Zuidzijde door de N209
- Westzijde door de Oude Bovendijk
- Oostzijde door het bedrijventerrein Spoorhaven en het landelijk gebied ten oosten van de Zwarteweg
Het plangebied van het vigerende bestemmingsplan ''Vlinderstrik'' is oorspronkelijk groter. Daarnaast wijkt de PDF-plankaart af van de contour die is weergeven op www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor het bestemmingsplan "Vlinderstrik 2022" is de plangrens enerzijds aangesloten op het vigerende bestemmingsplan 'Lint-Zuid 2017'. Anderzijds is het plangebied aangesloten op de gemeentegrens van Rotterdam en is het bestemmingsplan 'A16 Rotterdam deel Lansingerland' er als een pons uitgehaald. Hierdoor is het plangebied opgedeeld in vier delen, die ruimtelijk gescheiden zijn door het bedrijventerrein Spoorhaven en de A16 (zie afbeelding 2).
Afbeelding 2: ligging plangebied
1.5 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.
- In Hoofdstuk 2 wordt de planbeschrijving toegelicht. Ook wordt de wijze van bestemmen nader toegelicht.
- Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader.
- In Hoofdstuk 4 wordt kort ingegaan op de omgevingsaspecten.
- Hoofdstuk 5 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
- In Hoofdstuk 6 tot slot wordt de planprocedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied van het bestemmingsplan ''Vlinderstrik 2022'' (hierna het plangebied) betreft een natuur- en recreatiegebied ten zuiden van de kern Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland). Voor het gebied is een masterplan opgesteld dat voorziet in de realisatie van natuur- en recreatiegebied Vlinderstrik. Dit gebied is inmiddels ontwikkeld en vormt daarmee de bestaande situatie die planologisch vastgelegd dient te worden.
De hoofdfunctie van het gebied is Natuur. Daarnaast zijn nog enkele agrarische percelen, een bedrijfsperceel, een volkstuinencomplex en een woonperceel aanwezig in het plangebied.
De westzijde van het plangebied wordt gevormd door de Zuidpolder. Deze polder is gelegen binnen de gemeente Lansingerland. De oostzijde van het plangebied wordt gevormd door de Schiebroekse Polder. Deze polder ligt binnen de gemeente Rotterdam. De twee polders zijn ruimtelijk van elkaar gescheiden door de Metrolijn en het bedrijventerrein Spoorhaven. Het plangebied wordt begrensd door het bebouwingslint aan de Rodenrijseweg aan de noordzijde, het bedrijventerrein Spoorhaven en het landelijk gebied ten oosten van de Zwarteweg, de Doenkade aan de zuidzijde en de Oude Bovendijk aan de westzijde.
Verder wordt het plangebied omringd door een aantal waardevolle natuur-, weide- en groengebieden aan de westzijde, zoals polder Schieveen, Schiezone, de Ackerdijkse Plassen en verder westwaarts Midden-Delfland. Aan de oostzijde liggen het Schiebroekse Park, het Lage en Hoge Bergse Bos, de Zevenhuizerplas, de Rottemeren en de Bleiswijkse Zoom.
Afbeelding 1: Luchtfoto plangebied
Afbeelding 2a: Planaanzicht gezien vanaf de Oude Bovendijk 212
Afbeelding 2b: Planaanzicht gezien vanaf het fietspad dat parallel loopt aan de N471
2.2 Actualisatie
2.2.1 Retrospectieve toets
Voor een goede vertaling van de bestaande ruimtelijke- en natuurlijke kwaliteit in het bestemmingsplan is een inventarisatie van de bestaande situatie uitgevoerd door middel van een retrospectieve toets. Tevens zijn de stakeholders in het gebied benaderd en wordt hun input ook opgenomen in de retrospectieve toets. De bevindingen van de retrospectieve toets zijn vertaald naar de Nota van Uitgangspunten. Deze Nota van Uitgangspunten is vastgesteld door het college en vormt de basis van voorliggend bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van het voorheen geldende bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie (gerealiseerd natuur - en recreatiegebied) wordt vastgelegd. De wijze van bestemmen in dit bestemmingsplan is ontleend aan de in de Nota van Uitgangspunten gemaakte keuzes.
In het navolgende subparagraaf wordt uiteengezet op welke manier de gronden worden bestemd in onderhavig bestemmingsplan en welke wijzigingen er zijn doorgevoerd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
2.2.2 Wijze van bestemmen
Enkelbestemmingen
Agrarisch
Deze bestemming wordt gegeven aan de gronden die conform het vigerende bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch’ hebben. De enige wijziging is het perceel ter hoogte van Rodenrijseweg 511. Een deel van het perceel wordt omgezet naar de bestemming ‘Natuur – 1’ en de Agrarische bestemming wordt in overeenstemming gebracht met de eigendomssituatie, zie onderstaande afbeeldingen 3 en 4.
Afbeelding 3: bestaande situatie perceel met bestemming ‘Agrarisch’
Afbeelding 4: nieuwe situatie Agrarische en Natuur bestemming
Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen toegestaan. Uitsluitend gebruik ten behoeve van het grondgebonden agrarische bedrijven c.q. grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten is toegestaan.
Agrarisch - Glastuinbouw
Deze bestemming wordt gegeven aan het bestaande glastuinbouwbedrijf binnen het plangebied dat in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' heeft.
Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) en bedrijfswoningen aanwezig. Deze zijn ook niet toegestaan en derhalve is uitsluitend de bouw van kassen mogelijk.
Bedrijf
Deze bestemming wordt gegeven aan de bestaande bedrijven binnen het plangebied. Het onderscheid tussen de bedrijven wordt gemaakt door functieaanduidingen.
De gronden die in het vigerend bestemmingsplan met 'Bedrijf - 2' zijn bestemd, worden bestemd met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Binnen deze functie is uitsluitend een loods ten behoeve van opslag toegestaan.
De gronden die in het vigerend bestemmingsplan met 'Bedrijf - 3' zijn bestemd, worden bestemd met de functieaanduiding 'transportbedrijf'. Het perceel behoort tot het transportbedrijf CRM. Een deel van de vigerende bestemming 'Bedrijf - 3' is aangekocht en ingericht als natuur en wordt omgezet naar 'Natuur-1', conform afbeelding 5. Binnen de functieaanduiding 'transportbedrijf ' is geen bebouwing toegestaan.
Afbeelding 5: perceel behorende bij het transportbedrijf CMR
Aan de westzijde van het plangebied, ter plaatse van het bestaande volkstuinencomplex, bevond zich een braakliggend bedrijfsperceel. De bestemming 'Bedrijf - 3' is in het vigerende bestemmingsplan toegekend aan dit perceel (zie afbeelding 6). Het perceel wordt niet langer overeenkomstig de planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt gebruikt. Het braakliggende perceel is namelijk betrokken bij het volkstuinencomplex en wordt daarmee overeenkomstig de huidige situatie (volkstuinen) bestemd met de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'. Ten gevolge hiervan wordt de vigerende bestemming 'Bedrijf - 3' wegbestemd.
Afbeelding 6: vigerende bestemming 'Bedrijf - 3' wordt wegbestemd
Groen
De gronden ten zuiden van het plangebied, langs de A16, worden conform de vigerende bestemming 'Groen' bestemd (zie afbeelding 7 en 8).
Afbeelding 7: gronden met bestemming groen conform vigerend bestemmingsplan 'Vlinderstrik'
Afbeelding 8: de bestemming 'Groen' in onderhavig bestemmingsplan
Natuur - 1 en Natuur - 2
Natuur - 1
Het grootste deel van het plangebied wordt bestemd met ‘Natuur – 1’ ten behoeve versterking, ontwikkeling en behoud van een kruiden- en faunarijk grasland. De huidige bestemmingen ‘Recreatie – 1’ en ‘Recreatie – 2’ komen daarmee te vervallen. Op deze gronden is het Recreatief Concentratie Punt gevestigd en heeft inmiddels – op sobere en bij de natuurfunctie passende wijze- vorm gekregen door realisatie van een melkschuur en wilde bloementuin Zuidpolder. De melkschuur en alle omliggende gronden zijn in erfpacht uitgegeven aan Natuurmonumenten. Daarom worden deze gronden tevens bestemd met ‘Natuur – 1’.
Tevens wordt de groenstrook binnen de huidige bestemming ‘Verkeer - Wegverkeer’ (zie afbeelding 9) bestemd met de bestemming ‘Natuur – 1’. Deze groenstrook is recent vanuit het project natuur en recreatie Vlinderstrik voorzien van extra beplanting. De strook is in eigendom en beheer bij de gemeente en vormt in de toekomst een entree tot het struinpad door natuur- en recreatiegebied Vlinderstrik (deelgebied Schiebroekse Polder).
Afbeelding 9: groenstrook binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' vigerend bestemmingsplan (rode cirkel)
Binnen de bestemming 'Natuur - 1' is uitsluitend ter plaatse van de melkschuur een gebouw ten behoeve van de bestemming toegestaan. Voor dit bouwwerk is een bouwvlak opgenomen. Voor de overige gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen e.d. Daarnaast zijn uitsluitend onverharde wandelpaden toegestaan. Ruiterpaden zijn niet toegestaan.
Natuur - 2
De zone langs de A16 (een deel van de huidige bestemming 'Groen') wordt bestemd met 'Natuur - 2' ten behoeve van de versterking, ontwikkeling en behoud van struweel en bos. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan. Daarnaast zijn uitsluitend onverharde wandelpaden toegestaan en geen ruiterpaden.
Fietsroutes
De bestaande fietsroute is als functieaanduiding 'langzaam verkeer' opgenomen en valt voor een klein deel binnen de bestemming 'Natuur - 2' en voor een groot deel binnen de bestemming 'Natuur - 1'. Er wordt daarnaast een nieuw fietspad aangelegd, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Ook dit fietspad is (deels) als functieaanduiding 'langzaam verkeer' opgenomen en valt binnen de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Wonen'. Alsmede is een functieaanduiding 'ontsluiting' opgenomen, bedoeld voor ontsluiting van de aanliggende percelen en de langzaam verkeersverbinding.
Recreatie - Volkstuin
De gronden met de huidige bestemming 'Recreatie - Nutstuin' worden bestemd met de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'. De bestemming wordt afgestemd op de bestaande situatie. Binnen deze bestemming zijn gebouwen toegestaan die passen binnen de bestemming, zoals kweekkassen, sanitaire gebouwtjes, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer. De gebouwen mogen niet hoger zijn dan 4 meter en maximum toegestane bebouwingspercentage per perceel bedraagt 15% met een maximum van 15 m2.
Tuin
Ten noorden van het plangebied heeft een perceel de bestemming 'Tuin'. Dit perceel behoort tot de achtertuin van de aangrenzende woningen en derhalve wordt deze bestemming overgenomen, zie afbeelding 10 ter plaatse van de rode cirkel.
Afbeelding 10: bestemming ‘Tuin’ vigerend bestemmingsplan
Verkeer
De bestemming 'Verkeer' wordt gegeven aan de gronden die aansluiten op de bestemming 'Verkeer' die conform het bestemmingsplan 'A16 Rotterdam deel Lansingerland' zijn toegekend, zie afbeelding 11 ter plaatse van de rode cirkel.
Afbeelding 11: gronden die bestemd worden met de bestemming ‘Verkeer’
Verkeer - Wegverkeer
Deze bestemming wordt gegeven aan de verkeersontsluiting gelegen tussen het bedrijventerrein Spoorhaven en het bestemmingsplangebied. Deze gronden zijn bestemd voor lokale en provinciale wegen en straten voor (gemotoriseerd) verkeer.
Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming wordt gegeven aan de gronden die conform het vigerende bestemmingsplan 'Verkeer - Metro/sneltram' zijn toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor een raillijn met bijbehorende sporen, bovenleidingen, wissels en overige constructies.
Verkeer - Erf
Deze bestemming wordt gegeven aan twee percelen die deze bestemming in het vigerende bestemmingsplan ook al hadden, zie afbeelding 12 ter plaatse van de rode cirkels. Deze percelen behoren tot de aangrenzende woningen.
Afbeelding 12: gronden met de bestemming ‘Verkeer-erf’ vigerend bestemmingsplan
Het perceel dat is aangegeven op afbeelding 13 (rode cirkel) behoort tot het eigendom van de provincie en is destijds verkeerd bestemd. De onderliggende bestemming is Natuur en hier wordt ook op aangesloten.
Afbeelding 13: perceel met bestemming ‘Verkeer - erf’ conform vigerend bestemmingsplan
Water
De hoofdwatergangen van het plangebied worden bestemd met de bestemming ‘Water’.
Wonen
Binnen het plangebied bevinden zich twee vrijstaande woningen. Deze krijgen de bestemming 'Wonen'. Om het hoofdgebouw is een bouwvlak gelegd. De functieaanduiding 'langzaam verkeer' voor het fietspad ligt deels binnen dit bestemmingsvlak. Alsmede is een functieaanduiding 'ontsluiting' opgenomen, bedoeld voor ontsluiting van de aanliggende percelen en de langzaam verkeersverbinding.
Dubbelbestemmingen
Archeologie
Binnen een deel van plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', gebaseerd op de archeologische beleids- en advieskaart van de gemeente Lansingerland uit 2016. Hiermee worden de verwachte archeologische waarden beschermd. Op deze gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2, waarbij tevens dient te worden voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming.
Leiding - olie
De bestemming 'Leiding - olie' wordt niet overgenomen in het bestemmingsplan. De leiding is gelegen binnen het aangrenzende bestemmingsplan ''A16 Rotterdam deel Lansingerland''.
Waterstaat - waterkering
De waterkeringen zijn afgestemd op de actuele keur en de gronden krijgen de bestemming 'Waterstaat - waterkering'. Hiermee is de waterkerende functie primair gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen. Op deze gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing. Ontwikkelingen binnen de bestemming zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. Het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door het bevoegd gezag te verlenen omgevingsvergunning voor afwijken. Alvorens bij omgevingsvergunning afwijking te verlenen wordt ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten advies ingewonnen bij het hoogheemraadschap. Naast de bepalingen van het bestemmingsplan zal, op grond van de keurbepalingen, bij het oprichten van bebouwing dan wel het uitvoeren van een aantal werken en/of werkzaamheden tevens een watervergunning van het hoogheemraadschap nodig zijn.
Gebiedsaanduidingen
Geluidzones rond het luchtvaarterrein Rotterdam The Hague Airport
Het bestemmingsplan 'Geluidzones rond het luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport' valt over het plangebied. De gebiedsaanduidingen die binnen het bestemmingsplangebied liggen worden overgenomen. Het gaat om de volgende gebiedsaanduidingen:
- luchtvaartverkeerzone
- geluidzone - luchtvaart 35Ke
Deze gebiedsaanduidingen dienen ter bescherming van de luchtvaart, zodanig dat het aantal geluidsgevoelige gebouwen niet mag toenemen. Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Bggl) mogen slechts worden opgericht, indien wordt voldaan aan het bepaalde in hoofdstuk 3 titels 1 en 2 van het Bggl.
Buisleidingenstrook van nationaal belang
Voor de buisleidingenstrook van nationaal belang wordt een vrijwaringszone opgenomen. Hierbij wordt niet het Barro aangehouden. Van het Barro wordt gemotiveerd afgeweken door de gemeente. De afwijking komt voort uit de procedure rondom het bestemmingsplan A16. Door deze afwijking wordt hierop aangesloten. De voorgestelde ligging, in afwijking van het Barro, is overgenomen in het bestemmingsplan. Voor de ligging van het reserveringsgebied wordt aangesloten op het bestemmingsplan ''A16 Rotterdam deel Lansingerland''.
2.3 Juridische Aspecten
2.3.1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de standaard van de gemeente Lansingerland, de Modelplanregels (versie 3.6.), met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.
2.3.2 Bestemmingsmethodiek
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode, etc. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
2.3.3 Opbouw regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (Hoofdstuk 1)
- Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2)
- Algemene regels (Hoofdstuk 3)
- Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4)
Een toelichting op de wijze van bestemmen is uiteengezet in paragraaf 2.2. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de hoofdstukken en artikelen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, die worden gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Ook de dubbelbestemmingen worden in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Om de bestemmingsregels goed te interpreteren is het van belang om ook de overige hoofdstukken te betrekken.
Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het belang van het behouden van de bestaande landschappelijke karakteristieken en kwaliteiten is er gekozen voor een gedetailleerde manier van bestemmen. In principe wordt de bestaande (legale) situatie bestemd zoals deze nu aanwezig is. Dit betekent dat er een bestemming wordt toegepast die past bij het huidige gebruik van het perceel en dat er bouwvlakken om de hoofdbebouwing op de percelen worden gelegd. Voor de bestemmingen is aangesloten bij de standaarden van de gemeente. De bestemmingen en het toegestane gebruik zijn toegelicht in paragraaf 2.2.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of dit strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
2.3.4 Verbeelding
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Er worden middels dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen en/of functies mogelijk gemaakt. Een overzicht van het totale rijksbeleid is hierdoor niet benodigd. Wel is het voorkeurstracé buisleidingen en de geluidzones rond het luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport van belang. Deze worden nader toegelicht.
Structuurvisie Buisleidingen
De structuurvisie Buisleidingen is een visie waarmee het Rijk ruimte reserveert in Nederland voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Het gaat daarbij om ondergrondse buisleidingen voor het transport van aardgas, olieproducten en chemicaliën, die provinciegrens- en vaak ook landgrensoverschrijdend zijn. De structuurvisie geeft een hoofdstructuur van verbindingen aan waarlangs ruimte moet worden vrijgehouden.
De structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 kent een tracé dat tussen Rotterdam en de kernen van Lansingerland ligt, vlak langs het tracé van de A16 Rotterdam. Het gaat om het transport van gevaarlijke stoffen (olie, gas). In het tracé kunnen meerdere leidingen liggen met een onderlinge afstand van 5-7 meter. Dit tracé kent bovengronds een belemmeringenstrook die obstakelvrij moet blijven. De strook dient als dubbelbestemming in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In deze actualisatie wordt het tracé buisleidingenstrook overgenomen.
Het Barro en Rarro regelen de juridische doorwerking van de structuurvisie. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In de Rarro staan de voorkeurstracés voor buisleidingen. Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen of aanpassen van bestemmingsplannen, rekening te houden met toekomstige leidingen op hun grondgebied. Ze moeten voorkomen dat nieuwe belemmeringen ontstaan. Het Rarro wordt hieronder nader toegelicht.
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
Op 1 december 2020 is de geconsolideerde versie van het Rarro in werking getreden. Volgens de kaarten behorende bij het Rarro loopt door een deel van het plangebied een voorkeurstracé buisleidingen (zie onderstaande afbeelding 14). De voorkeurstracés voor de aanleg van buisleidingen zijn van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze stroken zijn gereserveerd voor de aanleg van hoofdverbindingen voor het transport van bijvoorbeeld gas (onder hoge druk), olie of zuurstof.
Afbeelding 14: uitsnede kaart Rarro - voorkeurstracés buisleidingen
De buisleidingenstrook van nationaal belang wordt overgenomen. Hierbij wordt echter niet het Barro aangehouden. Van het Barro wordt gemotiveerd afgeweken door de gemeente. De voorgestelde ligging, in afwijking van het Barro, is overgenomen in het bestemmingsplan. Voor de ligging van het reserveringsgebied wordt aangesloten op het bestemmingsplan ''A16 Rotterdam deel Lansingerland''.
Afbeelding 15: ligging reserveringsgebied (paarse lijn), hetgeen wordt opgenomen in het bestemmingsplan Vlinderstrik 2022.
Geluidszones rond het luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport
Ten zuiden van de gemeente Lansingerland is de luchthaven Rotterdam The Hague Airport gelegen. In verband met de benodigde verruiming van de Ke-geluidszone van het luchtvaartterrein heeft de minister van Verkeer en Waterstaat op 5 oktober 2010 een wijzigingsbesluit vastgesteld om de verruimde geluidszones van Rotterdam The Hague Airport vast te leggen. Gelijktijdig met het besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat is door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op grond van de Wro een aanwijzingsbesluit genomen, waarin de betrokken gemeenten wordt opgedragen de gewijzigde geluidszones op te nemen in de bestemmingsplannen, die binnen de geluidszones vallen. Deze geluidszones zijn door de gemeente destijds opgenomen in het facetbestemmingsplan ''Geluidszones Rotterdam The Hague Airport''. De geluidzone loopt over een groot deel van het plangebied (zie onderstaande afbeelding). De regels met betrekking tot de geluidzones worden overgenomen vanuit dit plan.
Afbeelding 16: uitsnede geluidzones rond het luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport
Conclusie
Gezien het bovenstaande is het plan in overeenstemming met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Omgevingsbeleid bestaande uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, vastgesteld op 1 augustus 2020 (geconsolideerd augustus 2021).
3.2.1 Omgevingsvisie
Uit de kaart van de Omgevingsvisie is op te maken dat het plangebied ligt binnen de volgende gebieden:
- Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering
- Beheer recreatievoorzieningen: gebieden en netwerken
- Behouden en versterken landschappen
- Gezonde leefomgeving
Vitale landbouw
De provincie wil nieuwe bebouwing in het landelijk gebied beperken om zo de openheid te handhaven. Agrarische ontwikkelingen (in de vorm van bebouwing en kassen) vinden plaats op bouwpercelen of anderszins geconcentreerd en houden rekening met de aanwezige kenmerken en waarden. Nieuw vestiging van intensieve veehouderij wordt niet toegelaten binnen de provincie. Intensieve veehouderij is vanwege de schaal en de aard van de bedrijfsvoering en de daarmee samenhangende ruimtelijke verschijningsvorm, in het algemeen niet passend bij het Zuid-Hollandse landschap en het karakteristieke gebruik daarvan.
Glastuinbouw en boom- en sierteelt staat de provincie alleen toe in de daarvoor aangewezen gebieden.
Afbeelding 17: uitsnede kaart Omgevingsvisie - Agrarische bebouwing en bedrijfsvoering
Sportief en recreatief aantrekkelijke en beweegvriendelijke leefomgeving
De provincie draagt samen met partners zorg voor het beheer van recreatiegebieden, -netwerken en -voorzieningen. Waaronder de recreatieve netwerken voor varen, fietsen, wandelen en paardrijden.
Landschappen
De provincie zet in op een betere, gebiedsgerichte verweving van de verschillende ‘klassieke’ functies in de groene ruimte (landbouw, natuur, recreatie, water, cultuurhistorie) en een betere relatie tussen stad en land. Daarmee wil de provincie gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde van de verschillende Zuid-Hollandse landschappen behouden en versterken. De klimaat- en energie-efficiënte samenleving stelt nieuwe eisen aan de groene ruimte. Deze worden zo veel mogelijk ingepast met behoud of zelfs verbetering van bestaande functies.
De provincie wil samen met haar partners een kwaliteitsslag maken in de groene ruimte binnen en buiten de stad, zodanig dat de intrinsieke waarden worden beschermd en versterkt, en dat de groene ruimte aansluit bij de vraag van de gebruikers en bewoners, toekomstbestendig is en bijdraagt aan de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland.
Afbeelding 18: uitsnede kaart Omgevingsvisie - Behouden en versterken landschappen
Gezonde leefomgeving
De provincie streeft naar het voorkomen en verminderen van stress-gerelateerde ziektes door het aanbieden van verschillende soorten groen (bos, park, recreatieterreinen). Samen met partners zet de provincie hiermee in op verhoging van de levensverwachting in verschillende wijken. Hiertoe ontwikkelt de provincie onder andere een platform voor alle groeninitiatieven.
Conclusie
Het planvoornemen is om de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' aan het bestaande glastuinbouwbedrijf te geven. Op deze manier is deze functie toegestaan op de alleen daarvoor aangewezen gebieden. Delen van het plangebied worden bestemd als natuur ten behoeve versterking, ontwikkeling en behoud van het gebied. Op deze manier worden de intrinsieke waarden beschermd en versterkt en sluit de groene ruimte aan bij de vraag van de gebruikers en bewoners. Het gebied wordt toekomstbestendig en draagt bij aan de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Zuid-Holland. Ook draagt het plan bij aan een gezonde leefomgeving, door het aanbieden van verschillende vormen van natuur. Gezien het bovenstaande is het plan in overeenstemming met de provinciale Omgevingsvisie.
3.2.2 Omgevingsverordening
Uit de kaart van de Omgevingsverordening is op te maken dat de volgende regels gelden voor het plangebied:
- Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
- Artikel 6.18 Agrarische bedrijven
- Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Ruimtelijke kwaliteit (artikel 6.9)
1.
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
- c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
2b.
een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.
Afbeelding 19: uitsnede kaart Omgevingsverordening - Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
6.
Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid een significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden rond de stad, of karakteristieke landschapselementen, is het provinciale compensatiebeleid van toepassing zoals vastgelegd in de beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland (2013). De toelichting bij het bestemmingsplan bevat een verantwoording over de wijze van compensatie.
Agrarische bedrijven (Artikel 6.18)
1. Een bestemmingsplan voor agrarische gronden voldoet aan de volgende voorwaarden:
- a. nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen en schuilgelegenheden voor vee, wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare;
- b. in afwijking van onderdeel a, kan bij samenvoeging van twee akkerbouwbedrijven de omvang van het agrarisch bouwperceel worden vergroot tot de op het moment van samenvoeging bestaande maximaal mogelijke planologische omvang van beide bouwpercelen gezamenlijk, mits het achter te laten bouwperceel wordt gesaneerd;
- c. nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
- d. bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt ten hoogste één agrarische bedrijfswoning toegelaten;
- e. nieuwe kassen, anders dan bedoeld in de artikelen 6.15, 6.16 en 6.17, worden alleen toegelaten bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven tot een oppervlak van 2 hectare per bedrijf en bij bestaande volwaardige boom- en sierteeltbedrijven tot een oppervlak van 300 m2 per bedrijf;
- f. nieuwe boom- en sierteelt, anders dan bedoeld in artikel 6.16, wordt uitgesloten;
- g. nieuwe intensieve veehouderij als hoofdtak of als neventak wordt uitgesloten;
- h. verplaatsing van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande intensieve veehouderij, kan worden toegelaten;
- i. uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande hoofdtak intensieve veehouderij, kan worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare;
- j. uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande neventak intensieve veehouderij, kan worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare, voor zover de neventak meer dan 20% bedraagt van de economische bedrijfsomvang;
- k. nieuwe geitenhouderij wordt uitgesloten als hoofdtak en als neventak, evenals uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een bestaande geitenhouderij, tenzij het aantal geiten niet toeneemt.
2. In afwijking van het eerste lid, onder e, kan een bestemmingsplan voorzien in een oppervlak van meer dan 2 hectare kassen bij een bestaand volwaardig glastuinbouwbedrijf en meer dan 300 m2 kassen bij een volwaardig boom- en sierteeltbedrijf, mits:
- a. tegenover de uitbreiding van de bestaande oppervlakte van de kassen staat:
- 1. in gelijke mate duurzame sanering van bestaande kassen elders buiten het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II; of
- 2. een combinatie van ten minste 50% duurzame sanering van bestaande kassen en ruimtelijke maatregelen als bedoeld in artikel 6.9, derde lid;
- b. de ruimtelijke kwaliteit in beide gebieden per saldo wordt verbeterd;
- c. de uitbreidingslocatie niet is gelegen binnen een gebied met beschermingscategorie 1 of 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II;
- d. de kassen op de saneringslocatie zijn opgericht voor 1 januari 2014;
- e. gebleken is dat verplaatsing van het uit te breiden bedrijf naar een glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, geen reële mogelijkheid is; en
- f. de belangen van andere functies in de omgeving van de uitbreidingslocatie niet in onevenredige mate worden geschaad.
3. Een bestemmingsplan voor agrarische gronden kan onder de volgende voorwaarden voorzien in verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking en de verkoop van producten uit eigen teelt:
- a. het oprichten van bebouwing of het aanbrengen van verharding voor de verbredingsactiviteit is in beperkte mate mogelijk binnen het agrarisch bouwperceel, dat hiervoor in afwijking van het eerste lid, onder a en b, zo nodig vergroot kan worden met ten hoogste 0,5 hectare;
- b. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie van het bedrijf; en
- c. de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven wordt niet belemmerd.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Naast deze regels geldt artikel 6.10 voor stedelijke ontwikkelingen.
- a. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- 2. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties.
- b. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
- c. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.
In deze actualisatie worden, buiten een nieuw fietspad, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor hoeft in de toelichting de ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen te worden.
Conclusie
De bestemmingswijzigingen passen binnen de bestaande gebiedsidentiteit en voorzien geen wijzigingen op structuurniveau. Het plangebied ligt binnen een gebied met beschermingscategorie 2 voor recreatiegebieden. Het planvoornemen heeft geen negatieve invloed op het gebied en is niet in strijd met de geldende regels voor recreatiegebieden en agrarische bedrijven.
3.3 Hoogheemraadschap Beleid
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied Hoogheemraadschap van Delfland.
Het beleid van het Delfland is vastgelegd in de handreiking watertoets voor gemeenten. De Handreiking is gebaseerd op bestaand beleid. De Handreiking watertoets geeft inzicht in hoe Delfland de watertoets procedureel en inhoudelijk invult. De watertoets is erop gericht ruimtelijke functies en waterhuishoudkundige mogelijkheden optimaal op elkaar aan te laten sluiten.
De beschikbaarheid van voldoende, schoon water is bovendien onmisbaar voor de glastuinbouw, melkveehouderij en industrie en van groot belang voor recreatie en natuur. Veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren, vereist een voortdurende zorg voor het waterbeheer. Dit valt allemaal onder het beheer van Hoogheemraadschap Delfland.
De watertoets komt voort uit het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003; NBW-actueel, 2008). De toets berust op twee uitgangspunten:
- 1. Standstill-beginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen;
- 2. verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied is herontwikkeld tot natuurgebied, hierbij zijn ook de waterhuishoudkundige maatregelen die onderdeel uitmaakten van het plan doorgevoerd. Het bestemmingsplan 'Vlinderstrik 2022' voorziet in een actuele regeling voor het plangebied. De enige nieuwe ontwikkeling binnen het plangebied is de realisatie van een nieuw fietspad. Hiervoor werd een separate procedure doorlopen, waarin de uitvoerbaarheid van het plan op het gebied van diverse aspecten werd onderzocht. De omgevingsvergunning voor dit fietspad is verleend en verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
Gesteld wordt dat gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan het doorlopen van de watertoets niet noodzakelijk is.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Lansingerland
Lansingerland wil 'aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven' sturen met een eigen visie. Binnen de gemeente staat een groot aantal ontwikkelingen op stapel wat betreft woningbouw, bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen. Om deze en andere ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijk beleid te verankeren, heeft de gemeente een structuurvisie opgesteld, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De gemeente voldoet hiermee aan de verplichting uit de Wro om voor haar grondgebied een structuurvisie op te stellen.
De koers voor de gemeente Lansingerland is:
- aantrekkelijk suburbaan wonen;
- leefbaar, zorgzaam en met eigen identiteit;
- ontspannen groene en recreatieve gemeente;
- een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en het verder ontwikkelen van de greenport.
Duurzaamheid en een goede ontsluitingsstructuur zijn daarbij randvoorwaarden.
De gemeente heeft een aantal ambities om inhoud aan de koers te geven.
Voor het plangebied zijn de ambities 'Groene oase en dynamisch vrijetijdslandschap' en 'Goed bereikbaar, minder autogebruik, uitstekend openbaar vervoer' van toepassing.
Het creëren van recreatiemogelijkheden, die vrij toegankelijk zijn en het aanleggen van een netwerk van fiets- en wandelroutes vallen onder de ambitie om een groene oase en dynamisch vrijetijdslandschap te realiseren. Ook is er aandacht voor natuurontwikkeling. Daarnaast wil de gemeente een fijnmazig, veilig en toegankelijke netwerk van wandel- en fietspaden, zodat steeds vaker voor alternatieve vervoermiddelen, zoals de fiets wordt gekozen.
3.4.2 Toekomstvisie Lansingerland op weg naar 2040
In de Toekomstvisie Lansingerland heeft de gemeente haar doelstellingen voor de periode tot 2040 geformuleerd. Deze visie dient als kader voor de gemeentelijke structuurvisie. De gemeente Lansingerland wil in 2040 het volgende hebben bereikt:
- Lansingerland is een ‘vrijetijdstad’ met een regionale functie
- De groen- en recreatiegebieden worden intensief gebruikt door de lokale en regionale inwoners
- De recreatiegebieden zijn goed ontsloten
- Er is geïnvesteerd in gebruiksgroen in de wijken
- Het Annie M.G. Schmidtpark is aan de noordzijde uitgebreid naar het oosten
- De regionale (recreatieve) groenstructuur is gerealiseerd, met aandacht voor de ecologische waarden
- In de groengebieden zijn recreatievoorzieningen met een regionale tot nationale functie
Afbeelding 20: uitsnede toekomstvisie Lansingerland en plangebied (oranje cirkel)
Het plangebied is in de toekomstvisie aangeduid als 'Natuur en recreatie 2020'. De ontwikkeling van het gebied is grotendeels afgerond en deze actualisatie geeft hier verdere invulling aan.
3.4.3 Parapluherziening parkeernormering Lansingerland
De parapluherziening parkeernormering Lansingerland herziet de regeling voor het parkeren in alle gemeentelijke ruimtelijke plannen. De regels met betrekking tot parkeren worden overgenomen vanuit dit plan.
3.4.4 Nota Groen en Recreatie Lansingerland
De gemeente Lansingerland heeft elf grotere groen- en recreatiegebieden. De gebieden spelen een belangrijke rol voor de inwoners van Lansingerland en zijn medebepalend voor de identiteit van de gemeente. De Vlinderstrik is onderdeel van de Groenzone Noordrand. Het belangrijkste uitgangspunt voor de Vlinderstrik is dat een goede ecologische en recreatieve verbinding wordt gemaakt tussen Midden-Delfland/Polder Schieveen en het Rottemerengebied. Deze actualisatie geeft hier verdere invulling aan.
3.4.5 Masterplan Vlinderstrik
In Planologische Kern Beslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2000) is door de Rijksoverheid vastgelegd dat, in verband met aanleg van de Tweede Maasvlakte, rond Rotterdam 750 hectare natuur- en recreatiegebied wordt aangelegd (dubbeldoelstelling: investeren in economie en leefbaarheid). Ongeveer 100 hectare was voorzien in de Schiebroekse en Zuidpolder (samen Vlinderstrik). In mei 2008 verscheen Masterplan PMR Vlinderstrik. Hierin hebben Provincie Zuid-Holland, stadsregio Rotterdam en betrokken gemeenten hun visie voor Vlinderstrik vastgesteld. De oppervlakte van groengebied Vlinderstrik is in het Masterplan verruimd tot 140 hectare. Het Masterplan omvatte:
- Een zonering: het noordelijk deel van de Vlinderstrik zou een open karakter behouden met accent op groene recreatie, het zuidelijk deel zou een natte ecologische verbinding worden tussen Rottemeren en Midden-Delfland;
- Een doorgaande fietsverbinding oost/west (nu bekend onder de naam: Polderpad tussen Rotte en Schie);
- Ruimtelijke reservering voor een recreatief concentratiepunt bij de entree van de polder, op loopafstand van de metro.
Het Masterplan Vlinderstrik uit 2008 vastgesteld en is vervolgens door beide gemeenten vertaald in een nieuw bestemmingsplan voor het gebied. Het masterplan vormt de basis voor de bestemmings- en inrichtingsplannen. Het masterplan legt de hoofdstructuur vast en beschrijft de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de ontwikkelingen van de polders als geheel, waaronder circa 140 hectare natuur- en recreatiegebied. Dit Masterplan is een vervolg op de “Verkenningennota inrichting Zuid- en Schiebroekse Polder” (november 2002) en de “Bestuurlijke Uitgangspunten Schiebroekse Polder en Zuidpolder” (juni 2003). Het doel van het masterplan Vlinderstrik om een natuur- en recreatiegebied te realiseren is grotendeels gerealiseerd. Er is een aantrekkelijk gebied ontwikkeld, waarin waardevolle elementen behouden zijn en fietsers en wandelaars makkelijk hun weg vinden in het gebied en naar andere groene gebieden in de omgeving. Het Masterplan de Vlinderstrik is, in deze planfase zijn scherpere richtlijnen van kracht geworden ten aanzien van de luchtvaartveiligheid in relatie tot vogels (Fauna Effect Rapportage). De Vlinderstrik ligt immers grotendeels binnen de geluids- en veiligheidscontouren van Rotterdam The Hague Airport; het oppervlak aan moeras en water is daarom beperkt en plas-dras situaties mogen slechts binnen strikte regels optreden. Verder is de aard en omvang van het Recreatief Concentratie Punt in deze fase van planvorming aangepast (kleiner en extensiever), ten opzichte van wat hierover in het Masterplan is opgenomen.
In oktober 2013 is het bestemmingsplan voor natuur- en recreatiegebied Vlinderstrik (West/Zuidpolder/Lansingerland & Oost/Schiebroekse Polder/Rotterdam) vastgesteld door de betrokken gemeenten Lansingerland en Rotterdam. Binnen de kaders van dit bestemmingsplan is vervolgens door Stads Ontwikkeling van gemeente Rotterdam een Definitief Ontwerp / Inrichtingsplan voor het gebied opgesteld. Hierin zijn nieuwe inzichten bij gemeenten Rotterdam en Lansingerland over (de recreatieve beleefbaarheid van) de waarden van het bestaande cultuurlandschap meer centraal komen te staan. Het Definitief Ontwerp / Inrichtingsplan is in 2014 bestuurlijk vastgesteld door beide gemeenten. Het vormde in de navolgende jaren de basis voor zowel de inrichting van het natuur- en recreatiegebied (door gemeente Rotterdam), die in 2018 gereedkwam, als voor het beheer dat door Natuurmonumenten wordt uitgevoerd, in opdracht van de gemeente.
Deze actualisatie is in lijn met dit plan en geeft hier verdere invulling aan.
3.4.6 Beheerplan natuur en recreatie 2015-2021
De Noordas Rotterdam wordt als ‘groene contramal’ van de stad getransformeerd tot een zoveel mogelijk aaneengesloten, aantrekkelijk natuur- en recreatiegebied. De Vlinderstrik is een cruciale schakel in de Noordrand. Het verbindt Rotterdam en Lansingerland met het landschap van Midden-Delfland, Ackerdijkse Plassen en Rottemeren. In de Vlinderstrik komen ecologische verbinding en recreatieve verbinding samen. Ook de verblijfskwaliteit voor mens en dier wordt hier verhoogd. Het doel van de inrichting van de noordrand is het open karakter van het buitengebied te behouden en te versterken met natuur- en recreatieve waarden en realiseren van een oost-west verbinding zowel voor recreant als natuur. Voor de Vlinderstrik is er een streefbeeld opgesteld. Ten eerste is de landschappelijk opbouw van belang. Met de Vlinderstrik wordt de essentie van het aanwezige cultuurlandschap versterkt. Natuur- en landschapswaarden worden gecombineerd met recreatieve dooradering en voorzieningen. Ten tweede is het zo dat de afwisselende inrichting een grote natuurlijke diversiteit aan percelen, sloten en overgangen biedt die voor planten en dieren interessant zijn. De kavels zelf worden beheerd als weiden en hooilanden, om de openheid in stand te houden en het cultuurlandschap in ere te houden. Een ander streefbeeld is dat recreatieve voorzieningen in de Vlinderstrik uitgaan van het principe ‘belevenisverbinding’. In de Vlinderstrik worden enkele grotere recreatieve plekken gerealiseerd. Ten slotte is een goede waterhuishouding van belang in het gebied. De ontwikkeling van het gebied is grotendeels afgerond en deze actualisatie is in lijn met het Beheerplan natuur en recreatie voor de Vlinderstrik.
3.4.7 Omgevingsvisie Lansingerland
In het eerste kwartaal van 2022 wordt door de gemeenteraad van Langsingerland de Omgevingsvisie vastgesteld. De gemeente zet in op een ‘verbonden, vindingrijk en gezond Lansingerland in 2040’. De gemeente werkt aan impactvolle oplossingen voor complexe, mondiale voedselvraagstukken, voor huidige en toekomstige generaties. Om dat te realiseren is de visie gebaseerd op drie pijlers:
- ‘Verbonden in de Metropool’
- ‘Vindingrijk en ondernemend’
- ‘Gezond samen leven'
De overkoepelende visie - een verbonden, vindingrijk en gezond Lansingerland - gaat over de hele gemeente, maar de uitwerking is verschillend per gebied. Hierdoor worden de volgende deelgebieden onderscheiden
- Levendige kernen, linten en buurtschappen
- Groene flanken
- Hoogwaardige bedrijvigheid
De Vlinderstrik is gelegen in het deelgebied 'Groene flanken'. Aan de randen van de gemeente zijn omvangrijke open en groene gebieden aaneengeschakeld. De Rotte vormt de oostelijke gemeentegrens waar de recreatiegebieden aan liggen. In de noordelijke polders met de deelgebieden die in Lansingerland en Zuidplas liggen, wordt samen met de provincie, de agrariërs en andere stakeholders verkend wat een duurzame toekomst voor dit gebied kan zijn. Het recreatiegebied langs de Rotte wordt als één samenhangend landschap vormgegeven: een landschapspark. Via het Triangelpark en de Vlinderstrik gaat de groene verbinding in westelijke richting door naar het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden Delfland. Het gebied rondom de Rotte kenmerkt zich door een afwisselend geheel van openheid, beplanting en water. De Bergboezem en Groenzoom zijn ontstaan als onderdeel van de Groenblauwe Slinger, die van Midden-Delfland via de westkant van Zoetermeer naar Alphen aan den Rijn loopt. Het is de groenblauw ruggengraat van Lansingerland en legt een verbinding met het Groene Hart en Midden-Delfland
De ontwikkeling van het plangebied is grotendeels afgerond en deze actualisatie geeft verder invulling hieraan. Dit sluit aan op de groene verbinding die de gemeente wil creëren.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van een vigerend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De enige wijziging die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is de aanleg van een fietspad, waarvoor een separate omgevingsvergunning is verleend. Voor de aanvraag omgevingsvergunning zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Ook heeft het Hoogheemraadschap van Delfland een watergunning verstrekt. De vergunning is onherroepelijk en is daarom verwerkt worden in het bestemmingsplan.
Op het plangebied zijn diverse toetsingsvlakken behorende bij de cns apparatuur van LVNL van toepassing. Het betreft daarbij het toetsingsvlak behorende bij het ILS (Instrument Landing System) van baan 24. In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een nadere toetsing noodzakelijk is. De toegestane bouwhoogte in het plangebied is namelijk beperkt van omvang.
Milieukundig verandert er naast het fietspad niets in het plangebied. Derhalve zijn geen nadere onderzoeken nodig. Een onderbouwing van omgevingsaspecten kan daarom achterwege blijven.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld dat tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Het bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van een vigerend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt uitgevoerd op kosten van de gemeente. Vanuit de jaarlijkse begroting voor bestemmingsplannen is budget vrijgemaakt voor het opstellen en het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure. Het plan is hierdoor economisch uitvoerbaar. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Met dit bestemmingsplan wordt een actualisatie van het vigerend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De bestaande situatie wordt op een adequate manier vastgelegd. Aangenomen wordt dat er geen overwegende bezwaren bestaan tegen dit bestemmingsplan aangezien er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Bovendien wordt in de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen (zie ook hoofdstuk 6 van deze toelichting). Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.
5.3 Handhavingsaspecten
Inleidend
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
Vertaling naar bestemmingsregeling
Bij het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan zijn de gronden vrij gedetailleerd bestemd maar met nog wel de nodige flexibiliteit. De regels zijn zo duidelijk mogelijk geformuleerd waarmee weinig kans bestaat op interpretatieverschillen. Hiermee is het ontstaan van onduidelijke situaties en daarmee mogelijke handhavingssituaties zo veel mogelijk voorkomen.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Voorbereidingsfase
Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een bestemmingsplanprocedure, waarin een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan plaatsgevonden op 10 november 2021.
Overleg
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het opstellen van de nota van uitgangspunten zijn diverse stakeholders reeds geconsulteerd. De ontvangen reacties zijn meegenomen in de nota, hetgeen ten grondslag ligt aan voorliggend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ter advisering aangeboden aan de vooroverlegpartners.
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn is eenieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft 4 weken ter inzage gelegen.
6.2 Ontwerpfase
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn de ambtshalve wijziging doorgevoerd, die in de ‘Nota inspraak en overleg en staat van wijzigingen bestemmingsplan “Bijlage 1” zijn opgenomen.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is in het Gemeenteblad geplaatst en is ook via elektronische weg gedaan. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 3 maart 2022 tot en met 13 april 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook is in de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving). Tijdens deze termijn zijn 0 zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend.
6.3 Vaststellingsfase
Na de termijn van terinzagelegging dient de gemeenteraad te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit tot vaststelling staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1