Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands
Bestemmingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 24-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ van de gemeente Leudal.
het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1640.BP14NuVoort6-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1640.BP14NuVoort6-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.6 achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
de van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.7 achtergevelrooilijn
denkbeeldige lijn van de achtergevel van een hoofdgebouw, die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel.
denkbeeldige lijn van de achtergevel van een hoofdgebouw, die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouding gehuisvest is.
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouding gehuisvest is.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming; met betrekking tot deze regels worden onder het begrip agrarisch bedrijf niet begrepen agrarische hulp- of nevenbedrijven.
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming; met betrekking tot deze regels worden onder het begrip agrarisch bedrijf niet begrepen agrarische hulp- of nevenbedrijven.
1.10 antenne-installatie
zendinstallatie ten behoeve van telecommunicatie.
zendinstallatie ten behoeve van telecommunicatie.
1.11 bebouwde kom
het gebied dat door zijn 'samenhangende woonbebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet maatgevend.
het gebied dat door zijn 'samenhangende woonbebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet maatgevend.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit dan wel naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van erotisch getinte bedrijvigheid.
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit dan wel naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van erotisch getinte bedrijvigheid.
1.16 bedrijfsgebouw
Een voor de bedrijfsvoering te gebruiken bouwwerk, geen kas, decentraal gebouw of teelttunnel zijnde, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een voor de bedrijfsvoering te gebruiken bouwwerk, geen kas, decentraal gebouw of teelttunnel zijnde, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.17 bedrijfsvloeroppervlak
de totale overdekte vloeroppervlakte van de begane grond en eventuele verdieping(en) van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
de totale overdekte vloeroppervlakte van de begane grond en eventuele verdieping(en) van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.18 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.19 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.20 bestaand
a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van overkappingen.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van overkappingen.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
1.32 decentrale ruimte
een gebouw, zijnde een corridor, waterruimte, verwerkingsruimte en ruimte voor overige ondersteunende functies voor de aangrenzend gelegen veredelingskassen. In een decentrale ruimte is geen stookinstallatie toegestaan.
een gebouw, zijnde een corridor, waterruimte, verwerkingsruimte en ruimte voor overige ondersteunende functies voor de aangrenzend gelegen veredelingskassen. In een decentrale ruimte is geen stookinstallatie toegestaan.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
1.34 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.35 erotisch (getint) bedrijf
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een erotisch (getint) bedrijf wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een erotisch (getint) bedrijf wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 evenementen
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak.
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
hieronder worden verstaan gevoelige functies ten aanzien van: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
hieronder worden verstaan gevoelige functies ten aanzien van: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.40 gevoelig object
een object waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven.
een object waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven.
1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, in tegenstelling tot intensieve veehouderij (bijvoorbeeld melkveehouderijen, akkerbouw en tuinbouw).
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, in tegenstelling tot intensieve veehouderij (bijvoorbeeld melkveehouderijen, akkerbouw en tuinbouw).
1.42 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.43 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.44 kamerbewoning
een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.
een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.
1.45 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.47 kas
een bouwwerk, niet zijnde een teelttunnel of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken en veredelen van groente, vruchten, bloemen of planten.
een bouwwerk, niet zijnde een teelttunnel of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken en veredelen van groente, vruchten, bloemen of planten.
1.48 kunstwerken
bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.49 kwetsbare objecten
a. woningen, met uitzondering van:
1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
a. woningen, met uitzondering van:
1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2. scholen;
3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2. scholen;
3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
1. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
1. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.50 Limburgs Kwaliteitsmenu
het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 12 januari 2010 als uitwerking van de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering, met daarin verwerkt de aanpassingen zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 2 januari 2012 en alle aanpassingen die daarin nog verwerkt zullen worden.
het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 12 januari 2010 als uitwerking van de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering, met daarin verwerkt de aanpassingen zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 2 januari 2012 en alle aanpassingen die daarin nog verwerkt zullen worden.
1.51 maatschappelijk
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening.
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening.
1.52 Nota kwaliteit
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, vastgesteld op 3 september 2013, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Leudal een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu.
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, vastgesteld op 3 september 2013, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Leudal een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu.
1.53 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, biologische en hydrologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn).
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, biologische en hydrologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn).
1.54 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.55 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie.
detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie.
1.56 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
1.57 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.58 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.59 overkapping
een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
1.60 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.61 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.62 peil
a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
c. voor gebouwen en kassen/kasconstructies, teelttunnels en decentrale ruimten het aanwezige maaiveldniveau in meter + NAP ten tijden van het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan.
a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
c. voor gebouwen en kassen/kasconstructies, teelttunnels en decentrale ruimten het aanwezige maaiveldniveau in meter + NAP ten tijden van het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan.
1.63 permanente bewoning
het gebruiken van een woning ten behoeve van hoofdverblijf, hetgeen aantoonbaar dient te zijn middels controle van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en / of het geheel van feiten en omstandigheden.
het gebruiken van een woning ten behoeve van hoofdverblijf, hetgeen aantoonbaar dient te zijn middels controle van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en / of het geheel van feiten en omstandigheden.
1.64 plattelandswoning
Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.65 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.66 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.67 servicepunt
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
1.68 spuiwateropslag
bouwwerk, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de opslag van spuiwater (afvalstof die bij luchtwassen ontstaat).
1.69 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.70 straatmeubilair
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting en dergelijke.
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting en dergelijke.
1.71 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product.
voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product.
1.72 teelttunnel
een constructie ter bescherming, vervroeging of verlenging van de teelt van landbouw, (vollegronds-) tuinbouw- en fruitteeltproducten.
een constructie ter bescherming, vervroeging of verlenging van de teelt van landbouw, (vollegronds-) tuinbouw- en fruitteeltproducten.
1.73 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig zijn (al dan niet in een aaneengesloten periode).
teeltondersteunende voorzieningen die niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig zijn (al dan niet in een aaneengesloten periode).
1.74 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.75 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met IDN NL.IMRO.1640.BP14NuVoort6-VG01.
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met IDN NL.IMRO.1640.BP14NuVoort6-VG01.
1.76 verkoopstandplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.77 verkoopvloeroppervlakte
de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen (de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging minus de oppervlakte van magazijnen en overige ruimten).
de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen (de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging minus de oppervlakte van magazijnen en overige ruimten).
1.78 verwerkingsbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het verwerken van gewassen.
een bedrijf dat gericht is op het verwerken van gewassen.
1.79 vloeroppervlakte
de oppervlakte van ruimtes binnen een gebouw ten behoeve van een in het bestemmingsplan benoemde vorm van gebruik.
de oppervlakte van ruimtes binnen een gebouw ten behoeve van een in het bestemmingsplan benoemde vorm van gebruik.
1.80 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.81 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
1.82 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.83 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.84 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.85 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.86 woning(en)
onder 'woning' wordt verstaan een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden, waarbij de volgende type woningen worden onderscheiden:
a. aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een appartementencomplex en niet onderling gekoppeld.
b. bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar ge!et op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
c. gestapelde woningen
woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
d. halfvrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
e. hoekwoning
woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
f. levensloopbestendige woning
een woning die het mogelijk maakt ook aan het eind van de menselijke levensloop zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, al dan niet met gebruik van zorg, waarbij de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op de begane grond bevinden.
g. recreatiewoning
een gebouw, geen bouwkeet, (sta-)caravan, chalet of bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
h. recreatiewoonverblijf
een eenheid in een gebouw bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
i. vrijstaand geschakelde woningen
minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de woning met de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aaneengebouwd is aan de aan de andere zijde gelegen zijgevel van een hoofdgebouw.
j. vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
k. zorgwoning
een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.
onder 'woning' wordt verstaan een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden, waarbij de volgende type woningen worden onderscheiden:
a. aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een appartementencomplex en niet onderling gekoppeld.
b. bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar ge!et op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
c. gestapelde woningen
woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
d. halfvrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
e. hoekwoning
woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
f. levensloopbestendige woning
een woning die het mogelijk maakt ook aan het eind van de menselijke levensloop zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, al dan niet met gebruik van zorg, waarbij de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op de begane grond bevinden.
g. recreatiewoning
een gebouw, geen bouwkeet, (sta-)caravan, chalet of bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
h. recreatiewoonverblijf
een eenheid in een gebouw bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
i. vrijstaand geschakelde woningen
minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de woning met de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aaneengebouwd is aan de aan de andere zijde gelegen zijgevel van een hoofdgebouw.
j. vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
k. zorgwoning
een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.
1.87 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.88 zijgevellijn
een als zodanig op de verbeelding aangeduide bouwgrens die loopt langs de zijgevel van een hoekwoning tot aan de bouwperceelgrens.
een als zodanig op de verbeelding aangeduide bouwgrens die loopt langs de zijgevel van een hoekwoning tot aan de bouwperceelgrens.
1.89 zaadveredelingsbedrijf
een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, gericht op het veredelen, kweken, vermeerderen, bewerken, verwerken, verhandelen en opslaan van groentezaden, tuinbouwzaden en overige zaden.
een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, gericht op het veredelen, kweken, vermeerderen, bewerken, verwerken, verhandelen en opslaan van groentezaden, tuinbouwzaden en overige zaden.
1.90 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch - Glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. Zaadveredelingsbedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zaadveredelingsbedrijf’, al dan niet met als nevenactiviteit:
1. een grondgebonden bedrijfstak;
b. nutsvoorzieningen;
c. overig agrarisch grondgebruik;
d. wegen en ontsluiting;
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch - Glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. Zaadveredelingsbedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zaadveredelingsbedrijf’, al dan niet met als nevenactiviteit:
1. een grondgebonden bedrijfstak;
b. nutsvoorzieningen;
c. overig agrarisch grondgebruik;
d. wegen en ontsluiting;
met daarbij behorende:
e. kassen;
f. teelttunnels;
g. decentrale ruimtes;
h. bedrijfsgebouwen;
i. teeltondersteunende voorzieningen;
j. waterbassins;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
l. tuinen, erven en terreinen;
m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
n. verkeers- en parkeervoorzieningen;
o. wegen;
p. groenvoorzieningen;
q. bijbehorende voorzieningen.
e. kassen;
f. teelttunnels;
g. decentrale ruimtes;
h. bedrijfsgebouwen;
i. teeltondersteunende voorzieningen;
j. waterbassins;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
l. tuinen, erven en terreinen;
m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
n. verkeers- en parkeervoorzieningen;
o. wegen;
p. groenvoorzieningen;
q. bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes
Voor het bouwen van kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes gelden de volgende regels:
a. Kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b. Het oppervlak aan kassen en teelttunnels, exclusief decentrale ruimtes, mag niet meer bedragen dan 20,53 ha.
c. De goothoogte van kassen en decentrale ruimtes mag niet meer bedragen dan 8 meter.
d. De bouwhoogte van kassen en decentrale ruimtes mag niet meer bedragen dan 10 meter.
e. De bouwhoogte van teelttunnels mag niet meer bedragen dan 5 meter.
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
3.2.1 Kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes
Voor het bouwen van kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes gelden de volgende regels:
a. Kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b. Het oppervlak aan kassen en teelttunnels, exclusief decentrale ruimtes, mag niet meer bedragen dan 20,53 ha.
c. De goothoogte van kassen en decentrale ruimtes mag niet meer bedragen dan 8 meter.
d. De bouwhoogte van kassen en decentrale ruimtes mag niet meer bedragen dan 10 meter.
e. De bouwhoogte van teelttunnels mag niet meer bedragen dan 5 meter.
f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. Bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. Bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels of decentrale ruimtes zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – centraal gebouw’ worden gebouwd;
c. Het gestelde onder b is niet van toepassing:
1. voor het bouwen van een ontvangstgebouw met een oppervlakte van maximaal 250m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter;
2. voor het bouwen van fietsenstallingen met een maximale hoogte van 3 meter;
3. voor het bouwen van trafohuisjes met een maximale hoogte van 3 meter;
4. voor het bouwen van overkappingen onder andere ten behoeve van afvalcontainers met een maximale hoogte van 6 meter;
d. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 meter.
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. Bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. Bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels of decentrale ruimtes zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – centraal gebouw’ worden gebouwd;
c. Het gestelde onder b is niet van toepassing:
1. voor het bouwen van een ontvangstgebouw met een oppervlakte van maximaal 250m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter;
2. voor het bouwen van fietsenstallingen met een maximale hoogte van 3 meter;
3. voor het bouwen van trafohuisjes met een maximale hoogte van 3 meter;
4. voor het bouwen van overkappingen onder andere ten behoeve van afvalcontainers met een maximale hoogte van 6 meter;
d. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, geen kassen, teelttunnels en decentrale ruimtes zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 meter.
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, gemeten vanaf de voet van de erfafscheiding.
b. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
c. opslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
d. spuiwateropslag en overige opslag in tanks en silo’s of vergelijkbare voorzieningen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 12 meter.
e. Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
f. warmtewisselaars zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
g. Waterbassins zijn uitsluitend binnen het bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
i. vlaggenmasten, lichtmasten, bewegwijzering, ontvangstborden, informatiezuilen/informatieborden en alle hiermee qua aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken mogen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 6 meter.
j. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, gemeten vanaf de voet van de erfafscheiding.
b. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
c. opslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
d. spuiwateropslag en overige opslag in tanks en silo’s of vergelijkbare voorzieningen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 12 meter.
e. Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
f. warmtewisselaars zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
g. Waterbassins zijn uitsluitend binnen het bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.
h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
i. vlaggenmasten, lichtmasten, bewegwijzering, ontvangstborden, informatiezuilen/informatieborden en alle hiermee qua aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken mogen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 6 meter.
j. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het
perceel c.q. de kavel:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van het plangebied en de naaste omgeving;
c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
h. ter waarborging van de externe veiligheid;
i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het
perceel c.q. de kavel:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van het plangebied en de naaste omgeving;
c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
h. ter waarborging van de externe veiligheid;
i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de
Regionale Kwaliteitscommissie inwinnen.
Regionale Kwaliteitscommissie inwinnen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van hogere bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten behoeve van een vergroting van de bouwhoogte tot 14 meter van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de omliggende gronden of bestemmingen.
3.4.1 Afwijken ten behoeve van hogere bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten behoeve van een vergroting van de bouwhoogte tot 14 meter van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de omliggende gronden of bestemmingen.
3.4.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – centraal gebouw’
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – centraal gebouw’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de omliggende gronden of bestemmingen.
c. wordt aangetoond dat de bedrijfsgebouwen geen negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden als ook geen negatieve invloed heeft op natuurwaarden;
d. het bedrijfsgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
e. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500m2.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – centraal gebouw’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de omliggende gronden of bestemmingen.
c. wordt aangetoond dat de bedrijfsgebouwen geen negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden als ook geen negatieve invloed heeft op natuurwaarden;
d. het bedrijfsgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
e. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 2.500m2.
3.4.3 Afwijken ten behoeve van bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e, 3.2.2 onder e en 3.2.3 onder j voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e, 3.2.2 onder e en 3.2.3 onder j voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
3.4.4 Afwijken ten behoeve van een hogere bouwhoogte voor vlaggenmasten, lichtmasten, bewegwijzering, ontvangstborden, informatiezuilen/informatieborden en alle hiermee qua aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder i voor het bouwen van vlaggenmasten, lichtmasten, bewegwijzering, ontvangstborden, informatiezuilen/informatieborden en alle hiermee qua aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 10 meter, onder de voorwaarden dat:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder i voor het bouwen van vlaggenmasten, lichtmasten, bewegwijzering, ontvangstborden, informatiezuilen/informatieborden en alle hiermee qua aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 10 meter, onder de voorwaarden dat:
a. de bedrijfstechnische en bedrijfseconomische noodzaak hiervoor wordt aangetoond.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. het gebruik van assimilatieverlichting in kassen, tenzij de kas is voorzien van afdekschermen. Hierbij is het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zaadveredelingsbedrijf’ toegestaan dat maximaal 10,5 ha kasoppervlak tegelijk mag worden voorzien van assimilatieverlichting.
Hierbij dient de zijafscherming te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van 98% en de bovenafscherming dient te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van ten minste 98% en voor het overige wordt voldaan aan de richtlijnen voor assimilatiebelichting zoals in de huidige wet- en regelgeving;
h. het gebruik van stookinstallaties, tenzij de toegepaste stookinstallatie maximaal 53,52 mg NOx/m3 rookgas uitstoot en een emissievracht NOx van maximaal 3,5 ton per jaar voor maximaal 20,53 ha netto glasoppervlak ten behoeve van teelt-/veredelingsdoeleinden (3,5 ton emissievracht op basis van rekenmodel OPS-Pro versie 4.3.12 van het RIVM en BPL, versie januari 2011 met als referentiejaar 2012).
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. het gebruik van assimilatieverlichting in kassen, tenzij de kas is voorzien van afdekschermen. Hierbij is het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zaadveredelingsbedrijf’ toegestaan dat maximaal 10,5 ha kasoppervlak tegelijk mag worden voorzien van assimilatieverlichting.
Hierbij dient de zijafscherming te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van 98% en de bovenafscherming dient te bestaan uit materiaal dat zorgt voor een afscherming van ten minste 98% en voor het overige wordt voldaan aan de richtlijnen voor assimilatiebelichting zoals in de huidige wet- en regelgeving;
h. het gebruik van stookinstallaties, tenzij de toegepaste stookinstallatie maximaal 53,52 mg NOx/m3 rookgas uitstoot en een emissievracht NOx van maximaal 3,5 ton per jaar voor maximaal 20,53 ha netto glasoppervlak ten behoeve van teelt-/veredelingsdoeleinden (3,5 ton emissievracht op basis van rekenmodel OPS-Pro versie 4.3.12 van het RIVM en BPL, versie januari 2011 met als referentiejaar 2012).
3.5.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemmingen Agrarisch met waarden - 3’, ‘Agrarisch met waarden – 4’ en ‘Groen’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemmingen Agrarisch met waarden - 3’, ‘Agrarisch met waarden – 4’ en ‘Groen’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
3.5.3 Voorwaardelijke bepaling compenserende maatregelen
a. De compenserende maatregelen die het verlies aan omgevingskwaliteit (het geheel aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden) als gevolg van de ontwikkeling in het Buggenumse Veld moeten compenseren, zoals beschreven in paragraaf 5.2.4 van de structuurvisie Buggenumse veld, moeten gelijktijdig met, danwel uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning(en) voor het in gebruik nemen van de kassen ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, evenredig met de oppervlakte aan kassen dat is vergund, door de gemeente Leudal zijn uitgevoerd op grond van de maatregelen die zijn opgenomen in de structuurvisie Buggenumse Veld en dienen vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. Onder structuurvisie Buggenumse veld wordt in deze planregels verstaan de structuurvisie ‘Buggenumse veld’ vastgesteld door de Raad van de gemeente Leudal op 11 februari 2014 (zie bijlage 2 bij de regels).
a. De compenserende maatregelen die het verlies aan omgevingskwaliteit (het geheel aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden) als gevolg van de ontwikkeling in het Buggenumse Veld moeten compenseren, zoals beschreven in paragraaf 5.2.4 van de structuurvisie Buggenumse veld, moeten gelijktijdig met, danwel uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning(en) voor het in gebruik nemen van de kassen ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, evenredig met de oppervlakte aan kassen dat is vergund, door de gemeente Leudal zijn uitgevoerd op grond van de maatregelen die zijn opgenomen in de structuurvisie Buggenumse Veld en dienen vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. Onder structuurvisie Buggenumse veld wordt in deze planregels verstaan de structuurvisie ‘Buggenumse veld’ vastgesteld door de Raad van de gemeente Leudal op 11 februari 2014 (zie bijlage 2 bij de regels).
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een grotere oppervlakte assimilatieverlichting
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder g, ten behoeve van het toestaan van een grotere oppervlakte dan 10,5 ha aan kassen die tegelijkertijd worden voorzien van assimilatieverlichting, mits:
a. wordt aangetoond dat dit vanwege bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
b. wordt aangetoond dat een grotere oppervlakte aan kassen die tegelijkertijd worden voorzien van assimilatieverlichting geen negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat van omwonenden als ook geen negatieve invloed heeft op omliggende natuurwaarden.
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een grotere oppervlakte assimilatieverlichting
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder g, ten behoeve van het toestaan van een grotere oppervlakte dan 10,5 ha aan kassen die tegelijkertijd worden voorzien van assimilatieverlichting, mits:
a. wordt aangetoond dat dit vanwege bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
b. wordt aangetoond dat een grotere oppervlakte aan kassen die tegelijkertijd worden voorzien van assimilatieverlichting geen negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat van omwonenden als ook geen negatieve invloed heeft op omliggende natuurwaarden.
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een andere stookinstallatie
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
3.5.1 onder h, ten behoeve van het toestaan van een andere stookinstallatie die meer dan 53,52 mg NOx/m3 uitstoot of een grotere emissievracht NOx hebben dan 3,5 ton per jaar voor maximaal 20,53 ha netto glasoppervlak, mits:
a. middels onderzoek wordt aangetoond dat dit geen nadelige effecten heeft op gevoelige natuurgebieden.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
3.5.1 onder h, ten behoeve van het toestaan van een andere stookinstallatie die meer dan 53,52 mg NOx/m3 uitstoot of een grotere emissievracht NOx hebben dan 3,5 ton per jaar voor maximaal 20,53 ha netto glasoppervlak, mits:
a. middels onderzoek wordt aangetoond dat dit geen nadelige effecten heeft op gevoelige natuurgebieden.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
b. agrarisch grondgebruik;
c. behoud en versterking van de aanwezige landschappelijke waarden, bestaande uit openheid van de uiterwaarden van de Maas ten oosten van de Napoleonsweg;
d. toegangswegen, inritten en parkeervoorzieningen ten behoeve van agrarisch grondgebruik;
e. voorzieningen van algemeen nut;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen;
g. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
4.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
b. agrarisch grondgebruik;
c. behoud en versterking van de aanwezige landschappelijke waarden, bestaande uit openheid van de uiterwaarden van de Maas ten oosten van de Napoleonsweg;
d. toegangswegen, inritten en parkeervoorzieningen ten behoeve van agrarisch grondgebruik;
e. voorzieningen van algemeen nut;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen;
g. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op de gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
4.2.1 Gebouwen
Op de gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. openbare verkeersdoeleinden.
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. openbare verkeersdoeleinden.
4.3.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 3’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 3’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
b. het dempen, graven en vergraven van watergangen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
c. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden;
d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
e. het ophogen van de gronden.
4.5.1
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
b. het dempen, graven en vergraven van watergangen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
c. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden;
d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
e. het ophogen van de gronden.
4.5.2
Het in 4.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van landschappelijke inpassingsmaatregelen;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een wadi of andere infiltratievoorzieningen;
g. werken of werkzaamheden ten behoeve van maatregelen ter compensatie van waterbergend vermogen van de Maas voortkomend uit een vereiste op grond van de Waterwet.
Het in 4.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van landschappelijke inpassingsmaatregelen;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een wadi of andere infiltratievoorzieningen;
g. werken of werkzaamheden ten behoeve van maatregelen ter compensatie van waterbergend vermogen van de Maas voortkomend uit een vereiste op grond van de Waterwet.
4.5.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Agrarisch met waarden - 3' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Agrarisch met waarden - 3' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder g ten behoeve van het toestaan van het aanleggen en gebruiken van een openbare weg, onder de voorwaarde dat:
a. de noodzaak tot het aanleggen en gebruiken van een weg is aangetoond ten behoeve van een goede gebiedsontsluiting.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder g ten behoeve van het toestaan van het aanleggen en gebruiken van een openbare weg, onder de voorwaarde dat:
a. de noodzaak tot het aanleggen en gebruiken van een weg is aangetoond ten behoeve van een goede gebiedsontsluiting.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
b. agrarisch grondgebruik;
c. toegangswegen, inritten en parkeervoorzieningen ten behoeve van agrarisch grondgebruik;
d. voorzieningen van algemeen nut;
e. behoud en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren en versterking van de landschappelijke structuur;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen;
g. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
5.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;
b. agrarisch grondgebruik;
c. toegangswegen, inritten en parkeervoorzieningen ten behoeve van agrarisch grondgebruik;
d. voorzieningen van algemeen nut;
e. behoud en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren en versterking van de landschappelijke structuur;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen;
g. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op de gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. openbare verkeersdoeleinden.
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. het gebruik van gebouwen voor permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
e. beroep en/of bedrijf aan huis;
f. (permanente) opslag van goederen, materialen en het stallen van machines in de openlucht buiten het bouwvlak;
g. openbare verkeersdoeleinden.
5.3.2 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 4’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 4’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
b. het dempen, graven en vergraven van watergangen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
c. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden;
d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
e. het ophogen van de gronden.
5.5.1
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2;
b. het dempen, graven en vergraven van watergangen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
c. de aanleg van verharde wandel- en fietspaden;
d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
e. het ophogen van de gronden.
5.5.2
Het in 5.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van landschappelijke inpassingsmaatregelen;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een wadi of andere infiltratievoorzieningen;
g. werken of werkzaamheden ten behoeve van maatregelen ter compensatie van waterbergend vermogen van de Maas voortkomend uit een vereiste op grond van de Waterwet.
Het in 5.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van landschappelijke inpassingsmaatregelen;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een wadi of andere infiltratievoorzieningen;
g. werken of werkzaamheden ten behoeve van maatregelen ter compensatie van waterbergend vermogen van de Maas voortkomend uit een vereiste op grond van de Waterwet.
5.5.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 onder g ten behoeve van het toestaan van het aanleggen en gebruiken van een openbare weg, onder de voorwaarden dat:
a. de noodzaak tot het aanleggen en gebruiken van een weg is aangetoond ten behoeve van een goede gebiedsontsluiting.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 onder g ten behoeve van het toestaan van het aanleggen en gebruiken van een openbare weg, onder de voorwaarden dat:
a. de noodzaak tot het aanleggen en gebruiken van een weg is aangetoond ten behoeve van een goede gebiedsontsluiting.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. paden en erfafscheidingen;
d. voorzieningen van algemeen nut;
e. kunstwerken;
f. kunstobjecten;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
h. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. paden en erfafscheidingen;
d. voorzieningen van algemeen nut;
e. kunstwerken;
f. kunstobjecten;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
h. landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ (zie bijlage 1 bij de regels).
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter;
d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter vanaf de voet van de erfafscheiding;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter;
d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter vanaf de voet van de erfafscheiding;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van hoogspanningsverbindingen.
6.3 Voorwaardelijke bepaling
6.3.1 Landschappelijke inpassing
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Groen’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
6.3.1 Landschappelijke inpassing
a. De landschappelijke inpassing op de gronden met de bestemming ‘Groen’ moet uiterlijk 2 jaar na onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor de bouw van een kas of ander gebouw ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Onderzoek landschap, cultuurhistorie en natuur uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ gedateerd ‘mei 2014’, opgesteld door Heusschen Copier (bijlage 1 bij de regels).
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder e voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder e voor het realiseren van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – bebouwing uitgesloten’, onder de voorwaarden dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d. straatmeubilair en verkeersvoorzieningen (waaronder een tractorsluis);
e. voorzieningen van algemeen nut;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. kunstwerken en - objecten;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
i. oeververbindingen (bruggen).
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
d. straatmeubilair en verkeersvoorzieningen (waaronder een tractorsluis);
e. voorzieningen van algemeen nut;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. kunstwerken en - objecten;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
i. oeververbindingen (bruggen).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 19.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
b. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
c. Overkappingen zijn niet toegestaan.
d. De bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
b. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
c. Overkappingen zijn niet toegestaan.
d. De bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Primair
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter.
8.2.1 Primair
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter.
8.2.2 Secundair
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarden, dat:
a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarden, dat:
a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 8.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
f. het aanleggen van wegen of paden;
g. het permanent opslaan van goederen;
h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of andere wateren.
8.4.1 Verbod
Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 8.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
d. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
f. het aanleggen van wegen of paden;
g. het permanent opslaan van goederen;
h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of andere wateren.
8.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
e. die mogen worden uitgevoerd krachtens en reeds verleende vergunning
f. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion).
Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
e. die mogen worden uitgevoerd krachtens en reeds verleende vergunning
f. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion).
8.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt uitsluitend verleend indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt uitsluitend verleend indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de leiding. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
8.4.4 Advies
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg het beheer en onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg het beheer en onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Primair
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 65 meter.
9.2.1 Primair
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 65 meter.
9.2.2 Secundair
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a. kassen/kasconstructies en decentrale ruimtes waarbij de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan op de verbeelding is aangeduid.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a. kassen/kasconstructies en decentrale ruimtes waarbij de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan op de verbeelding is aangeduid.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde, dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde, dat:
a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 9.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen.
9.4.1 Verbod
Het is verboden ten behoeve van het leidingbelang ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 9.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
c. niet van ingrijpende betekenis zijn.
Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en beheer van de leiding;
b. van geringe omvang zijn of gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de leiding;
c. niet van ingrijpende betekenis zijn.
9.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt uitsluitend verleend, indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt uitsluitend verleend, indien gebleken is dat door de werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.
9.4.4 Advies
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 10 Waarde- Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
De voor 'Waarde Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
b. Het bepaalde in lid 10.2.1 onder a is niet van toepassing indien;
1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is;
2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
3. de verstoring zich beperkt tot 40cm onder het oppervlak.
c. Indien uit het in lid 10.2.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
d. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
e. Indien het bepaalde in lid 10.2.1 onder c sub 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
10.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
b. Het bepaalde in lid 10.2.1 onder a is niet van toepassing indien;
1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is;
2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
3. de verstoring zich beperkt tot 40cm onder het oppervlak.
c. Indien uit het in lid 10.2.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
d. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
e. Indien het bepaalde in lid 10.2.1 onder c sub 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en
het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige
archeologische resten aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en
het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige
archeologische resten aanwezig zijn.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
10.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde Archeologie' zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of
van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
b. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
e. het aanleggen van bos of boomgaard die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.
10.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing:
a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werkzaamheden die niet voorzien in bodemverstoringen van dieper dan 40 cm.
10.4.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
b. Indien uit het in lid 10.4.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
d. Indien het bepaalde in lid 10.4.3 onder b sub 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing:
a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
b. werkzaamheden die niet voorzien in bodemverstoringen van dieper dan 40 cm.
10.4.3 Toelaatbaarheid
a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
b. Indien uit het in lid 10.4.3 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
d. Indien het bepaalde in lid 10.4.3 onder b sub 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 11 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.
11.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in 11.1 mag niet worden gebouwd.
Op de gronden zoals bedoeld in 11.1 mag niet worden gebouwd.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat, door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 en worden toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
e. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat, door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 en worden toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
e. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.
11.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.
11.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 11.4.1 is niet van toepassing op:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
Het bepaalde in artikel 11.4.1 is niet van toepassing op:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
11.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn toelaatbaar, mits:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
e. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
13.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
13.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
13.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwvlak.
c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter onder peil.
d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
e. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende inhoudsmaten, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwvlak.
c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter onder peil.
d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
e. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende inhoudsmaten, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
13.1.3 Afwijken van het bestemmingsplan
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten de het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:
a. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 10% bedragen van het bestemmingsvlak met een maximum van 150 m2 binnen de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw';
b. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 meter te bedragen, behalve wanneer de bebouwing die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het onderhavige plan reeds aanwezig is dichter tot de as van de weg staat; in dat geval is die afstand bepalend;
c. de ondergrondse bouwwerken dienen geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken buiten de het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:
a. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 10% bedragen van het bestemmingsvlak met een maximum van 150 m2 binnen de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw';
b. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 meter te bedragen, behalve wanneer de bebouwing die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het onderhavige plan reeds aanwezig is dichter tot de as van de weg staat; in dat geval is die afstand bepalend;
c. de ondergrondse bouwwerken dienen geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter.
13.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
13.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
13.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die legaal gebouwd zijn, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
13.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die legaal gebouwd zijn, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
13.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die legaal gebouwd zijn, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
13.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 13.3.1 en lid 13.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 13.3.1 en lid 13.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie;
b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een erotisch (getint) bedrijf of (straat)prostitutie;
b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding
15.1.1 Bouwregels
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.
15.1.1 Bouwregels
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.
15.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits aangetoond is dat het magneetveld ter plaatse lager is dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen. Alvorens bij omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits aangetoond is dat het magneetveld ter plaatse lager is dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen. Alvorens bij omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
d. de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsregels, goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden, bebouwde oppervlakten en bouwhoogte van overige bouwwerken en overige maten, met ten hoogste 10%,
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
d. de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsregels, goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden, bebouwde oppervlakten en bouwhoogte van overige bouwwerken en overige maten, met ten hoogste 10%,
onder de voorwaarde dat:
1. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
2. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
1. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
2. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
16.2 Duurzaamheid
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels voor de realisatie van kleinschalige wind/ en grootschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
a. de hoogte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 4 meter bedraagt;
b. de oppervlakte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 25 m2 bedraagt;
c. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels voor de realisatie van kleinschalige wind/ en grootschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
a. de hoogte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 4 meter bedraagt;
b. de oppervlakte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 25 m2 bedraagt;
c. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
16.3 Servicepunten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
b. sprake is van de aanduiding 'overig - kernrandzone';
c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
d. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
b. sprake is van de aanduiding 'overig - kernrandzone';
c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
d. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
16.4 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels voor het oprichten van:
a. antenne-installaties op daken van bestaande gebouwen, voor zover niet vergunningsvrij, waarbij plaatsing op gebouwen niet zijnde woningen de voorkeur heeft, en geen sprake is van:
1. een monument;
2. aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
3. aantasting van het woonklimaat.
b. vrijstaande antenne-installaties die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, mits:
1. de hoogte van de antenne-installatie maximaal 40 meter bedraagt;
2. de antenne-installatie inclusief de bijbehorende technische installaties en de bedrading worden ingepast in de omgeving;
3. geen sprake is van landschappelijk en/of ruimtelijke verstoring;
4. zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van:
- site sharing;
- plaatsing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- enkele hoge masten in plaats van meerdere lage masten;
5. bij het oprichten van antenne-installaties wat betreft plaatsing daarvan de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
I. in eerste instantie moet de antenne-installatie worden geplaatst op, aan of bij infrastructurele werken;
II. indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antenne-installatie bij gebouwen geplaatst;
III. indien plaatsing zoals genoemde onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de rand van bossen voorgestaan;
IV. indien plaatsing zoals genoemd onder I., II., en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in open gebied toegestaan;
V. indien plaatsing zoals genoemd onder I, II, III en IV niet mogelijk is, wordt plaatsing in beschermd natuurgebied toegestaan, mits grote zorgvuldigheid wordt geboden bij de inpassing.
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels voor het oprichten van:
a. antenne-installaties op daken van bestaande gebouwen, voor zover niet vergunningsvrij, waarbij plaatsing op gebouwen niet zijnde woningen de voorkeur heeft, en geen sprake is van:
1. een monument;
2. aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
3. aantasting van het woonklimaat.
b. vrijstaande antenne-installaties die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, mits:
1. de hoogte van de antenne-installatie maximaal 40 meter bedraagt;
2. de antenne-installatie inclusief de bijbehorende technische installaties en de bedrading worden ingepast in de omgeving;
3. geen sprake is van landschappelijk en/of ruimtelijke verstoring;
4. zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van:
- site sharing;
- plaatsing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- enkele hoge masten in plaats van meerdere lage masten;
5. bij het oprichten van antenne-installaties wat betreft plaatsing daarvan de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
I. in eerste instantie moet de antenne-installatie worden geplaatst op, aan of bij infrastructurele werken;
II. indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antenne-installatie bij gebouwen geplaatst;
III. indien plaatsing zoals genoemde onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de rand van bossen voorgestaan;
IV. indien plaatsing zoals genoemd onder I., II., en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in open gebied toegestaan;
V. indien plaatsing zoals genoemd onder I, II, III en IV niet mogelijk is, wordt plaatsing in beschermd natuurgebied toegestaan, mits grote zorgvuldigheid wordt geboden bij de inpassing.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 18 Algemene Procedureregels
18.1 Afwijking van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
18.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
18.3 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie;
b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie;
b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Verhouding tussen bestemmingen
a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
1. in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie';
2. in de tweede plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergend rivierbed';
3. in de derde plaats de regels van de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’;
3. in de vierde plaats de regels van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
1. in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie';
2. in de tweede plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergend rivierbed';
3. in de derde plaats de regels van de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’;
3. in de vierde plaats de regels van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
20.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan Nunhems Netherlands BV’ van de gemeente Leudal.