Walk 6
Bestemmingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 10-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Walk 6' met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP20HyWalk6-VG01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied (zie ook paragraaf 5.2.1.3 van de toelichting).
1.6 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.
1.7 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.9 bebouwd oppervlak
de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.
1.10 bebouwde kom
het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 bed & breakfast
een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.
Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook artikel 2.6, Wijze van meten) en artikel 9.2, bed & breakfast).
1.14 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.16 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.17 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.18 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.19 bestaand
- a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen; - b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
1.20 bestaande woning
een woning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Hieronder wordt niet verstaan een woning die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gerealiseerd in strijd met het plan en zonder een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.24 bijzondere woonvorm
een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.32 carport
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
1.35 dienstverlening
het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.36 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.37 evenement
een georganiseerde, voor het publiek toegankelijke activiteit van vermaak op het gebied van onder meer sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak. Er kan sprake zijn van een ruimtelijk relevant evenement (zie 1.78) danwel van een ruimtelijk niet relevant evenement (zie 1.77).
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 gestapelde woningen
woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
1.40 goed woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
1.41 halfvrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.42 hoekwoning
woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
1.43 hoofdgebouw(en)
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een seksinrichting. Er wordt onderscheid gemaakt in horeca van categorie 1 - 'lichte horeca', 'horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca' en horeca van categorie 3 - 'zware horeca':
1.45 horeca van categorie 1 - 'lichte horeca'
horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. wat openingstijden betreft aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
- 1. automatiek;
- 2. broodjeszaak;
- 3. cafetaria;
- 4. croissanterie;
- 5. koffiebar;
- 6. lunchroom;
- 7. ijssalon;
- 8. snackbar;
- 9. tearoom;
- 10. traiteur.
- b. overige lichte horeca, zoals:
- 1. bistro;
- 2. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- 3. hotel.
1.46 horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca'
Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
- 1. bierhuis;
- 2. biljartcentrum;
- 3. café;
- 4. proeflokaal;
- 5. shoarma/grillroom;
- 6. zalenverhuur.
- b. horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
- 1. horecabedrijven genoemd onder 1.45, onder a en b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- 2. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, shoarma/kebab, chinees, drive-in restaurant).
1.47 horeca van categorie 3 - 'zware horeca'
horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
- a. dancing;
- b. discotheek;
- c. nachtclub;
- d. partycentrum.
1.48 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.49 huisvesting arbeidsmigranten
bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden
1.50 kamerbewoning
het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies.
1.51 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een caravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.52 kantoor
een (deel van een) gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.54 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke, alsmede artistieke kunstuitingen in de vorm van standbeelden, glaswerken, schilderingen en dergelijke.
1.55 maatschappelijke activiteiten
sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische activiteiten, alsmede openbare dienstverlening.
1.56 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.57 mid-stay huisvesting
huisvesting van woonurgente groepen, waaronder arbeidsmigranten, die langer dan 4 maanden maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, in de gemeente verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.
1.58 nultredenwoning
een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning
1.59 omgevingsvergunning
een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.
1.60 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.61 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie
1.62 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, voor de consumptie van dranken en etenswaren.
1.63 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.64 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.65 onzelfstandige wooneenheid
wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.
1.66 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.67 overige woonurgenten
personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.
1.68 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
1.69 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.70 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.71 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.72 peil
- a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
(zie ook paragraaf 5.2.1.2 van de toelichting)
1.73 perceel
het bouwperceel.
1.74 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.75 recreatiewoning
een tot bewoning bestemd gebouw dat gelegen is op een officieel voor recreatie aangewezen terrein en/of bestemd is voor bewoning gedurende de vakantie.
1.76 rijksmonument
een beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet.
1.77 ruimtelijk niet relevant evenement
activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:
- a. privéfeesten;
- b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
- c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
- d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
- e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
- f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
- g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
- h. bioscoopvoorstellingen;
- i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
- j. kansspelen;
- k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);
of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:
- a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
- b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
- c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
- d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
- f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.78 ruimtelijk relevant evenement
een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoet(n):
- a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
- 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
- 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
- b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
- c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden;
- d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
- f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.79 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- e. een sekswinkel.
1.80 servicepunt
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
1.81 short-stay huisvesting
huisvesting van arbeidsmigranten die ter plaatse niet langer dan 4 maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, verblijven.
1.82 stacaravan
onderkomen dat uitsluitend of in hoofdzaak dienst doet of kan doen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen die elders hun hoofdverblijf hebben, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste plaats kan worden verreden, doch niet bestemd is om regelmatig op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.
1.83 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.84 straatmeubilair
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.
1.85 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.86 structuurvisie 'Wonen, Zorg en Woonomgeving'
de 'Structuurvisie Wonen, ZorgenWoonomgeving Midden-Limburg', vastgesteld door de raden van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert (in Leudal vastgesteld bij raadsbesluit dd. 11 november 2014).
1.87 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.88 verblijfsrecreatie
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.89 verkoopstandplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.90 voldoende parkeergelegenheid
er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 2), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 12.1).
1.91 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 5.2.1.3 van de toelichting).
1.92 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.93 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
1.94 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.95 vrijstaand geschakelde woningen
minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is gebouwd aansluitend aan de zijgevel van een hoofdgebouw op een aangrenzend perceel, danwel aan de zijgevel van een bijbehorend bouwwerk op een aangrenzend perceel
1.96 vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.97 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.98 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.99 wet/wettelijke wegelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.
1.100 wonen
De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.
1.101 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.102 wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
1.103 woonurgent
de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld
1.104 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat geplaatst is op een door de gemeente aangewezen woonwagenstandplaats.
1.105 woonwagenstandplaats
een perceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en bijbehorende bouwwerken, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.106 zijerfgebied
het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voor zover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 5.2.1.3 van de toelichting).
1.107 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.108 zijgevel hoekwoning
de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.
1.109 zelfstandige wooneenheid
wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.
1.110 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening
De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:
- a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
- b. een trapgat of vide;
- c. een liftschacht.
2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wonen met dien verstande dat uitsluitend de bestaande woningtypes zijn toegestaan.
- 2. bijzondere woonvorm;
- 3. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
- 4. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.3;
- 5. uitoefening van
- een bedrijf aan huis;
- een beroep aan huis;
- b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
- 1. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers en met een maximum verblijfsduur van 6 weken, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
- 3. verblijfsrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', met dien verstande dat niet meer dan 20 verblijfsrecreanten gelijktijdig gebruik mogen maken van de verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals genoemd onder 4 tot en met 7;
- 4. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'recreatiewoning 1', 'recreatiewoning 2', 'recreatiewoning 3' en 'recreatiewoning 4', met dien verstande dat:
- per aanduidingsvlak maximaal één recreatiewoning is toegestaan;
- per recreatiewoning maximaal één hottub is toegestaan;
- per recreatiewoning maximaal 4 personen mogen verblijven;
- 5. mini pipowagen met 2 slaapplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mini pipowagen';
- 6. kipcaravan met 2 slaapplaatsen en overkapping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kipcaravan';
- 7. tourcaravan met 2 slaapplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - tourcaravan';
- 8. bibliotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bibliotheek';
- 9. sauna, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - mini pipowagen';
- 10. vakwerkhuisje ten behoeve van opslag , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakwerkhuisje';
- 11. hottub, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hottub'.
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. ter waarborging van de externe veiligheid;
- f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
4.2 Bouwregels
- a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
- 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
- b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 250 m²,
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
- 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
- 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
- d. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
- f. Indien lid 4.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.
5.2 Bouwregels
- a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
- 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
- b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
- 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
- 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
- d. Indien uit het in lid 5.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
- f. Indien lid 5.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
7.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Algemeen
Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting of ten behoeve van (straat)prostitutie;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
- c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
8.2 Innemen van verkoopstandplaatsen
Het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen is toegestaan, mits:
- a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de nota 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal';
- b. indien de onder a. bedoelde beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).
8.3 Monumenten
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening c.q. de Erfgoedwet van toepassing.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
- e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
9.2 bed & breakfast
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
- c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
- e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
- i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
- j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
- k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
9.3 Bedrijf aan huis
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
- a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten -Kernen' (bijlage 1), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,
met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluitomgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- f. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
- g. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.
9.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties, met dien verstande dat:
- a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
- b. uitsluitend bijbehorende bouwwwerken zijn toegestaan in de vorm van een uitbreiding van een woning en aangebouwd aan de woning. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
- c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer minimaal 2 meter bedraagt;
- d. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
- e. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
- f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
- h. slechts een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd;
- i. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- j. de uitbreiding geen belemmering mag opleveren voor omliggende woningen en/of bedrijven.
9.5 Energieopwekking
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 voor de realisatie van kleinschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
- a. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
- b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- c. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
9.6 Kamerbewoning
9.7 Ruimtelijk relevante evenementen
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:
- a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
- 1. verkeersveiligheid;
- 2. parkeren;
- 3. geluidhinder.
9.8 Servicepunten
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
- a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
- b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
- c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
- d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
- e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
9.9 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 1), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.
10.2 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
- e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
- g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
- j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeren
- a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
- b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
- 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2016 (bijlage 2 van de regels), en
- 2. indien de 'Nota Parkeernormen 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
- c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
- d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.
12.2 Verhouding tussen bestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de 1e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4';
- 2. in de 2e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Walk 6'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie Walk 6 in Heythuysen. Ter plaatse is een rijksmonumentale woning aanwezig, met ondergeschikt daaraan de verblijfsrecreatieve voorziening 'Buitengoed de Gaard'. Aangezien het huidige juridisch-planologisch kader niet volledig aansluit bij de feitelijke situatie en daarnaast in beperkte mate sprake is van uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, is besloten om middels een nieuw bestemmingsplan te voorzien in een passend en actueel juridisch-planologisch kader. Enerzijds om het juridisch-planologisch kader af te stemmen op de feitelijke situatie, bestaande uit functies die reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund zijn en anderzijds om de beperkte uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen op een passende wijze juridisch-planologisch te verankeren. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hier invulling aan.
1.2 Ligging En Grens Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Walk 6 en omvat de percelen kadastraal bekend als Heythuysen, sectie N, nummers 796 en 1336. De globale ligging is weergegeven op de onderstaande topografische kaart (afbeelding 1). De exacte begrenzing is af te lezen uit afbeelding 2.
![]() |
Afbeelding 1. Topografische kaart met de ligging van het plangebied aangeduid met een rode pijl. |
![]() |
Afbeelding 2. Kadastrale kaart met begrenzing plangebied (blauw omlijnd). |
1.3 Vigerend Juridisch-planologisch Kader
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen', zoals weergegeven op afbeelding 3.
![]() |
Afbeelding 3. Verbeelding bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', met het plangebied rood omlijnd. |
Binnen het plangebied is een groot bouwvlak opgenomen. De woning is voorzien van de aanduidingen 'bed & breakfast' en 'specifieke vorm van waarde - monument rijk'. Verder zijn in de tuin behorende bij de woning nog twee locaties voorzien van de aanduiding 'bed & breakfast', waarbij voor één van de locaties geldt dat de aanduiding per abuis is opgenomen voor een kleine opslagruimte in plaats van voor één van de pipowagens.
De aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' is opgenomen omdat de woning een rijksmonumentaal pand betreft.
Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is een bed & breakfast-voorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers toegestaan, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. In de begrippen is een bed & breakfast voorziening als volgt gedefinieerd: "een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.
Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid."
Verder geldt voor het zuidelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en voor het noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit acht hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in Hoofdstuk 2 de planbeschrijving opgenomen. Hoofdstuk 3 geeft een weergave van de relevante beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente. In Hoofdstuk 4 worden de verschillende onderzoeksthema’s beschreven (milieu, water, ecologie, archeologie, et cetera). Hoofdstuk 5 bevat de juridische aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hoofdstuk7 gaat tot slot in op de handhavingsaspecten.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Beschrijving Plangebied En Aanwezige Functies
Het plangebied bestaat uit de percelen kadastraal bekend als Heythuysen, sectie N, nummers 796 en 1336 en is gelegen aan de Walk 6 in Heythuysen, met een totale oppervlakte van 9.950 m². De begrenzing van het plangebied is weergegeven op de onderstaande luchtfoto.
Afbeelding 4. Luchtfoto plangebied en directe omgeving, met het plangebied rood omlijnd.
Heythuysen is de grootste kern van de gemeente Leudal en tevens de hoofdkern van de gemeente. Het is het centrumdorp van de gemeente en heeft hiermee een groot aanbod aan voorzieningen voor de omliggende kleinere kernen. De kern ligt in het geografische midden van de gemeente. In de directe omgeving van het plangebied zijn met name woningen gelegen. Verder is met name sprake van bestaande woningen. Aan de zuidkant van de Walk ligt het gemeentehuis van de gemeente Leudal en aangrenzend aan het plangebied, aan de Walk 8, ligt horecavoorziening Café Tom Tom.
Binnen het plangebied wordt de hoofdfunctie gevormd door de rijksmonumentale woning. Daarnaast wordt door de eigenaren en bewoners van de woning de verblijfsrecreatieve voorziening 'Buitengoed de Gaard' uitgebaat. Op Buitengoed de Gaard wordt op relatief kleine schaal verblijfsrecreatie aangeboden in de vorm van een vakantiehuisje met hottub (het 4-seizoenenhuisje) en een drietal zogeheten Pipowagens, te weten de zogeheten Mamaloewagen met hottub, de Pipowagendeluxe met hottub en de Pipowagen Weide Wereld met hottub. De hottubs zijn geplaatst in de jaren 2004, 2009, 2011, 2014.
Daarnaast zijn op het perceel nog een drietal kleine caravans geplaatst, die plaats bieden aan twee personen per caravan, te weten een tourcaravan, een kipcaravan en een mini pipowagen. Verder zijn enkele kleinschalige voorzieningen aanwezig in de vorm van onder meer een speelweide, een hobbymatige kinderboerderij, een bibliotheek en een zwembad. Tot slot is binnen de rijksmonumentale woning een bed & breakfast toegestaan.
In het vigerende bestemmingsplan is binnen het plangebied voor zowel de rijksmonumentale woning als het vierseizoenenhuisje de aanduiding 'bed & breakfast' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding is een bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers toegestaan en met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Daarnaast is direct naast het zwembad, ter hoogte van een kleine opslagruimte deze aanduiding opgenomen. Deze aanduiding is bedoeld voor één van de recreatiewoningen c.q. pipowagens, maar is per abuis verkeerd ingetekend bij het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.
Daarnaast is voor een tweede, reeds vele jaren aanwezige recreatiewoning c.q. pipowagen, in het verleden een omgevingsvergunning aangevraagd, maar de aanvraag is door de gemeente per abuis niet volledig afgehandeld en de betreffende recreatiewoning is mede daardoor ook niet als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', ondanks dat deze recreatiewoning reeds vele jaren aanwezig is en als zodanig in gebruik is.
Tot slot zijn een derde recreatiewoning en enkele kleinere bijbehorende voorzieningen zoals bovengenoemde kleine caravans op het terrein geplaatst, die als nieuwe ontwikkeling worden gezien, en is besloten om voor het gehele terrein de functieaanduiding 'verblijfsrecreatie' op te nemen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat aan de in dit bestemming opgenomen oppervlaktes van de diverse voorzieningen een inventarisatie incl. opmeting van de voorzieningen ten grondslag heeft gelegen.
Tussen initiatiefnemers en de gemeente is afgesproken dat in z'n totaliteit bij Buitengoed de Gaard, uitgezonderd de bed & breakfast, niet meer dan 20 verblijfsrecreanten gelijktijdig gebruik mogen maken van de recreatiewoning, pipowagens en caravans.
Aangezien het huidige juridisch-planologisch kader niet volledig aansluit bij de feitelijke situatie en daarnaast enkele reeds aanwezige verblijfsrecreatieve voorzieningen als uitbreiding worden gezien aangezien deze nog niet juridisch-planologisch verankerd of vergund zijn, is besloten om middels dit nieuwe bestemmingsplan enerzijds het juridisch-planologisch kader af te stemmen op de bovengenoemde feitelijke situatie, bestaande uit functies die reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund zijn en anderzijds de beperkte uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen op een passende wijze juridisch-planologisch te verankeren.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' vastgesteld. In deze structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.
Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de SVIR worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor het plangebied zijn als volgt:
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit een woonperceel binnen de kern Heythuysen, waarbij het juridisch-planologisch kader wordt afgestemd op de feitelijke situatie en daarnaast een beperkte uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen wordt geregeld. Hierbij zijn geen nationale belangen als genoemd in de SVIR in het geding.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het 'Barro' in werking getreden. In oktober 2012 is het besluit gewijzigd. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. In het voorliggende geval zijn gelet op de aard, situering en omvang van het plan geen nationale belangen als benoemd in het Barro in het geding.
3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
De 'Rarro' is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en Natuurnetwerk Nederland-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Leudal. Aangezien dit bestemmingsplan echter geen windturbines hoger dan 114 meter toestaat vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.
In de Rarro zijn binnen het plangebied en de directe omgeving verder geen reserveringsgebieden aangewezen voor de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen. Er zijn ook geen hoofdwegen of delen daarvan aangewezen waarvoor een reserveringsgebied geldt.
3.2.4 Wet milieubeheer / milieueffectrapportage
In artikel 7.2, lid 1 van de 'Wet milieubeheer' is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:
- a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
- b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In het 'Besluit milieueffectrapportage' zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt ónder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: ‘op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient dus bepaald te worden of de ontwikkeling voorkomt in lijst C of lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is voor het overgrote deel sprake van het afstemmen van het juridisch-planologisch kader op de functies die op basis van het vigerende bestemmingsplan al toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund zijn. Het plan is daarom niet m.e.r.-plichtig, noch m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.1.6.
3.2.5 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Op 1 oktober 2012 is het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' gewijzigd, en is de 'laddervoorduurzameverstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de Ladder duurzame verstedelijking in werking getreden.
Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening te bereiken door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en daarnaast ondersteunt het gemeente en provincie in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. Per 1 juli 2017 luidt het tweede lid van art. 3.1.6 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
In het voorliggende geval is geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro. Er is voor het overgrote deel slechts sprake van het juridisch-planologisch verankeren van functies die op basis van het vigerende bestemmingsplan al toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund zijn. Daarnaast wordt een beperkte uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt, feitelijk bestaande uit het voor verblijfsrecreatieve doeleinden in gebruik mogen nemen van de reeds aanwezige derde pipowagen op het perceel, de kleine caravans en het opnemen van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor het gehele perceel. Een dergelijk kleinschalig initiatief ter uitbreiding van een reeds bestaande verblijfsrecreatieve voorziening, passend in het buitengebied, betreft geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Op dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking kortom niet van toepassing.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) is op 12 december 2014 door Provinciale Staten van de provincie Limburg vastgesteld. Het POL2014 heeft vier wettelijke functies, te weten de functie van structuurvisie (op grond van de Wet ruimtelijke ordening), de functie van provinciaal milieubeleidsplan (op basis van de Wet milieubeheer), een regionaal waterplan (gebaseerd op de Waterwet), en een Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. Het POL 2014 bestaat uit een beleidsdocument en 12 themagerichte kaarten.
In het POL 2014 is het plangebied op de kaart 'Zonering Limburg' aangewezen als 'Buitengebied'. Het buitengebied omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en clusters van bebouwing. In dit geval is sprake van een deels bestaande situatie met woonbebouwing en bijbehorende ondergeschikte (verblijfs)recreatieve voorzieningen. Hierbij wordt in beperkte mate voorzien in een uitbreiding van de recreatieve voorzieningen, hetgeen als passend wordt geacht binnen het buitengebied. Aangezien verder geen nieuwe grootschalige stedelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt middels dit bestemmingsplan, is geen sprake van strijdigheid met het POL2014.
3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. Op basis van de Omgevingsverordening Limburg ligt het plangebied niet binnen (milieu)beschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrij zone Roerdalslenk III. Binnen deze zone zijn alle boringen (en het roeren van grond) dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei verboden. Voor boringen dieper dan 80 meter geldt een meldingsplicht. In het voorliggende geval is geen sprake van dergelijke boringen. Bescherming van de belangen van de boringsvrije zone is geborgd in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Aangezien slechts in beperkte mate sprake is van nieuwe ontwikkelingen, die vanuit functioneel opzicht aansluiten bij de reeds bestaande voorzieningen en mogelijkheden, is geen sprake van strijdigheid met de Omgevingsverordening Limburg 2014.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regiovisie 2008 - 2028: Het oog van Midden-Limburg
In de 'regiovisie “Het oog van Midden-Limburg”' is de gebiedsvisie uitgewerkt in een achttal beleidsthema's. Dit zijn: Toerisme en Recreatie, Maasplassen, Natuurontwikkeling, Landschap en Ecologie, Landbouw, Bedrijvigheid, Wonen, Zorg en Mobiliteit. Vervolgens zijn deze thema's in het najaar van 2008 verdiept en verder uitgewerkt in de programmalijnen: Maasplassen, Ontwikkelingsas N280 Weert-Roermond, Wonen, Natuur en Recreatie.
Over de gemeente Leudal is het volgende opgenomen: “De gemeente Leudal vormt het hart van Midden-Limburg. Het bestaat uit zestien dorpen en een groot buitengebied dat wordt geroemd om z'n ruimte, kwaliteit en woonklimaat. Heythuysen vormt een subregionale kern met een sterke centrumfunctie voor een groot verzorgingsgebied. Het is van belang dat deze centrumfunctie wordt versterkt en het voorzieningenniveau op peil blijft. Daarnaast heeft Leudal diverse dorpskernen waar de voorzieningen onder druk staan. Een actief kleine kernenbeleid is noodzakelijk waarin aandacht gegeven wordt aan de leefbaarheid en een adequate woningvoorraad".
De centrale ligging van Leudal maakt dat het profiteert van bijna alle ontwikkelingen die worden voorgesteld in deze regiovisie. Gelegen aan de Maasplassen liggen er volop kansen om recreatieve en toeristische activiteiten te ontwikkelen en deze te verbinden met het natuurgebied Leudal en het te ontwikkelen regiopark.”
De (verblijfs)recreatieve voorzieningen binnen het plangebied dragen bij aan de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in Leudal in z'n algemeenheid en de kern Heythuysen in het bijzonder, geheel in lijn met het streven naar het benutten van kansen op het gebied van recreatie en toerisme. Er is kortom geen sprake van strijdigheid met de regiovisie.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Handboek ruimtelijke plannen
Omwille van onder meer uniforme planregels en planopzet heeft de gemeente Leudal een Handboek Ruimtelijke Plannen opgesteld. Dit bestemmingsplan is daar zo veel mogelijk op afgestemd.
3.5.2 Strategische Overallvisie 2020 'Leven in Leudal'
In de 'Strategische Overallvisie', geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen op de langere termijn voor Leudal van belang zijn en waar de gemeente naar toe wil. De toekomstvisie, die in maart 2014 is geactualiseerd, is daarmee richtinggevend voor de beleidsontwikkeling in de komende jaren. Aangezien slechts in beperkte mate sprake is van nieuwe ontwikkelingen, die vanuit functioneel opzicht aansluiten bij de reeds bestaande voorzieningen en mogelijkheden, is dit bestemmingsplan niet in strijd met de 'Strategische Overallvisie'.
3.5.3 Structuurvisie Leudal - regie op de toekomst
Op 2 februari 2010 is de 'Structuurvisie Leudal' vastgesteld. Met de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Voor sommige ontwikkelingen zal ze daarbij zelfs initiatiefnemer willen zijn. Voor andere ontwikkelingen is zij ook afhankelijk van initiatieven van derden, zoals ondernemers, woningcorporaties, instellingen, en burgers. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de toekomst van Leudal wil de gemeente waar mogelijk voorkomen. In dit bestemmingsplan is slechts in beperkte mate sprake is van nieuwe ontwikkelingen, die echter vanuit functioneel opzicht aansluiten bij de reeds bestaande voorzieningen en mogelijkheden. Hiermee is geen sprake van strijdigheid met de structuurvisie.
3.5.4 Evenementenbeleid
Op 30 juli 2011 hebben burgemeester en wethouders het 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal (2011)' vastgesteld. Op 26 juli 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' vastgesteld. De regels ten aanzien van evenementen, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, zijn één op één overgenomen vanuit het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Voor meer informatie over de achtergrond van de regeling wordt hier kortheidshalve verwezen naar de toelichting van dat bestemmingsplan.
3.5.5 Nota Parkeernormen
In verband met een wijziging van de Woningwet (zie 'VNG-ledenbrief 16.04.2015') zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening vervallen. Het is niet meer mogelijk te verwijzen naar landelijke naslagwerken zoals publicaties van het CROW. Dit betekent dat parkeernormen moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen.
In plaats van de normen op te nemen in de regels van het bestemmingsplan zelf, wordt in dit plan verwezen naar gemeentelijk vastgestelde parkeernormen/beleidsregels (zie 'uitspraak AbRS dd.09.09.2015, punt14'). Dat heeft het voordeel dat in geval van wijziging(en) van de normen/beleidsregels gedurende de werking van het bestemmingsplan ook rekening moet worden gehouden met die wijzigingen. Om die reden is ervoor gekozen een Nota Parkeernormen door de raad te laten vaststellen.
In de nota zijn de parkeernormen opgenomen die de gemeente Leudal hanteert voor nieuwe bouwplannen en (her)ontwikkelingen. Onderscheid is gemaakt naar ontwikkelingen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Parkeernormen zijn nodig om een hoge parkeerdruk in openbaar gebied te voorkomen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De parkeernormen zijn niet bedoeld voor reeds bestaande bouwwerken en functies. Indien bestaande situaties worden gewijzigd of uitgebreid, dan kunnen deze parkeernormen wel worden toegepast. De parkeernorm geldt dan alleen voor het te wijzigen of uit te breiden deel.
Voor meer informatie wordt kortheidshalve verwezen naar de bij raadsbesluit van 5 juli 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 2 van de regels).
3.5.6 Nota Kwaliteit
In de 'Structuurvisie Leudal' is de 'Nota Kwaliteit' opgenomen. De laatste actualisatie van de Nota Kwaliteit dateert van 3 september 2013.
De Nota Kwaliteit bevat beleid over het kwaliteitsmenu en het groenfonds. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen, zoals bijvoorbeeld woningbouwplannen of uitbreiding van bedrijven komt nadat een planologische afweging is gemaakt of een bepaalde ontwikkeling aanvaardbaar is op een bepaalde locatie een kwaliteitsbijdrage in beeld. Het kwaliteitsmenu van de provincie (uitgewerkt in verschillende modules) geldt hierbij als een minimumvereiste.
Landschappelijke inpassing van de locatie van een initiatief vormt altijd een voorwaarde naast de kwaliteitsverbeterende maatregel of een bijdrage in het groenfonds. Gelet op het feit dat het plangebied in het buitengebied ligt (buiten de rode contour van Heythuysen), is de Nota Kwaliteit van toepassing op de nieuwe voorzieningen die ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden toegestaan. In het kader hiervan is daarom een landschappelijk inpasingsplan opgesteld, dat als bijlage bij de regels is opgenomen. Onderstaand is hiervan een uitsnede opgenomen. Voor het volledige landschappelijk inpassingsplan wordt verwezen naar Bijlage 3 bij de regels. In de regels is daarnaast een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee de realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt verankerd.
![]() |
Afbeelding 5. Weergave van het landschappelijk inpassingsplan. |
3.5.7 Beleid huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten
Op 13 oktober 2015 heeft de gemeenteraad van Leudal de kadernotitie 'Huisvestingarbeidsmigranten enoverige woonurgenten' vastgesteld.
Deze beleidsnota beschrijft de kaders en regels van de verschillende vormen van huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal en heeft tot doel het waarborgen van een kwalitatieve huisvesting voor deze mensen, passend in de omgeving.
In de nota worden de volgende groepen onderscheiden bij de huisvesting van arbeidsmigranten:
- 1. Short-stay (artikel 1.81):
arbeidsmigranten die hier niet langer dan 4 maanden aaneengesloten verblijven. - 2. Mid-stay (artikel 1.57):
arbeidsmigranten die hier 4 tot 9 maanden verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden. - 3. Long-stay:
arbeidsmigranten die zich hier permanent vestigen.
Naast arbeidsmigranten hebben ook overige woonurgenten, zoals gescheiden ouders, studenten, (alleenstaande) verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie naar de woningmarkt gaan, behoefte aan mid-stay huisvesting. Ook voor deze doelgroep zijn de beleidsregels relevant.
Middels de beleidsregels wil de gemeente sturen op een goede huisvesting voor arbeidsmigranten en overige woonurgenten. Uitgangspunt is dat de huisvesting op een goede ruimtelijke- en stedenbouwkundige wijze moet worden ingepast, zonder dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het (woon)karakter van de huisvestingslocatie. Daarbij moet steeds worden bedacht dat het gewenste eindbeeld niet per direct te realiseren is.
Per potentiële huisvestingslocatie zijn de beleidsregels beschreven:
- a. Huisvesting op bedrijventerreinen en bedrijfslocaties
- b. Huisvesting op agrarische bedrijven
- c. Huisvesting op campings en recreatieparken
- d. Huisvesting in (vrijkomende) bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen
- e. Huisvesting in reguliere woningen.
In dit bestemmingsplan is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan in de algemene afwijkingsregels een regeling opgenomen op basis waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in de vorm van kamerbewoning in:
- a. bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen;
- b. reguliere woningen, met dien verstande dat hier wel mid-stay huisvesting, maar géén short-stay huisvesting mogelijk kan worden gemaakt.
Overige vormen van huisvesting zijn naar verwachting niet aan de orde. Hiervoor is in dit bestemmingsplan daarom géén regeling opgenomen. Indien in de praktijk toch behoefte bestaat aan een andere vorm van huisvesting die past binnen het vastgestelde beleidskader, kan hieraan medewerking worden verleend middels een buitenplanse procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Overige Aspecten
4.1 Milieuaspecten
Middels dit bestemmingsplan worden in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Deze sluiten vanuit functioneel opzicht aan bij de reeds bestaande recreatieve voorzieningen. Voor het overige is sprake van het juridisch-planologisch verankeren van functies die op basis van het vigerende bestemmingsplan al toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund zijn.
In de navolgende subparagrafen is per milieuaspect een korte beschrijving opgenomen.
4.1.1 Bodem- en grondwaterkwaliteit
In het kader van de 'Wet ruimtelijke ordening' dient, in geval van bouwlocaties, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen.
Bij de daadwerkelijke invulling van nieuwe bouwmogelijkheden dient de kwaliteit van de bodem door middel van een bodemonderzoek, opgesteld volgens de daarvoor geldende normen, te worden onderzocht.
In dit bestemmingsplan worden slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor het plangebied geldt in de huidige situatie reeds de bestemming 'Wonen', waarbij diverse recreatieve voorzieningen aanwezig zijn. De beperkte toevoeging van recreatieve voorzieningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en het opnemen van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor het plangebied, leidt niet tot een wijziging naar een gevoeligere functie dan de reeds bestaande woonfunctie. Het uitvoeren van een bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
4.1.2 Externe veiligheid
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het 'Besluit externeveiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) en het 'Besluit externeveiligheidtransportroutes' (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daar-op. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het projectgebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan.
Risicovolle bedrijvigheid
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen.
Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Limburg, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de N279. Over deze weg vindt in beperkte mate transport van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 komt niet buiten de weg zelf. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de N279. Op basis van de risicokaart bedraagt de hoogte van het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied dient, ondanks het feit dat slechts in beperkte mate sprake is van nieuwe ontwikkelingen, toch het groepsrisico verantwoord te worden.
In het kader van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN) reeds gevraagd om advies uit te brengen. Het betreffende advies is als Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. In het voorliggende geval kan bij dit advies worden aangesloten. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 1.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting of transportroute voor gevaarlijke stoffen. Wel is sprake van ligging binnen het invloedsgebied van de N279. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar het advies van de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN), dat als Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen is. Externe veiligheidsaspecten leggen geen beperkingen op aan dit bestemmingsplan.
4.1.3 Geluid
Akoestisch onderzoek is noodzakelijk indien nieuwe directe geluidgevoelige ontwikkelingen worden toegestaan binnen de onderzoekszone van de wegen waarvoor een maximumsnelheid van 50 km-uur of meer geldt. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag aan de gevel van geluidsgevoelige objecten echter niet overschreden worden.
In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen. Het uitvoeren van onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai en/of industrielawaai is daarom niet noodzakelijk.
4.1.4 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in 'hoofdstuk 5van de Wet milieubeheer' (Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een plan leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een plan draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- d. een plan past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Dit bestemmingsplan maakt slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk met een zeer beperkte aanvullende verkeersaantrekkende werking. Er wordt dan ook geen significant gewijzigde invloed uitgeoefend op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Naast de effecten van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit, is het van belang om te bepalen of de heersende luchtkwaliteit afdoende is voor de beoogde functies. Volgens de NSL Monitoringstool bedraagt de concentratie PM10 in de nabijheid van het plangebied minder dan 35 µg/m³, de concentratie PM2,5 minder dan 20 µg/m³ en de concentratie NO2 minder dan 35 µg/m³. In de Wet milieubeheer bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2 40 µg/m³ en voor PM2,5 20 µg/m³. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in de huidige situatie voldoende wordt geacht. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
De luchtkwaliteit zal de komende jaren in Nederland naar verwachting nog verder verbeteren, onder meer door voortschrijdende technologie en bijvoorbeeld de toename van het aantal elektrische voertuigen. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen zoals opgenomen in de wet- en regelgeving. Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan er kortom geen belemmeringen.
4.1.5 Milieuzonering
In het kader van ruimtelijke plannen dient beschreven te worden op welke wijze de 'VNG-brochureBedrijven en milieuzonering' is toegepast (editie 2009). In deze VNG-brochure worden richtlijnen gehanteerd die een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing aangeven. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.
De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven. De richtafstandenlijsten gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijke te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Voor wat betreft de richtafstanden kan een onderscheid worden gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. In het voorliggende geval kan gelet op de verscheidenheid aan functies in de directe nabijheid (wonen, maatschappelijk, horeca, bedrijf en detailhandel) worden aangesloten bij de richtafstanden voor gemengd gebied. De richtafstanden gelden van de grens van de inrichting tot aan de dichtstbij gelegen milieugevoelige functie, voor zover aanwezig of toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan en op basis van vergunningvrij bouwen.
Milieucategorie | Richtafstand tot gevoelige functies in een rustige woonwijk | Richtafstand tot gevoelige functies in gemengd gebied |
1 | 10 meter | 0 meter |
2 | 30 meter | 10 meter |
3.1 | 50 meter | 30 meter |
Op grond van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor de categorie 'kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken), binnen de hoofdgroep 'Logies, maaltijden- en drankenverstrekking' milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter tot aan milieugevoelige functies binnen het gebiedstype 'gemengd gebied'. De milieucategorie 3.1 is echter meer bedoeld voor grootschaligere verblijfsrecreatieve voorzieningen met bijvoorbeeld ook diverse bijbehorende centrale voorzieningen zoals een centrale horecavoorziening.
Gelet op de aard, beperkte omvang en beperkte intensiteit van het gebruik dat op Buitengoed de Gaard plaatsvindt, is in dit geval milieucategorie 1 meer van toepassing, overeenkomstig de categorie 'hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra' van de richtafstandenlijst. Hierbij dient te worden opgemerkt dat Buitengoed De Gaard eigenlijk nog kleinschaliger is. Op het terrein zijn bijvoorbeeld ook géén horecavoorzieningen of andere centrale voorzieningen aanwezig zoals bij bijvoorbeeld een vakantiepark of hotel veelal wel het geval is. Voor een inrichting van milieucategorie 1 geldt binnen het gebiedstype gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. Binnen een gemengd gebied kunnen woningen en dergelijke (kleinschalige) voorzieningen kortom prima naast elkaar bestaan. Vanuit de ligging ten opzichte van omliggende milieugevoelige functies, bestaan er voor een inrichting van milieucategorie 1 geen belemmeringen. Het woon- en leefklimaat van omliggende woningen wordt niet onevenredig aangetast en evenmin worden omwonenden in eventuele uitbreidingsmogelijkheden beperkt.
Tot slot is op de gronden ten oosten van 'Buitengoed de Gaard' sprake van blauwe bessenteelt. In het kader van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' wordt bessenteelt geschaard onder 'akkerbouw en fruitteelt' en milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en een richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied. In het voorliggende geval is sprake van gemengd gebied, waardoor in principe dient te worden uitgegaan van een richtafstand van 10 meter. Gelet op de tussenliggende afstand tussen het agrarisch bedrijf en de verblijfsaccommodaties van meer dan 50 meter, wordt ruimschoots voldaan aan deze richtafstand, ook indien getoetst zou worden aan het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat ter hoogte van de verblijfsaccommodaties gegarandeerd en vormt de voorgenomen ontwikkeling geen beperking voor de bedrijfsvoering van het bessenteeltbedrijf.
In het voorliggende geval worden in verband met vorstbestrijding incidenteel windmachines gebruikt, waarbij de geluidnormen overschreden mogen worden. Ten aanzien hiervan geldt dat er reeds reguliere woningen dichter bij het bedrijf / de akkers gelegen zijn dan de verblijfsaccommodaties van 'Buitengoed de Gaard'. Deze reguliere woningen vormen daarmee de maatgevende (en meest beperkende) factor voor het agrarisch bedrijf. Het voorliggende bestemmingsplan vormt kortom geen beperking voor de bedrijfsvoering.
Volledigheidshalve dient hierbij te worden opgemerkt dat recreatiewoningen in het kader van de Wet geluidhinder geen geluidgevoelige functie vormen. Vanuit het wettelijk kader bestaan er voor wat betreft het aspect geluid kortom geen belemmeringen voor de bedrijfsactiviteiten bij het bessenteeltbedrijf in relatie tot de recreatiewoningen. Dit betekent echter niet dat recreatiewoningen in het geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden beargumenteerd dat ook aan recreatiewoningen een zekere mate van bescherming tegen geluidhinder dient te worden toegekend. Gelet op het voorgaande en het feit dat het gebruik van de vakantiewoningen hoofdzakelijk in het hoogseizoen plaatsvindt, tussen april en oktober, gedurende welke periode slechts in zeer beperkte mate nachtvorst te verwachten is en de windmachines dus slechts incidenteel in gebruik zullen zijn, geldt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter hoogte van de recreatiewoningen.
Kort samengevat kan worden geconcludeerd dat 'Buitengoed de Gaard' met bijbehorende voorzieningen vanuit het oogpunt van milieuzonering inpasbaar wordt geacht. Het woon- en leefklimaat van omliggende woningen wordt niet onevenredig aangetast en evenmin worden omliggende functies in hun functioneren beperkt, er worden immers binnen de richtafstand van omliggende functies geen nieuwe milieugevoelige functies toegestaan binnen het plangebied.
4.1.6 M.e.r.-beoordeling
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden, waarin een nieuwe procedure voor de m.e.r.-beoordeling opgenomen is. Deze procedure geldt voor iedere activiteit die is opgenomen op de D-lijst, ongeacht of de activiteit onder of boven de drempelwaarde van de D-lijst valt.
Het project kan vallen onder onderdeel D (10): “de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen”. In het voorliggende geval is echter slechts sprake van een zeer beperkte uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen op een reeds vele jaren als zodanig in gebruik zijnd terrein. Een dergelijk kleinschalig initiatief op een relatief grote afstand van Natura 2000-gebieden, betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Verder is in de overige paragrafen in dit hoofdstuk aangetoond dat de ontwikkeling geen significante invloed heeft op de omgeving. In het kader van de ontwikkeling hoeft daarom geen milieueffectrapport te worden opgesteld en hoeft ook geen verdere m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen.
4.2 Waterparagraaf
Middels het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt. Voor de diverse voorzieningen die ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden toegevoegd, geldt dat het hemelwater ter plaatse in de bodem kan infiltreren. Voor wat betreft het afvalwater wordt gebruik gemaakt van de reeds bestaande voorzieningen. Het bestemmingsplan heeft kortom geen nadelige consequenties voor de waterhuishouding binnen het plangebied.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Archeologische waarden
Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen nadelige consequenties voor behoud van archeologische waarden. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4 en Waarde -Archeologie 5 blijven gehandhaafd. Indien in de toekomst nieuwe bebouwde functies worden voorzien, waarbij sprake is van bodemverstorende activiteiten, dan wordt bij de omgevingsvergunningaanvraag aan de genoemde dubbelbestemmingen getoetst.
4.3.2 Cultuurhistorische waarden
Volgens artikel 3.1.6, lid 5 van het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' dient de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
De bestaande woning op het adres Walk 6 is een rijksmonument. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' opgenomen, waarmee de wettelijk reeds bestaande bescherming transparant is gemaakt.
4.4 Verkeer En Parkeren
4.4.1 Verkeer
Het voorliggende bestemmingsplan en de daarbinnen toegestane functies leiden tot een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. Deze beperkte toename is zonder problemen op de omliggende wegenstructuur te verwerken. Dit bestemmingsplan heeft kortom geen nadelige consequenties voor de verkeersafwikkeling in de kern Heythuysen.
4.4.2 Parkeren
Voor de functies binnen het plangebied geldt dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de gemeentelijke Nota Parkeernormen 2016 (of diens opvolger). Op basis van de Nota Parkeernormen 2016, geldt dat indien wordt uitgegaan van de categorie 'camping/kampeerterrein' een parkeernorm geldt van 1,3 parkeerplaatsen per standplaats. Dit betekent dat voor de vier recreatiewoningen en de bed & breakfastvoorziening in totaal in 6,5 parkeerplaatsen dient te worden voorzien. Voor de woning zelf geldt daarnaast dat op eigen terrein 2,6 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn. In totaal betekent dit dat er 9 parkeerplaatsen beschikbaar dienen te zijn.
In z'n totaliteit beschikt men over voldoende parkeergelegenheid. Aan de voorzijde van het terrein zijn enkele openbare parkeerplaatsen aanwezig en verder is op eigen terrein meer dan voldoende ruimte om voor zowel de bewoners als de (verblijfsrecreatieve) bezoekers in parkeerruimte te voorzien.
In de Overige regels is in artikel 12.1 vastgelegd dat bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen (nieuwe ontwikkelingen) en/of voor functiewijziging geldt dat moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 2 van regels), vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juli 2016. Dit geldt niet indien sprake is van verbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen en/of functiewijziging waardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt. Bij uitbreiding of veranderen van functie geldt de nota wel, maar niet voor het deel dat er al was en blijft bestaan/niet verandert.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planonderdelen
Het bestemmingsplan 'Walk 6' is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn conform de RO-standaarden 2012 onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden de diverse bepalingen artikelsgewijs besproken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting heeft géén bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan evenals bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld conform het gemeentelijk Handboek, de landelijke richtlijn 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De regels zijn overwegend afgestemd op de regels van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.
5.2 Opzet Regels
5.2.1 Inleidende regels
5.2.2 Bestemmingsregels
5.2.3 Algemene regels
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden (afdeling 6.4). In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.
De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
- de bouw van een of meerdere woningen;
- de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m²;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw bouwplan mogelijk als bedoeld in het Bro. Er is zodoende geen sprake van een bouwplan met een afdwingbaar kostenverhaal. Het opstellen van een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is dan ook niet noodzakelijk.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De facultatieve inspraakmogelijkheid is overgeslagen. Het plan is direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures. Het bestemmingsplan maakt slechts in beperkte mate nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen mogelijk in aanvulling op de reeds bestaande voorzieningen.
Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan hebben burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
De communicatie met betrekking tot het ontwerp bestemmingsplan vindt via de geijkte kanalen plaats. Naast de wettelijke publicatie van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan wordt hieraan tevens aandacht besteed op de gemeentelijke website en via lokaal verschijnende huis aan huis bladen. Verdere worden zo veel als mogelijk direct belanghebbenden actief geïnformeerd over de herziening van het bestemmingsplan.
Wel hebben de initiatiefnemers vooruitlopend op de bestemmingsplanprocedure met de direct omwonenden een omgevingsdialoog gevoerd. Het verslag hiervan is aan de gemeente overhandigd. Omwille van privacy redenen is dit verslag niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
6.3 Procedure
6.3.1 Wettelijke procedure
De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) start met het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.
De procedure ziet er als volgt uit:
- Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan volgens artikel 3.8 Wro;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad na 12 weken;
- Algemene bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, 6 weken na vaststelling, tenzij gedeputeerde staten ermee instemmen dat die termijn van 6 weken niet hoeft te worden aangehouden;
- Mogelijkheid tot beroep voor belanghebbenden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.3.2 Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020, gedurende een periode van zes weken, ter inzage gelegen. De publicatie van deze terinzagelegging heeft plaatsgehad in de Staatscourant, het gemeenteblad en Via Leudal. Tevens was het ontwerp bestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende de termijn van terinzagelegging digitaal raadpleegbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een analoge versie kon bij de publieksbalie van het gemeentehuis worden ingezien.
Eenieder is in de gelegenheid gesteld gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en/of mondeling een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan in te brengen. In totaal zijn er ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan drie zienswijzen ingediend. Voor meer informatie over de inhoud van de zienswijzen en het gemeentelijk standpunt ten aanzien daarvan, wordt verwezen naar de als Bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen 'Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.
In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.
In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering. Als hieraan niet wordt voldaan kunnen burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.
Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.
Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen
Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Advies Veiligheidsregio Limburg-noord
Bijlage 1 Advies Veiligheidsregio Limburg-Noord
Bijlage 2 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 2 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen