Thoorderstraat Grathem
Uitwerkingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 18-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het uitwerkingsplan 'Thoorderstraat Grathem' met identificatienummer NL.IMRO.1640.UP18GrThoorderstr-VG01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.6 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.8 bebouwd oppervlak
de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.
1.9 bebouwde kom
het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bed & breakfast
een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.
Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook lid 2.6, Wijze vanmeten) en lid 8.2, Bed & breakfast).
1.12 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.13 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.14 beperkt kwetsbare objecten
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
- i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.15 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.16 bestaand
- a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen; - b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.27 carport
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.
1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 goed woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
1.31 hoofdgebouw(en)
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.32 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan
1.33 huisvesting arbeidsmigranten
bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden
1.34 kamerbewoning
het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies
1.35 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.36 kwaliteitsmenu
het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de ''Nota Kwaliteit''.
1.37 kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.38 mid-stay huisvesting
huisvesting van woonurgente groepen, waaronder arbeidsmigranten, die langer dan 4 maanden maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, in de gemeente verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.
1.39 Nota kwaliteit
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als Bijlage 4 Nota kwaliteit Leudal bij deze regels.
1.40 nultredenwoning
een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning
1.41 omgevingsvergunning
een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.
1.42 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.43 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.44 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.45 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.46 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
1.47 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.48 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.49 peil
- a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.50 perceel
het bouwperceel.
1.51 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.52 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.53 ruimtelijk niet relevant evenement
activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:
- a. privéfeesten;
- b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
- c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
- d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
- e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
- f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
- g. rommelmarkten, vlooienmartken, kofferbakmarkten e.d.;
- h. bioscoopvoorstellingen;
- i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
- j. kansspelen;
- k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);
of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:
- a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
- b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
- c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
- d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- e. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- f. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.54 ruimtelijk relevant evenement
een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandige voordoet (n):
- a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
- 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
- 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
- b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
- c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij de locatie waar het evenement wordt gehouden;
- d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24.00 uur;
- f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.55 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- e. een sekswinkel.
1.56 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.57 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.58 voldoende parkeergelegenheid
er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de ''Nota Parkeernormen 2016'', waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 11.1).
1.59 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.60 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.61 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
1.62 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.63 vrijstaand geschakelde woningen
minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is gebouwd aansluitend aan de zijgevel van een hoofdgebouw op een aangrenzend perceel, danwel aan de zijgevel van een bijbehorend bouwwerk op een aangrenzend perceel
1.64 vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.65 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.66 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.67 wet/wettelijke wegelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.
1.68 winkelvloeroppervlak (wvo)
het oppervlak van een winkel(pand) dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, zijnde het bruto-vloeroppervlak (bvo) minus kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte, verwerkingsruimte en dergelijke. De afrekenruimte (kassa's e.d.) wordt wel meegeteld bij het wvo.
1.69 wonen
De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.
1.70 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.71 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.72 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening
De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:
- a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
- b. een trapgat of vide;
- c. een liftschacht.
2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wonen met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
- 2. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
- 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.3;
- 4. uitoefening van
- een bedrijf aan huis;
- een beroep aan huis;
- 1. wonen met dien verstande dat:
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 11.2.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
(terug naar begin van artikel 3 - Wonen)
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. ter waarborging van de externe veiligheid;
- f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 11.2.
4.2 Bouwregels
- a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
- 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
- b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
- 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
- 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
- d. Indien uit het in lid 4.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
- f. Indien lid 4.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
6.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
6.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
- c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
- e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
8.2 Bed & breakfast
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
- c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
- e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
- i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
- j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
- k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
8.3 Bedrijf aan huis
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
- a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van BedrijfsactiviteitenKernen', dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,
met dien verstande dat:
- c. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- d. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- h. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
- i. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.
8.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties, met dien verstande dat:
- a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
- b. uitsluitend bijbehorende bouwwwerken zijn toegestaan in de vorm van een uitbreiding van een woning en aangebouwd aan de woning. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
- c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
- d. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
- e. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
- f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
- h. slechts een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd;
- i. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- j. de uitbreiding geen belemmering mag opleveren voor omliggende woningen en/of bedrijven.
8.5 Energieopwekking
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 voor de realisatie van kleinschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
- a. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
- b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- c. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
8.6 Kamerbewoning
8.7 Ruimtelijk relevante evenementen
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:
- a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
- 1. verkeersveiligheid;
- 2. parkeren;
- 3. geluidhinder.
8.8 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten Kernen' (Bijlage 3 Lijst van BedrijfsactiviteitenKernen), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.
9.2 Vervallen onbenutte bouwtitels
9.3 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
- e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
- g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
- j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeren
- a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
- b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
- 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen Leudal 2016 ( Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016 van de regels), en indien de 'Nota ParkeernormenLeudal 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
- c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
- d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.
11.2 Verhouding tussen bestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Thoorderstraat Grathem'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Reden Voor Uitwerkingsplan
Aan het perceel gelegen aan de Thoorderstraat in Grathem, kadastraal bekend als gemeente Heythuysen, sectie W, nr. 174, bestaat het voornemen om één woning te realiseren. In het op 14 november 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is voor het plangebied aan de Thoorderstraat de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen, aangezien destijds de ontwikkeling nog niet voldoende uitgekristalliseerd was. Met het opnemen van een uit te werken bestemming, bestaat er voor het college van burgemeester en wethouders een uitwerkingsplicht om binnen de planperiode van het moederplan, een uitwerkingsplan op te stellen. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
1.2 Ligging En Grens Van Het Plangebied
Het plangebied, waarvan de globale ligging is weergegeven op de onderstaande topografische kaart (afbeelding 1) en de exacte begrenzing is af te lezen uit afbeelding 2 ligt in ten zuiden van het dorp Grathem aan de Thoorderstraat.
![]() |
Afbeelding 1. Topografische kaart kern Grathem, met aanduiding globale ligging plangebied (rode pijl). |
![]() |
Afbeelding 2. Begrenzing plangebied rood omlijnd. |
1.3 Vigerend Juridisch-planologisch Kader
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' met de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Tevens geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
![]() |
Afbeelding 3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' |
In artikel 24 is aangegeven dat burgemeester en wethouders de bestemming met inachtneming van de volgende regels uitwerken:
- a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
- c. de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
- e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
- f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
- g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
- h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
- j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
- l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
- m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
- n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.
- o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').
Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
- Voor de onderdelen a, d en e geldt dat deze als voorwaarde worden opgenomen op de verbeelding van dit uitwerkingsplan.
- Voor de onderdelen b,c en f t/m n geldt dat deze zijn getoetst in hoofdstuk 3, 3 en 4 van deze toelichting. Voor wat betreft de toetsing aan de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' geldt dat de kwantitatieve toetsing reeds heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Hierin is aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie. Deze situatie is ongewijzigd. Uit hoofdstuk 3 komt naar voren dat, mede door het aantal te realiseren woningen en de situering van de voorgevelrooilijn van de woningen sprake is van een goede stedenbouwkundige situatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hoofdstuk 4 laat zien dat sprake is van een goede milieuhygienische situatie en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bovendien worden de belangen in de omgeving niet onevenredig aangetast. Dit is gewaarborgd middels het opnemen van het landschappelijk inpassingsplan in de regels.Tot slot zal er worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
- Voor onderdeel o geldt ten slotte dat de toepasselijke onderdelen van de Woonbestemming uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit uitwerkingsplan is als volgt opgebouwd:
De hoofdlijnen van beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente zijn beschreven in hoofdstuk 2. Het plangebied is beschreven in hoofdstuk 3, onder meer aan de hand van functionele en ruimtelijke aspecten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Het juridisch kader komt naar voren in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 7 is aangegeven hoe wordt gehandhaafd op dit plan. Tot slot volgt in hoofdstuk 8 een beschrijving van de gevoerde communicatie.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijks-, Provinciaal En Regionaal Beleid
De beleidskaders van het rijksbeleid, provinciaal beleid en van het regionaal beleid zijn reeds weergegeven in de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In het kader van deze toelichting wordt alleen vermeld dat met de bouw van één woning binnen de bestaande kern geen belangen van het Rijk, de provincie of van de regio in het geding zijn. Het initiatief wordt als passend binnen het beleid van deze overheidsinstanties beschouwd. Ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat sprake is van de realisatie van slechts één woning, waarmee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.
2.2 Gemeentelijk Beleid
Omdat sprake is van een ontwikkeling waarvoor in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' reeds een uit te werken woonbestemming is opgenomen, heeft ook de beleidsmatige onderbouwing reeds in dat bestemmingsplan plaatsgevonden. Het initiatief past dan ook binnen het gemeentelijk (woningbouw)beleid en de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse verschillende gemeentelijke beleidsstukken wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.
Hoofdstuk 3 Gebiedsprofiel En Projectprofiel
3.1 Gebiedsbeschrijving
Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Grathem en aan de oostzijde van de Thoorderstraat. Het plangebied zelf bestaan in de huidige situatie uit grasland met enkele fruitbomen. Daarnaast staat er een klein tuinhuisje in het plangebied. In de directe omgeving zijn met name woningen en agrarische gronden gelegen.
![]() |
Afbeelding 4. Luchtfoto plangebied (rood omlijnd) en directe omgeving. |
3.2 Beschrijving Ontwikkeling
Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt de realisatie van maximaal één grondgebonden vrijstaande woning mogelijk gemaakt. De woning zal op het noordelijke helft van het plangebied worden gerealiseerd en met de voorzijde gericht aan de Thoorderstraat. Het tuinhuisje zal op termijn worden verwijderd (nadat de nieuw te bouwen woning gereed is)
De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt respectievelijk 7 en 10 meter. De woningen dienen te worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling minimaal 20º en maximaal 50° bedraagt. Het één en ander is als zodanig in de regels en op de verbeelding opgenomen.
Landschappelijke inpassing
Ten behoeve van de inpassing van de nieuwe woning in het plangebied is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld1 . Het volledig inpassingsplan is als Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan aan de planregels toegevoegd.
Vanwege de ligging aan de rand van de kern Grathem is een goede landschappelijke inpassing belangrijk, waarbij aandacht besteed dient te worden aan de overgang naar het landschap en het aanzicht van de dorpsrand. In de huidige situatie zijn verschillende landschapselementen aanwezig die goed passen in de omgeving van het plangebied. Het behoud van deze bestaande landschapselementen is momenteel niet geborgd. Door deze vast te leggen in de landschappelijke inpassing wordt verzekerd dat deze elementen behouden blijven en het initiatief voor de bouw van een woning op een goede manier in het landschap ingepast zal worden met reeds bestaande landschapselementen. Door het opnemen van het landschappelijk inpassingsplan in de regels is gewaarborgd dat de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig zullen worden aangetast
![]() |
Afbeelding 5. Tekening landschappelijke inpassing Thoorderstraat |
- 1. Landschappelijke inpassing Thoorderstraat gemeente Leudal, BRO d.d. 24 mei 2018, projectnr. P00313
3.3 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
3.3.1 Cultuurhistorische waarden en monumenten
Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale elementen en/of gebouwen aanwezig waarop als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling een negatieve invloed zal worden uitgeoefend.
3.3.2 Archeologische waarden
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem en de wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen.
In het geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is het plangebied gelegen in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Binnen dit gebied is archeologisch onderzoek nodig indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m2. Het plangebied heeft een oppervlakte van 2.477 m². Blijkens ontvangen informatie van de gemeente wordt echter niet uitgegaan van de oppervlakte van het perceel, maar van de concreet te verwachten oppervlakte bodemverstoring. Die bestaat in dit geval uit de oppervlakte bebouwing (woning en bijgebouwen), verhardingen zoals inrit en terrassen en eventuele andere bodemingrepen, zoals een eventuele vijver. Deze oppervlakte is minder dan 1.000 m², derhalve is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet verplicht.
3.4 Verkeer En Parkeren
Verkeer
Als gevolg van de realisatie van de woning zal geen noemenswaardige toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen op de Thoorderstraat en de omliggende wegen. Zowel de Thoorderstraat als de omliggende wegen kunnen deze beperkte toename goed verwerken. Nadere verkeersmaatregelen zijn niet noodzakelijk.
Parkeren
De 'Nota Parkeernormen Leudal 2016' geeft aan dat per vrijstaande koopwoning in de zone 'rest bebouwde kom' van een weinig stedelijk gebied, 2,7 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Op eigen terrein zijn voldoende mogelijkheden om deze parkeercapaciteit te realiseren, waarmee wordt voldaan aan de parkeernorm. De parkeernorm is vastgelegd in dde regels van dit uitwerkingsplan (artikel 11.1) en de nota parkeernormen is als Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016 bij de planregels gevoegd.
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
Bij het opstellen van een uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op functies in het plangebied. Daarnaast kunnen ook functies binnen het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.
4.1 Bodem
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de aanwezige functies. In opdracht van BRO heeft Aeres Milieu B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie2 . Dit bodemonderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de NEN 5740. Het verkennend bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek naar de historie en bodemgesteldheid van de onderzoekslocatie en aanvullend hierop een bodemonderzoek op het perceel. Onderstaand worden de conclusies hieruit weergegeven. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de rapportage die als Bijlage 3 Infiltratieonderzoek bij deze toelichting is gevoegd.
Uit de analyseresultaten blijkt dat in zowel de bovengrond als de ondergrond geen verhoogde gehalten gemeten zijn ten opzichte van de achtergrondwaarde. Het freatisch grondwater is niet aangetroffen binnen 5,5 m-mv. en derhalve niet onderzocht. De resultaten van dit bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
- 2. Verkennend bodemonderzoek Thoorderstraat te Grathem, Aeres Milieu BV d.d. 26 juni 2018, projectnr. AM 18269
4.2 Externe Veiligheid
Achtergrond
Een woning is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een kwetsbaar object. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico's te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen hiervoor staan beschreven in het Bevi.
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het projectgebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
![]() |
Uitsnede risicokaart IPO met ligging plangebied (blauw omcirkeld) |
Risicovolle bedrijvigheid
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat er op een afstand van circa 350 meter tot het plangebied een bovengrondse propaantank behorend bij de inrichting Hotel Restaurant ''de Kanteneer'' is gelegen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 betreft 20 meter.Gelet op de afstand vormt de inrichting derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Limburg, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Op een afstand van circa 270 meter is de Napoleonsweg Noord/N273 gelegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op basis van de risicokaart geldt voor de N273 ter plaatse van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmeringen voor het beoogde initiatief. Verder is op basis van de risicokaart sprake van een zeer laag groepsrisico, kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
Aangezien als gevolg van dit uitwerkingsplan geen significante invloed wordt uitgeoefend op het groepsrisico, levert de ligging ten opzichte van de weg geen directe belemmeringen op. Op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt, dient in verband met de ligging binnen het invloedgebied wel een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Op basis van artikel 8, lid 2, onderdeel b van het Bevt kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico
Zoals reeds beschreven is voor de N273 een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Bij een dergelijke verantwoording dient op basis van artikel 7 en 8 van het Bevt aandacht besteed te worden aan de volgende items:
- De mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
- De mogelijkheden van personen binnen het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid).
In de onderstaande tabel is deze beperkte verantwoording weergegeven:
Aspect | Verantwoording |
De mogelijkheden ter voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. | Voor wat betreft de weg bestaan er met name risico's in verband met ongelukken: - met brandbare vloeistoffen; - met brandbaar gas (BLEVE); - met giftige gassen en vloeistoffen (toxisch scenario). De kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen binnen het plangebied is zeer klein. Er bestaan geen feitelijke mogelijkheden om middels dit bestemmingsplan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp direct te beïnvloeden. De bestrijding vindt voor zover mogelijk plaats bij de risicobron. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het plangebied bij eventuele calamiteiten over het algemeen goed bereikbaar is voor de hulpdiensten. |
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op de weg een ramp voordoet (zelfredzaamheid). | Bij het beschrijven van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid is het van belang om in te gaan op de verschillende soorten calamiteiten, zijnde calamiteiten: - met brandbare vloeistoffen; - met brandbaar gas (BLEVE); - met giftige gassen en vloeistoffen (toxisch scenario). Indien bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen personen betrokken zijn, dienen zij zich in veiligheid te brengen door zich van de bron af te wenden. Hierbij dient de hulpverlening de risicocommunicatie in te zetten ter bevordering van het juiste zelfreddende gedrag. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid bij een BLEVE bestaan met name uit vluchten en in tweede instantie uit schuilen in combinatie met het sluiten van ramen en deuren. Voor het vluchten geldt dat dit bij voorkeur tot buiten het directe invloedsgebied dient plaats te vinden. De functies binnen het plangebied zijn goed ontsloten en er zijn vluchtroutes in meerdere richtingen aanwezig. Voor blootstelling aan een toxische gaswolk (het bepalende scenario), biedt “schuilen” in combinatie met het sluiten van ramen en deuren de eerste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelingsinstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met één druk op de knop uit te schakelen. Vluchten is een andere wijze van zelfredzaamheid bij een toxische gaswolk. De functies binnen het plangebied zijn over het algemeen goed ontsloten en er zijn meestal vluchtroutes in meerdere richtingen aanwezig. Van belang is verder dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding en mogelijk in de toekomst via NL-alert. Verder informeert de veiligheidsregio c.q. gemeente haar inwoners over de handelingsstrategie bij calamiteiten. |
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en over het water
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen of waterwegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan gelet op de ligging nabij de N273.
4.3 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door BRO is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd3 . Onderstaand wordt kort ingegaan op de conclusies van de quickscan. Voor meer informatie wordt verwezen naar de volledige rapportage die als Bijlage 2Quickscan flora en fauna is toegevoegd.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, “Grensmaas”, bevindt zich op circa 4 kilometer afstand ten zuiden van het projectgebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toename van geluid, licht of depositie van stikstof. Mede gezien de afstand tot het plangebied zijn externe effecten als licht en geluid uitgesloten. Daar de voorgenomen ontwikkeling de realisatie van 1 woning betreft tussen bestaande vrijstaande woningen, is een significante toename aan stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied redelijkerwijs uitgesloten. Vervolgonderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.Het plangebied is niet gelegen binnen de goudgroene natuurzone. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de goudgroene natuurzone ligt ongeveer 150 meter ten noorden van het plangebied. Gezien de aard van de voorgenomen plannen zullen de omgevingscondities redelijkerwijs gelijk blijven, waardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van de huidige staat van de goudgroene natuurzone niet worden aangetast. Vervolgonderzoek in het kader van de goudgroene natuurzone wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Daarnaast ligt het plan niet binnen of in de buurt van de zilvergroene natuurzone of bronsgroene landschapszone.
Soortenbescherming
Bij uitvoering van de plannen gaan geen nestlocaties van soorten met een jaarrond beschermde status verloren. Bij het verwijderen van het opgaand groen kunnen wel nesten verloren gaan die niet jaarrond zijn beschermd. Voor de betreffende vogelsoorten geldt dat, indien het verwijderen van opgaand groen buiten het broedseizoen wordt uitgevoerd, er redelijkerwijs geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. In de Wet natuurbescherming wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Bij twijfel over de aan/afwezigheid van een verlaat broedgeval (bijvoorbeeld van een houtduif) dient een controle hieromtrent zekerheid te bieden. De voorgenomen plannen zullen geen afname van essentieel broedhabitat veroorzaken van een vogelsoort, inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van lokale populaties is dan ook uitgesloten. Het plangebied bevat geen potentiele vaste- rustverblijfplaatsen. Bij uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling zal er geen sprake zijn van aantasting van vaste rust- of verblijfplaatsen, vliegroutes of (essentieel) foerageerhabitat voor vleermuizen.Met de ontwikkeling binnen het plangebied gaat geen (essentieel) leefgebied van een grondgebonden zoogdiersoort verloren. Inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van lokale populaties van soorten is niet aan de orde. In het kader van de zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor (incidenteel) aanwezige individuen. Negatieve effecten op reptielen zijn op voorhand uitgesloten. De voorgenomen plannen zullen geen afname van geschikt essentieel habitat van een amfibieënsoort veroorzaken, inbreuk op de gunstige staat van instandhouding van populaties is dan ook uitgesloten. In het kader van de algemene zorgplicht is het wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor eventueel passerende individuen. Negatieve effecten op beschermde vissen zijn op voorhand uitgesloten. Negatieve effecten voor beschermde ongewervelde soorten zijn op voorhand uitgesloten. Negatieve effecten voor beschermde vaatplanten worden op voorhand uitgesloten.
Conclusie
Op basis van onderhavige quickscan wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soort-groepen of effecten op beschermde gebieden niet noodzakelijk geacht. Evenmin is er sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepa-lingen in de Wet natuurbescherming ten aanzien van soorten dan wel een vergunningsaanvraag in het kader van gebiedsbescherming. Het onderdeel houtopstanden is bij dit plan niet aan de orde. Gelet op de potentiele ecologische waarden kan het voorgenomen plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht te worden genomen:
- Ten aanzien van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs te voorkomen, het verwijderen van nestgelegenheid buiten het broed-seizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten.
- Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te wor-den genomen.
Aanbevelingen
De te slopen bebouwing biedt in de huidige situatie geen vaste nest- en verblijfsmogelijkheden voor huismus en vleermuizen, terwijl de ligging en omgeving van het plangebied zich hier wel voor lenen. In het kader van natuurinclusief bouwen en ondernemen kan met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het weglaten/verplaatsen van vogelschroot, plaatsen van nestkasten of inbouwen van neststenen, het plaatsen/inbouwen van vleermuiskasten en/of door de dakranden/spouwmuren toegankelijk te maken, de nieuwbouw wel fungeren als nest- en/of verblijfplaats voor huismussen en/of vleermuizen. Gelet op het steeds verder verdwijnen van broed- en verblijfsgelegenheid kunnen relatief eenvoudige maatregelen een positief bijdragen leven aan lokale populaties. Indien wenselijk kan BRO hieromtrent vrijblijvend adviseren.
- 3. Quickscan flora en fauna 'Thoorderstraat' te Grathem, BRO d.d. 23 mei 2018, projectnr. P00313
4.4 Luchtkwaliteit
Als een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van een initiatief. De normen hiervoor staan beschreven in de Wet milieubeheer en in het besluit NIBM. Een ontwikkeling van niet meer dan 1.500 woningen met 1 ontsluitingsweg is aangemerkt als NIBM. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt slechts één woning mogelijk gemaakt, waarmee het plan ruim onder de norm van 1.500 woningen blijft. Luchtkwaliteitseisen werken dan ook niet belemmerend voor het plan.
4.5 Water
In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in voorliggend plan rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer.
Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het gezamenlijke Waterbeheersplan 2016-2021 van waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), het Provinciaal Waterplan 2016-2021, het Nationaal Waterplan, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Kenmerken van het watersysteem
De kenmerken van het watersysteem, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het gebied aanwezig zijn. De belangrijkste zijn: grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en afvalwater.
Grondwater en oppervlaktewater
In of nabij het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen waarmee rekening gehouden dient te worden. Blijkens het POL2014 is het plangebied niet gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk III. Aangezien geen diepe boringen voorzien zijn, vormt dit geen belemmering.
Afvalwater
Het afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.
Hemelwater
Door Aeres Milieu BV is een infiltratieonderzoek uitgevoerd4 . Hieruit is gebleken dat de in het veld gemeten infiltratiesnelheid voldoende is om het hemelwater af te voeren naar de bodem. Onderstaand zijn de conclusies hieruit weergegeven. Voor de volledigheid wordt verwezen naar het onderzoek wat als Bijlage 3 Infiltratieonderzoek bij dit uitwerkingsplan is opgenomen.
Het maaiveld ter plaatse is oplopend vanaf de Thoorderstraat (circa 29,7 meter +NAP) naar het (zuid)oosten (ca. 30,3 meter +NAP). Ter plaatse is een humeuze toplaag van 0,5-1,0 meter aanwezig. Hieronder is een (zeer) fijn, zwak tot matig siltige zandlaag aanwezig.
Gezien de huidige hoogteligging heeft de inrichting van een hemelwatervoorziening nabij de Thoorderstraat de voorkeur. Vooraan op het perceel (meetpunt B) is een matige infiltratiesnelheid aangetoond waardoor een infiltratievoorzienig ter plaatse mogelijk is (>0,5 meter per dag). De diepere ondergrond is oostelijk als slecht doorlatend beoordeeld.
Afkoppeling is eenvoudig realiseerbaar en verplicht bij nieuwbouw. Aan de (milieuhygiënische) randvoorwaarden kan worden voldaan (zie ook de overige randvoorwaarden in hoofdstuk 4). De afstromende neerslag zal naar verwachting niet vervuild zijn. Deze neerslag kan rechtstreeks afstromen naar de nieuw aan te leggen hemelwatervoorziening. Hergebruik van hemelwater kan overwogen worden voor bijvoorbeeld het besproeien van de tuin (als aanvulling).
Gezien de afwezigheid van oppervlaktewater nabij het plangebied dient een bovengrondse noodoverlaat naar het gemeentelijk stelsel voorzien te worden. Een overloop op eigen terrein is ook toegestaan als in de voorziening dan een dynamische buffer/waakhoogte van 0,5 meter boven de retentie van een bui van 50 mm aanwezig is (totale retentie van 84 mm voor het totaal verhard oppervlak).
Ter plaatse dient minimaal 50 mm hemelwater geborgen kunnen worden in een hemelwatervoorziening. Voor het woonperceel is het toekomstig verhard oppervlak (dak en overig verhard) ingeschat op ca. 650 m2. De infiltratievoorziening dient hiervoor ca. 32,5 m3 groot te zijn. Op het perceel is voldoende ruimte aanwezig om dit in te passen. Bovendien is sprake van een worst-case scenario voor wat betreft de oppervlakte nieuwe bebouwing en verharding. De initiatiefnemers willen namelijk alle paden en de oprit uitvoeren met waterdoorlatende halfverharding. Daarmee zal hooguit de helft van het genoemde oppervlak volledig verhard zijn en kan om die reden ook worden volstaan met een vergingsvoorziening van ca. 17 m³.
Opgemerkt wordt dat dit een gemiddelde inschatting betreft. Het uiteindelijk verhard oppervlak kan afwijken door de eigen wensen, bouweisen en het eventueel gebruik van een halfverharding of waterpasserende bestrating.
Middels een sloot of een groter, verlaagd maaiveld (infiltratieveld) kan de benodigde waterretentie ingepast worden op het woonperceel. De definitieve keuze voor een hemelwatervoorziening hangt af van de uiteindelijke verharding, de kostprijs, de nadere inrichting en de eigen voorkeur, zolang er maar voldoende berging aangelegd wordt. De nadere uitwerking van een hemelwatervoorziening dient bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning aangeleverd te worden bij de gemeente.
Bij aanleg van een retentie van 50 mm (T=10) dient inzichtelijk te zijn wat er bij een bui van T=100 (84 mm) gebeurd. Door het aanhouden van een bouwpeil van ca. 20 centimeter boven maaiveld en de aanleg van een noodoverloop naar het lager gelegen gemeentelijke stelsel wordt instroom van hemelwater in de nieuwbouw vermeden en is voor de nieuwbouw geen (grond)wateroverlast te verwachten.
Overleg waterbeheerder
Aangezien geen sprake is van een toename van de hoeveelheid oppervlakteverharding van 2.000 m² of meer, hoeft het plan niet ter toetsing te worden voorgelegd aan het watertoetsloket van het waterschap.
- 4. Infiltratieonderzoek Thoorderstraat te Grathem, Aeres Milieu BV d.d. 28 juni 2018, projectnr. AM 18269
4.6 Wet Geluidhinder
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Brugstraat. Deze weg kent een snelheidsregime van 50 km/h. Ten behoeve van dit plan is dan ook een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd5 . In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de Thoorderstraat en de Loorderstraat opgenomen in het akoestisch onderzoek. Een akoestisch onderzoek is noodzakelijk omdat het plan is gelegen in de onderzoekszone van de Brugstraat. Onderstaand worden de conclusies hieruit weergegeven. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de rapportage die als Bijlage 4 Akoestischonderzoek is toegevoegd.
De exacte locatie van de nieuwe woning is nog niet bekend, zodat in dit onderzoek de ligging van de 48 en 53 dB contour is bepaald, voor respectievelijk de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde voor binnenstedelijk gebied.
Toets Wet geluidhinder
Brugstraat
De geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 46 dB, incl. aftrek artikel 110g. De waarde ligt onder de voorkeursgrenswaarde waardoor geen hogere waarde ten aanzien van deze weg hoeft te worden aangevraagd. De Wet geluidhinder legt ten gevolge van deze weg geen restricties op aan het plan.
Toets goede ruimtelijke ordening
Thoorderstraat
De geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 54 dB, excl. aftrek artikel 110g. Zou getoetst worden aan de Wet geluidhinder is de geluidbelasting 49 dB waarmee deze boven de voorkeursgrenswaarde ligt.
De voorkeursgrenswaarde wordt op een gedeelte van het perceel overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Omdat geen sprake is van een gezoneerde weg, hoeft ook geen hogere waarde te worden aangevraagd.
Loorderstraat
De geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 29 dB, excl. aftrek artikel 110g. Zou getoets worden aan de Wet geluidhinder is de geluidbelasting 24 dB waarmee deze onder de voorkeursgrenswaarde ligt.
Conclusie.
Vanuit het aspect geluid wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen voor realisering van dit plan.
- 5. Akoestisch onderzoek optredende gevelbelastingen Woning aan de Thoorderstraat te Grathem, K+ Adviesgroep BV d.d. 7 juni 2018, Rapportnr. M18 309.401
4.7 Wet Milieubeheer
Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk een zekere afstand te behouden tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.
De beoogde woning vormt geen functie die volgens de (indicatieve) brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' gezoneerd dient te worden ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Medewerking aan dit project is echter pas mogelijk indien blijkt dat een goed woon- en leefklimaat in de woning gegarandeerd is, alsmede dat bedrijven in de omgeving door de nieuwe woonfunctie niet in hun activiteiten worden gefrustreerd.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of instellingen gelegen die door de realisatie van de woning in hun activiteiten belemmerd zou kunnen worden. Vanuit het aspect milieuzonering bestaan er kortom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Milieueffectrapportage
Toets m.e.r-plicht
In het plangebied wordt één grondgebonden vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Deze activiteit komt niet voor in Lijst C in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r. procedure te doorlopen.
Toets m.e.r.-beoordelingsplicht
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven bij welke activiteiten, plannen en besluiten een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, dat wil zeggen een nadere afweging of mogelijk een m.e.r. procedure moet worden gevolgd. De ontwikkeling van woningen valt onder onderdeel D (11.2): “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.”
Op basis van jurisprudentie (ECLI: RVS:2017:694) dient bij de beantwoording van de vraag of een ontwikkeling dient te worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject te worden gekeken naar de onderstaande aspecten:
- de aard en omvang van de ontwikkeling;
- de vormgeving en opzet;
- de schaalgrootte;
- de ligging;
- de voorgenomen functie (wijziging), en;
- de vraag of er sprake is van een bestaand of een te realiseren bouwwerk.
Ten aanzien van deze criteria is er wat betreft het voorliggende initiatief sprake van een ontwikkeling van beperkte omvang en schaalgrootte. Er is immers slechts sprake van de realisatie van één vrijstaande woning op een inbreidingslocatie binnen een bestaande woonkern, op gronden waarvoor reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan woningbouw voorzien is.
Op dit moment bestaat het plangebied in de huidige situatie uit grasland met enkele fruitbomen. Daarnaast staat er een klein tuinhuisje in het plangebied. In de directe omgeving zijn met name woningen en agrarische gronden gelegen. De bouwkavel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Evenmin is sprake is van ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied (zie paragraaf 3.4 tot en met 4.5). Kortom, er kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planonderdelen
Het uitwerkingsplan voor het plangebied aan de Thoorderstraat is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het uitwerkingsplan. De analoge verbeelding is als Bijlage 5 Analoge verbeelding bij deze toelichting gevoegd.
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het uitwerkingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Het voorliggende uitwerkingsplan is opgesteld conform het gemeentelijk Handboek en het vigerende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
5.2 Opzet Planregels
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen (art. 1)
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.
In de begrippen is ook een definitie voor 'peil' weergegeven. Dit is in de volgende afbeelding gevisualiseerd.
![]() |
Afbeelding 6. Visualisatie van de verschillende definities van peil. |
Wijze van meten (art. 2)
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden.
In de onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de goothoogte en bouwhoogte bij woningen met en zonder kap gemeten dienen te worden.
![]() |
Afbeelding 7. Goot- en bouwhoogte bij woningen met en zonder kap. |
5.2.2 Bestemmingsregels
De regels van een bestemming worden conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd en benoemd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
- omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- wijzigingsbevoegdheid.
Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
In dit uitwerkingsplan is voor diverse bestemmingen een nadere eisenregeling opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen, binnen de reeds aangegeven begrenzingen van het uitwerkingsplan (gebruiks- en bouwregels), nadere eisen stellen aan plaats en afmeting van gebouwen indien dit noodzakelijk is voor de aspecten:
- gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- verkeersveiligheid;
- sociale veiligheid;
- brandveiligheid en rampenbestrijding;
- externe veiligheid;
- benodigde parkeervoorzieningen;
- benodigde waterberging.
Hier onder worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Wonen
Conform de uitwerkingsregels van het moederplan is aangesloten bij de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In overeenstemming met de gemeentelijke standaard is voor woondoeleinden slechts één bestemming opgenomen, namelijk 'Wonen'. Hierin is tevens de voor- en achtertuin geregeld. Deze bestemming is opgenomen voor het gehele plangebied. De regeling is zeer flexibel gehouden, met als gevolg dat er bij het bouwen, verbouwen of veranderen van een woning aan maar weinig voorwaarden voldaan hoeft te worden.
Binnen de woonbestemming is het toegestaan aan huis verbonden beroepen uit te oefenen. Volgens jurisprudentie kan het gebruik van ruimten in woningen voor de uitoefening van een ambt, beroep of praktijk niet afhankelijk worden gesteld van een omgevingsvergunning. Daarom is in de gebruiksregels opgenomen dat een aan huis verbonden beroep rechtstreeks is toegestaan maar dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven.
Er geldt een aantal specifieke bouwregels binnen de woonbestemming. Het hoofdgebouw mag enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Tevens is in de regels aangegeven dat de woning moet worden gebouwd binnen een denkbeeldig vlak dat wordt begrensd door de voorgevelrooilijn en een denkbeeldige lijn op 15 meter evenwijdig aan de voorgevelrooilijn. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarachter, op het achtererf worden opgericht.
Woningen mogen enkel op de begane grond worden uitgebreid. Uitbreiding op de verdieping is mogelijk met een afwijking van het uitwerkingsplan.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Door middel van een afwijking door middel van een omgevingsvergunning is het onder voorwaarden mogelijk buiten het bouwvlak te bouwen.
5.2.3 Algemene regels
De Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de Algemene bouwregels is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, over ondergeschikte bouwdelen en over bestaande maten.
In de Algemene gebruiksregels is een nadere bepaling opgenomen met betrekking het gebruik van de gronden.Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot het houden van evenementen en het innemen van verkoopstandplaatsen. Daarnaast is een regel opgenomen over de bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument rijk'.
De Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels verschaffen het bevoegd gezag c.q. burgemeester en wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.
In de Algemene afwijkingsregels is een regeling opgenomen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten. Deze regels bevatten een doorvertaling van de op 13 oktober 2015 door de gemeenteraad van Leudal vastgestelde kadernotitie 'Huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal'. De mogelijkheden voor genoemde vormen van huisvesting zijn opgenomen in de afwijkingsregels voor realisering van kamerbewoning. \
In de Algemene wijzigingsregels is ter voldoening aan de beleidsuitgangspunten in de regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg en overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', in lid 9.2 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders de bouwtitel in dit uitwerkingsplan kunnen verwijderen indien hiervan gedurende een aantal jaren geen gebruik is gemaakt.
DeAlgemene procedureregels bevatten alleen nog procedureregels voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening. Voor alle overige procedures zijn reeds procedureregels opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting) en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunningen).
In de Overige regels zijn de overige zaken geregeld die niet elders kunnen worden ondergebracht. Hierin is een regel opgenomen die aangeeft dat, waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Tevens wordt aangegeven welke dubbelbestemmingen prevaleren boven andere dubbelbestemmingen indien deze samenvallen.
Daarnaast zijn regels opgenomen waarin is vastgelegd dat bij ontwikkelingen voldaan dient te te worden aan de door de raad vastgestelde parkeernormen. Daarbij wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen 2016.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de regel Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het uitwerkingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.
Tussen de gemeente Leudal en de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. Daarmee is de financiële haalbaarheid van het plan voor de gemeente verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Aangezien sprake is van een uitwerkingsplan, wordt geen inspraakprocedure doorlopen. Het uitwerkingsplan zal direct als ontwerp ter inzage worden gelegd. De te volgen procedure is omschreven in paragraaf 6.3.
6.3 Procedure
Een uitwerkingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerp-uitwerkingsplan na behandeling in het college van burgemeester en wethouders wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen in die zes weken hun zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan vast. Daarbij worden de ingediende zienswijzen betrokken. Tegen de vaststelling van een uitwerkingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening heet het ontwerp uitwerkingsplan met ingang van 31 oktober 2018 tot en met 11 december 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Een bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.
In dit uitwerkingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.
In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.
Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.
Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het uitwerkingsplan.
Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan
Bijlage 1 Landschapsinpassingsplan
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Kernen
Bijlage 3 Lijst van Bedrijfsactiviteiten Kernen
Bijlage 4 Nota Kwaliteit Leudal
Bijlage 4 Nota kwaliteit Leudal
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Quickscan flora en fauna
Bijlage 3 Infiltratieonderzoek
Bijlage 3 Infiltratieonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek