KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Sport
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water - Niet Rivier Gebonden
Artikel 8 Woongebied - 1
Artikel 9 Woongebied - 2
Artikel 10 Woongebied - 3
Artikel 11 Woongebied - 4
3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel

Linne ZuidOost

Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw

Onherroepelijk op 21-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen


In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan “Linne Zuidoost” van de gemeente Maasgouw.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1641.BPL004-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden beroep

Een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.6 Achtergevel

Gevel aan de achterzijde van een hoofdgebouw.

1.7 Achtergevelrooilijn

Denkbeeldige lijn van de naar de weg gekeerde achtergevel van een hoofdgebouw en die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel.

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bestaand

  1. Onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  2. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bijgebouw

Een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan en op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat gebouw.

1.13 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en uitsluitend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning wordt uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudend beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.

1.21 Detailhandel

Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.

1.22 Erf

Een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.23 Gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 Gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven rooilijn waarin een voorgevel of achtergevel dient te worden opgericht.

1.25 Geschakelde woningen

Een geschakelde woning is een eengezinswoning waarbij de muren of muren van aanbouwen gedeeltelijk aan (aanbouwen van) andere woningen grenzen.

1.26 Gestapelde woningen

Een woning, onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.27 Halfvrijstaande woningen

Maximaal twee woningen, met één zijgevel van het hoofdgebouw aaneengebouwde woningen.

1.28 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, ligging, constructie of afmeting als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.29 Kap

De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling.

1.30 Horecabedrijf

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

1.31 Patiowoningen

Een woning, waarvan de woonruimten zijn gelegen om of aansluitend aan een onbebouwde onoverdekte met wanden omsloten ruimte.

1.32 Peil

  • Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.33 Prostitutie

Het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.

1.34 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon inbegrepen.

1.35 Rijwoningen

Woning die deel uitmaken van een aaneengrenzende rij van minstens drie woningen.

1.36 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch / pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.37 Straatprostitutie

Het zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 Voorgevel

Gevel aan de voorzijde van een huis of gebouw welke gekeerd is naar de openbare weg.

1.39 Voorgevelrooilijn

Denkbeeldige lijn van de naar de weg gekeerde voorgevel van een hoofdgebouw en die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel.

1.40 Vrijstaande woning

Een woning die qua constructie en in visueel opzicht vrij staat.

1.41 Weg

Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.42 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze bepalingen wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

De vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

De tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. paden;
  4. kunstwerken
  5. bijbehorende voorzieningen;
  6. speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘park’.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden geuwd;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m².
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  2. overkappingen zijn niet toegestaan;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

3.3 Aanlegvergunning

  1. Het is verboden op de gronden die gelegen zijn in het in lid genoemde gebied, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning ex art. 14 Wro) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanleggen of verharden van paden, terrassen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    2. het uitvoeren van grond- en bodembewerkingen zoals ophogen, ontginnen, egaliseren, bodemverlagen, afgraven, boren en heien;
    3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
    4. het vellen, rooien en/of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van de groenopstand tot gevolg kunnen hebben.
  2. het onder sub a bepaalde is niet van toepassing:
    1. voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
    2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    3. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.
  3. de werken of werkzaamheden als bedoeld onder sub a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de levensvatbaarheid en/of de schermende werking van de daarop aanwezige groenopstand niet onevenredig worden, of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die levensvatbaarheid en/of afscherming niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. zorgvoorzieningen;
  2. wegen en paden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Ten aanzien van de oprichting van hoofd- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen worden opgericht in het bouwvlak;
  2. de gebouwen bestaan uit maximaal 2 bouwlagen;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van (licht)masten bedraagt 8 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m²;
  4. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  2. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. aan de sportactiviteit ondergeschikte en gerelateerde horecavoorziening in de vorm van een kantine, met een maximale oppervlakte van 200 m2 waarbij slechts 1 horecavoorziening per bouwvlak aanwezig is en het één aaneengesloten locatie(pand) betreft;
  3. wegen, paden en verhardingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Ten aanzien van de oprichting van hoofd en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen worden gesitueerd in het bouwvlak;
  2. de gebouwen bestaan uit maximaal 2 bouwlagen en zijn afgedekt met een plat dak;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m.
5.2.2 De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m bedragen, met uitzondering van:
  1. lichtmasten en ballenvangers, waarvan de hoogte maximaal 15 m mag bedragen;
  2. erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3,5 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m².

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredig nadelig gevolgen voor:
  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. het parkeren op eigen terrein;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. Met in acht name van het bepaalde in sub b van dit lid, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.2.2 sub a, voor het toestaan van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 10 m bedraagt.
  2. Ontheffing wordt slechts verleend indien het belang van de N271 dit toelaat en nadat de wegbeheerder is gehoord. Toetsingskader in deze is de “Verordening provinciale wegen” van de provincie Limburg.
  3. Bij het verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 18.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend ingerichte parkeerplaatsen voor vrachtauto’s zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeren vrachtverkeer”;
  4. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. kunstwerken;
  7. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  8. oeververbindingen (bruggen).

6.2 Bouwregels

6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 15 m².
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 8 meter;
  2. overkappingen zijn niet toegestaan;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

6.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. Met in acht name van het bepaalde in sub b van dit lid, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2, voor het toestaan van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 10 m bedraagt.
  2. Vrijstelling wordt slechts verleend indien het belang van de N271 dit toelaat en nadat de wegbeheerder is gehoord. Toetsingskader in deze is de “Verordening provinciale wegen” van de provincie Limburg.
  3. Bij het verlenen van vrijstelling door burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 18.

Artikel 7 Water - Niet Rivier Gebonden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - niet rivier gebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterlopen en waterpartijen;
  2. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
  3. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  4. groenvoorzieningen;
  5. infiltratievoorzieningen;
  6. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.4 Aanlegvergunning

7.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Water - niet riviergebonden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. enig werk te maken dan wel in een bestaand werk verandering te brengen;
  2. grond, bagger, specie, puin of andere zinkende stoffen te stapelen, storten of neer te leggen;
  3. ontgrondingen te verrichten;
  4. bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, vistoestellen inbegrepen, aan te brengen.
7.4.2 Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. vallen binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid


Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone –wijzigingsgebied’ de bestemming Water overeenkomstig artikel 3.6 Wro te wijzigen in de bestemming Groen, met dien verstande dat na de wijziging van de bestemming binnen het plangebied nog voldoende waterberging in de vorm van bovengrondse retentievoorzieningen aanwezig moet zijn.

Artikel 8 Woongebied - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal 42 gestapelde woningen mogen worden gerealiseerd;
  2. tuinen en erven;
  3. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bijbehorende voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  2. in het bouwvlak mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gerealiseerd;
  3. het gehele bouwvlak mag worden bebouwd;
  4. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 4 bouwlagen en is afgedekt met een plat dak, met dien verstande dat de vierde bouwlaag minimaal 3 m terugliggend van de voor-, achter- en zijgevels dient te worden gesitueerd;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 14 m;
  6. ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, mogen het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m overschrijden.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. afhankelijke woonruimte;
b. een aan huis gebonden bedrijf;
c. kamerbewoning;
d. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
e. detailhandel;
f. horeca;
g opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;
h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Woongebied - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal 12 grondgebonden woningen in gerealiseerd mogen worden;
  2. tuinen en erven;
  3. bijbehorende voorzieningen;
  4. voet- en fietspaden;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de woning (hoofdgebouw), met dien verstande dat:
    1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
    4. de maximale oppervlak van het aan huis gebonden beroep maximaal 35 m2 bedraagt.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel dient te worden opgericht als patiowoning;
  2. hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  3. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen en is afgedekt met een plat of hellend dak;
  4. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 17 m;
  5. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 6 m;
  6. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 en maximaal 6,5 m;
  7. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m.
9.2.2 Ten aanzien van de oprichting bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor zover gelegen:
  1. voor de achtergevelrooilijn maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen
  2. voor de voorgevelrooilijn, maximaal 1 m bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. afhankelijke woonruimte;
  2. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  3. een aan huis gebonden bedrijf;
  4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  5. kamerbewoning;
  6. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  7. detailhandel;
  8. horeca;
  9. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. parkeren in de voortuin.

9.4 Ontheffing van de gebruiksregels

9.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 9.3 sub c voor de uitoefening van een consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. degene die de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten uitoefent, dient tevens op hetzelfde perceel te wonen;
  3. het gebruik dient een kleinschalige karakter te hebben en te behouden;
  4. het oppervlak van de woning, dat voor de uitoefening van de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
  5. geen wezenlijke afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning;
  6. de functie en het uiterlijk aanzien van het pand mogen niet worden aangetast;
  7. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;
  8. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is of gerealiseerd gaat worden, passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld, waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  9. reclame uitingen beperkt dienen te blijven tot onverlichte naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m², passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld;
  10. geen sprake mag zijn van een inrichting vallend onder het rechtsregime van de Wet milieubeheer.
9.4.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 9.3 sub a, sub b en sub e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  4. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
9.4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 9.3 sub k voor het gebruik van de voortuin voor parkeren, met dien verstande dat:
  1. het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij de woning behorende garage en de weg;
  2. de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw en het openbaar gebied minimaal 6 m bedraagt;
  3. het gebruik als parkeerplaats de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt.

Artikel 10 Woongebied - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal 56 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  2. tuinen en erven;
  3. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bijbehorende voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de woning (hoofdgebouw), met dien verstande dat:
    1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
    4. de maximale oppervlak van het aan huis gebonden beroep maximaal 35 m2 bedraagt.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel mag worden opgericht als rijwoning, geschakelde woning, halfvrijstaande woning of vrijstaande woning.
  2. hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  3. bij hoekwoningen gelegen aan een weg dient de zijgevel op minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;
  4. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen en is afgedekt met een plat of hellend dak. Indien afgedekt met een plat dak is een derde bouwlaag toegestaan. De derde bouwlaag dient minimaal 2,5 m terugliggend van de voorgevel te worden gesitueerd;
  5. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;
  6. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 m;
  7. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 en maximaal 6,5 m;
  8. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m.
10.2.2 Ten aanzien van de oprichting van bijgebouwen de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen worden opgericht achter het hoofdgebouw;
  2. het totale oppervlak van bijgebouwen gezamenlijk bedraagt per bouwperceel maximaal 70 m²;
  3. bijgebouwen bestaan uit maximaal 1 bouwlaag;
  4. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m.
10.2.3 Ten aanzien van de oprichting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor zover gelegen:
  1. achter de voorgevelrooilijn maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
  2. voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. afhankelijke woonruimte;
  2. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  3. een aan huis gebonden bedrijf;
  4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  5. kamerbewoning;
  6. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  7. detailhandel;
  8. horeca;
  9. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. parkeren in de voortuin.

10.4 Ontheffing van de gebruiksregels

10.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.3 sub c voor de uitoefening van een consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. degene die de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten uitoefent, dient tevens op hetzelfde perceel te wonen;
  3. het gebruik dient een kleinschalige karakter te hebben en te behouden;
  4. het oppervlak van de woning en/of de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
  5. geen wezenlijke afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning;
  6. de functie en het uiterlijk aanzien van het pand mogen niet worden aangetast;
  7. vrijstaande bijgebouwen mogen ruimtelijk niet de uitstraling van een hoofdgebouw krijgen zodat er naar ruimtelijke maatstaven een solitair gebouw ontstaat;
  8. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;
  9. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is of gerealiseerd gaat worden, passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld, waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  10. reclame uitingen beperkt dienen te blijven tot onverlichte naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m², passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld;
  11. geen sprake mag zijn van een inrichting vallend onder het rechtsregime van de Wet milieubeheer.
10.4.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.3 sub d voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het oppervlak van de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
10.4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.3 sub a, sub b en sub e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  4. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
10.4.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.3 sub k voor het gebruik van de voortuin voor parkeren, met dien verstande dat:
  1. het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij de woning behorende garage en de weg;
  2. de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw en het openbaar gebied minimaal 6 m bedraagt;
  3. het gebruik als parkeerplaats de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt.

Artikel 11 Woongebied - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal 128 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  2. tuinen en erven;
  3. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bijbehorende voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de woning (hoofdgebouw), met dien verstande dat:
    1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
    4. de maximale oppervlak van het aan huis gebonden beroep maximaal 35 m2 bedraagt.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel mag worden opgericht als rijwoning, geschakelde woning, halfvrijstaande woning of vrijstaande woning;
  2. hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  3. bij hoekwoningen gelegen aan een weg dient de zijgevel op minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;
  4. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen en is afgedekt met een plat of hellend dak. Indien afgedekt met een plat dak is een derde bouwlaag toegestaan. De derde bouwlaag dient minimaal 2,5 m terugliggend van de voorgevel te worden gesitueerd;
  5. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;
  6. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 m;
  7. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 en maximaal 6,5 m;
  8. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m.
11.2.2 Ten aanzien van de oprichting van bijgebouwen de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen worden opgericht achter het hoofdgebouw;
  2. het totale oppervlak van bijgebouwen gezamenlijk bedraagt per bouwperceel maximaal 70 m²;
  3. bijgebouwen bestaan uit maximaal 1 bouwlaag;
  4. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m.
11.2.3 Ten aanzien van de oprichting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor zover gelegen:
  1. achter de voorgevelrooilijn maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
  2. voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen.
11.2.4 In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 sub a, sub c en sub d, alsmede 11.2.2 sub a gelden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen en bijgebouwen de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel dient te worden opgericht als grondgebonden vrijstaande woning;
    de voorgevel dient in, dan wel evenwijdig tot maximaal 2 m achter, de gevellijn te worden opgericht;
  2. de afstand van het zijgevels tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  3. bijgebouwen worden minimaal 6 m achter de voorgevelrooilijn opgericht;
  4. de breedte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat de breedte van bijgebouwen gesitueerd achter het hoofdgebouw vrij is.

11.3 Specifieke gebruiksregels


Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. afhankelijke woonruimte;
  2. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  3. een aan huis gebonden bedrijf;
  4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  5. kamerbewoning;
  6. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  7. detailhandel;
  8. horeca;
  9. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. parkeren in de voortuin.

11.4 Ontheffing van de gebruiksregels


11.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub c voor de uitoefening van een consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. degene die de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten uitoefent, dient tevens op hetzelfde perceel te wonen;
  3. het gebruik dient een kleinschalige karakter te hebben en te behouden;
  4. het oppervlak van de woning en/of de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
  5. geen wezenlijke afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning;
  6. de functie en het uiterlijk aanzien van het pand mogen niet worden aangetast;
  7. vrijstaande bijgebouwen mogen ruimtelijk niet de uitstraling van een hoofdgebouw krijgen zodat er naar ruimtelijke maatstaven een solitair gebouw ontstaat;
  8. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;
  9. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is of gerealiseerd gaat worden, passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld, waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  10. reclame uitingen beperkt dienen te blijven tot onverlichte naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m², passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld;
  11. geen sprake mag zijn van een inrichting vallend onder het rechtsregime van de Wet milieubeheer.
11.4.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub d voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het oppervlak van de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
11.4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub a, sub b en sub e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  4. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
11.4.4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub k voor het gebruik van de voortuin voor parkeren, met dien verstande dat:
  1. het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij de woning behorende garage en de weg;
  2. de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw en het openbaar gebied minimaal 6 m bedraagt;
  3. het gebruik als parkeerplaats de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt.

3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

13.1.1 Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
13.1.2 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter onder peil;
  2. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
  3. zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtname van van het gestelde onder 13.1.2 sub b;
  4. in aanvulling op het bepaalde sub b en c is maximaal 1 niet - overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen zoals opgenomen in de betreffende bestemming in acht wordt genomen.;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  5. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.
13.1.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

13.2 Ondergeschikte bouwdelen


Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting, sekswinkel of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg’ mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

Artikel 16 Algemene Ontheffingsregels

16.1 Algemene ontheffingsregels


Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
  1. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden:losse masten met hekwerken, gebouwen e.d. zijn alleen toegestaan:
    1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. binnen de bebouwde kom zijn losstaande installaties alleen toegestaan op bedrijventerreinen en sportparken;
    3. installaties op of aan een gebouw zijn toegestaan op elk gebouw met uitzondering van de gebouwen met de aanduiding cultuurhistorische waarden.
  6. f. de bestemmingsbepalingen voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.

16.2 Ontheffing evenement


Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. voor het plangebied van het bestemmingsplan mag niet meer dan 8 maal per jaar een ontheffing ten behoeve van een evenement worden verleend;
  2. de maximale duur van een evenement bedraagt 16 aaneengesloten dagen, met uitzondering van 2 maal 22 aaneengesloten dagen;
  3. voor een evenement dient een evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening verleend te zijn;
  4. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moet zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
  6. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen als gevolg van de ontheffing niet onevenredig worden aangetast.

16.3 Ontheffing kleine bouwwerken


Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
  1. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
  2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 18 Algemene Procedureregels

18.1 Ontheffing van de bouwregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
  1. het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

18.2 Wijzigingsbevoegdheid


Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

18.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
  1. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

18.4 Aanlegvergunning


Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

19.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
19.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op et tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

19.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is mag worden voortgezet;
19.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
19.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
19.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 20 Slotregel

Deze planregels kunnen worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan“Linne Zuidoost”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter,
……………………..
De griffier.
……………………..