KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bouwperceel
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel

Mgr Savelbergweg 97 Heel

Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw

Onherroepelijk op 08-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Mgr Savelbergweg 97 Heel' van de gemeente Maasgouw.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1641.BPL043-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis gebonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp technisch of hiermee gelijkstellend gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel.
1.6 achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.7 afhankelijke woonruimte
een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest.
1.8 agrarische bedrijfsuitoefening
de bedrijfsmatige activiteiten op een agrarisch bedrijf die erop zijn gericht om producten voort te brengen door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 agrarisch grondgebruik
gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.
1.10 agrarisch verwante nevenactiviteit
Een activiteit gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische
bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van
andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante activiteiten zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, agrarisch loonbedrijf.
1.11 archeologische monumentenzorg
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.
1.12 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.
1.13 archeologisch verwachtingsvol gebied
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.17 bed & breakfast
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofd- of bijgebouw) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.
1.18 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.19 bedrijfsmatige exploitatie
het via bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig(e) beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven een - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheid wordt geboden;
1.20 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.21 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.22 beperkt kwetsbaar object
object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.26 bodemverstorende activiteiten
het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw ( met een hoogte van minimaal 2,1 meter en maximaal 3,2 meter), dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.31 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34 dakopbouw
een ondergeschikte opbouw van het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.35 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.36 emissiepunt
Punt waar een relevante hoeveelheid geur buiten:
a. Het geheel overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht; of
b. Het overdekte gedeelte van het gedeeltelijk overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht.
1.37 erotisch getint bedrijf
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, sekswinkel, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.38 externe veiligheid
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
1.39 evenement
een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak.
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidsgevoelig object
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in (artikel 1 van) de Wet geluidhinder.
1.42 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.43 gemeentelijke archeologische beleidskaart
kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.
1.44 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder ook begrepen het gebruik van de gronden met tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
1.45 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.46 hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.47 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 kwetsbaar object
object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.49maaiveld
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft.
1.50 maatschappelijk
doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functies.
1.51 Manege
Een bedrijf kan als manege worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden. De meeste maneges hebben een kantine ingericht om klanten te ontvangen en te voorzien van een hapje en een drankje.
1.52 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.53ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.54 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto’s, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.55 opgraving
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden.
1.56 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
1.57 peil
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.58 permanente bewoning
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
1.59 Productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.60 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie.
1.61 relatie
een verbindingslijn die één of meerdere bij elkaar behorende bestemmingsvlakken en de
daaraan verbonden aanduidingen met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van
deze regels sprake is van bij elkaar behorende bestemmingsvlakken.
1.62 risiscovolle inrichting
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.63 twee- aaneen gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.64 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.65 voortuin
tuin gelegen tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare ruimte.
1.66 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het tele-communicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair.
1.67 waterpeil
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
1.68 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.69 wonen
het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter.
1.70 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden.
1.71 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bouwperceel

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bouwperceel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een productiegerichte paardenhouderij;
b.één bedrijfswoning ter plekke van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c. één buitenrijbaan met een maximale oppervlakte van 1200 m2;
met de daarbij behorende:
d. tuinen, erven en terreinen;
e. wegen en paden;
f. parkeervoorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. voorzieningen van algemeen nut;
i. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
j. maximaal 3 ruimten voor tijdelijk verblijf van stagiaires ter plekke van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
j. bijbehorende voorzieningen (waaronder lichtmasten) ten behoeve van het agrarisch gebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. overkappingen mogen een maximale goothoogte van 3,30 meter en een maximale bouwhoogte van 5,50 meter hebben;
c. het bouwvlak mag maximaal voor 3.190 m2 bebouwd worden.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
De goothoogte van bedrijfsgebouwen, geen woning zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter.
3.2.3 Bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen
Per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
1. de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen in één en hetzelfde bouwvlak zijn gelegen;
2. de inhoud van de woning tenminste 250 m³ en niet meer dan 750 m³ dan wel de bestaande inhoud mag bedragen;
3. de goothoogte van de woning niet meer dan 5,00 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 9,00 meter mag bedragen;
4. de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 70 m² mag bedragen, de goothoogte niet meer dan 3,30 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,50 meter mag bedragen.
3.2.4Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en overige omheiningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen welke vóór de naar de doorgaande weg gekeerde gevel van gebouwen gelegen zijn, maximaal 1,00 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen
van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en functies kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf met maximaal 10% van het bouwperceel;
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en functies kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a. voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens ten behoeve van de bouw van portalen, entrees en erkers, mits de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt, de hoogte maximaal 3 meter bedraagt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen, wordt in elk geval verstaan het gebruik
voor en/of als:
a. manege;
b. standplaats voor onderkomens;
c. kampeer- of caravanterrein;
d. intensieve veehouderij;
e. glastuinbouw;
f. detailhandel en groothandel, uitgezonderd de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer en mits de maximale verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
h. horecadoeleinden;
i. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
j. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
k. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
l. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
m. voor mantelzorg.
3.5.2 Voorwaardelijke bepaling
a. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch - Bouwperceel' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en tegenprestatie, conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen een termijn twee jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
b. Onder landschapsplan wordt in deze regels verstaan het ‘Landschappelijke inpassing en tegenprestatie ‘Arces Stables’, Monseigneur Savelbergweg 97, 6097 AE Heel - PNR 6097AE-110611/090911/100212/110512/010213’ gedateerd op 11 juni 2011 en gewijzigd op 9 september 2011, 10 februari 2012, 11 mei 2012 en 1 februari 2013, opgesteld door ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 van de regels).
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Verkoop agrarische producten
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waardes van het gebied kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in
3.5.1 voor de verkoop van agrarische producten anders dan van het eigen bedrijf,
mits:
a. detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit van het agrarisch bedrijf is;
b. de producten niet bij de veiling worden gekocht, maar worden betrokken van andere agrarische bedrijven in de gemeente of de directe omgeving;
c. de verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt, verminderd met de verkoopvloeroppervlakte welke reeds in gebruik is genomen voor de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer zijnde;
d.het totale vloeroppervlak van niet- agrarische bedrijfsmatige activiteiten mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 250 m2 bedragen;
e. de goederen niet buiten het bouwvlak worden uitgestald;
f. de verkoopruimte binnen de bestaande agrarische gebouwen is gelegen;
g.parkeren op eigen terrein plaats vindt en landschappelijk wordt ingepast;
h. de detailhandel wordt beëindigd indien het agrarisch bedrijf niet meer als zodanig in gebruik is.
3.6.2 Agrarisch verwante nevenactiviteit
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waardes van het gebied kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 voor een agrarisch verwante nevenactiviteit,
mits:
a.het een nevenactiviteit betreft bij een functionerend agrarisch bedrijf;
b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
c.het geen detailhandel betreft;
d.geen buitenopslag en buitenstalling plaats vindt;
e.de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing welke wordt aangewend voor deze nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2;
f.het totale vloeroppervlak van niet- agrarische bedrijfsmatige activiteiten mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 250 m2 bedragen;
g.het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit onder meer milieuwetgeving;
h.de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
i.parkeren op eigen terrein plaats vindt en landschappelijk wordt ingepast;
j.het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
k. de nevenactiviteit wordt beëindigd indien het agrarisch bedrijf niet meer als zodanig in gebruik is.
3.6.3 Recreatieve en zorgverlenende nevenactiviteit
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waardes van het gebied kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in
3.5.1 voor een recreatieve of zorgverlenende nevenactiviteit, zoals het verzorgen van een pleisterplaats, expositie, verhuur van fietsen, huifkarren en dergelijke dan wel nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening bij een agrarisch bedrijf,
mits:
a.het een nevenactiviteit betreft bij een functionerend agrarisch bedrijf;
b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
c.de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing welke wordt aangewend voor deze nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2;
d.het totale vloeroppervlak van niet- agrarische bedrijfsmatige activiteiten mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 250 m2 bedragen;
e.het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit onder meer milieuwetgeving;
f.de nieuwe activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
g.parkeren op eigen terrein plaats vindt en landschappelijk wordt ingepast;
h.het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
i. de nevenactiviteit wordt beëindigd indien het agrarisch bedrijf niet meer als zodanig in gebruik is.
3.6.4 Mantelzorg
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van omwonende en bedrijven kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 onder l. voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
a.een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
b.op het perceel al een woning aanwezig is;
c.per woning maximaal één omgevinsgvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
d.inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
e.maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
c. het in stand houden van de openheid in het gebied;
d. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
e. de landschappelijke inpassing en tegenprestatie, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 1 van deze regels;
f. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties,
g. perceelsontsluitingswegen;
h.recreatief medegebruik;
i.waterinfiltratie en waterberging ter plekke van de aanduiding ‘waterberging’.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
1. omheiningen en/of erfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen;
2. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die van geringe omvang zijn en welke noodzakelijk zijn voor de in 4.1 genoemde natuur- en landschapselementen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats aard en omvang
van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de landschappelijke waarden in de omgeving;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur
en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 onder a.
voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en
schuilgelegenheid en picknickplaatsen,
met dien verstande dat:
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,50 m mag bedragen;
d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten).
4.4.2 Gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 onder a. voor het oprichten van schuilgelegenheid voor vee,
met dien verstande dat:
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2.50 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3.00 m mag bedragen;
d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming Agrarisch- Bouwperceel op te richten;
e.per schuilgelegenheid ten minste 5000 m2 aan gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden aanwezig is en deze oppervlakte maar één keer mag worden meegenomen in de afweging voor de omgevingsvergunning;
f.de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten hoogste 5 meter van de perceelsgrens;
g.de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
h.aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik
voor en/of als:
a. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
b. manege, terras, tennisbaan of zwembad;
c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
d. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclameuitingen;
e. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
f. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
g. ambachtelijke- en/of industriële doeleinden;
h. detailhandel en groothandel, met uitzondering van de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
i. transport- en/of garagedoeleinden;
j. horecadoeleinden;
k.containervelden;
l. permanente of tijdelijke bewoning.
4.5.2Voorwaardelijke bepaling
a. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch met waarden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en tegenprestatie, conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen een termijn twee jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
b. Onder landschapsplan wordt in deze regels verstaan het ‘Landschappelijke inpassing en tegenprestatie ‘Arces Stables’, Monseigneur Savelbergweg 97, 6097 AE Heel - PNR 6097AE-110611/090911/100212/110512/010213’ gedateerd op 11 juni 2011 en gewijzigd op 9 september 2011, 10 februari 2012, 11 mei 2012 en 1 februari 2013, opgesteld door ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 van de regels).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:
a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
d. het verwijderen of vergraven van natuur- en landschapselementen, zoals poelen, steilranden, waardevolle berm- en greppelvegetatie en waardevolle oever- en watervegetatie, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
e.het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
f.het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
g.voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
h.het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
4.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.6.1 is niet van toepassing voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e.voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
f.werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de in het landschapsplan en overzichtstekening (zie bijlage 1 en 3 van de regels) beschreven maatregelen;
g. werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen voor de compensatie van de afname van bergend regime van de Maas (zie het compensatieplan als bijlage 2 van de regels).
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch
- Bouwperceel', ten behoeve van de vergroting van een agrarische bedrijfskavel, met
dien verstande dat:
a. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzende agrarische bedrijf;
b. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
c. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
e. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
g.er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
h.de gronden niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.
4.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur’
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Natuur', ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
a. de gronden zijn gelegen binnen het perspectief ‘Provinciaal Ontwikkelingszone Groen’ of ‘Ecologische Hoofd Structuur’welke zijn aangegeven in het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg of zijn gelegen binnen de gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Landschap’;
b.de wijziging pas mag plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaats gevonden;
c.aangetoond is dat er geen beperkingen aan omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
d.aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.

Artikel 5 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.
5.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in 5.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de opgenomen gebouwen en bouwwerken in bijlage 1, 2 en 3 bij deze regels, mits hiervoor Rijkswaterstaat is gehoord.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en
toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden zoals bedoeld in 5.1 is het niet toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren met uitzondering van die welke zijn opgenomen in bijlage 1, 2 en 3 bij deze regels, mits hiervoor Rijkswaterstaat is gehoord.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, mits gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
a. Er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
b. Er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
c. Er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige
werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
6.2 Bouwregels
Op en in gronden zoals bedoeld in 6.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van het volgende:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering, met een hoogte van maximaal 3 meter;
b. bouwwerken zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
b. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik
voor en/of als:
a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:
a. het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren van de gronden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- oftelecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
k.het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimteijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
l.voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
m.het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
6.5.2 Uitzonderingen
De onder 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste veranderingen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
d. het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen;
e. strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
f. werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de in het landschapsplan en de overzichtstekening (zie bijlage 1 en 3 van de regels) beschreven maatregelen;
g. werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen voor de compensatie van de afname van bergend regime van de Maas (zie het compensatieplan als bijlage 2 van de regels).
6.5.3 Toelaatbaarheid
De in 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of
werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen
de in 6.1 genoemde doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Voor zover het betreft een vergunning waarbij de waterhuishouding en/of de waterafvoer in
het geding is wordt vooraf het waterschap gehoord.

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
8.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
c. zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtname van het gestelde onder 8.1.2 sub b;
d. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet - overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
• het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
• het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in (artikel bijgebouwen regeling woonbestemming) in acht wordt genomen;
• het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
e. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.
8.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b. de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet wordt verstoord;
c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
8.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
8.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, goot en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, goot en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.3.1 en 8.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 6 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 milieuzone – geen emissiepunt
Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – geen emissiepunt’ mogen geen emissiepunten van dierenverblijven en mestopslagen zijn gelegen.
10.2 milieuzone – roerdalslenk 3
10.2.1 Verbodsregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone- roerdalslenk 3’ is het niet toegestaan om:
a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 80 meter beneden het maaiveld;
b. de grond te roeren dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
c. een bodemenergiesysteem op te richten, welke dieper reikt dan 80 meter beneden het maaiveld;
d. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
10.2.2 Uitzonderingen
De in artikel 10.2.1 onder a. en b. gestelde verboden gelden niet voor:
a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
10.2.3 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder a. en b. als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.
10.3 geluidzone – industrie
10.3.1 Bouwregels
Ten aanzien van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting vanwege industrielawaai.
10.3.2 Afwijken van de bouwregels
Mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.1 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen voor het afwijken van:
a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
11.2 Bed & Breakfast
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de wijk of buurt kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de woonfunctieten behoeve van een Bed & Breakfast mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren;
c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
d. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
i. de bed & breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mogen ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m²;
k. de omgevingsvergunning uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
11.3 Kleine bouwwerken
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor:
Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
a. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;
d. wanneer het betreft gronden gelegen binnen de bestemming Waterstaat - Waterbergend rivierbed en/of Waterstaat - Waterkering het bepaalde in de desbetreffende artikelen in acht wordt genomen.
11.4 Afwijken ter voorkoming beperking meest doelmatige gebruik
Van de planregels wordt afgeweken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
13.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
13.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen
geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a. in de eerste plaats de regels van 'Waterstaat - Waterkering';
b. in de tweede plaats de regels van 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed';
c. in de derde plaats de regels van ‘Geluidzone – industrie’;
d. in de vierde plaatse de regels van ‘Milieuzone – geen emissiepunt’;
c. in de vijfde plaats de regels van ‘Milieuzone – Roerdalslenk 3’.
14.2 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen
14.2.1 Parkeren
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak, daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of bewoning van het gebouw, dan wel bestemmingsvlak, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Dit alles ter beoordeling van de gemeente.
14.2.2 Laden en Lossen
Indien de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak,aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort. Dit alles ter beoordeling van de gemeente.
14.2.3 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.1 en 14.2.2:
a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Dit alles ter beoordeling van de gemeente.
14.3 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
14.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in Artikel 9 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
15.1.3
Het bepaalde onder 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op hettijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met hetdaarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 15.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4
Het bepaalde onder 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Mgr Savelbergweg 97 Heel'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 juni 2013
………………………
De voorzitter,
De griffier,
……….
………