KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Bouwperceel
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Water - Niet Riviergebonden
Artikel 11 Water - Riviergebonden
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Leiding - Leidingstrook
Artikel 15 Leiding - Olie
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Artikel 18 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Artikel 19 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
Artikel 21 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Normenmatrix Archeologie
Bijlage 1 Vooroverlegreacties

Kanaal Wessem - Nederweert 2012

Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw

Onherroepelijk op 15-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kanaal Wessem - Nederweert 2012 van de gemeente Maasgouw.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1641.BPL044-VG01 met de bijbehorende regels bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp technisch of hiermee gelijkstellend gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel.

1.6 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.7 agrarisch grondgebruik:

gebruik van gronden dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.

1.8 archeologische monumententenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.9 archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.15 beperkt kwetsbaar object:

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

een gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.19 boomgaard:

een kunstmatig beplant stuk grond waar vruchten- of notenbomen op gekweekt worden. De boomgaard kan zowel een esthetische als een agrarische functie hebben.

1.20 bos:

een begroeiing die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. De begroeiing kan de vorm hebben van een natuurlijk bos, productiebos of recreatief bos.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en uitsluitend door de feitelijke hoofdbewoner van de woning wordt uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten.

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.30 erotisch getint bedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 evenement:

een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidsgevoelig object:

woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in (artikel 1 van) de Wet geluidhinder.

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.37 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of stacaravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsrecht (Wabo) voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 kwetsbaar object:

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.40 maaiveld:

de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft.

1.41 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.42 Omgevingsverordening Limburg:

Omgevingsverordening Limburg zoals op 17 december 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg en in werking getreden op 1 januari 2011.

1.43 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.44 opgraving:

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden.

1.45 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.46 peil:

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.47 permanente woning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie.

1.49 stacaravan:

een caravan die voorzien is gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats te blijven staan, maar wel voorzien is van een as-/wielenstelsel en in die toestand verrijdbaar en als 1 deel over de weg te verplaatsen is, met een maximale oppervlakte van 40 m2 en een maximale hoogte van 3,40 meter.

1.50 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.51 voortuin:

tuin gelegen tussen de voorgevel van een gebouw en de openbare ruimte.

1.52 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair.

1.53 waterpeil:

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.54 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.55 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.56 wonen:

het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter.

1.57 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. opbouw van het landschap;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. perceelsontsluitingswegen;
  2. g. dagrecreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. 1. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
    2. 2. recreatief ondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. detailhandel;
  2. b. kamperen;
  3. c. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  4. d. buitenmanege, terras, tennisbaan of zwembad;
  5. e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  6. f. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  7. g. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Bouwperceel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bouwperceel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. voorzieningen van algemeen nut;
  6. h. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  7. i. bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het agrarisch gebruik.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en functies kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf met maximaal 10% van het bouwperceel.

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en functies kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 onder a. voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens ten behoeve van de bouw van portalen, entrees en erkers, mits de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt, de hoogte maximaal 3 meter bedraagt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
  5. e. het in stand houden van de openheid in het gebied;
  6. f. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties,
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. perceelsontsluitingswegen;
  2. i. dagrecreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. b. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. 1. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
    2. 2. recreatief ondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
    3. 3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die van geringe omvang zijn en welke noodzakelijk zijn voor de in 5.1 genoemde natuur- en landschapselementen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de landschappelijke waarden in de omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. detailhandel;
  2. b. kamperen;
  3. c. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  4. d. buitenmanege, terras, tennisbaan of zwembad;
  5. e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  6. f. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  7. g. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 3.1 en 3.2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  2. b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 3.1 tot en met 4.1 van Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  3. c. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 3.1 tot en met 5.1 van Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
  4. d. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 3.1 tot en met 5.2 van Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
  5. e. een sluis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
  6. f. detailhandel in zand, grind, bouwmaterialen, zout, bestratingsmaterialen en tuinbenodigdheden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel',

met de daarbij behorende:

  1. g. kantoren;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. voorzieningen van algemeen nut;
  6. l. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantastig van de gebruiksmogelijkheden van aanwezige bedrijven;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. voorzieningen van algemeen nut;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige, dan wel daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  3. c. de opbouw van het landschap;
  4. d. beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden;
  5. e. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;

met de daarbij behorende:

  1. f. voet- en fietspaden;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  4. i. voorzieningen van algemeen nut.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen, geen gebouwen zijnde en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen zoals wegwijzers en zitbanken met een maximale hoogte van 2 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen, wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de tot Natuur bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. b. staanplaats voor wagens;
  3. c. agrarische doeleinden, met uitzondering van agrarische doeleinden in het kader van natuurbeheer;
  4. d. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;
  5. e. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen; voor het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
  6. f. militaire oefeningen;
  7. g. het winnen van bosstrooisel of mos;
  8. h. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van doeleinden als omschreven onder a. tot en met g.;
  9. i. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  10. j. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. k. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 8.3 ten behoeve van:

  1. a. het houden van militaire oefeningen, mits de aanwezige waarden niet (onomkeerbaar) worden of kunnen worden aangetast.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. voorzieningen van algemeen nut;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  9. i. oeververbindingen (bruggen).

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Water - Niet Riviergebonden

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Niet riviergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
  3. c. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Water - Riviergebonden

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Riviergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de scheepvaart;
  2. b. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
  3. c. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met de vestiging/uitoefening van aangrenzende bedrijven;
  4. d. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. infiltratievoorzieningen;
  8. h. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 10 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. ligplaats alsmede voor het laden en lossen van schepen, behorende tot inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  2. b. ligplaats voor woonschepen;
  3. c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen en erven;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  4. e. voorzieningen van algemeen nut;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. voet- en fietspaden;
  7. h. speelvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken:

  1. a. van het bepaalde in 12.2.1 onder a. voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens ten behoeve van de bouw van portalen, entrees en erkers, mits de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt, de hoogte maximaal 3 meter bedraagt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor de beschermingszone van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 en toestaan dat met de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf gehoord de beheerder van de betreffende leiding.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Leidingstrook

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een leidingstrook en de daarbij behorende beschermingszone.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af laten wijken van het bepaalde in 14.2 en toestaan dat met de andere bestemming binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Olie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor de beschermingszone van een ondergrondse leiding voor het transport van vloeibare koolwaterstoffen en ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - olie' mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van vloeibare koolwaterstoffen.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af laten wijken van het bepaalde in 15.2 en toestaan dat met de andere bestemming binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor de beschermingszone van een rioolwatertransportleiding en er plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' mede bestemd voor een ondergrondse rioolwatertransportleiding.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 en toestaan dat met de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf gehoord de beheerder van de betreffende leiding.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. riviergebonden activiteiten;
  2. b. voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
  3. c. de waterhuishouding;
  4. d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  5. e. het vergroten van de afvoercapaciteit.

Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:

  1. f. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
  2. g. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  3. h. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  4. i. de realisatie van natuur;
  5. j. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  6. k. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

18.2 Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 18.1 mag niet worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 ten behoeve van zowel riviergebonden, niet riviergebonden activiteiten, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en voor rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang alsmede een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend indien:

voor riviergebonden bouwwerken:

  1. a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering vor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

voor niet- riviergebonden bouwwerken

  1. e. er sprake is van:
    1. 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
    2. 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
    3. 3. het een groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of ;
    4. 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  2. f. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  3. g. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  4. h. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  5. i.
      • de resterende waterstandseffecten of;
      • de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of;
      • de rivierverruimende maatregelen worden genomen;

voor rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing:

  1. j. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. k. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. l. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waterbergend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend indien:

voor riviergebonden activiteiten:

  1. a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering vor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

voor niet- riviergebonden activiteiten

  1. e. er sprake is van:
    1. 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
    2. 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
    3. 3. het een groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
    4. 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  2. f. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  3. g. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  4. h. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  5. i.
    1. 1. de resterende waterstandseffecten of;
    2. 2. de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of;
    3. 3. de rivierverruimende maatregelen worden genomen,

waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de

daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

19.2 Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 19.1 mag niet worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits vooraf gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:

  1. a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  4. d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.

20.2 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in 20.1 gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering,met een hoogte van maximaal 3 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 20.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
  2. b. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waterstaat - Waterlopen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. waterkeringen;
  2. b. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen;
  3. c. waterbergingsgebieden.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan doelmatig functioneren van de waterloop, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.2 en toestaan dat met de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf gehoord de beheerder van de betreffende watergang.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

23.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

23.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en maten

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is de aanleg van een ecologische verbindingszone toegestaan ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van verbindende natuur- en landschapselementen.

25.2 geluidzone - industrie

25.3 milieuzone - roerdalslenk 3

25.4 milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in art 1 van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting van de inrichtingen (zowel zoneplichtige als niet zoneplichtige) die gelegen zijn binnen deze aanduiding worden toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidsboekhouding van het ter plaatse gezoneerde industrieterrein.

25.5 veiligheidszone - bevi

25.6 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

25.7 vrijwaringszone - vaarweg

25.8 vrijwaringszone - weg

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden. Losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. zijn alleen toegestaan:
    1. 1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. 2. binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
  6. f. de bestemmingsbepalingen voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.

26.2 Bed & Breakfast

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de wijk of buurt kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de woonfunctie ten behoeve van een Bed and Breakfast mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  4. d. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  5. e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  6. f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  7. g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  8. h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  9. i. de Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  10. j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m²;
  11. k. de afwijking uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.

26.3 Evenement

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. voor het plangebied van het bestemmingsplan mag niet meer dan 8 maal per jaar met een omgevingsvergunning worden afgeweken ten behoeve van een evenement worden verleend;
  2. b. de maximale duur van een evenement bedraagt 16 aaneengesloten dagen, met uitzondering van 2 maal 22 aaneengesloten dagen;
  3. c. voor een evenement dient een evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening verleend te zijn;
  4. d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. e. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moet zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
  6. f. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen als gevolg van de afwijking niet onevenredig worden aangetast.

26.4 Kleine bouwwerken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

  1. a. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
  2. b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  3. c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;
  4. d. wanneer het betreft gronden gelegen binnen de bestemming Waterstaat - Waterbergendrivierbed, Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed, Waterstaat - Waterkering en/of Waterstaat - Waterlopen het bepaalde in de desbetreffende artikelen in acht wordt genomen.

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, als genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenstaat van de planregels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 28 Algemene Procedureregels

28.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning van toepassing.

28.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

28.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunnings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

29.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van 'Waterstaat - Waterkering';
  2. b. in de tweede plaats de regels van 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed';
  3. c. in de derde plaats de regels van 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed';
  4. d. in de vierde plaats de regels van 'Waterstaat - Waterlopen';
  5. e. In de vijfde plaats de regels van 'Leiding - Leidingstrook';
  6. f. in de zesfde plaats de regels van 'Leiding - Olie';
  7. g. in de zevende plaats de regels van 'Leiding - Gas';
  8. h. in de achtste plaats de regels van 'Leiding - Riool';
  9. i. in de negende plaats de regels van 'Waarde - Archeologie';
  10. j. in de tiende plaats de regels van 'veiligheidszone - bevi';
  11. k. in de elfde plaats de regels van 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
  12. l. in de twaalfde plaats de regels van 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein';
  13. m. in de dertiende plaats de regels van 'milieuzone - roerdalslenk 3';
  14. n. in de veertiende plaats de regels van 'geluidzone - industrie';
  15. o. in de vijftiende plaats de regels van 'vrijwaringszone - vaarweg';
  16. p. in de zestiende plaats de regels van 'vrijwaringszone - weg'.

29.3 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kanaal Wessem - Nederweert 2012'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Normenmatrix Archeologie

Bijlage 2 Normenmatrix archeologie

Bijlage 1 Vooroverlegreacties

Bijlage 1 Vooroverlegreacties