Bedrijventerreinen Maasbracht, 1e herziening
Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw
Vastgesteld op 15-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Maasbracht 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1641.BPL069-OH01 van de gemeente Maasgouw;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalverwerking
het bedrijfsmatig verwerken (waaronder ook begrepen recyclen) van onnodig of overtollig (organisch en niet organisch) materiaal, inclusief apparatuur, producten of materialen in welke vorm ook, olie, chemicaliën, gassen, meststoffen en vloeistoffen inbegrepen;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;
1.7 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.8 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw en/of terrein noodzakelijk moet worden geacht;
1.10 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.11 beperkt kwetsbaar object
een object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag
een bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.15 bevoegdheden
afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;
bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw;
1.16 bijbehorend bouwwerk
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.17 bodemverstorende activiteiten
het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen;
1.18 boorput
een put waarmee water aan de bodem kan worden onttrokken, water in de bodem kan worden gefilterd of die kan dienen als hulpmiddel om de grondwaterstand te registreren;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen, het veranderen of het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.25 dakopbouw
een ondergeschikte opbouw van het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;
1.28 erotisch getint bedrijf
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, sekswinkel, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.29 externe veiligheid
het voorkomen van de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
1.30 evenement
een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak;
1.31 functieaanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 geluidsgevoelige objecten
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.35 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.36 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.37 kwetsbaar object
een object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.38 maaiveld
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft;
1.39 mestverwerking
het behandelen van dierlijke mest zonder het product noemenswaardig te veranderen, waaronder in ieder geval begrepen:
- het mengen, roeren, homogeniseren, composteren van mest en het mechanisch scheiden van mest in een dunne en dikke fractie;
- het drogen van mest en het hygiëniseren van mest;
- de technieken als ultrafiltratie, elektrodialyse en omgekeerde osmose;
1.40 milieupark
een terrein, direct of indirect, geëxploiteerd door de gemeente, waar particulieren hun afval gescheiden kunnen inleveren;
1.41 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.42 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.43 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.44 overkapping
een overig bouwwerk dat is omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.45 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.46 peil
het peil is:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.47 perifere detailhandel
detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen zoals grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling;
1.48 pleziervaartuig
een vaartuig dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, met een romplengte van minimaal 2,5 meter en maximaal 24 meter;
1.49 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie;
1.51 relatie
een verbindingslijn die één of meerdere bij elkaar behorende bestemmingsvlakken en de daaraan verbonden aanduidingen met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze regels sprake is van bij elkaar behorende bestemmingsvlakken;
1.52 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.53 scheepswerf
een bedrijf waar schepen worden gebouwd, verbouwd, gerepareerd of geassembleerd, waarbij de schepen een lengte hebben groter dan 25 meter;
1.54 vaarweggebonden bebouwing
bebouwing welke in relatie staat tot de nabijgelegen vaarweg, hieronder begrepen een bedrijfscomplex ter bediening van onder andere sluizen, stuwen, bruggen, pompgemalen, voedingsduikers en ter uitvoering van verkeersmanagementtaken, met daarbij behorend een kantoor, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, infiltratievoorzieningen, ontsluitingen en terreinen;
1.55 verkoopvloeroppervlakte
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten;
1.56 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair;
1.57 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.58 wonen
het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter;
1.59 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden;
1.60 zeecontainer
een container ten behoeve van het tijdelijk opslaan van goederen voor het verdere vervoer van deze goederen of ten behoeve van het tijdelijk opslaan van goederen voor bouwwerkzaamheden;
1.61 zonnecollector
een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: Functieaanduiding:
BT Bedrijventerrein (b = 3.1) bedrijf tot en met categorie 3.1
(b = 3.2) bedrijf tot en met categorie 3.2
(b = 4.1) bedrijf tot en met categorie 4.1
(b = 4.2) bedrijf tot en met categorie 4.2
(b = 5.1) bedrijf tot en met categorie 5.1
(nv) nutsvoorziening
(sb-gzp) specifieke vorm van bedrijventerrein – geluidzoneringsplichtige inrichting
(sb-mp) specifieke vorm van bedrijventerrein – milieupark
(sb-sw) specifieke vorm van bedrijventerrein – scheepswerf
(sb-vv) specifieke vorm van bedrijventerrein - veevoer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijventerrein” (BT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1” (b = 3.1), bedrijven uit ten minste categorie 2 en ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2” (b = 3.2), bedrijven uit ten minste categorie 2 en ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.1” (b = 4.1), bedrijven uit ten minste categorie 3.1 en ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijf tot en met categorie 4.2” (b = 4.2), bedrijven uit ten minste categorie 3.2 en ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding “bedrijf tot en met categorie 5.1” (b = 5.1), bedrijven uit ten minste categorie 4.1 en ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels;
- f. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – geluidzoneringsplichtige inrichting” (sb-gzp), een inrichting als bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht;
- g. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – milieupark” (sb-mp), een milieupark;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding “nutsvoorziening” (nv), een nutsvoorziening;
- i. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – scheepswerf” (sb-sw), een scheepswerf;
- j. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf – veevoer” (sb-vv), een bedrijf dat veevoer produceert met, alsmede de op- en overslag behorende bij het veevoerbedrijf;
- k. productiegebonden en aan de bedrijfsvoering ondergeschikte detailhandel, terwijl detailhandel in voedings- en genotmiddelen niet is toegestaan;
en de daarbij behorende:
- l. erven en terreinen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. voorzieningen van algemeen nut;
- p. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks-mogelijkheden en van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Leiding – Gas
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
L-G Leiding – Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding – Gas” (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gasleiding en de daarbij behorende beschermingszone van de ondergrondse gasleiding.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat binnen de beschermingszone van de ondergrondse gasleiding bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
- c. het bouwwerk geen kwetsbaar object is.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waterstaat – Waterbergend Rivierbed
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
WS-WBR Waterstaat – Waterbergend Rivierbed
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Waterbergend Rivierbed” (WS-WBR) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterbergende functie.
5.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in lid 5.1 mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn; en
- e. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend Rijkswaterstaat wordt gehoord.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden zoals genoemd in lid 5.1 is het niet toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd, mits:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn; en
- e. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend Rijkswaterstaat wordt gehoord.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene bepaling voor ondergronds bouwen
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
7.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Gebiedsaanduiding “geluidzone – gezoneerd industrieterrein”
Ter plaatse van de Gebiedsaanduiding “geluidzone – gezoneerd industrieterrein”.
- a. zijn de gronden mede bestemd voor het gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
- b. wordt de geluidbelasting van de inrichtingen, zowel zoneplichtige als niet zoneplichtige, toegerekend aan de geluidzone door deze mee te nemen in de geluidsboekhouding van het ter plaatse gezoneerde industrieterrein.
9.2 Gebiedsaanduiding “geluidszone – industrie”
9.3 Gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 2”
9.4 Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – vaarweg”
9.5 Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – weg”
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van die bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van die bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de voorwaarde dat losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. alleen zijn toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en in sportparken;
- f. de bestemmingsregels voor het plaatsen van overige bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.
10.2 Evenement
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. voor het plangebied van het plan mag niet meer dan 8 maal per jaar een omgevingsvergunning ten behoeve van een evenement worden verleend;
- b. de maximale duur van een evenement bedraagt 16 aaneengesloten dagen, met uitzondering van 2 maal 22 aaneengesloten dagen;
- c. voor een evenement dient een evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening verleend te zijn;
- d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- e. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moet zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
- f. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen mogen als gevolg van de omgevingsvergunning niet onevenredig worden aangetast.
10.3 Kleine bouwwerken
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, weg-kruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- a. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
- b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 10 m mag bedragen.
10.4 Afwijken ter voorkoming van beperking meest doelmatige gebruik
Van de planregels wordt afgeweken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
12.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
12.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Onderlinge rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van dubbelbestemming “Leiding – Gas”;
- b. in de tweede plaats de regels van Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – weg”;
- c. in de derde plaats de regels van Gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – vaarweg”;
- d. in de vierde plaats de regels van Gebiedsaanduiding “geluidszone – industrie”;
- e. in de vijfde plaats de regels van Gebiedsaanduiding “geluidzone – gezoneerd industrieterrein”;
- f. in de zesde plaats de regels van Gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 2”.
13.2 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen
13.3 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
13.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in Artikel 8 van deze planregels is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Afwijken van het overgangsrecht bouwen
14.3 Overgangsrecht gebruik
14.4 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, als bedoeld in lid 14.3, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 15 Slotregels
15.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
“Bedrijventerreinen Maasbracht 1e herziening”.