Schippersdock Wessem
Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw
Vastgesteld op 06-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Schippersdock Wessem” met identificatienummer NL.IMRO.1641.BPL075-IW01 van de gemeente Maasgouw;
bestemmingsplan
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
en verder in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;
1.6 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.7 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bevoegdheden
afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;
bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, zoals bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw;
1.11 boorput
een put waarmee water aan de bodem kan worden onttrokken, water in de bodem kan worden gefilterd of die kan dienen als hulpmiddel om de grondwaterstand te registreren;
1.12 boothuis
een bouwwerk geplaatst op het water ten dienste van overdekte stalling van één of meer pleziervaartuigen in het water en waar onderhoud, reparatie en refit van de vaartuigen kan plaatsvinden;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen, het veranderen of het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 erotisch getint bedrijf
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, sekswinkel, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.21 evenement
een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak;
1.22 functieaanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.25 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, onderverdeeld in de volgende horeca-categorieën:
horeca-categorie 1:
een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt;
horeca-categorie 2:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie- en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels en restaurant;
horeca-categorie 3:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen, waaronder begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
horeca-categorie 4:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren, waaronder begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en zalencentrum (met nachtvergunning);
horeca-categorie 5:
een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, waaronder begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;
1.26 jachthaven
haven met daarbij behorende grond waar de gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen alsmede het uitvoeren van refit, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan pleziervaartuigen voor zover deze onderdeel vormen van het normale bedrijfsproces;
1.27 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.28 maaiveld
de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft;
1.29 normaal onderhoud
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.30 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.31 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;
1.32 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.34 peil
het peil is:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.35 pleziervaartuig
een vaartuig dat, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing, is bestemd voor recreatievaart, sportbeoefening of vrijetijdsbesteding met een romplengte van minimaal 2,50 m en maximaal 24 m;
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie;
1.37 recreatievaart
het gebruik van vaarwegen met een recreatief doel, waaronder begrepen incidenteel nachtverblijf op pleziervaartuigen;
1.38 refit
het ombouwen of restylen van een vaartuig of het vernieuwen, verbouwen, verlengen of verbreden daarvan, alsmede het her-motoriseren of het vernieuwen van de voortstuwingsinstallaties van het vaartuig;
1.39 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.40 rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang
rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang zijn:
- a. het plaatsen van een in- of uitstroomvoorziening, mits de in- of uitstroomsnelheid maximaal 0,3 m/s bedraagt;
- b. het plaatsen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk bestemd voor niet bedrijfsmatig gebruik dan wel voor naar aard en omvang vergelijkbaar overig gebruik;
- c. het plaatsen van informatieborden, informatiezuilen, reclameborden of reclamezuilen mits deze niet groter zijn dan 2 m bij 3 m en per 2 m niet meer dan 5 borden of zuilen aanwezig zijn;
- d. terreinophogingen van minder dan 50 m3 per perceel;
- e. het plaatsen van visfuiken;
1.41 stalling
het doen opslaan van het pleziervaartuig en de eventueel bij behorende trailer, in of op een daartoe door de jachthaven ingerichte plaats (zowel binnen als buiten);
1.42 volumineuze detailhandel
detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen zoals grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling;
1.43 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.44 watersport
sporten te water, waaronder zeilen, surfen, varen;
1.45 werkstrook
strook in en/of langs het water, waarbinnen werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, die onlosmakelijk verbonden zijn met de vestiging en/of uitvoering van bedrijfsactiviteiten zoals deze zijn toegelaten op de aangrenzende bestemming;
1.46 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.47 wonen
het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: | Functieaanduiding |
BT Bedrijventerrein | (b <3.2) bedrijf tot en met categorie 3.2) |
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijventerrein” (BT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. stalling van pleziervaartuigen;
- c. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals gegeven in Bijlage 1 van deze regels, met uitzondering ter plaatse van de functieaanduiding ''bedrijf tot en met categorie 3.2'' (b<3.2) waar alleen bedrijfsmatige activiteiten mogen worden uitgeoefend die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van voornoemde Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- d. aan watersport of jachthaven gerelateerde detailhandel tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 50 m2;
- e. verkoop en verhuur van pleziervaartuigen alsook de makelaardij in die goederen;
- f. het houden van aan watersport gerelateerde cursussen en trainingen;
- g. aan watersport gerelateerde volumineuze detailhandel;
- h. evenementen gelieerd en ondergeschikt aan de watersport of de waterrecreatie;
met de daarbij behorende:
- i. aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren;
- j. aan de bedrijfsvoering ondergeschikte en deze bedrijfsvoering ondersteunende horeca-activiteiten conform categorie 2 van de staat van horeca-activiteiten als gegeven in artikel 1, lid 25, van deze regels;
- k. een terras ten behoeve van de onder j. genoemde horeca-activiteiten tot een maximale oppervlakte van 500 m2;
- l. een cursusruimte in de ruimte voor de onder j. genoemde horeca-activiteiten;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer dan 80% bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
- c. de maximale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt 12 m;
- d. voor zover de bestaande gebouwen niet voldoen aan het bepaalde onder c. zijn in afwijking hiervan de bestaande bouwhoogten van gebouwen toegestaan.
3.2.2 Aan de bedrijfsvoering ondergeschikte kantoren
Voor het bouwen van ondergeschikte kantoren gelden de volgende regels:
- a. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan kantoren bedraagt 30% van het totale bedrijfsoppervlak, met een maximum van 500 m2;
- b. de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw waarin het kantoor is ondergebracht bedraagt 12 m.
3.2.3 Aan de bedrijfsvoering ondergeschikte horeca-activiteiten
Voor het bouwen van ruimten voor ondergeschikte horeca-activiteiten gelden de volgende regels:
- a. het maximale bedrijfsoppervlak voor horeca-activiteiten bedraagt 150 m2;
- b. de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw waarin de horeca-activiteiten plaatsvinden bedraagt 12 m.
3.2.4 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
- b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten, verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 8 m, met dien verstande dat de hoogte van vlaggenmasten, verlichtingsarmaturen en lichtmasten vóór de voorgevellijn 5 m bedraagt;
- c. de maximale bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt 30 m.
3.2.5 Gebouwen voor nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
- b. de maximale oppervlakte per nutsvoorziening bedraagt 15 m².
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Afmetingen gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aanwezige bedrijven;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.3.2 Evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de organisatie van evenementen:
- a. ter voorkoming van onevenredige geluidsoverlast voor nabijgelegen woningen;
- b. ter voorkoming van verkeers- en parkeeroverlast;
- c. ter voorkoming van de verstoring van de nachtrust.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Dakopbouw
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1, onder c., in lid 3.2.2, onder b., en in lid 3.2.3, onder b., voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 3 m ten behoeve van de realisatie van een dakopbouw.
3.4.2 Ombouwen overige bouwwerken
Met een omgevingsvergunning kunnen, door middel van het aanbrengen van dichte wanden, overige bouwwerken tot bedrijfsgebouw worden omgebouwd en kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 3.2.1, onder c., in lid 3.2.2, onder b., en in lid 3.2.3, onder b., teneinde een hogere bouwhoogte voor tot bedrijfsgebouw omgebouwde overige bouwwerken toe te staan, en wel onder de volgende voorwaarden:
- a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 30 m;
- b. de ombouw heeft als doel de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving te verbeteren.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. wonen;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG;
- d. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
- e. opslag van goederen en materialen binnen een afstand van 4 m vanaf de weg;
- f. wonen in woonschepen;
- g. nachtverblijf op pleziervaartuigen, welke gestald zijn in een boothuis;
- h. zelfstandige kantoren;
- i. risicovolle inrichtingen.
3.5.2 Evenementen
Voor evenementen, zoals bepaald in lid 3.1, aanhef en onder h., gelden de volgende aanvullende regels:
- a. de evenementen dienen een rechtstreekse binding te hebben met de watersport of de waterrecreatie;
- b. voor het gebied mag niet meer dan 4 maal per jaar een evenement worden georganiseerd, waarbij het maximaal aantal bezoekers per dag voor een evenement 1.000 bedraagt;
- c. de maximale duur van een evenement bedraagt 5 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw;
- d. het aantal dagen met een hoge geluidsproductie vanwege evenementen blijft beperkt tot ten hoogste 8 dagen per jaar, waarbij het geluidsniveau LAeq, 1 minuut exclusief straffactor voor muziekgeluid voor versterkte muziek van de geluidboxen niet meer mag bedragen dan 66 dB(A) op de gevel van de omliggende woningen en bij ligplaatsen voor woonschepen alsmede de eindtijd van deze hoge geluidsproductie 20.00 uur bedraagt;
- e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het terrein of in de directe nabijheid van het terrein;
- f. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moet zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
- g. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen mogen als gevolg van het evenement niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Water - Riviergebonden
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Bestemming: | Functieaanduiding: |
WA-B Water - Riviergebonden | (jh) jachthaven |
(shu) schiphuis | |
(swa-wst) specifieke vorm van water - werkstrook |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Water - Riviergebonden” (WA-B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de scheepvaart;
- b. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
- c. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “jachthaven” (jh), een jachthaven;
- d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “jachthaven” (jh), tevens een stalling voor pleziervaartuigen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “schiphuis” (shu), één of meer boothuizen;
- f. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van water – werkstrook” (swa-wst), een werkstrook waarbij geldt dat de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten onlosmakelijk verbonden dient te zijn met de vestiging dan wel de uitoefening van bedrijven zoals toegelaten op de aangrenzende bestemming en waarbij eveneens geldt dat het functioneren van het scheepvaartverkeer te allen tijde gewaarborgd dient te zijn;
- g. het behoud en herstel van natuurwaarden;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. infiltratievoorzieningen;
- k. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij hiervan in lid 4.2.2 of 4.2.3 wordt afgeweken;
- b. de maximale bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt 5 m, tenzij hiervan in lid 4.2.2 of 4.2.3 wordt afgeweken;
- c. voor zover de bouwwerken worden opgericht boven het water, wordt de hoogte van de bouwwerken gemeten boven het stuwpeil zijnde het gemiddelde waterniveau van de rivier de Maas in het stuwpand Maasbracht - Heel, te weten 20,80 m boven N.A.P.
4.2.2 Bouwwerken in jachthaven
Ter plaatse van de functieaanduiding “jachthaven” (jh) zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
- a. bakens;
- b. aanlegsteigers;
- c. pontons;
- d. een botenlift met een maximale bouwhoogte van 30 m, gemeten volgens de regel in lid 4.2.1, aanhef en onder c.
4.2.3 Boothuizen voor stalling van pleziervaartuigen
Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “schiphuis” (shu) zijn boothuizen toegestaan voor de overdekte stalling van een pleziervaartuig of voor reparatie, onderhoud en refit van pleziervaartuigen, terwijl de maximale bouwhoogte van een boothuis 8 m bedraagt, gemeten volgens de regel in lid 4.2.1, aanhef en onder c.
4.2.4 Bouwwerken in werkstrook
Ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van water – werkstrook” (swa-wst) zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
- e. bakens;
- a. aanlegsteigers;
- b. pontons;
- c. hellingbanen;
- d. hefbokken tot een maximale bouwhoogte van 8 m, gemeten volgens de regel in lid 4.2.1, aanhef en onder c;
- e. beschoeiingen;
- f. damwanden;
- g. doorvaartconstructies.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aantal ligplaatsen
Het totaal aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen ter plaatse van de functieaanduidingen “jachthaven” (jh) en “schiphuis” (shu) mag niet meer bedragen dan 99.
4.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor of als:
- a. ligplaats alsmede het laden en lossen van schepen, behorende tot inrichtingen met belangrijke geluidhinder als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, en Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht;
- b. ligplaats voor woonschepen;
- c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken schepen, woonschepen, voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. nachtverblijf op pleziervaartuigen, welke gestald zijn in een boothuis.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, het volgende werk, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- a. enig werk dan wel een verandering in een bestaand werk te maken dan wel in een bestaand werk verandering te brengen;
- b. grond, bagger, specie, puin of andere zinkende stoffen te stapelen, storten of neer te leggen;
- c. het verrichten van ontgrondingen;
- d. bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, vistoestellen inbegrepen, aan te brengen;
- e. een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting, niet bestemd voor vervoer, vast te leggen.
4.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:
- a. normale onderhoudswerkzaamheden en beheer;
- b. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
- c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.4.3 Voorwaarden voor verlening omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.4.1, kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. het werk, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheid is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, dan wel met een voorbereidingsbesluit;
- b. voor het werk of de werkzaamheid is een vergunning ingevolge de Erfgoedwet of de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
- c. het werk of de werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
4.4.4 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De in lid 4.4.1 genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar mits:
- a. de in lid 4.1 genoemde doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast door de werken of werkzaamheden, dan wel, door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen;
- b. Rijkswaterstaat vooraf wordt gehoord voor zover het betreft een vergunning waarbij de waterhuishouding, de waterberging en/of de waterafvoer in het geding is.
Artikel 5 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
WS-SVR Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed” (WS-SVR) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
- c. de waterhuishouding;
- d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
- f. Onder riviergebonden activiteiten worden verstaan:
- g. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
- h. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- i. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- j. de realisatie van natuur;
- k. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
- l. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in lid 5.1 mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van zowel riviergebonden, niet-riviergebonden activiteiten, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en voor rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang alsmede ten behoeve van een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een vergunning wordt verleend:
voor riviergebonden bouwwerken indien:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het waterbergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- e. er sprake is van een zodanige situering dat de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert;
voor niet-riviergebonden bouwwerken indien:
- f. er sprake is van :
- 1. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
- 2. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
- 3. een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd; of
- 4. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- g. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- h. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- i. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- j. de resterende waterstandseffecten of de afname van het waterbergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of indien rivier-verruimende maatregelen worden genomen waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
voor rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, indien:
- k. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- l. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- m. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waterbergend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend:
voor riviergebonden activiteiten indien:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het waterbergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
voor niet-riviergebonden activiteiten indien:
- e. er sprake is van :
- 1. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
- 2. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
- 3. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan plaatsvinden; of
- 4. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan plaatsvinden;
- f. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- g. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- h. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- i. de resterende waterstandseffecten of de afname van het waterbergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of indien rivier-verruimende maatregelen worden genomen waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
Artikel 6 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
WS-WBR Waterstaat – Waterbergend rivierbed
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat – Waterbergend rivierbed” (WS-WBR) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterbergende functie.
6.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in lid 6.1 mag niet worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 door toe te staan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming(en), wordt gebouwd, mits Rijkswaterstaat vooraf is gehoord en voldaan wordt aan de hieronder genoemde voorwaarden:
- a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering dat de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechterd;
- d. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
- e. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden zoals genoemd in lid 6.1 is het niet toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 door toe te staan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming(en), werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd, mits Rijkswaterstaat vooraf is gehoord en voldaan wordt aan de hieronder genoemde voorwaarden:
- a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, het volgende werk, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- a. het verwijderen van houtopstanden;
- b. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- c. het aanbrengen van verhardingen;
- d. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- e. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentie-vijvers;
- f. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m²;
- h. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
- i. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
- j. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
- k. het aanbrengen van drainage;
- l. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-en/of communicatieleidingen.
6.6.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:
- m. normale onderhoudswerkzaamheden en beheer;
- a. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- b. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.6.3 Voorwaarden voor verlening omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 6.6.1, kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. het werk, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheid is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, dan wel met een voorbereidingsbesluit;
- b. voor het werk of de werkzaamheid is een vergunning ingevolge de Erfgoedwet of de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
- c. het werk of de werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
6.6.4 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De in lid 6.6.1 genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar mits:
- a. de in lid 6.1 genoemde doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast door de werken of werkzaamheden, dan wel, door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen;
- b. Rijkswaterstaat vooraf wordt gehoord voor zover het betreft een vergunning waarbij de waterhuishouding, de waterberging en/of de waterafvoer in het geding is.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
AANDUIDINGEN OP PLANVERBEELDING:
Dubbelbestemming:
WS-WK Waterstaat – Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
7.2 Bouwregels
Op en in gronden als bedoeld in 7.1 gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nodig voor het behoud en onderhoud van de waterkering, met een hoogte van maximaal 3 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
- b. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:
- a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:
- a. het ontginnen, het bodem verlagen, het afgraven, het ophogen en/of het egaliseren;
- b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
- d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
- e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
- g. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of -bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
- h. het bebossen of aanbrengen van kruidachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
- i. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
- j. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen;
- k. het aanleggen van leidingen of het werken met overdruk van meer dan 10 bar.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- l. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
- m. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
- n. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
7.5.2 Uitzonderingen
De onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, alsmede werken en werkzaamheden tot herstel van voor de waterkeringsfunctie ongewenste veranderingen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- d. het onderhoud en herstel dan wel aanpassen van bestaande oeverbeschoeiingen;
- e. strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
7.5.3 Toelaatbaarheid
De in 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 7.1 genoemde doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Voor zover het betreft een vergunning waarbij de waterhuishouding en/of de waterafvoer in het geding is, wordt vooraf het waterschap gehoord.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Algemene bepaling voor ondergronds bouwen
9.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
9.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 m onder peil;
- b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van rioolwaterbuffers en grafkelders die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
- c. zowel onder bestaande bebouwing als buiten bestaande bebouwing zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, evenwel met inachtneming van het gestelde onder b.;
- d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als de ondergrondse bouwwerken zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2, aanhef en onder a., voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,60 m onder peil en onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. de waterwinningen en de grondwaterbescherming niet worden verstoord;
- c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
9.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
9.3.1 Maximale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
9.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk II van deze planregels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
9.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in leden 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 3”
11.1.1 Verbodsregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 3” is het niet toegestaan om:
- a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben, dieper dan 80 m beneden het maaiveld;
- b. de grond te roeren dieper dan 80 m beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht-doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
- c. een bodemenergiesysteem op te richten, welke dieper reikt dan 80 m beneden het maaiveld;
- d. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstand biedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 m beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
11.1.2 Uitzonderingen
De in lid 11.1.1, aanhef en onder a. en b., gestelde verboden gelden niet voor:
- a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
- b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens de wet zijn voorgeschreven.
11.1.3 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 11.1.1, aanhef en onder a. en b., als gewaarborgd is dat er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf zijn gehoord.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van die bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van die bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de voorwaarde dat losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. alleen zijn toegestaan:
- 1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- 2. binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en in sportparken;
- f. de bestemmingsregels voor het plaatsen van overige bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.
12.2 Kleine bouwwerken
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, weg-kruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- a. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
- b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 10 m mag bedragen;
- d. wanneer het betreft gronden gelegen binnen de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterbergend rivierbed” en/of de dubbelbestemming “Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed” het bepaalde in de desbetreffende artikelen in acht wordt genomen.
12.3 Afwijken ter voorkoming van beperking meest doelmatige gebruik
Van de planregels wordt afgeweken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
14.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
14.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
14.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Onderlinge rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van dubbelbestemming “Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed”;
- b. in de tweede plaats de regels van dubbelbestemming “Waterstaat – Waterbergend rivierbed”;
- c. in de derde plaats de regels van dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering”;
- d. in de vierde plaats de regels van gebiedsaanduiding “milieuzone – roerdalslenk 3”.
15.2 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen
15.2.1 Parkeren
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak, daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of bewoning van het gebouw, dan wel bestemmingsvlak, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Dit alles ter beoordeling van de gemeente, waarbij de gemeente toetst aan het op het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning geldende gemeentelijke parkeerbeleid (zijnde thans “Parkeernormen en parkeerbijdrageregeling gemeente Maasgouw”).
15.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw, dan wel bestemmingsvlak, aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort. Dit alles ter beoordeling van de gemeente, waarbij de gemeente toetst aan het op het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning geldende gemeentelijke beleid omtrent laden en lossen.
15.2.3 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in leden 15.2.1 en 15.2.2:
- a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
15.3 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
15.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 10 van deze regels is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwen
16.1.1 Geoorloofd afwijkend bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Reeds afwijkend bouwen volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Lid 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
16.2 Afwijken van het overgangsrecht bouwwerken
16.2.1 Afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van inhoud bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in lid 16.1.1 met maximaal 10 %.
16.3 Overgangsrecht gebruik
16.3.1 Geoorloofd afwijkend gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
16.3.2 Verbod
Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.3.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
16.3.3 Onderbreking van afwijkend gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.3.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.3.4 Reeds afwijkend gebruik volgens voorheen geldend bestemmingsplan
Lid 16.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.
16.4 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, als bedoeld in lid 16.3, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 17 Slotregels
17.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Schippersdock Wessem”.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Archeologische Waarden- En Verwachtingenkaart
Bijlage 2 Archeologische waarden- en verwachtingenkaart
Bijlage 1 Positionering Van Schippersdock In Het Aanbod Van Jachthavens Binnen Het Maasplassengebied
Bijlage 1 Positionering van Schippersdock in het aanbod van jachthavens binnen het Maasplassengebied
Bijlage 2 Economische En Maatschappelijke Effecten Nautische Boulevard
Bijlage 2 Economische en maatschappelijke effecten Nautische Boulevard
Bijlage 3 Beoordelingsnotitie Milieueffectrapportage
Bijlage 3 Beoordelingsnotitie milieueffectrapportage
Bijlage 4 Geluidsonderzoek Evenementen
Bijlage 4 Geluidsonderzoek evenementen
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 5 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 6 Quickscan Wet natuurbescherming
Bijlage 7 Aerius-berekening Stikstofdepositie
Bijlage 7 AERIUS-berekening stikstofdepositie