KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 . Inleidende Regels
Artikel 1 . Naamgeving
Artikel 2 . Begrippen
Artikel 3 . Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 . Bestemmingsregels
Artikel 4 . Agrarisch- Agrarisch Bedrijf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 . Anti- Dubbeltelbepaling
Artikel 6 . Algemene Bestemmingsregels
Artikel 7 . Algemene Bouwregels
Artikel 8 . Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 . Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 . Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 . Nadere Eisen
Artikel 12 . Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 . Overgangsrecht
Artikel 14 . Slotregel
Bijlage 1 Nota Van Zienswijze
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Gemert-Bakel Buitengebied, juli 2014

Bestemmingsplan - gemeente Gemert-Bakel

Vastgesteld op 02-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 . Inleidende Regels

Artikel 1 . Naamgeving

Dit plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014“.

Artikel 2 . Begrippen

2.1 Plan

Het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014” van de gemeente Gemert- Bakel zoals vervat in de verbeelding en de bijbehorende regels;

2.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.Buitengebied072014-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

2.3 Verbeelding

De verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven;

2.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden;

2.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

2.6 Aan huis verbonden bedrijf

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige

activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en

uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een

woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

2.7 Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend;

2.8 Afhankelijke woonruimte

Een (gedeelte van een) bijbehorend bouwwerk die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

2.9 Archeologische waarden

De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten;

2.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2.11 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

2.12 Bedrijfsbebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het op locatie aanwezige bedrijf, met uitzondering van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;

2.13 Beeldbepalend pand

de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid (materie en concept), ouderdom en samenhang;

2.14 Beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

2.15 Beeldkwaliteitplan buitengebied

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan;

2.16 Beperkingen veehouderij

Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderij zijn beperkt;

2.17 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

2.18 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd;

2.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.20 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

2.21 Bouwwerk

Elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

2.22 Bouwwerk geen gebouw zijnde

Een bouwwerk dat geen gebouw is;

2.23 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

Cultuurhistorische waarden

De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

- archeologische waarden;

- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;

- historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;

2.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.25 Extensieve recreatie

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;

2.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.27 Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken;

2.28 Groene erfinrichting

Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse;

2.29 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1. derde lid, Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren waarbij bij het houden van dieren geldt dat het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;

2.30 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

2.31 Hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid;

2.32 Huishouden

Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep);

2.33 Intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

2.34 Inwoning

Het gebruik maken van extra onzelfstandige woonruimte in een bestaande woning waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

2.35 Kampeermiddel

Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

2.36 Kampeerterrein

Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor en blijkens die inrichting ook bestemd is om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

2.37 Klein geïsoleerd water

Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater;

2.38 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

2.39 Milieucategorie

De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

2.40 Minicamping

Een kampeerterrein waarop na ontheffing maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

2.41 Nevenfunctie / nevenactiviteit

Activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de hoofdfunctie betreffen en ondergeschikt zijn aan deze hoofdfunctie;

2.42 Omgevingsvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);

2.43 Omschakeling agrarisch bedrijf

Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bestemmingsvlak overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Onder omschakeling wordt ook verstaan het omzetten van een niet-agrarisch bestemmingsvlak in een agrarisch bestemmingsvlak;

2.44 Perceelsgrens

Een kadastrale grens van een perceel;

2.45 Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

2.46 Plattelandswoning (voormalige bedrijfswoning)

Een woning die wordt beschouwd als onderdeel van de veehouderij, maar door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf, mag worden bewoond. Deze woning krijgt geen bescherming voor de milieugevolgen van de veehouderij;

2.47 Recreatie

Alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

2.48 Recreatiebedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;

2.49 Ruimtelijke kwaliteit

Het behoud en de versterking van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving;

2.50 Trekkershut

Een recreatieverblijf van eenvoudige constructie en met een maximale grootte van 15 m², voor (nacht)verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben;

2.51 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het vergroten van de oppervlakte bedrijfsbebouwing of een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van gebouwen voor de uitoefening van het bedrijf;

2.52 Veehouderij

Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

2.53 Vergund

een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

2.54 Voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn, eventueel aangegeven op de verbeelding, over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

2.55 Vormverandering van een bestemmingsvlak

Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

2.56 Waterberging

Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water;

2.57 Waterhuishouding

De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt;

2.58 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke (omgevings)vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten;

2.59 Wijzigingsplan

Een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

2.60 Zorgvuldige veehouderij

Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in de omgeving. Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij' met planid NL.IMRO.9930.nrvr2014bzv-va01, van toepassing;

Artikel 3 . Wijze Van Meten

Toelichting
Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er moet worden gemeten.

3.1 Algemeen

De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

3.2 Peil

Het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

3.3 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.4 De dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

3.5 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

a. goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke, kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

b. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;

c. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

3.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, die tot 1 meter onder het peil zijn gelegen worden niet meegeteld bij het berekenen van de inhoud van een gebouw.

3.7 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.8 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)

3.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.10 Bebouwd oppervlak

Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.

3.11 De breedte van een bestemmingsvlak

Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

3.12 De afstand tot een perceelsgrens

De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.

3.13 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

Hoofdstuk 2 . Bestemmingsregels

Hoofdbestemmingen

Artikel 4 . Agrarisch- Agrarisch Bedrijf

4.1 . Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch- Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn algemeen bestemd voor:

  1. 1. de uitoefening van één agrarisch bedrijf;
  2. 2. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, voor zover reeds vergund al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij op de verbeelding een afwijkend aantal wooneenheden is aangegeven;
  3. 3. één voormalige bedrijfswoning (plattelandswoning) indien als zodanig aangeduid op de verbeelding. Deze woning wordt meegeteld in het aantal wooneenheden indien op de verbeelding aangeduid;
  4. 4. voorzieningen zoals mestopslagsilo's, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  5. 5. voorzieningen ten behoeve van waterberging en – infiltratie;
  6. 6. voorzieningen ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie – opwekking en biovergisting;
  7. 7. verharding;
  8. 8. groene erfinrichting;

en specifiek bestemd voor:

  1. 9. een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch –grondgebonden”.
  2. 10. een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'

4.2 . Bouwregels

4.3 . Afwijken van de bouwregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9.1

Specifieke afwijkingsregels

4.4 . Specifieke gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. 1. het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning met uitzondering van gebouwen aangeduid als 'plattelandswoning';
  2. 2. het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren;
  3. 3. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen door het in gebruik te nemen voor de uitoefening van een veehouderij welke voor de gebruikswijziging niet in gebruik waren voor de uitoefening van een veehouderij.

4.5 . Afwijken van de gebruiksregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9.1.

Specifieke afwijkingsregels

4.6 . Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

4.7 . Wijzigingsregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9.1.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 . Anti- Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 . Algemene Bestemmingsregels

Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:

  1. 1. Landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bestemmingsvlak;
  2. 2. Behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

Artikel 7 . Algemene Bouwregels

7.1 . Algemeen

  1. 1. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding. Voor bouwplannen geldt dat deze dienen te voldoen aan de criteria van het beeldkwaliteitplan.
  2. 2. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen de groenvoorzieningen aangelegd en in stand gehouden te worden overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan

7.2 . Bouwverboden

Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:

  1. 1. Enig bouwwerk met een afstand van minder dan 10 meter vanaf de weg of waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden.
  2. 2. Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.

Artikel 8 . Algemene Gebruiksregels

8.1 .

Krachtens het bepaalde in artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.

8.2 .

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

8.3 .

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt wel verstaan het niet binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan, zoals overeengekomen bij anterieure overeenkomst met de gebruiker, te realiseren en vervolgens in stand te houden.

Artikel 9 . Algemene Aanduidingsregels

9.1 . Luchtvaartverkeerzones

De onderstaande regels zijn van toepassing op alle afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in hoofdstuk 2 en 3 van dit bestemmingsplan.

  1. 1. Het is niet toegestaan om enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP.
  2. 2. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de Inner Horizontal en Conical Surface enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voerenmet een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP.
  3. 3. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de invliegfunnel enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP.
  4. 4. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de 35 KE-lijn, behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996.

Artikel 10 . Algemene Afwijkingsregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 9.1.

10.1 . Afwijkingen van de bouwregels

10.2 . Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 . Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 12.1. nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing er van in de vorm van een groene erfinrichting.

Artikel 12 . Algemene Procedureregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

12.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb geregelde procedure van toepassing. Tevens zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 . Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan oor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te vervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 . Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan “Gemert- Bakel Buitengebied, herziening juli 2014”.

Bijlage 1 Nota Van Zienswijze

Bijlage 1 Nota van Zienswijze

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan