Hooghland te Bakel
Bestemmingsplan - gemeente Gemert-Bakel
Vastgesteld op 21-11-2024 - vastgesteld
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Hooghland te Bakel” met identificatienummer NL.IMRO.1652.NeerakkerFaseII-VA01 van de gemeente Gemert-Bakel;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneen gebouwde woningen/ wooneenheid
een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;
1.7 aan-huis-verbonden bedrijf
het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten en/ of het door middel van handwerk uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Deze diensten en/ of activiteiten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, anders dan een webwinkel met ondergeschikte opslag tot 20 m2, en prostitutie niet toegestaan;
1.8 aan-huis-verbonden beroep
het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van administratieve-, juridische-, medische-, therapeutische-, lichaamsverzorgende-, kunstzinnige-, ontwerptechnische diensten of op hiermee gelijk te stellen diensten. De diensten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, showroom(s) en prostitutie niet toegestaan;
1.9 achtergevel
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;
1.10 achtergevel op hoeksituaties
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het achtererfgebied;
1.11 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.12 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;
1.13 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen en/of leveren van deze goederen;
1.14 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.15 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.16 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.17 bar/ dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.19 bebouwingspercentage
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een (bouw)perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.20 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.21 beeldbepalend pand
de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid (materie en concept), ouderdom en samenhang;
1.22 beeldkwaliteit
waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;
1.23 beeldkwaliteitplan(nen)
geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan(nen) en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;
1.24 begane grondlaag
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.25 beperkt kwetsbaar object
bouwwerk of object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in artikel 1 onder b;
1.26 beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)
roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten;
1.27 bestaand
bij bouwwerken:
- vergund, al dan niet feitelijk aanwezige bouwmassa (bestaand) of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp of;
- na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
bij gebruik:
- vergund, al dan niet bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.28 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.29 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.30 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.31 bouwaanduiding(en)
een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mits deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;
1.32 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.33 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.34 bouwhoogte
maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, liftschachten of daarmee gelijk te stellen onderdelen;
1.35 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw en zolder;
1.36 bouwpeil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop in gevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.38 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.40 bouwwerk
elke bouwkundige constructie van enige omvang welke direct of indirect duurzaam met de aarde verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.41 bouwwerk geen gebouw zijnde
een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk.
1.42 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/ dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.43 cafetaria
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereid etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
1.44 cultuurhistorie
de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.45 cultuurhistorische waarden
de waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
- archeologische waarden;
- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- historische landschapswaarden of historisch-geografische waarden;
1.46 daknok
hoogste punt van een schuin dak(vlak);
1.47 dakopbouw
toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of toevoeging aan een plat dak;
1.48 dakvlak
schuin of horizontaal vlak van het dak;
1.49 dakvoet
laagste punt van een schuin dak(vlak);
1.50 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.51 dienstverlening
het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.52 erotisch getinte horeca
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.53 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;
1.54 functieaanduiding(en)
een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mits deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;
1.55 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.56 gebruiken
gebruiken, doen of laten gebruiken;
1.57 gemeenschappelijke voorzieningen
ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door bewoners van twee of meer kamers;
1.58 gevellijn
de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
1.59 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.60 halfvrijstaande woningen
blokken van twee aan elkaar gebouwde woningen;
1.61 handelsbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, hetzij in de vorm van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;
1.62 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, de gebouwen die gelet op de geldende of toekomstige bestemming het belangrijkst zijn;
1.63 horeca
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);
1.64 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;
1.65 huishouden
een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;
1.66 hydrologisch neutraal bouwen
bouwen waarbij de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de grondwaterstand niet verlagen. Bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschrijden. Het waterpeil moet aansluiten bij de optimale grondwaterstanden;
1.67 industrieel bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend verwerken van grondstoffen en/ of vervaardigen van producten (nijverheids- en productieftechnische bedrijven);
1.68 infiltratie
het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater;
1.69 kap
het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;
1.70 kantoor
het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.71 kwetsbaar object
bouwwerk of object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen in artikel 1 onder l;
1.72 landschappelijke inpassing
een erfbeplantingsplan, (landschappelijk) inrichtingsplan en/of (landschappelijk) inpassingsplan waarmee de landschappelijk inpassing van een terrein is ingevuld;
1.73 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.74 maatvoeringaanduiding
een op de verbeelding nader aangeduide maatvoering waarvan de inhoud voor gaat op de algemene bouwregels;
1.75 mantelzorg
het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;
1.76 maximum
voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum' geldt het aangegeven getal als maximum;
1.77 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.78 ondergeschikt
de hoofdbestemming van het perceel en de bestemming van omliggende percelen mag niet onevenredig nadeel ondervinden van de ondergeschikte functie, waarbij de hoofdfunctie behouden moet blijven;
1.79 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;
1.80 onzelfstandige woonruimte
een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;
1.81 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede parken, plantsoenen, pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen toegankelijk is;
1.82 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.83 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en maximaal drie -al dan niet tot het bouwwerk behorende- scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:
- schuilgelegenheid;
- stalling van voertuigen en onderkomens;
- opslag van materialen en goederen;
1.84 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.85 parkeerplaats
plaats voor het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De afmetingen van parkeerplaatsen moeten voldoen aan het op dat moment geldend gemeentelijk parkeerbeleid;
1.86 peil
Een bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.87 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening
onder publiekverzorgend ambacht en dienstverlening wordt verstaan een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.;
1.88 praktijkruimte
een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.89 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.90 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;
1.91 rug-aan-rug woning
een blok van meer dan drie aaneen gebouwde woningen, waarvan de woningen met drie zijden aan elkaar grenzen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;
1.92 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.93 staat van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten
een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.94 twee aaneen gebouwde woningen
blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;
1.95 vergund
een (omgevings)vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan;
1.96 verhard oppervlak
al het oppervlak dat er voor zorgt dat hemelwater sneller tot afvoer komt dan in de situatie zonder verharding
1.97 voorgevel
de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;
1.98 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
1.99 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.100 water
waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;
1.101 waterberging
een voorziening voor het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water met een capaciteit van minimaal 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak;
1.102 waterhuishouding
de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;
1.103 waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, infiltratievoorzieningen, inlaten et cetera;
1.104 watervoorziening
waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;
1.105 webwinkel
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;
1.106 weg
alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.107 winkel
een gebouw dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;
1.108 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden. Onder woning wordt tevens verstaan een zelfstandige wooneenheid zoals een appartement;
1.109 woonblok
een gebouw, dat uit tenminste twee woningen bestaat;
1.110 woning in gesloten bebouwing
blokken van meer dan twee aaneengesloten woningen;
1.111 wooneenheid/ appartement
boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.112 zijgevel
een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel;
1.113 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is/ zijn afgedekt met hellende daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt/ uitmaken van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
Tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 afstand tot de bestemmingsgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
2.3 afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het (bouw)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

De afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens.
2.6 dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande:
- dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
- de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak;
- voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen exclusief ondergronds bouwen.
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerkTussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.
2.10 oppervlakte van een bouwwerkTussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, bermen, beplanting bomen en parken;
- ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening', (openbare) nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- (ontsluitings-)wegen en paden;
- water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- kunstobjecten;
- leidingen en kabels;
- (openbare) nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel worden gebouwd en gelden de onderstaande bepalingen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
3.2.1 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de onderstaande bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m¹ en de oppervlakte niet meer dan 15 m².
- ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’ mag de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut niet meer bedragen dan 5 m¹ en de oppervlakte niet meer dan 200 m².
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de onderstaande bepalingen:
- de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 12 m¹;
- de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
3.3 Gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel en hiervoor gelden de onderstaande bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
3.3.2 Strijdig gebruik
Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan, wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo in elk geval verstaan:
- het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
- standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;
- opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken en andere niet voor bewoning vergunde gebouwen of delen van gebouwen voor bewoning;
- opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen;
- indien niet wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- de parkeervoorzieningen zoals bedoeld onder g. van dit artikel niet in stand worden gehouden;
- het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van het (landschappelijke) inpassingsplan zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels.
Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels
In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaam verkeerroutes;
- voet- en rijwielpaden;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
met daaraan ondergeschikt:
- kunstobjecten;
- leidingen en kabels;
- (openbare) nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden in afwijking van artikel 4.2.1 de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
- bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
4.3 Gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel en hiervoor gelden de onderstaande bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
4.3.2 Specifieke gebruiksregels
Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan, wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo in elk geval verstaan:
- het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
- het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie;
- indien niet wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- de parkeervoorzieningen zoals bedoeld onder c. van dit artikel niet in stand worden gehouden;
- het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de (landschappelijke) inpassing zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels.
Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels
In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging;
- waterhuishouding;
- waterlopen en waterpartijen;
- kruisingen en overbruggingen;
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen;
- de aanleg en instandhouding van een ecologische groenzone;
- onverharde (wandel)paden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
- op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- de maximale bouwhoogte van kunstwerken bedraagt 2 meter;
- de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 1,5 meter.
5.3 Gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel en hiervoor gelden de onderstaande bepalingen.
5.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de (landschappelijke) inpassing zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels;
- het aanbrengen van oppervlakteverharding;
- het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
- het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
- Onverminderd het bepaalde in 5.3 is het verboden op of in de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
- het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
5.4.2 Uitzonderingen
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De in 5.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
- het waterbergend vermogen niet wordt aangetast;
- zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding;
- hiervoor advies bij het waterschap is ingewonnen.
Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels
In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
met daaraan ondergeschikt:
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- groenvoorzieningen en paden t.b.v. langzaam verkeer;
- tuinen en erven en hemelwaterinfiltratie;
- parkeervoorzieningen;
- (openbare) nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van hetgeen omschreven is in artikel 6.1 én gelden de onderstaande bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken van openbaar nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de onderstaande bepalingen:
6.2.1 Algemeen
- Aanduidingen:
- ter plaatse van de aanduiding ‘aaneen’, zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan én conform bijbehorende planregels;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijbehorende bouwwerken enkel binnen deze aanduiding gebouwd mogen worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan zoals op de verbeelding is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', mag de mag de goot- en bouwgoothoogte niet meer bedragen dan zoals op de verbeelding is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', is nieuwbouw van een of meer woningen toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning(en) is toegestaan zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid met bijbehorende bouw- en maatvoeringsaanduidingen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’, zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan én conform bijbehorende planregels;
- ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’, is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan én conform bijbehorende planregels;
- ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - rug-aan-rug’, zijn uitsluitend rug-aan-rugwoningen toegestaan én conform de bijbehorende planregels;
- Bebouwingspercentage/ bebouwingsoppervlak:
- tenzij anders op de verbeelding aangeduid mag het totale bebouwingspercentage/ bebouwingsoppervlak voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde per bouwperceel niet meer bedragen dan:
- 50%:
- voor vrijstaande woningen;
- 60%:
- voor aaneengebouwde woningen en twee-aaneen gebouwde woningen;
- 100%:
- voor rug-aan-rug woningen.
- 50%:
- het vergunde hoofdgebouw met kap mag in de diepte tot maximaal hetzelfde aantal bouwlagen als het hoofdgebouw worden uitgebreid tot een maximale diepte van 5 m¹ mits de totale diepte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 15 m¹ en de in lid 1 genoemde maxima niet worden overschreden.
- tenzij anders op de verbeelding aangeduid mag het totale bebouwingspercentage/ bebouwingsoppervlak voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde per bouwperceel niet meer bedragen dan:
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de onderstaande bepalingen:
- Nieuwbouw: op onderhavige gronden is het niet toegestaan een nieuw hoofdgebouw ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
- het vervangende nieuwbouw betreft;
- het een ontwikkellocatie met de bestemming ‘Wonen’ betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen;
- op de verbeelding ter plaatse de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan’ is opgenomen;
- op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aangeduide aantal woningen nog niet is gerealiseerd.
- Situering: een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij:
- in het geval van bestaande woningen enkel de bestaande situering van de hoofdgebouwen ten tijde van de vaststelling van dit plan is toegestaan;
- deze gebouwd dient te worden in de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aangeduide ‘gevellijn’;
- in aanvulling op het voorafgaande bepaalde in artikel 6.2.2 onder b. geldt:
- in geval van aaneengebouwde woningen en/ of ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd’, dat het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelgrens dient te worden gebouwd met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse bouwgrens en aan één zijde minimaal 1 m¹ uit de perceelgrens dient te worden gebouwd;
- in geval van twee-aaneen gebouwde woningen en/of ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', dat het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelgrens dient te worden gebouwd;
- in geval van vrijstaande woningen en/ of ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dat het hoofdgebouw aan beide zijden minimaal 3 m1 uit de zijdelingse perceelgrens dient te worden gebouwd;
- in geval van rug-aan-rugwoningen en/of ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding – rug-aan-rug dat het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens dient te worden gebouwd met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde niet in de zijdelingse bouwgrens hoeft te worden gebouwd;
- in afwijking van het voorafgaande bepaalde in artikel 6.2.2 onder b. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, overstekken en bloemramen toegestaan mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m1 en de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt.
- Bouw- en goothoogte:
- met uitzondering van de vergunde goot- en bouwhoogte is een maximale hoogte toegestaan zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- Uitstraling:
- een hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt;
- een gevel van een hoofdgebouw grenzend aan het openbaar gebied mag niet gesloten zijn.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- Situering:
- bijbehorende bouwwerken mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van het voorafgaande geldt dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bijbehorende bouwwerken enkel binnen deze aanduiding gebouwd mogen worden;
- bijbehorende bouwwerken minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn dienen worden gebouwd, tenzij het een garage bij de woning betreft daarvoor geldt minimaal 4 m¹. Daarbij mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
- bij vrijstaande woningen:
- slechts aan één zijde tot 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn tot in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd tenzij op de (plan)verbeelding anders aangeduid met de aanduiding ‘bijgebouwen’;
- de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen tenzij op de (plan)verbeelding anders aangeduid met de aanduiding ‘bijgebouwen’;
- achter de achtergevel van het hoofdgebouw bijbehorende de bouwwerken tot in de zijdelingse perceelgrens mogen worden gebouwd tenzij op de (plan)verbeelding anders aangeduid met de aanduiding ‘bijgebouwen’;
- erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte:
- van de erker niet meer dan 60% van de bestaand gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
- van de luifel niet meer dan 40% van de bestaand gevel van het hoofdgebouw bedraagt.
- Bouw- en goothoogte:
- maximale goothoogte 3,3 m1;
- maximale bouwhoogte:
- Oppervlakte: de totale oppervlakte van vrijstaande bijbehorend bouwwerken per bouwperceel mag maximaal 80 m² bedragen met uitzondering van kavels met een oppervlakte van 1.000 m2 en meer waar de totale oppervlakte van vrijstaande bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 is toegestaan.
- Overkapping en dakhelling:
- het gedeelte van een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
- indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk wordt uitgevoerd met een dak mag de dakhelling maximaal 55o bedragen.
6.2.4 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de onderstaande bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
- bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de onderstaande bepalingen:
- de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ bedragen uitgezonderd bij hoekpercelen waar deze bouwhoogte voor de zijgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen en mits deze minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebouwd;
- de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
- de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m¹ bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken binnen bestemming ‘Wonen’
- burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg voor vergroting van vergunde bijbehorende bouwwerken en/ of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd in het artikel 6.5.2 binnen bestemming Wonen’ met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10% mag worden verhoogd;
- deze omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte zoals genoemd in dit artikel en in het artikel 6.5.2 binnen bestemming Wonen’ niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
- de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
- de lichttoetreding/ bezonning/ schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)aangrenzende gronden;
- het uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen op het eigen perceel;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in artikel 6.1 en hiervoor gelden de onderstaande bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
6.4.1 Niet-strijdig gebruik
Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-gebonden
beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:
- de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
- het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80 m²;
- wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en/ of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden;
- het gebruik de woonfunctie ondersteunt dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
6.4.2 Strijdig gebruik
Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:
- de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in artikel 6.1;
- de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
- de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
- voor zover het bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, niet zijnde mantelzorg;
- als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- de verkoop van motorbrandstoffen;
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken en andere niet voor bewoning vergunde gebouwen of delen van gebouwen voor bewoning;
- indien niet wordt voldaan aan de regelingen zoals opgenomen in artikel 16.1 en artikel 16.2;
- de voorzieningen zoals bedoeld onder i. van dit artikel niet in stand worden gehouden;
- het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de (landschappelijke) inpassing zoals opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten binnen bestemming ‘wonen’
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:
- de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
- in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
- vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
- het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
- het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of gelijktijdig worden aangelegd. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan: het aantal parkeerplaatsen conform de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;
- geen showrooms zijn toegestaan;
- ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
6.5.2 Afwijken tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk binnen bestemming ‘wonen’
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- op het eigen perceel voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan: het aantal parkeerplaatsen conform de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
- het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;
- indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is komt deze te vervallen.
Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels
In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Artikel 7 Leiding - Olie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden inclusief bijbehorende belemmeringenstrook zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het ondergrondse of bovengrondse vervoer van vloeibare stoffen, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - olie 24' de voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 24”-RRP productenleiding;
- ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - olie 36' de voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 36”-RRP ruwe olieleiding;
- het beheer en onderhoud van deze leiding(en) met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
7.2 Bouwregels
Op of in de als zodanig bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gerealiseerd ten behoeve van de in artikel 7.1 bedoelde leidingen:
- in afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de belemmeringenstrook van de dubbelbestemming 'Leiding - Olie' enig bouwwerk te bouwen:
Soort Leiding | Belemmeringenstrook |
24"-RRP productenleiding | 5 m 1 aan weerszijden van de hartlijn van de leiding |
36"-RRP ruwe olieleiding | 5 m 1 aan weerszijden van de hartlijn van de leiding |
- in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Olie', de volgende bouwwerken worden opgericht:
- bouwwerken ten behoeve van de aanleg, het beheer of het onderhoud van de in artikel 7.1 genoemde leidingen;
- bouwwerken welke betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder b. mits:
- er geen sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object;
- de veiligheid, het beheer en de exploitatie van de leiding(en) niet in het gedrang komen;
- hieromtrent (vooraf) een positief advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of –instantie.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in artikel 7.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, ophogen, woelen of mengen van gronden;
- het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
- het aanbrengen, verwijderen of herstellen van ondergrondse kabels, leidingen of drainage;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
- het in de bodem heien, indrijven, ingraven of aanbrengen van voorwerpen;
- het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
- het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen en/of hoger opgroeien dan 1,5 meter.
- het rooien van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
- het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;
- het al dan niet tijdelijk inrichten van evenemententerreinen;
- het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:
- die het normale onderhoud en beheer van de leiding en belemmerde strook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- van of namens de leidingbeheerder, welke gericht zijn op het verwijderen van de genoemde verboden beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
- die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
7.4.3 Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken/werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 8 Leiding - Riool
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding, met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken en wel als volgt:
- leidingen met aanduiding “—R—” zijn bedoeld als ondergrondse riooltransportleiding;
8.2 Bouwregels
- Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m¹;
- Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het plan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt wordt van de bestaande fundering;
- In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de veiligheidszone van de dubbelbestemming “leiding” enig bouwwerk te bouwen zonder toestemming van de leidingbeheerder;
Soort Leiding | Aanduiding Verbeelding | Belemmeringzone | |
Bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding | Veiligheidszone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding | ||
riooltransportleiding | “—R—” | 6 |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het permanent opslaan van goederen.
8.4.2 Uitzondering
Het verbod is niet van toepassing op weken en/of werkzaamheden:
- die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
- die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
8.4.3 Verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
8.5 Adviesprocedure
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in de artikelen 8.3 en/ of 8.4 wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Algemene bouwregels
- Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van het bijbehorende artikel én conform bijbehorende bepalingen van dit artikel;
- Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, (landschappelijke) inpassing en waterhuishouding. Dit betekent o.a. dat bouwplannen dienen te voldoen aan:
- de criteria van het bijbehorende beeldkwaliteitsplan zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels met betrekking tot welstand:
- het (landschappelijke) inpassingsplan zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels;
- en door het bevoegd gezag goedgekeurde watertoets;
- Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
- Bouwplannen dienen te voldoen aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1 tenzij in de planregels of op de verbeelding een andere parkeernorm is aangeduid;
- Bouwplannen dienen te voldoen aan de regeling voor waterberging conform artikel 16.2;
- Binnen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning die op grond van dit bestemmingsplan is verleend, dient:
- het (landschappelijke) inpassingsplan zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels, te zijn gerealiseerd én daarna als zodanig duurzaam in stand te worden gehouden.
10.2 Afwijking van bouwregels
10.2.1 Afwijkende maatvoering
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Algemene gebruiksregels
- De gronden in dit bestemmingsplan mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van het bijbehorende artikel én conform bijbehorende bepalingen van dit artikel;
- Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
11.2 Bestaand legaal gebruik
Indien bestaand, legaal/vergund gebruik afwijkt of in strijd is met de regels van de hoofdbestemming uit hoofdstuk 2, wordt dit gebruik als toelaatbaar beschouwd.
11.3 Verboden ander gebruik
Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met dit bestemmingsplan.
11.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- indien niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning, die op grond van dit bestemmingsplan is verleend:
- het (landschappelijke) inpassingsplan, zoals dat is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels, is gerealiseerd en/ of daarna niet duurzaam in stand wordt gehouden;
- de kwaliteitsverbetering zoals deze is opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels of zoals in de bijbehorende omgevingsvergunning vereist, is gerealiseerd en/ of daarna niet duurzaam in stand wordt gehouden;
- indien niet wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1 en deze parkeerregeling niet duurzaam in stand wordt gehouden. Uitzondering hierop zijn, tenzij:
- in de planregels of op de verbeelding een andere parkeernorm is aangeduid;
- het vergund bestaand gebruik van gronden en bouwwerken betreft op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
- indien niet wordt voldaan aan de waterbergingsregeling zoals opgenomen in artikel 16.2 en deze waterberging niet duurzaam in stand wordt gehouden tenzij het vergund bestaand gebruik van gronden en bouwwerken betreft op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
11.5 Niet strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een (omgevings)vergunning vereist is en deze is verleend.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken bij omgevingsvergunning van het bepaalde artikel
11.1 indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Veiligheidszone - leiding
- In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' enig kwetsbaar of beperkt kwetsbaar objecten te bouwen of in gebruik te hebben:
Soort Leiding | Plaatsgebonden risico 10 -6 |
24"-RRP productenleiding | 45,2 m 1 aan weerszijden van de hartlijn van de leiding |
36"-RRP ruwe olieleiding | 38,1 m 1 aan weerszijden van de hartlijn van de leiding |
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sub a en kwetsbare objecten en beperkt kwetsbaar objecten als genoemd in artikel 1, lid 1, sub b, onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen toestaan, mits uit milieuhygiënisch onderzoek is gebleken dat de externe risico's aanvaardbaar zijn.
12.2 Vrijwaringszone – watergang
12.2.1 Bestemmingsomschrijving
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:
- behoud, herstel en/ of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
- beheer en onderhoud van de watergang.
12.2.2 Bouwregels
Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
- enig bouwwerk op gronden met de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – watergang’.
12.2.3 Afwijking van bouwregels
- Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
12.2.4 Strijdig gebruik
Het is verboden handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.
12.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
- boren of sonderen in de grond;
- het verhogen of verlagen van het maaiveld;
- het aanleggen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
- Het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
- De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop.
- Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten aanzien van:
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 m1 boven N.A.P.;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m1 mogen worden gerealiseerd;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m1;
- parkeren, voor zover wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 16.1;
- waterberging, voor zover wordt voldaan aan de regeling zoals opgenomen in artikel 16.2.
13.2 Wijziging landschappelijk inpassingsplan
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse enkelbestemmingen door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in een landschappelijk inpassingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage 4 bij de planregels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschappelijk inpassingsplan blijkt dat wordt voldaan aan de richtlijnen zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Wijziging beeldkwaliteitsplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bijbehorende beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in de bijbehorende bijlage(n) bij de planregels, te wijzigen indien aanpassingen noodzakelijk zijn op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de planperiode.
14.2 Wijzigen bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding het plan te wijzigen:
- in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de wijziging ten hoogste 5 m¹ bedraagt;
- het een wijziging betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad;
- ter plaatse van de wijziging geen sprake is van Natuur Netwerk Brabant (NNB);
- het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 35 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m¹ welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
- ten aanzien van de op de verbeelding aangegeven zones indien de daaraan gekoppelde welstandszone als bepaald in de welstandsnota als gevolg van een door de gemeenteraad opnieuw vast te stellen welstandsnota en daarbij behorende gewijzigde welstandszones zouden worden gewijzigd.
14.3 Beschermde monumenten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' kan worden toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' heeft gekregen;
- de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' kan worden toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' heeft gekregen;
- de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' kan worden toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'beeldbepalend pand' heeft gekregen.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Parkeerregeling
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/ of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017 en opgenomen als Bijlage 1 van deze regels;
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
- indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
- voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van onderhavig bestemmingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
16.2 Waterberging
16.2.1 Waterberging
- voordat de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 3 tot en met 8 moet, tenzij het gaat om op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaand gebruik, een waterberging worden gerealiseerd waarbij deze waterberging na realisatie in stand moet worden gehouden.
- burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het realiseren van de vereiste waterberging is redelijkerwijs niet mogelijk;
- er wordt op andere wijze voor gezorgd dat de kans op wateroverlast niet toeneemt;
- bij gebruikmaking van de bevoegdheid zoals genoemd onder sub b. van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning conform de verordening waterbergingsfonds.
16.2.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het toevoegen van verharding in strijd met artikel 16.2.1.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Hooghland te Bakel’.