Buitengebied - 1e herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Laarbeek
Vastgesteld op 04-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan "Buitengebied - 1e herziening" van de gemeente Laarbeek.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1659.BPBG1eherziening-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen, waarbij het voor de regels uitsluitend de vet-cursief gedrukte delen van de tekst betreft.
AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
aanbouw:
een als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
aardkundige waarden:
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, steilranden, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemtypen/bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
agrarisch bedrijf:
een bedrijf, met een omvang van tenminste 10 NGE, dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren inclusief de mestbewerking en mestverwerking voor het eigen bedrijf.agrarisch bedrijf, grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf zoals rundvee, akkerbouw en tuinbouw.
agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.
agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee, geiten of pelsdieren.
agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony’s en de handel in paarden en pony’s, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, niet zijnde een manege.
agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
actuele waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een kernrand zone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief statische (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende ruimtelijk-visuele waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
- bebouwing:
de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
vergif om onkruid, ongedierte enz. te verdelgen om het gewas te beschermen.
bijbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voorbeelden zijn vrijstaande bijgebouwen welke vrij staan en aangebouwde bijgebouwen, die vast aan het hoofdgebouw zijn gebouwd.
boerderij of boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.
boomgroeiplaats:
een straal rondom een boom ter bescherming van de boomwortels.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.
bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende historische waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
differentiatievlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten in de vorm van (permanente) teeltondersteunende voorzieningen.
eenheden:
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
huishouden:
een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften.
hulpgebouw:
een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik.
Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, etc.
hydrologische waarde:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
kampeerboerderij:
een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.
kampeermiddel:
tenten, tentwagens, kampeerauto’s of caravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een vergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
kas:
een bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1,5 m of meer, en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
kleinschalig kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden (kampeermiddelen) en/of maximale oppervlakte. Voorbeelden zijn: kamperen bij de boer en kamperen bij de burger.
kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden en/of maximale oppervlakte. Voorbeelden zijn: boerenkamers, logeren bij de boer, bed & breakfast en dergelijke.
kwaliteitsverbetering van het landschap:
aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden, die ontwikkeld wordt in samenhang met de realisatie van een ruimtelijke ontwikkeling.
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.
Landschapsinvesteringsregeling (LIR):
regeling die aangeeft dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording moet bevatten van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.
landschapswaarden/landschappelijke waarden:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen worden verstaan.
manege:
een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een familielid (bloed- en aanverwantschap tot en met de tweede graad) ouder dan 18 jaar, dat hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband (geen instellingen en/of organisaties).
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
nevenfunctie:
onder nevenfuncties worden verstaan:
- recreatieve functies;
- agrarisch verwante functies;
- agrarisch technische functies;
- statische binnenopslag;
- verbrede landbouw.
Nederlandse Grootte Eenheid (NGE):
Nederlandse Grootte Eenheid (NGE), een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
niet-agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van niet-agrarische diensten en producten. Hiermee onderscheidt een niet-agrarisch bedrijf zich van een agrarisch bedrijf, een agrarisch verwant bedrijf en een agrarisch technisch hulpbedrijf.
onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
paardenbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
Passantenhaven:
een haven bedoeld voor het tijdelijk aanleggen van pleziervaartuigen aan steigers of
kade ten behoeve van recreatief verblijf.
perceelsgrens:
de grens van een perceel.
permanente bewoning:
bewoning buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.
productiegebonden detailhandel:
qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
prostitutie, raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
prostitutie, straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor de ondersteuning van het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/ of verblijfsrecreatie) zoals sport- en speelterreinen, speeltoestellen, picknickplaatsen en sanitaire units.
recreatiewoning:
een gebouw bedoeld voor tijdelijk recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben gedurende een gedeelte van het jaar.
reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.
rood-met-groen koppeling:
(provinciale) methodiek die verlangt dat bij uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag (wonen, bedrijven - de zogenaamde 'rode' functies), ten koste van het buitengebied (groen), de uitbreiding gepaard gaat met een gelijktijdige verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied. Hiertoe wordt een investering in de kwaliteit van het buitengebied geëist, bijvoorbeeld door landschapsontwikkeling en groenaanleg.
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.
ruimtelijke ontwikkeling:
bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
sloop:
het slopen of afbreken van overtollige bebouwing (stallen en schuren) in het plangebied.
stacaravans:
onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de woondag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
standplaats:
een plaats voor de plaatsing van woonwagens ofwel een voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op zo’n woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel/in delen kan worden verplaatst.
statische (binnen)opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers, en andere volumineuze goederen (zoals huisraad) en dergelijke.
(teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.
(teelt)ondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter).
teeltondersteunende voorzieningen, permanent:
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een teeltondersteunende kas.
teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
teeltondersteunende voorzieningen, overig
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek).
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, bungalowpark, groepsaccommodatie, etc.
verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte , inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel, de meest gezichtsbepalende gevel, van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
volkstuin:
een volkstuin is een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en benut wordt voor de teelt van groenten, fruit, kruiden en siergewassen.
volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
weg:
alle voor het rij- of ander verkeer openstaande wegen, of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
windvang:
de mate waarin een molen met zijn wieken de wind kan onderscheppen (vangen).
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
woonboerderij:
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
woonunit:
een voor bewoning bestemd hulpgebouw bestemd voor de huisvesting van seizoensarbeiders.
woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst is op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel/in delen kan worden verplaatst.
zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Algemeen
afstand tot de weg:
de afstand van de bebouwing tot de as van de weg.
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - bestaande bebouwing’;
- natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch– natuurontwikkeling;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - bestaande bebouwing’ onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen op differentiatievlakken mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan de oppervlakte van het differentiatievlak mag bedragen.
- De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer dan 2,5 ha mag bedragen.
- In afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – boomteelt’ niet meer bedragen dan 3,5 ha.
- De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
3.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - natuurontwikkeling’, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
3.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Vormverandering is toegestaan, met uitzondering van vormverandering voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
- De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’.
- De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.
- De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
3.4.2 Vergroting bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’ ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
- Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder f, dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de uitbreiding is noodzakelijk voor een agrarisch bedrijf dat op 20 maart 2010 beschikte over een bouwvlak van 1,5 ha;
- het onder a. genoemde bouwvlak was volledig benut op 20 maart 2010;
- de vergroting van het bouwvlak is mogelijk tot 1 januari 2013
- de uitbreiding wordt per bedrijf slechts éénmalig toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder 1. geldt dat ter plaatse van een duurzame locatie conform de provinciale handleiding duurzame locaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2, vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Ten minste 10 % van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Er zijn aantoonbare bedrijfsbelangen voor de lange termijn aanwezig die noodzaken tot hervestiging, omschakeling of uitbreiding ter plaatse.
- Er sprake is van toepassing van zuinig ruimtegebruik door aan te sluiten bij de bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
- De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Ten minste 10 % van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha uit kassen mag bestaan.
- Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
- Voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
- Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf. Hierover dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB.
- De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
- De vergroting dient plaats te vinden op een hydrologisch neutrale wijze. Over uitbreidingen ten behoeve van glastuinbouw dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
- Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.4.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’ door middel van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
- In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte aan permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – boomteelt’ niet meer bedragen dan 3,5 ha.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf.
- Vooraf dient schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de AAB.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische bedrijven;
- ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ tevens paardenhouderijen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - nertsenfokkerij’ tevens nertsenfokkerijen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - valkenhouderij’ tevens valkenhouderijen zijn toegestaan;
- een grondverzetbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondverzet';
- waarbij voor a tot en met h geldt dat niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
- detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- een waterbassin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin';
- een kampeerboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;
- teeltondersteunende kassen;
- productiegebonden detailhandel;
- statische (binnen)opslag;
- kleinschalig logeren;
- kleinschalig kamperen;
- aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;
- behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
- extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
- Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 3 ha en de hoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m, tenzij anders aangeduid.
- In afwijking van het bepaalde onder d mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd op bouwvlakken die niet zijn aangeduid als ‘glastuinbouw’, waarbij geldt dat:
- de bouw niet is toegestaan op bouwvlakken gelegen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1' en 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' ;
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.200 m²;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m;
- de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m;
- advies AAB vooraf inzake de nut- en noodzaak agrarische bedrijfsvoering.
- In afwijking van het bepaalde onder b mogen kleine rijhallen worden gebouwd op bouwvlakken die zijn aangeduid als ‘paardenhouderij’, waarbij geldt dat:
- de bouw niet is toegestaan op bouwvlakken gelegen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' ;
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,5 m;
- de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m;
- advies AAB vooraf inzake de nut- en noodzaak agrarische bedrijfsvoering.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
- De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag de in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De hoogte van warmwatersilo’s bij kassen, torensilo’s, mestvergistinginstallaties en kleine windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.
- De hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
- De hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken Van De Bouwregels
4.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 4.2.1 onder c, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
- lid 4.2.1 onder c, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
- lid 4.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’, met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
- lid 4.2.2 onder e voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, waarbij vooraf advies dient te worden ingewonnen bij de AAB
- lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 4.2.5 onder b voor het bouwen warmwatersilo’s bij kassen, torensilo’s, mestvergistinginstallaties en kleine windmolens tot 20 m;
- lid 4.2.5 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
4.3.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
- De caravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
- De tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in caravans en/of woonunits is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar.
- Na maximaal 6 maanden dienen de tijdelijke voorzieningen ten behoeve van huisvesting van seizoensarbeiders als bedoeld in lid 4.3.2 onder c te zijn verwijderd.
- De caravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak.
- Per bestemmingsvlak zijn maximaal 6 caravans/woonunits toegestaan.
- De oppervlakte per caravan/woonunit mag maximaal 60 m² bedragen.
- De bouwhoogte van een caravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.3.3 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub q voor het toestaan van extra plekken kleinschalig kamperen in de vorm van kamperen bij de boer in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De totale omvang van het kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 25 kampeermiddelen.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
- De gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen dienen direct te grenzen aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van het agrarische bedrijf.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.4 Specifieke Gebruiksregels
4.4.1 Nevenfuncties
Voor de uitoefening van nevenfuncties gelden de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overig - bebouwingsconcentratie' mag de oppervlakte aan productiegebonden detailhandel niet meer bedragen dan 50 m².
- De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overig - bebouwingsconcentratie' mag de oppervlakte aan statische (binnen)opslag niet meer bedragen dan 2.000 m².
- De oppervlakte ten behoeve van kleinschalig logeren mag niet meer bedragen dan 400 m² (in maximaal 5 eenheden).
- Het aantal kampeermiddelen bij kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 15.
- Het uitoefenen van overige nevenfuncties is niet toegestaan.
4.4.2 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor huisvesting seizoensarbeiders
- Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.
- Het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.
4.4.3 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan huis verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
4.4.4 Bewoning woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het totale volume worden bewoond.
4.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties
- Het uitoefenen van nevenfuncties is niet toegestaan op agrarische bedrijven die liggen binnen of grenzen aan de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2’ en/of ‘Natuur’.
- De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
- De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
- Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 400 m².
- Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 250 m². In afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’ een afwijkende oppervlakte. Deze oppervlaktemaat is op de verbeelding opgenomen.
- Recreatieve doeleinden in de vorm van kleinschalig logeren tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² (in maximaal 8 eenheden) ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’.
- Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².
- Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 25% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 1.000 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 500 m²
- Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.5.2 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen voor seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a en toestaan dat als ondergeschikte activiteit bij de agrarische bedrijfsfunctie bestaande bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders worden gebruikt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 400 m².
- Gebruik van de bedrijfsbebouwing voor de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per kalenderjaar.
- De bedrijfsbebouwing dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
- Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.
- Na maximaal 6 maanden dienen de voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders te zijn verwijderd.
- De bewoning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De bewoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
4.6 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, verleend door het bevoegd gezag, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden'. Er dient alvorens een omgevingsvergunning te verlenen door het bevoegd gezag schriftelijk advies te zijn gevraagd bij de monumentencommissie of een terzake deskundige.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vormverandering bestemmingsvlak agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1'.
- Vormverandering is toegestaan, met uitzondering van vormverandering voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
- De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.
- De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
4.7.2 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen aanduiding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functieaanduiding binnen de bestemming te wijzigen in een bestemming zonder functieaanduiding, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De betreffende bedrijfsactiviteit dient te zijn beëindigd.
- Het betreffende agrarische bedrijf dient te zijn omgeschakeld naar een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
4.7.3 Wijzigen ten behoeve van omschakeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en ‘paardenhouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.
- De wijziging naar ‘intensieve kwekerij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’ en/of 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden'.
- De wijziging naar ‘paardenhouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1'.
- Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
- De wijziging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.4 Bouwen 1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
- De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
- De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
4.7.5 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: - Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
- Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en garage/bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
4.7.6 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Wijziging is alleen toegestaan voor bedrijven die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overig - bebouwingsconcentratie' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
- De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
- Het agrarisch gebruik ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
- Er dient, per woning, minimaal 1.000 m² aan agrarische bebouwing, ten dienste van de intensieve veehouderij te worden gesloopt. Hierbij geldt dat de minimale oppervlakte van een te slopen gebouw 200 m² dient te bedragen.
- Er dient, per woning, minimaal 3.500 kg fosfaat uit de markt te worden gehaald als gevolg van doorhaling van de voor het bedrijf voor de locatie geregistreerde (milieu)rechten voor de intensieve veehouderij.
- Het aantal extra woningen mag niet meer bedragen dan 2.
- De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
- De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er is sprake van een goede architectonische inpassing van de woning.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de bestemming 'Wonen' of de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.7 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: - Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
4.7.8 Wijziging ten behoeve van statische (binnen)opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische binnenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: - Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- De opslag dient zich te beperken tot statische binnenopslag in bestaande gebouwen.
- De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan opslag mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 2.000 m².
- Statische binnenopslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
- De statische binnenopslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- Detailhandel is niet toegestaan.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.9 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie’ of ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ ten behoeve van recreatieve voorzieningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: - Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 750 m².
- Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- De vestiging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.
4.7.10 Wijziging ten behoeve van manege
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ‘Sport – Manege’ ten behoeve van de bouw van een manege waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Deze wijziging is uitsluitend toegestaan in bebouwingsconcentraties ter plaatse van de aanduiding ‘overig – bebouwingsconcentratie’.
- Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- De oppervlakte van een manege per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig- bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte van een manege mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 1.500 m².
- Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- De vestiging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van een manege mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- De vestiging is niet toegestaan op agrarische locaties gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden-2’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’.
- De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan bedrijf mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 600 m².
- Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (in bijlage 1) zijn toegestaan.
- Buitenopslag is niet toegestaan.
- De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk
- De vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘overig -bebouwingsconcentratie’.
- De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 600 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (in bijlage 1) zijn toegestaan.
- Buitenopslag is niet toegestaan.
- De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.13 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- De oppervlakte aan zorgvoorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m². waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan zorgvoorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 375 m².
- Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- De vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker´;
- cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’;
- dassenleefgebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’;
- bestaande bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing';
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing’ onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken Van De Bouwregels
5.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
- In afwijking van het bepaalde onder c mag de oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – boomteelt’ niet meer bedragen dan 3,5 ha.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.3.2 Overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied'.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
5.4 Specifieke Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, niet zijn toegestaan.
5.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
- In afwijking van het bepaalde onder c mag de oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – boomteelt’ niet meer bedragen dan 3,5 ha.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.6 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
5.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevolle akker’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,60 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
5.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 5.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’.
- Vormverandering is toegestaan, met uitzondering van vormverandering voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
- De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.
- De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.7.2 Vergroting bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%.
- Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder f, dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de uitbreiding is noodzakelijk voor een agrarisch bedrijf dat op 20 maart 2010 beschikte over een bouwvlak van 1,5 ha;
- het onder a. genoemde bouwvlak was volledig benut op 20 maart 2010;
- de vergroting van het bouwvlak is mogelijk tot 1 januari 2013;
- de uitbreiding wordt per bedrijf slechts éénmalig toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van een duurzame locatie conform de provinciale handleiding duurzame locaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2, vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Ten minste 10 % van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Er zijn aantoonbare bedrijfsbelangen voor de lange termijn aanwezig die noodzaken tot hervestiging, omschakeling of uitbreiding ter plaatse.
- Er sprake is van toepassing van zuinig ruimtegebruik door aan te sluiten bij de bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
- De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan tot een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Ten minste 10 % van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha uit kassen mag bestaan.
- Voor intensieve kwekerijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve kwekerij’ geldt naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
- Voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ geldt naast de voorwaarden genoemd in sub f, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 25%.
- Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf. Hierover dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB.
- De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
- De vergroting dient plaats te vinden op een hydrologisch neutrale wijze. Over uitbreidingen ten behoeve van glastuinbouw dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
- Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.7.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2 ha.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf.
- Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker´;
- cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)´;
- natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkeling´;
- struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;
- bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing';
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing’ onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.
6.3 Afwijken Van De Bouwregels
6.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.3.2 Overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.4 Specifieke Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, niet zijn toegestaan.
6.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover geen bouwwerken zijnde, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker' of ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied'.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.6 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
6.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevolle akker’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,60 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,60 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,60 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkeling’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg; van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
6.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’ ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’.
- Vormverandering is toegestaan, met uitzondering van vormverandering voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
- De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.
- De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.7.2 Vergroting bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub j, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%.
- Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder e, dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de uitbreiding is noodzakelijk voor een agrarisch bedrijf dat op 20 maart 2010 beschikte over een bouwvlak van 1,5 ha;
- het onder a. genoemde bouwvlak was volledig benut op 20 maart 2010;
- de vergroting van het bouwvlak is mogelijk tot 1 januari 2013;
- de uitbreiding wordt per bedrijfs slechts éénmalig toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van een duurzame locatie conform de provinciale handleiding duurzame locaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2, vergroting is toegestaan tot 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden;
- Ten minste 10 % van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Er zijn aantoonbare bedrijfsbelangen voor de lange termijn aanwezig die noodzaken tot hervestiging, omschakeling of uitbreiding ter plaatse.
- Er sprake is van toepassing van zuinig ruimtegebruik door aan te sluiten bij de bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte.
- De beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in het bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
-
- ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 ha, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Ten minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
- Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.
-
- Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt dat vergroting van het bestemmingsvlak niet is toegestaan.
- Voor intensieve kwekerijen en paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve kwekerij´ dan wel ‘paardenhouderij’ geldt, naast de voorwaarden onder j, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,0 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,0 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 15%.
- Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf. Hierover dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB.
- De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
- De vergroting dient plaats te vinden op een hydrologisch neutrale wijze. Over uitbreidingen ten behoeve van glastuinbouw dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
- Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- De in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.7.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf.
- Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker´;
- cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)´;
- natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkeling´;
- struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;
- bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing';
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - bestaande bebouwing’ onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.
7.3 Specifieke Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
7.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevolle akker’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,60 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorische waardevol gebied':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten en steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40/0,60 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkeling’:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
Artikel 8 Bedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijfsdoeleinden met bijbehorende voorzieningen;
- een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
- detailhandel ter plaatse van de aanduiding detailhandel';
- garage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
- horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca' met bijbehorende terrassen;
- een hovenier ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
- een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
- een aannemer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer';
- een agrarisch technisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf';
- een bouwmaterialenhandel/ betoncentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmaterialenhandel/ betoncentrale';
- een champignonmestveredelingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - champginonmestveredelingsbedrijf';
- een dierenpension ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension';
- een fourage/mesthandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- fourage/mesthandel';
- een groencompostering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groencompostering';
- een grondverzetbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet';
- een herstelinrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - herstelinrichting';
- een honden- en paardenpension ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - honden- en paardenpension';
- een hondenkennel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel';
- een houthandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
- een landbouwmechanisatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
- een opslag/stalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag/stalling';
- een polyesterverwerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - polyesterverwerkingsbedrijf';
- een schildersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
- een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
- een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
- een bedrijf in watertechniek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - watertechniek';
- een weegbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - weegbedrijf';
- productiegebonden/ondergeschikte detailhandel;
- aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
8.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
8.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
8.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag de in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. De maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van silo’s, installaties en kleine windmolens mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Afwijken Van De Bouwregels
8.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 8.2.1 onder b, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 8.2.1 onder b, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 8.2.2 onder a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 8.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 8.2.5 onder b voor het bouwen van silo’s, resp. installaties en kleine windmolens met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 8.2.5 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
8.3.2 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
- De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.
- Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
- Niet-agrarische bedrijven (i.c. de overige bedrijven) mogen uitbreiden met maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
8.4 Specifieke Gebruiksregels
8.4.1 Productiegebonden detailhandel
De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m².
8.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
8.4.3 Bewonen woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
8.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, verleend door het bevoegd gezag, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden'. Er dient alvorens een omgevingsvergunning te verlenen door het bevoegd gezag schriftelijk advies te zijn gevraagd bij de monumentencommissie of een terzake deskundige.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming met een andere functieaanduiding, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot.
- Het te vestigen bedrijf moet behoren tot de agrarisch technische hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven of betrekking hebben op stalling/statische (binnen)opslag.
- In afwijking van het bepaalde onder b zijn niet-agrarische bedrijven toegestaan in bebouwingsconcentraties ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’.
- Het te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
- Het toepassen van de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben.
- Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
- Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
8.5.2 Wijzigen naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
8.5.3 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet mogelijk is.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' en ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
8.5.4 Wijziging voor vestiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omschakeling dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf, hierover dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
- De wijziging naar grondgebonden landbouw is binnen het gehele plangebied toegestaan.
- De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewet zone – Landbouwontwikkelingsgebied’.
- De wijziging naar ‘intensieve kwekerij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden'.
- De wijziging naar ‘paardenhouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1'.
- De oppervlakte van de bestemming mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.
- De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing waarbij rekening wordt gehouden met de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan.
8.5.5 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie’ of ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ ten behoeve van recreatieve voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 750 m².
- Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- De vestiging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.
8.5.6 Wijziging naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Maatschappelijk ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- De oppervlakte aan zorgvoorzieningen per vrijgekomen bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m². waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan zorgvoorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 375 m².
- Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- De vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijfsmatige doeleinden in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en bijbehorende voorzieningen, zoals een 150-kV station en een pompstation;
- een waterzuiveringsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie';
- een afsluiterlocatie en bijbehorende gebouwen en bouwwerken en daarbij behorende ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende voorwaarde:- De afstand van bouwwerken tot de as van de weg mag niet minder dan 15 m bedragen.
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar separaat een bouwvlak is opgenomen. Indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter, tenzij middels de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ op de verbeelding een andere goothoogte is toegelaten.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij middels de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ op de verbeelding een andere bouwhoogte is toegelaten.
- Indien op de verbeelding een aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is opgenomen mag de oppervlakte bebouwing niet meer bedragen dan dit maximum.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
- De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
- De bouwhoogte van telecommunicatievoorzieningen mag niet meer bedragen dan 45 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
9.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 9.2.3 onder c voor het bouwen van telecommunicatiemasten, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 55 m mag bedragen;
- lid 9.2.3 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m.
Artikel 10 Bos
10.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
- behoud van bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bestaande bebouwing';
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
- kleine gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het bosbeheer en extensief recreatief medegebruik, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
- eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - bestaande bebouwing’ is bestaande bebouwing toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
10.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.
10.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
10.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
10.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
Artikel 11 Bos-woonbos (Vervallen)
Artikel 12 Cultuur En Ontspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een kinderboerderij ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
- terras, tuinen, erven en terreinen;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
- In afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' worden afgedekt met een plat dak, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan het aangegeven maximum.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden: - De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3 Afwijken Van De Bouwregels
12.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 12.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 12.2.1 onder b voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 12.2.3 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
Artikel 13 Groen - Landschapselement
13.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van groen en landschapselementen;
- bermen en beplantingen alsmede (zand)paden;
- bestaande bebouwing ter plaatse van ‘specifieke vorm van groen - bestaande bebouwing’
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor langzaam verkeer
- nutsvoorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
13.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
- bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - bestaande bebouwing’ onder de volgende voorwaarden:
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- kleine gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het groenbeheer en extensief recreatief medegebruik, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m².
- eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
13.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder c voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
13.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
- het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
- het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
- het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen;
- het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
13.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, waarbij rekening gehouden dient te worden met de boomgroeiplaats van waardevolle bomen;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
13.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke doeleinden met bijbehorende voorzieningen;
- een kasteel en een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kasteel';
- een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- religieuze doeleinden ter plaatse van de aanduiding ‘religie';
- wonen;
- terras, tuinen, erven en terreinen;
- (on)verharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
- De maximum oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'.
14.2.3 (Bedrijfs)woningen
Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende voorwaarden:
- Er is één bedrijfswoning toegestaan, waarbij geldt dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- In afwijking van het bepaalde onder b mag bij andere woningen dan de bedrijfswoning, de inhoud niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
14.2.4 Bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de (bedrijfs)woningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.3 Afwijken Van De Bouwregels
14.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:- lid 14.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 14.2.1 onder b voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 14.2.5 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 14.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
14.4 Specifieke Gebruiksregels
14.4.1 Bewonen woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
Artikel 15 Maatschappelijk - Militair
15.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Maatschappelijk – Militair’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een mobilisatiecomplex;
- instandhouding van aanwezige algemene natuur- en landschapswaarden;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- bedrijfswoningen;
- aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'.
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
15.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:- Er is één bedrijfswoning toegestaan, waarbij geldt dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
15.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
15.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogten van masten, antennes en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.3 Afwijken Van De Bouwregels
15.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 15.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 15.2.1 onder b voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 15.2.5 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 15.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
15.4 Specifieke Gebruiksregels
15.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk - Militair’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan huis verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
15.4.2 Bewonen woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
15.5 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
15.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
15.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 15.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.Artikel 16 Natuur
16.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bestaande bebouwing';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
16.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
- kleine gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer en extensief recreatief medegebruik, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
- eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - bestaande bebouwing’ is bestaande bebouwing toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
16.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.
16.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
- het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
16.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
Artikel 17 Recreatie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatieve voorzieningen;
- volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
- een IVN-gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – IVN-gebouw';
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
17.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De maximale oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ mag niet meer bedragen dan 10 m² per volkstuintje.
- De bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De maximale oppervlakte aan gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – IVN-gebouw’, mag niet meer bedragen dan 150 m².
- De goot- en bouwhoogte van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – IVN-gebouw’, mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de (eventueel) voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- Bouwwerken ten behoeve van recreatie en extensief recreatief medegebruik, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².
- Eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Afwijken Van De Bouwregels
17.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 17.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 17.2.1 onder b voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 17.2.3 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 17.2.3 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dagrecreatieve voorzieningen;
- bij sub a behorende ondergeschikte horeca ;
- bedrijfswoningen;
- aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- sport-, spel- en speelvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
18.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
- De maximum oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'.
18.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Er is één bedrijfswoning toegestaan, waarbij geldt dat:
- ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
18.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de (eventueel) voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- Bouwwerken ten behoeve van recreatie en extensief recreatief medegebruik, mits:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².
- Eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.3 Afwijken Van De Bouwregels
18.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:- lid 18.2.1 onder b, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 18.2.1 onder b, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 18.2.2 onder a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 18.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 18.2.5 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
18.3.2 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte met maximaal 25 %, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
- De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.
- Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
18.4 Specifieke Gebruiksregels
18.4.1 Ondergeschikte horeca
De oppervlakte aan ondergeshikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m².
18.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Recreatie - Dagrecreatie’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
18.4.3 Bewonen woonboerderij
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik overeenkomstig de bestemming is niet mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ , ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
18.5.2 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet mogelijk.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' en ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoning
19.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiewoningen met bijbehorende voorzieningen;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Recreatiewoningen
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende voorwaarden:- Er mag niet meer dan één recreatiewoning per bestemmingsvlak worden gebouwd.
- De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 150 m³.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
- De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 60°.
- Bij een recreatiewoning mag maximaal één bijgebouw worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De afstand tot de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.3 Specifieke Gebruiksregels
Binnen deze bestemming mag de recreatiewoning niet permanent gebruikt worden.
Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Recreatie- Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijfsmatige exploitatie van een verblijfsrecreatief bedrijf met daarbij horende voorzieningen;
- aan sub a ondergeschikte horeca;
- (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- kampeerboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;
- horeca in categorie 1 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
- bedrijfswoningen;
- aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- sport-, spel- en speelvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
20.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
20.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
20.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
20.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de (eventueel) voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
20.3 Afwijken Van De Bouwregels
20.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 20.2.1 onder b, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 20.2.1 onder b, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 20.2.2 onder a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 20.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 20.2.5 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
20.3.2 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte met maximaal 25 %, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
- De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
20.4 Specifieke Gebruiksregels
20.4.1 Ondergeschikte horeca
De oppervlakte aan ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m².
20.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
20.4.3 Bewoning woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het totale volume worden bewoond.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:- Het bedrijf is ter plaatse beëindigd en hergebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk is.
- Deze wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
20.5.2 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk is.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 21 Sport
21.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen;
- een gilde- en schietterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – gilde- en schietterrein’;
- een visvijver ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – visvijver’;
- een hondensportterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – hondensportterrein’;
- een sportveld ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’;
- terras, tuinen, erven en terreinen;
- ondergeschikte horeca;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
21.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De maximum oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte'.
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van schutsbomen mag niet meer bedragen dan 20 m.
- De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.3 Afwijken Van De Bouwregels
21.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 21.2.1 onder b, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 21.2.1 onder b, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 21.2.3 onder e voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
Artikel 22 Sport - Manege
22.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maneges met bijbehorende voorzieningen;
- aan sub a ondergeschikte horeca;
- bedrijfswoningen;
- aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
- terras, tuinen, erven en terreinen;
- paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
- de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
- de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.
22.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt de volgende bepaling:
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
22.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
- Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid.
- Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.
- De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
22.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
22.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
22.3 Afwijken Van De Bouwregels
22.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 22.2.1 onder b, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 22.2.1 onder b, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 22.2.2 onder a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 22.2.3 onder d en e voor het bouwen van bedrijfswoningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m;
- lid 22.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 22.2.5 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- lid 22.2.5 onder c voor het bouwen van lichtmasten met een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- lid 22.2.5 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
22.3.2 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlakte
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte met maximaal 25 %, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
- De vergroting dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
22.4 Specifieke Gebruiksregels
22.4.1 Ondergeschikte horeca
De oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m².
Binnen de bestemming ‘Sport - Manege’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
22.4.3 Bewoning woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
22.5.1 Wijzigen naar Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De sportactiviteit of manege ter plaatse is beëindigd en hergebruik overeenkomstig de bestemming is niet mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.
- Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
22.5.2 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk is.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’, ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 23 Verkeer
23.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen waaronder wegbeplantingen en laanbeplantingen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van waardevolle wegbeplanting of laanbeplanting.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m².
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 9 m.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
23.3 Afwijken Van De Bouwregels
23.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 23.2.2 onder a voor het bouwen van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige verkeersafwikkeling;
- lid 23.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m.
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
- groenvoorzieningen;
- wegen en paden met daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
- extensief recreatief medegebruik;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 9 m.
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
24.3 Afwijken Van De Bouwregels
24.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 24.2.2 onder a voor het bouwen van palen en masten met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige verkeersafwikkeling;
- lid 24.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m.
Artikel 25 Water - Vaarwater
25.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Water - Vaarwater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de beroepscheepvaart en de pleziervaart;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder afmeerpalen, bebording, bewegwijzering, bruggen en sluizen;
- groenvoorzieningen waaronder beplantingen;
- voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- een passantenhaven ter plaatse van de aanduiding ‘passantenhaven’;
- extensief recreatief medegebruik;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van algemene landschappelijke waarden en natuurwaarden;
- behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van waardevolle beplanting.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van de scheepvaart mag niet meer bedragen dan 9 m.
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
25.3 Afwijken Van De Bouwregels
25.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 25.2.2 onder a voor het bouwen van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van de scheepvaart met een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige verkeersafwikkeling;
- lid 25.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 m.
25.4 Specifieke Gebruiksregels
Het aanleggen van ligplaatsen ten behoeve van woonboten is binnen deze bestemming niet toegestaan.
25.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.4 voor het aanleggen van één ligplaats ten behoeve van een woonboot ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – ligplaats woonboot’.
Artikel 26 Wonen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- wonen in woonwagens ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’;
- aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand van de woning tot de as van de weg , waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van de woning tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
26.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
- Per bouwvlak is één woning toegestaan.
- De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
26.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
26.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
26.2.5 Woonwagens
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende voorwaarden:
- Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
- De oppervlakte van een woonwagen mag per standplaats niet meer bedragen dan 100 m².
- De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 5 m.
- De afstand tussen twee woonwagens mag niet minder bedragen dan 5 m.
- Bijgebouwen zoals sanitaire units en bergingsruimten mogen worden gebouwd tot een totale oppervlakte per standplaats van niet meer dan 35 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
26.2.6 Vervangende nieuwbouw
- Nieuwbouw van woningen en woonwagens is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
- Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen en woonwagens uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen of de bestaande locatie en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
26.3 Afwijken Van De Bouwregels
26.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
- lid 26.2.2 onder b voor het bouwen van woning met een inhoud van meer dan 600 m³ tot een omvang van niet meer dan 750 m3, mits:
- hierdoor de stedenbouwkundige structuur wordt versterkt,
- dit stedenbouwkundig verantwoord is ten opzichte van de omvang van omringende woningen;
- dit leidt tot meer streekeigen bebouwing (bijvoorbeeld in de vorm van langgevel boerderijen);
- er invulling wordt gegeven aan de rood-met-groen koppeling waarmee de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt veiliggesteld;
- lid 26.2.2 onder c en d voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m;
- lid 26.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de woning, indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 26.2.4 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
- lid 26.2.2 onder b en/of lid 26.2.3 onder b voor het bouwen van grotere woningen dan 600 m3 en/of grotere oppervlakte aan bijgebouwen dan 100 m². Bij het slopen van alle overtollige bedrijfsbebouwing mag, ofwel 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².
26.3.2 Afwijking herbouw op andere locatie
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.6 onder b voor het herbouwen van een woning of woonwagen op een andere locatie, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bestaande woning dient te worden gesloopt.
- De herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan 10 m afwijken van de bestaande funderingen/locatie.
- De nieuwe locatie dient direct aan te sluiten op de voormalige locatie van de woning of woonwagen.
- De afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m dient bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter te zijn dan de bestaande afstand.
- De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m of de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
26.4 Specifieke Gebruiksregels
26.4.1 Strijdig gebruik
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:
- het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan;
- het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen niet is toegestaan;
- het gebruik van de woning ten behoeve van kleinschalig logeren niet is toegestaan.
26.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
26.4.3 Bewoning woonboerderijen
Bij woonboerderijen mag het gehele volume worden bewoond.
26.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
26.5.1 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.4.1 sub b voor het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van kamperen bij de burger in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De totale omvang van het kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 15 kampeermiddelen.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,3 ha.
- De gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen dienen direct te grenzen aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de woning.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
26.5.2 Kleinschalig logeren
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.4.1 sub c voor het toestaan van kleinschalig logeren in de vorm van een bed and breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m² (in maximaal 7 eenheden).
- De woonfunctie dient gehandhaafd te blijven.
- Het kleinschalig logeren mag uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.
- Het bevoegd gezag kan nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het gebruik ten behoeve van bed and breakfast.
26.6 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, verleend door het bevoegd gezag, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden'. Er dient alvorens een omgevingsvergunning te verlenen door het bevoegd gezag schriftelijk advies te zijn gevraagd bij de monumentencommissie of een terzake deskundige.
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
26.7.1 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet mogelijk.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden', ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden - 1 en ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden – 2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 27 Wonen - Landgoed
27.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Wonen - landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- instandhouding van aanwezige algemene natuur- en landschapswaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – natuurontwikkeling’;
- behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
27.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:
- Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
- De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
27.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
- Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
- De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.
- Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing in één keer moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
27.2.5 Vervangende nieuwbouw
- Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
- Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen of de bestaande locatie en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
27.3 Afwijken Van De Bouwregels
27.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 27.2.2 onder c en d voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m;
- lid 27.2.3 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de woning, indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- lid 27.2.4 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
27.3.2 Afwijking herbouw op andere locatie
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.5 onder b voor het herbouwen van een woning op een andere locatie, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bestaande woning dient te worden gesloopt.
- De herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan 10 m afwijken van de bestaande funderingen/locatie.
- De nieuwe locatie dient direct aan te sluiten op de voormalige locatie van de woning.
- De afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m dient bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter te zijn dan de bestaande afstand.
- De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
27.4 Specifieke Gebruiksregels
27.4.1 Nevenfuncties
Het uitoefenen van nevenfuncties is niet toegestaan.
27.4.2 Strijdig gebruik
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:
- het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan;
- het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen niet is toegestaan;
- het gebruik van de woning ten behoeve van kleinschalig logeren niet is toegestaan.
27.4.3 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Binnen de bestemming ‘Wonen - Landgoed’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.
- Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
- De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
27.5 Afwijken Van De Gebruiksregels
27.5.1 Nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.1 voor het uitoefenen van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
- zorgfaciliteiten, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
- recreatieve doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m² dan wel 5 eenheden.
- Ondergeschikte horeca is toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².
- Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 25% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 500 m².
- Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
27.5.2 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.4.2 sub b voor het toestaan van kleinschalig kamperen in de vorm van kamperen bij de burger in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De totale omvang van het kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 25 kampeermiddelen.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
27.5.3 Kleinschalig logeren
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.4.2 sub c voor het toestaan van kleinschalig logeren in de vorm van een bed and breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De totale omvang van het kleinschalig logeren mag niet meer bedragen dan 7 eenheden.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m²
- De woonfunctie dient gehandhaafd te blijven.
- Het kleinschalig logeren mag uitsluitend binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.
- Het bevoegd gezag kan nadere voorwaarden stellen met betrekking tot het gebruik ten behoeve van bed and breakfast.
27.6 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
27.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - natuurontwikkeling’, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
27.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 27.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
27.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 27.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de bestemmingsomschrijving omschreven waarden.
27.7 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, verleend door het bevoegd gezag, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden'. Er dient alvorens een omgevingsvergunning te verlenen door het bevoegd gezag schriftelijk advies te zijn gevraagd bij de monumentencommissie of een terzake deskundige.
27.8 Wijzigingsbevoegdheid
27.8.1 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige bedrijfswoning in twee woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet mogelijk.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
- Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden', ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden - 1 en ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden – 2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.
- Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij geldt dat 15% van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.
- De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 28 Leiding
28.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- De aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:
- brandstofleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘brandstof’;
- gasleiding of afsluiterlocatie ter plaatse van de aanduiding ‘G1 en G2';
- bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hoogspanningverbinding’;
- waterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘water’;
- olietransportleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘olie’;
- rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding, ‘riool’.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming zoals in lid 28.1 bedoeld:
- uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leiding(en);
- uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 40 m worden gebouwen ten behoeve van de aanleg en instandhouding van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
- Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing, of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water-, afvalwater-, gas en/ of energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd.
- Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de betreffende leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
28.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het aanbrengen van hoogopgaande en/ of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijv. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- het diepploegen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
28.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.Artikel 29 Waarde - Archeologie 1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
29.2 Bouwregels
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het aspect bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- De verplichting tot het doen van opgravingen.
- De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaande bouwvlakken.
29.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
29.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
29.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
29.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.4.3 Toelaatbaarheid
- De in lid 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
- Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 2
30.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
30.2 Bouwregels
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het aspect bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- In afwijking van het bepaalde onder a is, voor het uitbreiden van het bestemmingsvlak Agrarisch – Agrarisch Bedrijf, slechts een rapport vereist in het geval het een uitbreiding betreft met een grotere oppervlakte dan 5.000 m².
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- De verplichting tot het doen van opgravingen.
- De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing ter plaatse van bestaande bouwvlakken.
30.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
30.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
30.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
30.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 30.4.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
30.4.3 Toelaatbaarheid
- De in lid 30.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
- Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorische Bomen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Waarde – Cultuurhistorische bomen’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de boomgroeiplaats van waardevolle bomen.
31.2 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
31.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, werkzaamheden te verrichten binnen de boomgroeiplaats van waardevolle bomen.
31.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 31.2.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
31.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 31.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waardevolle bomen en/of hun groeiplaats.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een terzake deskundige.
Artikel 32 Waterstaat - Natte Natuurparel Bufferzone
32.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Waterstaat – Natte natuurparel bufferzone’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.
32.2 Bouwregels
Op of in deze bestemming begrepen gronden mag in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald niet worden gebouwd.
32.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.
- Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de waterbeheerder.
32.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
32.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
- het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
- het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
32.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 32.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 33 Waterstaat - Natte Natuurparel Kernzone
33.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Waterstaat – Natte natuurparel kernzone’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.
33.2 Bouwregels
Op of in deze bestemming begrepen gronden mag in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald niet worden gebouwd.
33.3 Afwijken Van De Bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.
- Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de waterbeheerder.
33.4 Specifieke Gebruiksregels
Ongeacht het bepaalde in de andere aan de gronden gegeven bestemmingen geldt dat het niet is toegestaan de volgende werken uit te voeren of uit te laten voeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,60 m onder maaiveld;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
- het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
- het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
Artikel 34 Waterstaat - Waterbergingsgebied (Vervallen)
3 Algemene Regels
Artikel 35 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 36 Algemene Bouwregels
36.1 Bestaande Afwijkende Maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
36.2 Ondergronds Bouwen
- Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
- De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
36.3 Ondergeschikte Bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt. Het voorgaande is niet van toepassing op schoorstenen behorend bij bedrijfsgebouwen.
Artikel 37 Algemene Gebruiksregels
37.1 Strijdig Gebruik
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie niet is toegestaan;
- het gebruiken of laten gebruiken voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning niet is toegestaan.
37.2 Afwijking Mantelzorg
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- het bijgebouw mag op een afstand van maximaal 25 m van het hoofdgebouw gelegen zijn;
- burgemeester en wethouders nadere voorwaarden kunnen stellen met betrekking tot het gebruik als afhankelijke woonruimte.
- Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels
37.1 geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding:
- 'geluidzone - industrie 1' (60 dB(A));
- 'geluidzone - industrie 2' (55 dB(A));
- 'geluidzone - industrie 3'(50 dB (A));
geldt de volgende voorwaarde:
op de betreffende gronden mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
37.1.a milieuzone - spuitzone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitzone' is het niet toegestaan bestrijdingsmiddelen te gebruiken.
37.2 milieuzone - waterwingebied
37.2.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- de openbare drinkwatervoorziening;
- de instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning;
- de bescherming van bodem en grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;
- de instandhouding van de aanwezige natuur- en landschappelijke waarden;
- verhardingen;
- groenvoorzieningen.
37.2.2 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:
- De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
- De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
- De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
- De bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’.
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.
37.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
37.2.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
- het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
- het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
37.2.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 37.2.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
37.2.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 37.2.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
37.3 overig - ecologische verbindingszone
37.3.1 Zoneomschrijving
De gronden voorzien van de aanduiding ‘overig – ecologische verbindingszone’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.
37.3.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, geldt voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding ‘overig – ecologische verbindingszone’ dat er geen stedelijke, recreatieve en agrarische ontwikkelingen mogen plaatsvinden, voor zover het gebied als gevolg van genoemde ontwikkelingen minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone.
37.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
37.3.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk, aan te brengen.
37.3.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 37.3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
37.3.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 37.3.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.
37.4 veiligheidszone - bevi
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' gelden de volgende voorwaarden:
- Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' alsmede buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting is het niet toegestaan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten op te richten.
- Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:
- de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, indien de risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
- de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verkleind, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/ jaar contour als gevolg van een wijziging is een risicovolle inrichting
- de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wordt verkleind, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
37.5 veiligheidszone - leiding
37.5.1 Zoneomschrijving
De gronden voorzien van de aanduiding ‘vrijwaringszone - leiding’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied aanwezige leidingen.
37.5.2 Bouwregels
Het is het niet toegestaan gebouwen te bouwen in verband met de veiligheid van personen en objecten bij calamiteiten ter plaatse van de aanduidingen:
- 'veiligheidszone - leiding gas 1' (40 bar);
- 'veiligheidszone - leiding gas 2' (66,2 bar);
- 'veiligheidszone - O1 Hartlijn leiding olie 24” (62 bar)' ;
- 'veiligheidszone – O2 Hartlijn leiding olie 36" (43 bar)’.
37.5.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 38.5.2, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, met dien verstande dat:
- de veiligheid van personen en objecten in het kader van externe veiligheid kan worden gegarandeerd;
- vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
- de veiligheid van personen en objecten in het kader van externe veiligheid kan worden gegarandeerd;
- vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
37.6 vrijwaringszone - molenbiotoop 1
37.6.1 Zoneomschrijving
De gronden voorzien van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 1’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende voorwaarden:
- Binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.
- In afwijking van het bepaalde onder a is bestaande bebouwing alsmede vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits de windvang en de aanwezige cultuurhistorische karakteristieken van de molen niet onevenredig worden aangetast.
37.6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
37.6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, hoogopgaand groen met een hoogte van meer dan 5 m aan te planten. Het in lid 37.6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
37.6.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 37.6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
37.7 vrijwaringszone - molenbiotoop 2
37.7.1 Zoneomschrijving
De gronden voorzien van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop 2’ zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende voorwaarden:
- Binnen een straal van 100 m tot 400 m gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van bouwwerken en beplanting, ongeacht het bepaalde in de bestemmingen, niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en/of de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
- In afwijking van het bepaalde onder a is bestaande bebouwing alsmede vervangende nieuwbouw wel toegestaan, mits de windvang en de aanwezige cultuurhistorische karakteristieken van de molen niet onevenredig worden aangetast.
37.7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden hoogopgaand groen met een hoogte van meer dan 5 m aan te planten.
37.7.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 37.7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
37.7.3.3 Toelaatbaarheid
De in lid 37.7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, voor zover het betreft:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op de inhoud van woningen, bedrijfswoningen en recreatiewonigne en in die gevallen waarin binnen hoofdstuk 2 van deze regels reeds een omgevingsvergunning voor afwijking is verleend;
- de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2', 'Bos' en 'Natuur';
- De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd;
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
- De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m;
- Het oprichten van lichtmasten is niet toegestaan;
- De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, waaronder wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, een naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
- de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van woningen en bijgebouwen, waarbij geldt dat bij in te richten of te beplanten gronden 5% van de oppervlakte mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 en/ of 5% van de oppervlakte mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m2. De gronden waarop deze bepaling van toepassing is zijn gelegen in de ecologische verbindingszone of het lokaal landschappelijk raamwerk. De gronden dienen te zijn of worden overgedragen aan de gemeente of het waterschap. Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen geouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- de onder a tot en met f genoemde omgevingsvergunningen met afwijking kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 40 Algemene Wijzigingsregels
40.1 Wijziging Naar Bos, Groen - Landschapselement Of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 1’ , ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 2’ en ‘Maatschappelijk – Militair’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Groen - Landschapselement’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijziging kan uitsluitend plaats vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
- De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht van de gronden in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
40.2 Wijziging Naar Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden‘, ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 1’ en ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 2’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijziging kan uitsluitend plaats vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.
- De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht van de gronden in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
40.3 Wijziging Ten Behoeve Van Waterberging En/ Of Natte Natuurparel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden‘, ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 1’ en ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden - 2’ te wijzigen in de bestemmingen ‘Waterstaat - Waterbergingsgebied’ , ‘Waterstaat - Natte Natuurparel Buffer’ of ‘Waterstaat – Natte Natuurparel Kern’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De wijziging kan uitsluitend plaats vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor waterberging en/of natte natuurparels.
- De wijziging vindt pas plaats nadat het inrichtingsplan is vastgesteld.
40.4 Algemeen Geldende Regels Bij Wijziging
- Op gronden waar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing zijn, is toepassing van de in deze regels opgenomen wijzigingen, uitsluitend toegestaan indien een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de wijziging:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de kwaliteitsverbetering van het landschap zoals verwoord in lokale of provinciale beleidskaders met betrekking tot landschapsverbetering.
Artikel 41 Algemene Procedureregels (Vervallen)
Artikel 42 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan 'Buitengebied - 1e herziening'.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 Overgangsrecht Bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht Gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied - 1e herziening".