KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Voorstel En Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Rekenmodule_beleidsregel
Bijlage 3 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Beknopte Waterparagraaf
Bijlage 7 Aerius-berekening Aanlegfase
Bijlage 8 Aerius-berekening Gebruiksfase
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 10 Nader Onderzoek Beschermde Soorten
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek Bemmerstraat 6
Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek Bemmerstraat Ong.
Bijlage 13 Presentatie Omgevingsdialoog
Bijlage 14 Vragen En Presentielijst Omgevingsdialoog
Bijlage 15 Restttitel Omgevingskwaliteit
Bijlage 16 Zienswijze Provincie

Bemmerstraat 6 Beek en Donk

Bestemmingsplan - Gemeente Laarbeek

Vastgesteld op 13-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bemmerstraat 6 Beek en Donk' met identificatienummer NL.IMRO.1659.BPBemmerstraat6--VG01 van de gemeente Laarbeek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.6 bebouwing:

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingsconcentratie:

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 edrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief statische (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.

1.11 bestaande situatie:

  1. a. t.a.v. bebouwing:

de bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. b. t.a.v. gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere wegen waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

1.15 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voorbeelden zijn vrijstaande bijgebouwen welke vrij staan en aangebouwde bijgebouwen, die vast aan het hoofdgebouw zijn gebouwd.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwmassa:

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regiem gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 cultuurhistorische waarden:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel:

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 eenheden:

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

1.26 erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.27 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.28 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.32 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie of het bedrijfsmatig bieden van feest-, congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een vergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.34 kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximumaantal eenheden (kampeermiddelen) en/of maximale oppervlakte. Voorbeelden zijn: kamperen bij de boer en kamperen bij de burger.

1.35 kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximumaantal eenheden en/of maximale oppervlakte. Voorbeelden zijn: boerenkamers, logeren bij de boer, bed & breakfast en dergelijke.

1.36 kleinschalige agrarische activiteiten:

agrarische activiteiten die ondergeschikt zijn aan of aanvullend op de hoofdfunctie binnen de bestemming.

1.37 kwaliteitsverbetering van het landschap:

aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden, die ontwikkeld wordt in samenhang met de realisatie van een ruimtelijke ontwikkeling, een en ander overeenkomstig het bepaalde in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

1.38 Landschapsinvesteringsregeling (LIR):

regeling die aangeeft dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, een verantwoording moet bevatten van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft.

1.39 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen worden verstaan.

1.40 nevenfunctie:

onder nevenfuncties worden verstaan:

  1. a. recreatieve functies;
  2. b. agrarisch verwante functies;
  3. c. agrarisch technische functies;
  4. d. statische binnenopslag;
  5. e. verbrede landbouw.

1.41 opslag/stalling:

inpandige opslag/stalling van goederen van derden en voor eigen gebruik, met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke goederen;

1.42 peil:

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m

1.43 perceelsgrens:

de grens van een perceel.

1.44 productiegebonden detailhandel:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.46 prostitutie, raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.47 prostitutie, straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.48 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.49 recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor de ondersteuning van het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/ of verblijfsrecreatie) zoals sport- en speelterreinen, speeltoestellen, picknickplaatsen en sanitaire units.

1.50 ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

1.51 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is;

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 sloop:

het slopen of afbreken van overtollige bebouwing (stallen en schuren) in het plangebied.

1.54 statische (binnen)opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers, en andere volumineuze goederen (zoals huisraad) en dergelijke.

1.55 uitbreiding:

een vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak.

1.56 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, bungalowpark, groepsaccommodatie, etc.

1.57 vestiging

het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling, die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten, op het bouwvlak van een bestaand bouwperceel.

1.58 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel, de meest gezichtsbepalende gevel, van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.59 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.60 weg:

alle voor het rij- of ander verkeer openstaande wegen, of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.61 werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.62 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.63 wooneenheid

een individuele woning dat onderdeel is van een woongebouw;

1.64 woongebouw

Gebouw dat gebruikt wordt als woning en kan bestaan uit meerdere wooneenheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de weg:

de afstand van de bebouwing tot de as van de weg.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en duurzame instandhouding van:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden en houtwallen;

met de daarbij behorende:

  1. d. voorzieningen van algemeen nut;
  2. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. (voorzieningen ten behoeve van) biodiversiteitsdoelen; ten behoeve van een landschappelijke inpassing.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van biodiversiteitsdoelen, zoals ooievaarspalen, bijenkasten, insectenhotels etc.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  3. c. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  6. f. bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

7.2 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

7.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt. Het voorgaande is niet van toepassing op schoorstenen behorend bij bedrijfsgebouwen.

7.4 Geluidzone – industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat op de betreffende gronden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe woningen en/of andere geluidgevoelige bebouwing mogen worden opgericht.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie niet is toegestaan;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning niet is toegestaan.

8.2 Parkeren

  1. a. Tot een strijdig gebruik met de enkelbestemming 'Wonen', voor zover sprake is van het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen Laarbeek 2023' (vastgesteld 15-06-2023) en diens rechtsopvolger(s).
  2. b. Een 'omgevings- vergunning voor bouwen' en/of een 'omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik' voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen Laarbeek 2023' (vastgesteld 15-06-2023) en diens rechtsopvolger(s). Het gebruiken van gebouwen en gronden conform (een) verleende vergunning(en) voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals hiervoor in dit lid bedoeld, is slechts toegestaan, indien de bij de aanvraag aangegeven parkeergelegenheid is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3 lid a en b en toestaan dat:

  1. a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, zoals de 'Nota parkeernormen Laarbeek 2023' (vastgesteld 15-06-2023) voorschrijft, mits voldaan wordt aan de overige in de 'Nota parkeernormen Laarbeek 2023' (vastgesteld 15-06-2023) en diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden;
  2. b. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits voldaan wordt aan de in de 'Nota parkeernormen Laarbeek 2023' (vastgesteld 15-06-2023) en diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarde van kwaliteitsverbetering van het landschap;
  2. b. de bestemmingsregels ten behoeve van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. De paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak
      van de functie waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd;
    2. 2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m²;
    3. 3. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m;
    4. 4. Het oprichten van lichtmasten is niet toegestaan;
    5. 5. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    6. 6. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.\
  3. c. de bestemmingsregels en toe te staan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;\
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, waaronder wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
  6. f. de onder a tot en met e genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie; en
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 overige zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsgebied 1' zodanig te wijzigen dat de bouw van maximaal drie vrijstaande woongebouwen mogelijk wordt, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. a. ter plaatse van de woning(en) is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  2. b. op eigen terrein dient in een voldoende aantal parkeerplaatsen te worden voorzien;
  3. c. de ontwikkeling hydrologisch neutraal wordt uitgevoerd;
  4. d. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de omgeving, in overeenstemming met het provinciale beleid zoals dat is vastgelegd in de Beleidsregel maatwerk omgevingskwaliteit 2023 Noord-Brabant, vastgesteld op 11 juli 2023 en haar opvolgers.;
  5. e. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare investering in de landschapskwaliteit, in overeenstemming met de 'Landschapsinvesteringsregeling gemeente Laarbeek' zoals vastgesteld op 09-05-2017 of diens opvolger;
  6. f. Een aanduiding voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen en gekoppeld wordt aan de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 en Artikel 5.4.2 van toepassing wordt verklaard
  7. g. De bepalingen in artikel 4 van toepassing worden verklaard.

10.2 overige zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsgebied 2' zodanig te wijzigen dat de bouw van maximaal één vrijstaand woongebouw mogelijk wordt, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. a. ter plaatse van de woning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  2. b. op eigen terrein dient in een voldoende aantal parkeerplaatsen te worden voorzien.
  3. c. de ontwikkeling hydrologisch neutraal wordt uitgevoerd;
  4. d. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de omgeving, in overeenstemming met het provinciale beleid zoals dat is vastgelegd in de Beleidsregel maatwerk omgevingskwaliteit 2023 Noord-Brabant, vastgesteld op 11 juli 2023 en haar opvolgers.
  5. e. .
  6. f. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare investering in de landschapskwaliteit, in overeenstemming met de 'Landschapsinvesteringsregeling gemeente Laarbeek' zoals vastgesteld op 09-05-2017 of diens opvolger;
  7. g. Een aanduiding voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen en gekoppeld wordt aan de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 en Artikel 5.4.2 van toepassing wordt verklaard
  8. h. De bepalingen in artikel 4 van toepassing worden verklaard.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht En Slotregel

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmaal bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bemmerstraat 6 Beek en Donk'

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Voorstel En Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Stedenbouwkundig voorstel en landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Rekenmodule_beleidsregel

Bijlage 2 Rekenmodule_Beleidsregel

Bijlage 3 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Beknopte Waterparagraaf

Bijlage 6 Beknopte waterparagraaf

Bijlage 7 Aerius-berekening Aanlegfase

Bijlage 7 AERIUS-berekening aanlegfase

Bijlage 8 Aerius-berekening Gebruiksfase

Bijlage 8 AERIUS-berekening gebruiksfase

Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 9 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 10 Nader Onderzoek Beschermde Soorten

Bijlage 10 Nader onderzoek beschermde soorten

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek Bemmerstraat 6

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek Bemmerstraat 6

Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek Bemmerstraat Ong.

Bijlage 12 Archeologisch onderzoek Bemmerstraat ong.

Bijlage 13 Presentatie Omgevingsdialoog

Bijlage 13 presentatie omgevingsdialoog

Bijlage 14 Vragen En Presentielijst Omgevingsdialoog

Bijlage 14 vragen en presentielijst omgevingsdialoog

Bijlage 15 Restttitel Omgevingskwaliteit

Bijlage 15 restttitel omgevingskwaliteit

Bijlage 16 Zienswijze Provincie

Bijlage 16 zienswijze provincie