Groenstroken 2
Bestemmingsplan - gemeente Laarbeek
Vastgesteld op 20-10-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Groenstroken 2, Laarbeek' met identificatienummer NL.IMRO.1659.BPgroenstroken2-VG01 van de gemeente Laarbeek.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding
de tekening nummer NL.IMRO.1659.BPgroenstroken2-VG01 van het bestemmingsplan 'Groenstroken 2, Laarbeek'.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
een op de verbeelding dan wel in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.9 bedrijf
een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage B. van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'.
1.10 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw(en)
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Onder bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouwen wordt tevens begrepen het uitoefenen van consumentverzorgende dienstverlening.
1.11 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil.
1.12 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw(en)
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang qua ruimte in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.13 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.17 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Onder een bijgebouw wordt tevens begrepen een aanbouw of een uitbouw.
1.18 bijzondere woonvoorziening
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient om te voorzien in de aangepaste woonbehoeften, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, ouderen of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw/kelder en zolder.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 doeleinden van openbaar nut
voorzieningen, die aan een ieder ten goede komen en waardoor onroerende zaken worden gebaat, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, geldautomaten, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen, verlichting en brandkranen) waterhuishoudkundige voorzieningen en milieutechnische voorzieningen.
1.28 erfafscheiding
bouwkundige afscheiding tussen twee erven;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.31 huishouden
een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften.
1.32 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.33 ondergronds bouwen
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
1.35 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein, het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
1.36 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.37 perceelsgrens
de grens van een perceel.
1.38 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.39 reclame-uiting
openbare aanprijzing in de vorm van een afbeelding en/of tekst op een bord, spandoek of daarmee vergelijkbaar medium, ter bevordering van de afzet van goederen of diensten.
1.40 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.41 voorgevel
gevel aan de voorzijde van een gebouw.
1.42 vrijstaande woning
woning waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat.
1.43 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.44 werk
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.45 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) (achterste) perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) (achterste) bouwperceelgrens.
2.3 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.4 de breedte van bouwpercelen:
tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelgrens.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmetingen van de in artikel 3.2.1 en 3.2.2 bedoelde bouwwerken;
- b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;
- c. situering en afmetingen van erfafscheidingen op hoekpercelen,
indien zulks noodzakelijk is:
- 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- 3. ter waarborging van verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- 4. in verband met milieu- en hydrologische aspecten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti - Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de gronden gegeven bestemming.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 milieuzone - boringsvrije zone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de kleilaag in de bodem ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Gebruik en bebouwing van de gronden conform de onderliggende bestemming zijn toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die in de Provinciale Milieuverordening (PMV) worden gesteld.
9.2 vrijwaringszone – molenbiotoop
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingen
10.2 Afwijken in stedelijk gebied
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% mag worden gewijzigd, indien daardoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedure nadere eisen
Indien burgemeester en wethouders nadere eisen willen stellen als bedoeld in deze regels, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste zes weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk en/of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen tot het stellen van nadere eisen gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
13.2 Gemeentelijke regelingen
Indien en voor zover in deze planregels of op de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Groenstroken 2, Laarbeek'.
Hoofdstuk 1 Een Bestemmingsplan Groenstroken, Laarbeek
1.1 De Noodzaak Van Een Nieuw Plan
Op 17 april 2012 heeft de gemeenteraad van Laarbeek de 'Nota reststroken gemeente Laarbeek' vastgesteld. Met deze nota beoogt de gemeente een eenduidig beleid voor de uitgifte van restroken en de aanpak van illegale situaties vast te leggen. Met 2 particulieren is overeenstemming bereikt over de verkoop van een dergelijke reststrook. Het betreft één strook grenzend aan Smalleweg 19 in Beek en Donk en één strook grenzend aan Kerkloop 14 te Lieshout. Deze reststroken worden door de eigenaren van de aangrenzende percelen bij het eigen perceel getrokken en in gebruik genomen als zij- of achtertuin. De restroken hebben nu nog een bestemming 'Verkeer' respectievelijk 'Groen'. Derhalve dient de bestemming van de restroken gewijzigd te worden in een woonbestemming. Door de situering van de reststrook aan de zij- en achtertuin kunnen tevens de bouwmogelijkheden in de vorm van het oprichten van bijgebouwen worden vergroot.
1.2 Geldende Bestemmingsplannen
Om de gebruiksmogelijkheden van de reststroken aan te passen aan het gewenste gebruik is een herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen op onderdelen noodzakelijk:
- bestemmingsplan 'Kom Beek en Donk', vastgesteld d.d. 14 december 2011;
- bestemmingsplan 'Kom Lieshout', vastgesteld 29 januari 2015.
De bijbouwvlakken waarbinnen bijgebouwen zijn toegestaan worden ter plaatse van de locaties Smalleweg 19 en Kerkloop 14 vergroot. Dit wordt in het volgende onderdeel van de toelichting gemotiveerd. Om voor de percelen waaraan de reststroken zijn toegevoegd een eenduidige bebouwingsregeling te treffen maken zowel het huidige perceel als de reststrook onderdeel uit van het plangebied. Hiermee wordt voorkomen dat bouwaanvragen getoetst moeten worden aan twee bestemmingsplanregimes. Omdat de gemeente Laarbeek beschikt over een (op hoofdlijnen) uniforme bebouwingsregeling voor al haar bestemmingsplannen, heeft dit nagenoeg geen gevolgen voor de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden op het oorspronkelijke deel van de (samengevoegde) percelen. Indien de bijbouwvlakken worden vergroot, dan worden de bouwmogelijkheden als het ware uitgespreid over een groter gebied.
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied betreft de volgende percelen met aangrenzende verkochte reststroken:
Adres | Huidige hoofdbestemming oorspronkelijke deel bouwperceel | Huidige hoofdbestemming toe te voegen reststrook |
Smalleweg 19, Beek en Donk | Wonen | Verkeer |
Kerkloop 14, Lieshout | Wonen | Groen |
tabel 1: overzicht verkochte groenstroken en hoofdbestemmingen
Als bijlage bij deze toelichting zijn de overzichtstekeningen opgenomen waarop de verkochte reststroken zijn aangeduid inclusief een uitsnede van het geldende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geldt dat er geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening (SRVO) / Verordening ruimte 2014
De verkoop van de reststroken leidt niet tot een toename van het woningbouwaantal en er is geen sprake van een aanzet tot stedelijke ontwikkeling. Het gaat om zeer beperkte en kleinschalige aanpassingen van de vigerende bestemmingsplannen.
Er is sprake van een dusdanige beperkte aanpassing van het bestemmingsplan en de bouwmogelijkheden dat er geen tegenstrijdigheden met het provinciaal beleid aan de orde zijn.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie
Op 16 september 2010 is de Structuurvisie 'Groei in Balans' vastgesteld door de gemeenteraad van Laarbeek. De Structuurvisie omvat het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen van de gemeente Laarbeek tot 2020. In deze structuurvisie staat de omslag van groei- naar kwaliteitsdenken centraal. Ruimte binnen de gemeente vraagt om een goede invulling. De uitgifte van restroken en de aanpak van illegale situaties vormt daarvan een uitwerking.
2.3.2 Woonbeleid
In het onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen toegevoegd. Het verkopen van de reststroken heeft geen consequenties voor het gemeentelijke woonbeleid of woningbouwprogramma en afspraken die in regionaal verband hieromtrent zijn gemaakt.
2.3.3 Nota reststroken gemeente Laarbeek
In het Groenbeleids- en groenstructuurplan Laarbeek 2011 (vastgesteld d.d. 22-09-2011 door de gemeenteraad) zijn criteria vastgesteld voor de uitgifte van reststroken. Deze criteria zijn meegenomen in de 'Nota reststroken gemeente Laarbeek' (vastgesteld d.d. 17-04-2012).
Met deze nota heeft de gemeente als doel om 'verrommeling' van de openbare ruimte en/of het in gevaar brengen van de verkeers- en sociale veiligheid tegen te gaan. Indien burgers of andere willekeurige derden illegaal bezit nemen van gemeentelijke gronden, kan dit de gemeente belemmeren in de uitvoering van haar taak of kan dit de gemeente beperken in eigendomsrecht en in het nemen van haar verantwoordelijkheid. De gemeente treedt dan ook op tegen het oneigenlijk in gebruik nemen van openbare ruimte. Daarnaast is het mogelijk dat derden een verzoek doen tot het in gebruik nemen van openbaar toegankelijke gemeentegrond.
Bij een aanvraag tot uitgifte van restroken worden een aantal algemene uitgiftecriteria gehanteerd. Wanneer uit deze toetsing blijkt dat de strook in aanmerking komt voor verkoop geldt dat de strook alleen gebruikt mag worden voor tuinuitbreiding. Er mogen in beginsel geen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken worden opgericht. Dit kan slechts anders zijn als het bestemmingsplan bebouwing toestaat of mogelijk maakt. Waar gewenst en mogelijk wordt dit derhalve met onderhavig bestemmingsplan geregeld.
Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige (Planologische) Situatie
3.1 Huidige (Planologische) Situatie
De twee reststroken die met dit bestemmingsplan van een planologische regeling worden voorzien waren voorheen veelal ingericht als groen (Kerkloop14) of maakte onderdeel uit van de verkeersstructuur (Smalleweg 19).
Voor iedere reststrook is gekeken wat de geldende bestemming is (zie tabel 1) en is bepaald of het bezwaarlijk zou zijn om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Er is alleen tot verkoop over gegaan als er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omgeving in zowel ruimtelijk als functioneel opzicht.
3.2 Toekomstige (Planologische) Situatie
De reststroken gaan functioneel gezien onderdeel uitmaken van de aangrenzende percelen. Voor de twee percelen betekent dit dat naast het gebruik als tuin de gronden ook bebouwd moeten kunnen worden. Concreet gaat het dan om vergroting van het oppervlakte van het perceel waar bijgebouwen opgericht mogen worden. Vergroting van het hoofdgebouw c.q. de oorspronkelijke woning is niet aan de orde.
Voor het vergroten van de bouwmogelijkheden worden een aantal criteria gehanteerd. Indien de woonpercelen grenzen aan een brede (openbare) groenvoorziening of een minder belangrijke weg is het niet bezwaarlijk de bijbouwmogelijkheden te vergroten. Een ander criterium is dat aangesloten dient te worden bij de bouwmogelijkheden van direct nabij gelegen percelen. Daarbij mogen de bestaande gevellijnen aan de voorzijde of zijkanten niet worden verstoord.
Naast de hoofdbestemming 'Wonen' worden ook de overige dubbelbestemmingen en aanduidingen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Deze blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de plangebieden. De op de kaart aangegeven contouren kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
4.2 Ecologie
Vanwege de voorgestane bestemmingswijzigingen en (in een aantal gevallen) verruiming van de bouwmogelijkheden wordt er niet overgegaan tot de sloop van bebouwing of het rooien van bomen van betekenis. Ook worden er geen sloten gedempt. Belemmeringen vanwege flora en fauna zijn niet aan de orde.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
De archeologische dubbelbestemmingen worden onverkort overgenomen. Hiermee is verzekerd dat bij eventuele bouwplannen geen archeologische resten verloren gaan.
Van cultuurhistorische waarden is ter plaatse van de percelen geen sprake. Wel ligt het perceel Kerkloop 14 binnen de molenbiotoop behorende bij molen De Leest (Molenstraat 40) in de kern Lieshout. Molenbiotopen zijn vrijwaringszones waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van (nieuwe) toelaatbare bouwwerken. Deze hoogte neemt af naarmate het bouwwerk dichter bij de molen is gesitueerd. Via een aan de vrijwaringszone gekoppelde formule kan de bouwhoogte berekend worden. Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe gebouwen. Tevens is en wordt de toegestane bouwhoogte binnen het plangebied niet groter dan 13 meter. Deze hoogte vormt geen beperking voor de windvang van de molens. De molenbiotoop is met een aanduiding en bijbehorende regeling in het bestemmingsplan voor het perceel Kerkloop 14 te Lieshout opgenomen.
4.4 Milieuaspecten
4.4.1 Geluid
Met het bestemmingsplan worden er geen nieuwe bouwtitels voor geluidgevoelige functies gecreëerd. Er is geen sprake van strijdigheid met de Wet geluidhinder.
4.4.2 Externe veiligheid
Het bestemmingsplan heeft geen toename van de personendichtheden tot gevolg. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.
4.4.3 Geur
Er liggen geen (agrarsiche) bedrijven in de directe omgeving van het plangebied. Geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.4.4 Luchtkwaliteit
Gezien de geringe omvang draagt het project niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit.
4.4.5 Milieuzonering
Er liggen geen bedrijven in de omgeving die van invloed zijn op de plangebieden. Daarbij maakt het bestemmingsplan zelf geen milieubelastende functies mogelijk waardoor de afstand tot omliggende bestaande geluidgevoelige functies wordt vergroot. Er zijn geen belemmeringen aan de orde.
4.4.6 Milieubeschermingsgebieden
In Noord-Brabant zijn speciale gebieden aanwezig met een bijzondere milieukwaliteit of met een bijzondere gevoelige functie. Onderscheiden worden stiltegebieden, bodembeschermingsgebieden, de boringsvrije zones, grondwaterbeschermingsgebieden (25-jaarszone en 100-jaarszone) en waterwingebieden. Deze zijn op de Verordening Ruimte 2014 aangegeven.
Ter plaatse van het perceel Kerkloop 14 is sprake van een boringsvrije zone. Derhalve is dit perceel voorzien van een aanduiding. Met deze aanduiding is gewaarborgd dat de kleilaag in de bodem ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening wordt behouden en beschermd. Gebruik en bebouwing van de gronden conform de onderliggende bestemming zijn toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die in de Provinciale Milieuverordening (PMV) worden gesteld.
Ligging binnen overige speciale gebieden is voor beide percelen niet aan de orde.
4.5 Water
Het plangebied betreft reststroken die geen deel uitmaken van een primaire of secundaire watergang.
4.6 Verkeer En Parkeren
Het verkeer van en naar het plangebied kan zonder problemen worden afgewikkeld over de bestaande omliggende straten. Het autoverkeer neemt door het planvoornemen niet toe. De verkeerscirculatie blijft zoals die nu is.
Gezien het feit dat met het planvoornemen geen nieuwe functies worden toegevoegd maar het een uitbreiding van de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden van het aangrenzende woonperceel betreft, heeft het planvoornemen geen verkeersaantrekkende werking. Het planvoornemen genereert geen extra parkeervraag.
4.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Binnen het plangebied zijn geen boven- of ondergrondse hoofdtransportleidingen gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven, om hun functioneren veilig te stellen.
4.8 Duurzaamheid
4.8.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Het planvoornemen voegt geen nieuwe functies zoals wonen of bedrijvigheid toe. Er is geen sprake van een aanzet tot stedelijke ontwikkeling. Derhalve is toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde.
4.8.2 Duurzame ontwikkeling
Bij de realisatie en uitbreiding van woningen wordt aandacht besteed aan het aspect duurzaamheid. Hierbij kan gedacht worden aan energiezuinigheid en gebruik van duurzame bouwmaterialen. Er zal worden aangesloten bij de duurzaamheidseisen zoals genoemd in het Bouwbesluit.
Bij het oprichten van nieuwe bebouwing zal onderzocht worden of en op welke wijze aanvullende duurzaamheidsmaatregelen genomen kunnen worden. In het kader van duurzaam waterbeheer dient er gebruik te worden gemaakt van niet uitlogende bouwmaterialen en niet-chemische onkruid- en gladheidsbestrijding. Daarnaast zullen bewoners geïnformeerd worden over het goed gebruik van de riolering.
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid
5.1 Financiële Haalbaarheid
Ten behoeve van de verkoop van de reststroken zijn er koop-/verkoopovereenkomsten gesloten met de initiatiefnemers en de gemeente. Er is geen sprake van een wettelijke verplichting tot het verhalen van kosten omdat conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) er geen sprake is van 'bouwplannen'.
5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan wordt conform artikel 3.1.1 van het Bro in vooroverleg gezonden naar de betreffende instanties. Daarnaast zal het ontwerpbestemmingsplan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen, waarbij het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter visie wordt gelegd. De resultaten van deze procedure worden in hoofdstuk 7 opgenomen.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Wettelijk Kader
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
6.2 Planonderdelen
Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting (zoals onderhavige toelichting), die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing dan wel motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting.
6.3 Inhoud Algemeen
Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.
6.4 Regels
De regels zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De regels bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1).
Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel.
Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.
De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- 9. Wijzigingsbevoegdheid.
Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.
Voor zover gewenst kan in de regels voor een bestemming worden voorzien in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden. Deze vergunningstelsels dienen dan veelal ter bescherming van binnen de bestemming voorkomende waarden of ter bescherming van bijvoorbeeld ondergrondse leidingen.
Indien gewenst kan ook worden voorzien in een bevoegdheid om een bestemming geheel dan wel gedeeltelijk te wijzigingen in een andere bestemming. Dergelijke bevoegdheden worden opgenomen onder het kopje 'Wijzigingsbevoegdheid'. In onderhavig bestemmingsplan is dit niet aan de orde.
Naast voornoemde veel voorkomende onderdelen van bestemmingsregels kan worden voorzien in een vergunningstelsel voor het slopen van bebouwing en specifieke procedureregels.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:
a. Voorbereiding:
Vooroverleg met provincie
b. Ontwerp:
1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
c. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
d. Beroep:
(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
Reactieve aanwijzing
Beroep bij Raad van State
In het kader van deze procedure is een bezwarenprocedure mogelijk waarbij eenieder zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het bestemmingsplan in zijn onherroepelijke vorm.
7.2 Voorontwerp: Vooroverleg
Het bestemmingsplan is voor vooroverleg bij de provincie Noord-Brabant aangemeld. De gemeente Laarbeek heeft van de provincie de mededeling ontvangen dat het vooroverleg is afgerond.
7.3 Ontwerp
Op 11 juli 2016 is een bekendmaking als bedoeld in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening voor de onderhavige procedure gepubliceerd in de Mooilaarbeekkrant en de Staatscourant. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 22 juli 2016 tot en met donderdag 1 september 2016 voor iedereen ter inzage gelegen. Er is binnen deze termijn geen zienswijze ingediend. Gelet daarop is het bestemmingsplan op 20 oktober 2016 door de gemeenteraad ongewijzigd vastgesteld.