KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden 1 (Aw-l1)
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse
3.1 Plangebied En Omgeving
3.2 Bodem
3.3 Water
3.4 Archeologie En Cultuurhistorie
3.5 Flora En Fauna
3.6 Geluid
3.7 Luchtkwaliteit
3.8 Geurhinder
3.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Algemeen
4.2 Planregels
4.3 Verbeelding
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Handhaving
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Ontwerpbestemmingsplan
6.2 Vaststelling
6.3 Beroep
Bijlagen
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Waterparagraaf
Bijlage 3 Scan Natuurwaarden
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

weijererf 1e herziening

Bestemmingsplan - gemeente Reusel-De Mierden

Vastgesteld op 18-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Weijererf eerste herziening van de gemeente Reusel-De Mierden;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, alsmede de opslag en verwerking van eigen mest;

1.5.1 agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

1.5.2 agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

1.5.3 agrarisch bedrij, intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee of pelsdieren;

1.5.4 agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

1.6 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.6.1 archeologische verwachtingswaarden

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.6.2 archeologisch waardevol gebied

gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.21 erfbeplanting/erfbeplantingsplan:

een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer er van;

1.22 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;

1.23 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.26 hydrologische betekenis / hydrologisch waardevol:

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem in het plan, met name in verband met verdrogingsbestrijding, waterberging, beekherstel en/of waterkering;

1.27 landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan twee ha;

1.28 landschapswaarden/landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.28.1 landschappelijk open

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of deelgebied in de zin van ruimtelijk-visuele openheid van een gebied vanwege het ontbreken van allerlei opgaande beplantingen en bebouwing in een gebied of deelgebied. Het betreft hier doorgaans grootschalige gebieden;

1.28.2 landschappelijke beslotenheid

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of deelgebied in de zin van ruimtelijk-visuele beslotenheid van een gebied vanwege het voorkomen van allerlei opgaande beplantingen en bebouwing in een gebied of deelgebied. Het betreft hier doorgaans kleinschalige gebieden;

1.28.3 landschapsontwikkelingsgebied

een gebied dat beleidsmatig gezien aangeduid is voor een of andere vorm van landschapsontwikkeling. Voorbeelden zijn een RNLE, een zone beekherstel, een landschapsecologische zone en een robuuste ecologische verbindingszone;

1.29 natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;

1.30 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch);

1.31 peil:

  1. a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld;

1.32 perceelsgrens:

de grens van een perceel;

1.33 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.34 (teelt)ondersteunende voorzieningen:

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;

1.34.1 (teelt)ondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen;

1.34.2 permanente (teeltondersteunende) voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnd teeltondersteunende kassen. Hieronder worden verstaan permanente tunnel- en/of boogkassen (>1,5 m);

1.34.3 tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van zes maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

1.34.4 hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en –regenkappen;

1.34.5 lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:

(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten;

1.34.6 overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthek)

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m. op boomteeltpercelen waarmee dieren geweerd kunnen worden;

1.35 verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, boerenterras, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen;

1.36 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, hemelwaterberging, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.37 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen:

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer dan 1,5 m. bedraagt en de hoogte niet meer dan drie m. bedraagt;

2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen:

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden 1 (Aw-l1)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 (AW-L1)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder voor de op de plankaart aangeduide bijzondere landschappelijke waarden:
    1. 1. 'cultuurhistorisch waardevol gebied' (cg);
    2. 2. 'landschappelijke openheid' (oh);
    3. 3. 'landschappelijke beslotenheid' (lb).

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en bescherming van verwachte waardevolle archeologische informatie in de bodem;

4.2 Bouwregels

In of op deze gronden mag niet worden gebouwd;

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingsregels

Een omgevingsvergunning kan worden verleend ten behoeve van het bouwen in afwijking van het bestemmingsplan voor:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

7.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Weijererf eerste herziening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Reusel-De Mierden is voornemens een nieuw woongebied te realiseren. Binnen dit woongebied zullen een aantal kavels worden uitgegeven op basis van de ‘Ruimte voor Ruimte’- regeling. Het bestemmingsplan dat deze ontwikkeling mogelijk moet maken is vastgesteld op 21 december 2010. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld. Het beroep heeft betrekking op het geuraspect in een deel van het plangebied. Gesteld wordt dat enerzijds als gevolg van de bestemmingswijziging de bedrijfsvoering van reclamant wordt belemmerd, doordat gesuggereerd wordt dat woningbouw mogelijk is binnen de individuele geurcontour van zijn bedrijf. Anderzijds wordt aangevoerd dat ter plaatse van de aangeduide geurcontour geen goed woon- en leefklimaat kan worden bewerkstelligd. Dit wordt veroorzaakt door een te grote geurhinder veroorzaakt door het nabijgelegen agrarische bedrijf van reclamant. Om die reden wordt gesteld dat genoemde gronden niet in aanmerking zouden mogen komen voor ontwikkeling als woningbouwlocatie. Dit wordt volgens reclamant middels het bestemmingsplan 'Weijererf' onvoldoende gewaarborgd. Tot slot wordt bemerkt dat de aangevoerde geuronderzoeken onvoldoende onderbouwing geven van de onderzochte aspecten.

Om die reden wordt voorgesteld om de bestemming van genoemde gronden aan te laten sluiten bij de bestemmingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', waardoor een agrarische bestemming aan de gronden wordt toegekend. Onderhavig bestemmingsplan maakt deze planwijziging mogelijk.

Het bestemmingsplan Weijererf eerste herziening van de gemeente Reusel-De Mierden is vervat in de volgende stukken:

  • de toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten zijn weergegeven;
  • de regels, deel uitmakende van het plan, waarin de doeleinden van de bestemmingen zijn omschreven en bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van het bouwen en het gebruik van bouwwerken en onbebouwde gronden;
  • de verbeelding.

1.2 Plangebied

Het plangebied Weijererf eerste herziening ligt ten zuiden van de kern Reusel. Het gebied ligt ten zuiden van het plan Weijererf. Aan de oostzijde sluit het gebied aan op de uit te werken bestemming voor wonen, ten zuiden sluit het plan aan op het Weijereind en ten westen sluit het gebied aan op de Kruisstraat. In onderstaande topografische kaart en luchtfoto is het een en ander verduidelijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0001.png"

Figuur 1.1: Topografische kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0002.png"

Figuur 1.2: Luchtfoto

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0003.png"

Figuur 1.3: Foto plangebied van Weijererf eerste herziening

Voor de onderbouwing van de toekomstige ontwikkelingen zijn verschillende inventarisaties en onderzoeken uitgevoerd. Voor enkele van deze onderzoeken is een onderscheid gemaakt in fase één, fase twee en de particuliere kavel. Voor andere onderzoeken is een onderscheid gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

In het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is de betreffende locatie bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1'. De raad heeft dit bestemmingsplan op 22 september 2009 vastgesteld. In het bestemmingsplan Weijererf dat is vastgesteld op 21 december 2010 heeft de grond de bestemming 'Woongebied uit te werken' gekregen, met daarop de aanduiding 'milieuzone - geurzone' en de dubbelbestemming 'Waarden - Archeologie'.

Op grond van het beroep dat is ingesteld tegen het plan Weijererf is besloten de gronden waarover de geurzone is gelegen niet langer onderdeel uit te laten maken van het bestemmingsplan 'Weijererf' en in plaats daarvan aan te sluiten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. Daar een woonbestemming op deze locatie niet gepast is en een agrarisch gebruik hier een correctere bestemming van de gronden betreft.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Voor de totstandkoming van het plan Weijererf eerste herziening zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als separate bijlagen opgenomen:

  • Archeologisch onderzoek Reusel-Zuid, gemeente Reusel-De Mierden (Grontmij Nederland B.V., 261055.rm.GAR757, 2 april 2010);
  • Scan natuurwaarden (Grontmij Nederland B.V., 261055.ehv.211.FF01, 17 maart 2009)
  • Historisch en indicatief bodemonderzoek Reusel zuid fase twee (Grontmij Nederland B.V., 261055.ehv.220.R002, revisie 01, 18 februari 2010, Historisch en indicatief bodemonderzoek Reusel zuid fase 2.doc
  • Waterparagraaf Weijererf, (Grontmij Nederland B.V.,261055.ehv.219.R001versie03 250810 Waterparagraaf Weijererf.doc);

1.5 Leeswijzer

Na hoofdstuk 1, inleiding, is in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in het op het plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op eigenschappen van plangebied. In hoofdstuk 4 is de juridische planopzet beschreven, waarbij is uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Onder meer de wijze waarop de regels in het bestemmingsplan ingevuld zijn, worden nader aangegeven. Dit heeft een directe relatie met de uitvoerbaarheid, met name het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied (hoofdstuk 5). De procedure komt aan bod in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen en in februari 2006 in het Staatsblad is gepubliceerd, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte twee en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur in de stedelijke regio's. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt en dat voor uitbreiding van het bebouwde gebied een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten.

2.1.2 Verdrag van Malta, Wet op de archeologische monumentenzorg en Nota Belvedère

Het Europese Verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In april 1992 werd de verdragstekst door de leden van de Europese ministerraad ondertekend. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologisch erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Daarom moet vaak vooraf onderzoek gedaan worden naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

De Wet op de archeologische monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. In deze wet worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het wordt verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplannen.

Eind jaren '90 is de Nota Belvedère uitgebracht waarin bijzondere aandacht wordt gevraagd voor cultuurhistorie. Uitgangspunt van de nota is 'behoud door ontwikkeling'. In de nota zijn belangrijke cultuurhistorische gebieden afgebakend. Binnen deze gebieden bestaat de mogelijkheid tot het verkrijgen van subsidie.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Verordening Ruimte

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden en in deze paragraaf is een toetsing van het plan aan de Verordening opgenomen.

Relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te bouwen. Het plangebied Weijererf eerste herziening ligt in het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Tevens ligt het gebied in extensiveringsgebied. Uitbreiding van intensieve veehouderij wordt uitgesloten in dit gebied. Echter het onveranderd voortzetten van activiteiten waarvoor vergunning is verleend, moet wel mogelijk blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0004.png"

Figuur 2.5: Kaartlaag 2 Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling (geel gebied aangewezen als zoekgebied voor landelijke kernen)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0005.png"

Figuur 2.6: Kaartlaag 5 Ontwikkeling intensieve veehouderij met in groen extensiveringsgebieden en in roze verwevingsgebieden

2.2.2 Structuurvisie Noord-Brabant

In de structuurvisie geeft de provincie aan hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025.

De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten.

De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 StructuurvisiePlus

Reusel kent aan alle kanten een aantal duidelijke infrastructurele of landschappelijke grenzen: de Randweg in het noorden en oosten, het beekdal van de Reusel / het Hoevensche Loopje in het westen en de landschappelijke buffer tussen Reusel en het buurtschap Weijereind in het zuiden. Dit betekent dat voor woningbouwontwikkeling in eerste instantie ingezet moet worden op verdichting, inbreiding, herstructurering en op uitbreiding binnen de rondwegenstructuur. Mogelijkheden hiertoe zijn in de oude bebouwingsstructuren beperkt. Daarentegen zijn er goede mogelijkheden gelegen in de 'restgebieden' tussen de oude bebouwingscontour en de nieuwe randweg, waarbij een goede stedenbouwkundige afronding van het dorp nagestreefd moet worden.

Voor de lange termijn is een vervolmaking van de kern Reusel denkbaar door de eventuele uitbreiding van de ringweg rondom Reusel. De aanleg van een volledige ringweg zou niet alleen de Zeegstraat, Schoolstraat, Lensheuvel en Wilhelminalaan ontlasten, maar leidt eveneens tot een betere ontsluiting van de kern Reusel, bijbehorende bedrijventerreinen en de potentiële uitbreidingsgebieden ten westen en zuiden van Reusel. Nader effectenonderzoek, naar ondermeer de duurzame inpassing van de beekdalstructuren, is echter noodzakelijk.

De hoofdkern Reusel heeft de potentie om te groeien in drie richtingen v.w.b. woningbouw: Reusel-Noord, Reusel-West en Reusel-Zuid. In hoeverre deze afweegbare locaties voor verstedelijking binnen de planperiode aan bod komen, hangt af van het programma. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen en buitenplaatsen, maar ook Ruimte voor Ruimte woningen kunnen een bijdrage leveren aan de versterking van het landschapsbeeld van het half gesloten landschap. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de zones nabij of tussen bosgebieden en de zones op de overgang van de dorpen naar het landschap.

Bij de eventuele ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocatie zal nadrukkelijk rekening gehouden dienen te worden met de mogelijkheid om de zuidelijke rondweg op termijn te realiseren. Dat kan bijvoorbeeld door opwaardering van de verbinding Sleutelstraat - Weijereind of door een ruimtereservering in acht te nemen. Hierdoor wordt op termijn de afronding van het dorp mogelijk bepaald door het Weijereind cq. de rondweg. Echter momenteel lijkt dit niet binnen een planningstermijn van 10 jaar gerealiseerd te worden, waardoor een agrarische bestemming de best passende bestemming is voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0006.png"

Figuur 2.7: Uitsnede StructuurvisiePlus gemeente Reusel-De Mierden

Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk staat de huidige/bestaande situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plan Weijererf eerste herziening (alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur). Daarnaast worden in dit hoofdstuk de resultaten van de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken beschreven.

3.1 Plangebied En Omgeving

De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen ten zuiden van de kern Reusel. De kern Reusel heeft ruim 8.000 inwoners. Reusel behoort tot de gemeente Reusel-De Mierden. Deze gemeente telt circa 12.500 inwoners. Reusel-De Mierden maakt deel uit van het kaderwetgebied Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE). Het dorp Reusel heeft voornamelijk nog een dorps karakter. Reusel wordt voornamelijk door agrarisch gebied omgeven, waarin ook enkele perceeltjes naaldbos te vinden zijn. De Reusel ontspringt ten zuidoosten van het dorp, waar ze gevormd wordt door onder meer de Belevense Loop en het Hoevense Loopje, die beide gekanaliseerd zijn. Ten oosten van Reusel vindt men de Rouwenbogtloop die in de Raamsloop uitkomt, welke uiteindelijk ook naar de Reusel stroomt. Langs beide stroompjes zijn nog enkele broekbosjes te vinden.

Ten westen van Reusel ligt het Beleven, een jonge heideontginning die opnieuw tot natuurgebied is omgevormd. Verdere belangrijke natuurgebieden liggen ten zuiden van Reusel, tegen de Belgische grens aan. Het betreft de Reuselse Moeren, een kleinschalig hoogveenwinningslandschap en de Peelse Heide en Groote Cirkel, een cultuurhistorisch interessante heideontginning waarop naaldbos is aangeplant.

De planlocatie Weijererf eerste herziening is gelegen aan de zuidoostelijke zijde van de kern Reusel en is circa 0,5 ha groot.

Reusel sluit aan op de provinciale wegen N269 en N284. De N269 leidt via Hilvarenbeek naar Tilburg, waar aansluiting wordt gevonden op onder andere de A58. De N284 leidt naar de A67 richting Eindhoven en de A21 (België) richting Turnhout en Antwerpen. De dichtstbijzijnde treinstations zijn te vinden in Eindhoven en Tilburg.

3.2 Bodem

Volgens de Bodemkaart van Nederland (BvN, blad 56 57 west) bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied uit een hoge zwarte enkeerdgrond ontwikkeld in leemarm tot zwak lemig fijn zand (zEZ21). De grond ter plaatse van het plangebied is reeds geruime tijd in gebruik als landbouwgrond. Onderhavig bestemmingsplan bewerktstelligt dat dit gebruik in de toekomst kan worden voortgezet.

3.3 Water

Vanaf 1 november 2003 is het wettelijk verplicht om in het kader van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) een watertoets te verrichten. Door middel van de watertoets dient inzicht te worden verkregen in de waterhuishoudkundige consequenties van ruimtelijke plannen en besluiten (zowel kwantitatief als kwalitatief). Doordat met onderhavig bestemmingsplan de bestemmingswijziging, zoals doorgevoerd middels het plan Weijererf ongedaan wordt gemaakt, waardoor feitelijk weer sprake is van de oude situatie en doordat er geen sprake is van een toename van het verhard oppervlak, kan geconcludeerd worden dat voorgestelde bestemmingswijziging geen consequenties heeft voor de waterhuishouding in het plangebied.

3.3.1 Oppervlaktewater

De planlocatie valt voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het beheergebied van waterschap De Dommel. Volgens opgaaf van het Waterschap bevinden zich binnen de locatie geen leggerwatergangen (hoofdwatergang of zijwatergang) en schouwsloten (zie figuur 3.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0007.png"Figuur 3.1: Leggerwatergangen en schouwsloten (bron: waterschap De Dommel d.d. 18-08-2010)

  • aan de westzijde van het gebied ligt een bermgreppel van de Kruisstraat. Ook naast de weg Weijereind is een bermgreppel gelegen, die dieper is dan de bermgreppels van de Kruisstraat;
  • ten oosten van het plangebied loopt een sloot, die tijdens natte perioden watervoerend is en richting het zuiden afwatert. In het zuidelijk deel van de sloot staat ook tijdens drogere perioden water. Via een schouwsloot en zijwatergangen komt het water uit de sloot uiteindelijk uit in de Rouwenbogtloop (hoofdwatergang). Deze loop ligt op circa 200 m. ten oosten van het plangebied;

3.4 Archeologie En Cultuurhistorie

3.4.1 Bureauonderzoek Weijererf

Grontmij Nederland B.V. heeft in opdracht van Ruimte voor Ruimte CV in februari 2009 een archeologisch onderzoek uitgevoerd, in verband met nieuwbouwplannen in het plangebied Weijererf te Reusel in de gemeente Reusel-De Mierden. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek.

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied.

Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat zich in het plangebied Weijererf grotendeels hoge zwarte enkeerdgronden bevinden en in een klein deel lage zwarte enkeerdgronden. In ARCHIS 2 is een waarneming bekend uit het plangebied. Op de IKAW heeft het plangebied een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden. Overleg met de plaatselijke heemkundevereniging Reusel heeft aan het licht gebracht dat een deel van het plangebied reeds is opgegraven en dat hierbij sporen uit de Brons-, Ijzer- en de Romeinse tijd zijn gevonden. Het opgegraven gebied is ongeveer 30 m. breed parallel aan de Wegekker. Op basis van het bureauonderzoek is een hoge specifieke archeologische verwachtingswaarde vastgesteld.

Door middel van milieuboringen is vastgesteld dat de bodemopbouw in het noorderlijke deel van het plangebied grotendeels onverstoord is. Het zuidelijke deel van het plangebied Weijererf vertoont een grotendeels verstoorde bodemopbouw.

Op grond van de resultaten wordt aanbevolen de aanwezigheid en (indien er archeologica wordt aangetroffen), kwaliteit (gaafheid en conservering), de aard, datering, omvang en diepteligging van de archeologica nader vast te stellen door middel van een proefsleuvenonderzoek, waarderende fase.

3.5 Flora En Fauna

Het plangebied maakt geen onderdeel uit en ligt niet in de buurt van een Natura 2000 gebied en/of beschermd natuurmonument. Ten aanzien van de EHS en GHS gebieden zijn er geen consequenties omdat het plangebied hier geen deel van uitmaakt en ook geen invloed uitoefent op een dergelijk gebied. Er is ook geen sprake van een vigerend bos- en of natuurbestemming. Er worden geen houtopstanden verwijderd als gevolg van de planontwikkeling. Er behoeft daarom ook geen melding te worden gedaan.

Gelet op de toetsing aan natuurwetgeving en –beleid kan worden geconcludeerd dat enige ontheffing of vergunning in het kader van natuurwetgeving en/of –beleid niet nodig is.

3.6 Geluid

Het aspect geluid is niet relevant voor realisatie van de planvorming, omdat er geen geluidsgevoelige objecten in het plan aanwezig zijn, of worden gerealiseerd.

3.7 Luchtkwaliteit

Het plan betreft een feitelijke voortzetting van het huidige gebruik. Dit gebruik was voorheen geregeld middels het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. De voorgenomen bestemmingsplanwijziging, betreft geen wijziging die consequenties heeft voor luchtkwaliteit. Met de bestemmingswijziging, van 'Woongebied uit te werken' naar 'Agrarisch met waarden- Landschapswaarden 1' wordt geen toename van verkeer verwacht, waardoor ook geen sprake is van verslechtering van de luchtkwaliteit.

3.8 Geurhinder

Voor de ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte aan het Weijereind te Reusel in een onderzoek uitgevoerd naar de geurhinder. Getoetst is of de locatie buiten individuele geurcontouren valt en hoe hoog de achtergrondbelasting is (om te bekijken of er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat).

Uit onderzoek naar individuele geurcontouren is gebleken dat een deel van 'Woongebied uit te werken' - gelegen ten zuiden van Kruissstraat 79 binnen de individuele geurcontour van het agrarisch bedrijf aan de Sleutelstraat 16 valt (zie figuur 3.3.). In dit deel van het plangebied is geen sprake van een goed woon- en leefklimaat en kan dus niet worden gebouwd. Bouwen binnen de individuele geurcontour heeft ook een beperking van de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven tot gevolg, dat is hier niet wenselijk.Tevens is geconstateerd dat niet te herleiden is wat de uitgangspunten zijn geweest voor de geurberekening en hoe de resultaten van de berekening tot stand zijn gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0008.png"

Figuur 3.2: Weergave milieuzonering (groengestreept) op de verbeelding voor het plan Weijererf

Deze constateringen hebben geleid tot een beroep gericht tegen het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan 'Weijererf'.

In het woongebied dat nader uitgewerkt moet worden is invulling gegeven aan het feit dat een deel van het plangebied gelegen is binnen de individuele geurcontour door dit gebied weer te geven met 'milieuzone' (groengestreept) met daaraan gekoppeld regels die de bouw van woningen ter plaatse niet mogelijk maken. Er kunnen ook andere functies worden gerealiseerd binnen deze bestemming, zoals groen, verkeer en landschapsontwikkeling.

Tevens kan worden aangemerkt dat de bedrijfsvoering in de eerste plaats wordt belemmerd door de nabijheid van de bebouwde kom van Reusel, waar een strengere geurnorm van 1 OUE/m3 wordt geaccepteerd.

Ook kan worden geconstateerd dat in de berekening naar de in het gebied aanwezige geurcontouren, uit is gegaan van een worstcase scenario, waarbij is uitgegaan van het geuremissiepunt aan de meest nabij de kern (van Reusel) gelegen rand van het bouwvlak van het agrarische bedrijf. Op die manier kan het emissiepunt feitelijk overal op het bouwvlak gesitueeerd worden. Daarnaast is in de berekening uitgegaan van de vergunde situatie en niet van de feitelijke situatie. Door het niet gebruikmaken van de uitbreidingsruimte in de vergunde situatie is dit deel van de vergunning van rechtswege komen te vervallen. De geurcontour uit de berekening is dus groter dan de feitelijke situatie.

Reclamant heeft aangevoerd dat het niet wenselijk is deze gronden als 'Woongebied uit te werken' te bestemmen, zoals dit nu het geval is in het bestemmingsplan Weijererf. De gronden zouden hun agrarische bestemming, die overeenkomt met het huidige gebruik, moeten behouden.

Hoewel op basis van bovenstaande redenering er geen formele aanleiding is tot het aanpassen van het plan, is er hier voor gekozen het plan 'Weijererf' gedeeltelijk aan te passen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het aanpassen van de bestemming naar een agrarische bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST_0009.jpg"

Figuur 3.3: Invloed van individuele geurcontouren op het globaal weergegeven plangebied Weijererf

3.9 Externe Veiligheid

Er zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontour over het plangebied ligt (de dichtstbijzijnde is het LPG-tankstation aan de Turnhoutseweg). Er zijn in de gemeente Reusel-De Mierden geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen vastgesteld.

3.9.1 Kabels en leidingen

Er is een KLIC-melding gedaan voor het plangebied op 25 september 2009. Hieruit blijkt dat in en in de directe nabijheid van het plan geen kabels en leidingen liggen die van invloed zijn op de planvorming.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Algemeen

De verdere ontwikkeling van Weijererf eerste herziening, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, is vastgelegd in de regels en verbeelding. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Planregels

4.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

4.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. De mogelijkheid tot afwijking van de bouwregels geeft aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden af te wijken van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden zijn bepaalde werken en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 (AW-L1)

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, met daarbij aandacht voor het ter plaatse aanwezige landschap. Ter plaatse van deze bestemming is uitsluitend agrarisch gebruik toegestaan. Er is geen bouwblok opgenomen op deze gronden, waardoor bouwmogelijkheden voor gebouwen uitgesloten zijn.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn bestemd middels een dubbelbestemming. Dat betekent dat naast enkelbestemmig de bestemmingsregels van de dubbelbestemming van toepassing zijn. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen, door diverse vormen van grondroering middels een te verbieden en eventueel mogelijk te maken middels een omgevingsvergunning. Wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of als blijkt dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn geconserveerd, zal de dubbelbestemming worden verwijderd.

4.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten; de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt, bij de toepassing van bepalingen van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in dit artikel een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

In artikel Artikel 8 Algemene wijzigingsregels is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.

Artikel 10 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

4.3 Verbeelding

Tot dit bestemmingsplan behoort de digitale verbeelding met het nummer NL.IMRO.1667.BPBweij10018-VAST

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Er is hier sprake van een aanpassing van de bestemming naar een situatie die gelijk staat met het huidige gebruik van de gronden en de voormalige bestemming van de gronden uit het oude bestemmingsplan. Hierdoor worden de risico's, zowel planologisch als financieel zeer gering geschat. Er hoeven hier geen aanvullende onderzoeken te worden uitgevoerd.

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

5.2 Handhaving

Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren.

Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid: alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de regels van het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden vergroot om toe te zien op de naleving.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Ontwerpbestemmingsplan

Met de aanpassing van de bestemming van 'Woongebied uit te werken' naar Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1, wordt de bestemmingswijziging die met het bestemmingsplan Weijererf is doorgevoerd teruggedraaid. Hierdoor is de huidige bestemming weer in overeenstemming met het daadwerkelijke gebruik van de gronden. Met het plan worden geen belangen van derden geschaad, waardoor de gemeente de afweging heeft gemaakt om geen inspraakprocedure voor het betreffende plan te voeren. Het ontwerp bestemmingsplan wordt aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

6.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Weijererf eerste herziening ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Reusel-De Mierden het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen twee weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat zes weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. 2. de gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM - wijzigingen aangebracht.

6.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan kan binnen zes weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Weijererf eerste herziening.

Bijlagen

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Waterparagraaf

Bijlage 3 Scan Natuurwaarden

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek