KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Woongebied
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4.1
Artikel 13 Waarde - Archeologie 4.2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijvingen
2.1 Inleiding
2.2 Locatie Molenberg
2.3 Locatie Reeneik - Denestraat
2.4 Locatie Reeneik - Randweg-oost
2.5 Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk
2.6 Locatie Rouwenbogt 1 - Gildepad 2
2.7 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Nationaal Niveau
3.2 Provinciaal Niveau
3.3 Regionaal Niveau
3.4 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Bodemkwaliteit
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geurhinder Veehouderijen
4.5 Volksgezondheid
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Natuurwaarden
4.11 Stikstofdepositie
4.12 Waterparagraaf
4.13 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Algemene Toelichting Verbeelding
5.3 Algemene Toelichting Regels
5.4 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
7.3 Vaststelling
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Rechtstreeks Toelaatbare Aan Huis Verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Gildepad 2
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Rouwenbogt 1
Bijlage 1 Inrichtingsschetsen
Bijlage 2 Beeldkwaliteit Molenberg
Bijlage 3 Parkeeronderzoek Reeneik - Randweg-oost
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Rouwenbogt 1 - Gildepad 2
Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing Rouwenbogt 1
Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Gildepad 2
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Molenberg
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Reeneik - Denestraat
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Reeneik - Randweg-oost
Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk
Bijlage 11 Nader Bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk
Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad 2
Bijlage 13 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Randweg-oost / Reeneik / Molenberg
Bijlage 14 Onderzoek Geurhinder
Bijlage 15 Onderzoek Geurhinder Rouwenbogt 1
Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 17 Akoestisch Onderzoek Reeneik-randweg-oost
Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad
Bijlage 19 Archeologisch Onderzoek Molenberg
Bijlage 20 Archeologisch Onderzoek Reeneik-randweg-oost
Bijlage 21 Programma Van Eisen Proefsleuvenonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk
Bijlage 22 Quickscan Flora En Fauna Molenberg
Bijlage 23 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Molenberg
Bijlage 24 Quickscan Flora En Fauna Reeneik-denestraat
Bijlage 25 Quickscan Flora En Fauna Reeneik-randweg-oost
Bijlage 26 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Reeineik - Randweg-oost Reeneik
Bijlage 27 Quickscan Flora En Fauna Rijpershoek - Hulselsedijk
Bijlage 28 Natuurtoets Rouwenbogt 1 - Gildepad 2
Bijlage 29 Onderzoek Stikstofdepositie 4 Locaties
Bijlage 30 Onderzoek Stikstofdepositie (Rouwenbogt 1)
Bijlage 31 Onderzoek Stikstofdepositie (Gildepad 2)
Bijlage 32 Waterparagraaf Molenberg
Bijlage 33 Waterparagraaf Reeneik-denestraat
Bijlage 34 Waterparagraaf Reeneik - Randweg-oost
Bijlage 35 Waterparagraaf Rijpershoek - Hulselsedijk
Bijlage 36 Nota Van Zienswijzen

Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel

Bestemmingsplan - Gemeente Reusel-De Mierden

Vastgesteld op 26-01-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel met identificatienummer NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST van de gemeente Reusel-De Mierden

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in de Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven.

1.6 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in de Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven.

1.7 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, zonder bijbehorende bouwwerken, alsmede het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een in de regels dan wel de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.

1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.12 bestaande bebouwing

de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.13 bestaande situatie

  1. a. bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en dient bereikbaar te zijn vanaf het openbaar gebied (weg).

1.25 dak

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden en verhuren, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.28 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.29 duplexwoning

een woning die samen met een tweede duplexwoning is opgenomen in één bouwmassa, waarbij die bouwmassa de ruimtelijke verschijningsvorm heeft van één woning.

1.30 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.31 eindwoning

een woning binnen het bebouwingstype 'gesloten' aan het begin of einde van de reeks woningen en geen (extra) bij de woning horende grond aan de zijkant van de woning heeft.

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.34 extensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

1.35 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.36 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 gesloten bebouwing

bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.38 gestapelde bebouwing

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.39 halfopen bebouwing

bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen.

1.40 hoekperceel

een perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen.

1.41 hoekwoning

een woning binnen het bebouwingstype 'gesloten' aan het begin of einde van de reeks woningen en (extra) bij de woning horende grond aan de zijkant van de woning heeft.

1.42 hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.44 huishouden

persoon of groep personen die één huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.45 kunstwerk

  1. a. civieltechnisch kunstwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
  2. b. beeldend kunstwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.46 maaiveld

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning of andere gebouwen en bouwwerken.

1.47 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.48 (openbare) nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje, een verdeelstation, transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening.

1.49 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.50 onderbouw/kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven het peil is gelegen.

1.51 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.52 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.53 open bebouwing

bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande hoofdgebouwen.

1.54 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.55 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.56 peil

  1. a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

1.57 perceel

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.58 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.59 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker en kapper, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf moet zijn.

1.60 raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.61 ruimte-voor-ruimte woning

woning die in ruil voor de beëindiging van een veehouderij, het inleveren van fosfaatrechten en de sloop van bedrijfsgebouwen op een passende locatie binnen een bebouwingsconcentratie is toegestaan. Het doel van de regeling ruimte voor ruimte is om via de sloop van gebouwen en landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst te behalen.

1.62 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.63 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans, meubels en dergelijke.

1.65 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.66 straatmeubilair

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken voor (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

1.67 tuin

de gronden van een perceel behorende bij een woning, voorzover gelegen buiten het bouwvlak.

1.68 tussenwoning

een woning binnen het bebouwingstype 'gesloten', waarbij de tussenmuren aan andere woningen grenzen binnen een reeks aaneengebouwde woningen.

1.69 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.70 verblijfsgebied

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.71 verblijfsruimte

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.72 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.73 vrijstaande bebouwing

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen noch de bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw of ander gebouw verbonden is.

1.74 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.75 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.76 weg

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.77 Wet op de economische delicten

Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.78 wonen

het bewonen van een zelfstandige woning of als zodanig bestemd gebouw voor zelfstandige woningen.

1.79 woning/wooneenheid

een verblijfsobject dat wordt ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte dat bestemd is voor de huisvesting van één huishouden of een groep van maximaal vijf personen die geen gezamenlijk huishouden vormt.

1.80 Woningwet

wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.81 zijstrook

de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw.

1.82 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.3 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn (snijpunt van wandvlak/dakvlak), het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  1. a. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. als in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch gebruik;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  3. c. behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeesters en wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor: mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het bouwen van extra agrarische hulpgebouwen, zoals melkstallen en schuilgelegenheden voor vee met een oppervlakte van max. 20 m² per 1,5 ha en een goot- en bouwhoogte van max. 3 m a.

b.
het hulpgebouw moet noodzakelijk zijn vanwege een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
de in artikel 3.1 aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
het bouwen van grotere gebouwen (in casu het opzetten van tenten) voor een evenemententerrein, voor max. 15 dagen per evenement (het opbouwen en afbreken van voorzieningen voor het evenement hieronder begrepen) met een oppervlakte van max. 500 m² en een hoogte van max. 9 m a.
b.
het gebouw moet noodzakelijk zijn vanwege een evenement;
de in 3.1 aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. statische opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  2. b. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. infrastructurele voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (openbare) nutsvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingswegen;
  3. c. terreinen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, zoals bermen en beplantingen;
  2. b. paden;
  3. c. in- en uitritten voor aangrenzende woondoeleinden;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. extensief recreatief medegebruik;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. straatmeubilair;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  3. c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, straten en paden, erven en parkeervoorzieningen;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', uitsluitend statische opslag en bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  5. e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte', een ruimte-voor- ruimte woning;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding 'atelier', een atelier/workshopruimte;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. tuinen, erven en terreinen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor het realiseren van kleinschalig logeren (o.a. bed & breakfast) als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. De logeereenheden dienen een plek te krijgen binnen de bestaande bebouwing.
  2. b. Het totaal aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5.
  3. c. De totale oppervlakte voor logeereenheden mag niet meer dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte bedragen tot een maximum van 150 m².
  4. d. Er moet sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  5. e. Omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt als gevolg van het kleinschalig logeren.
  6. f. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 18.1.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  3. c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, straten en paden, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein en groenvoorzieningen zijn toegestaan;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en terreinen;
  8. h. speelvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.2.1, voor een geringere afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens;
  2. b. het bepaalde in lid 9.2.1, waarbij de diepte van het hoofdgebouw maximaal 15 meter mag bedragen, met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3 meter mag bedragen, uitgezonderd patiowoningen die tot in de achterste perceelsgrens mogen worden gebouwd;
  3. c. het bepaalde in lid 9.2.1, ten aanzien van de goothoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,5 meter mag bedragen;
  4. d. het bepaalde in lid 9.2.1, voor een geringere afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens;
  5. e. de onder a tot en met d genoemde omgevingsvergunningen voor afwijking kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. een goede woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. een goede waterhuishoudkundige inpassing van nieuwe verharding;
    5. 5. de sociale veiligheid en
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 voor het realiseren van kleinschalig logeren (o.a. bed & breakfast) als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. De logeereenheden dienen een plek te krijgen binnen de bestaande bebouwing.
  2. b. Het totaal aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5.
  3. c. De totale oppervlakte voor logeereenheden mag niet meer dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte bedragen tot een maximum van 150 m².
  4. d. Er moet sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  5. e. Omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt als gevolg van het kleinschalig logeren.
  6. f. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 18.1.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4.1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4.2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2.4.3 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
  2. b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. het gebruik voor wonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning anders dan mantelzorg.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes voor de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. voor kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20,00 meter;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10,00 meter;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  6. f. de regels voor de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
    1. 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,50 meter;
  7. g. de onder a. tot en met f. genoemde omgevingsvergunningen voor afwijking kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie; en
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Parkeren en laden en lossen

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden.
  2. b. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. als wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in 'Module 8. Ruimtelijke Ontwikkelingen' van het 'Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP)' d.d. 19 september 2017, dan wel als dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt voldaan aan het actuele beleid op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend.
  3. c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet, als het beoogde gebruik van een bouwwerk en/of gronden aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort, en vervolgens in stand worden gehouden.
  4. d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. als bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat anderszins is geborgd dat onevenredige parkeeroverlast in het openbaar gebied wordt voorkomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel" van de gemeente Reusel-De Mierden.

1.1 Aanleiding En Doel

Binnen de kern Reusel is op vier locaties op relatief korte afstand van elkaar sprake van nieuwe woningbouwontwikkelingen. Daarnaast vindt er een herbestemming/ontwikkeling plaats in het buitengebied, direct ten oosten van Reusel. Het betreffen de volgende ontwikkelingen op de vijf locaties:

  1. 1. Beëindiging en sanering van het voormalig bedrijf aan de Molenberg 77 in combinatie met woningbouw van 16 woningen op dit terrein, de bouw van 31 woningen op gemeentegrond;
  2. 2. Het realiseren van 2 grondgebonden woningen op het perceel op de kruising Reeneik-Denestraat;
  3. 3. Het realiseren van gestapelde woningbouw met maximaal 28 appartementen op de kruising Reeneik-Randweg-Oost;
  4. 4. Het realiseren van 13 woningen op de kruising Rijpershoek-Hulselsedijk;
  5. 5. Het realiseren van 1 ruimte-voor-ruimte woning naast Rouwenbogt 1, waarbij de voormalige intensieve veehouderij op het adres Rouwenbogt 1 wordt gesaneerd. Er wordt 1.000 m2 stallen gesloopt en de overige stallen worden omgezet naar ruimte voor statische opslag en categorie 2-bedrijven. Daarnaast wordt de intensieve veehouderij op het adres Gildepad 2 omgezet naar een bedrijfsbestemming met ruimte voor statische opslag.

De woningbouwontwikkelingen kunnen niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen ''Stedelijk gebied 2018'' en ''Buitengebied 2009, herziening fase 1A''. De gemeente heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan de initiatieven door middel van een herziening van de bestemmingsplannen. Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de verwachtingen in de komende tien jaar.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit vijf deelgebieden die op onderstaande luchtfoto zijn aangegeven. Vier van de vijf deelgebieden zijn gelegen binnen bestaand stedelijk gebied van Reusel, enkel de locatie Rouwenbogt 1 - Gildenpad 2 is gelegen in het buitengebied van Reusel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0001.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIEDEN PLANGEBIED

1.2.1 Locatie Molenberg

Het eerste deelgebied betreft een locatie aan de Molenberg, ter hoogte van het voormalige bedrijf op nummer 77 en omgeving. Het deelgebied ligt ten noordoosten van de kern Reusel en is direct grenzend aan de zuidkant van de Randweg-Oost, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0002.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIED MOLENBERG

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Reusel-De Mierden, sectie F, nummers 866, 867, 1081, 1153, 1158, 1184 en 5277 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 21.060 m². De gronden zijn gemeentelijk eigendom en deels particulier eigendom.

1.2.2 Locatie Reeneik - Denestraat

Het tweede deelgebied betreft een locatie op de kruising Reeneik-Denestraat. Het deelgebied ligt ten noordoosten van de kern Reusel en is direct grenzend aan de zuidwestkant van de Randweg-Oost, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0003.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIED REENEIK-DENESTRAAT

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Reusel-De Mierden, sectie A, nummer 5050 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1.065 m². De gronden zijn gemeentelijk eigendom.

1.2.3 Locatie Reeneik - Randweg-Oost

Het derde deelgebied betreft een locatie op de kruising Reeneik-Randweg-Oost. Het deelgebied ligt ten noordoosten van de kern Reusel en is direct grenzend aan de zuidwestkant van de Randweg-Oost, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0004.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIED REENEIK-RANDWEG-OOST

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Reusel-De Mierden, sectie A, nummers 4745 en 4910. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2.965 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.2.4 Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk

Het vierde deelgebied betreft een locatie op de kruising Rijpershoek-Hulselsedijk. Het deelgebied ligt in het noorden van de kern Reusel. Het deelgebied wordt ontsloten door de straten Rijpershoek en Hulselsedijk en de tuinen van de aanliggende woningen aan deze straten, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0005.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIED RIJPERSHOEK-HULSELSEDIJK

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Reusel-De Mierden, sectie A, nummers 1570, 3977 en 5157 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 3.605 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.2.5 Locatie Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Het vijfde deelgebied betreft een locatie op de kruising Rouwenbogt - Gildepad. Het deelgebied ligt ten noordoosten van de kern Reusel. Het deelgebied wordt ontsloten door de straten Gildepad en Rouwenbogt. Onderhavige locatie ligt, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven, ten noordoosten oftewel buiten de randweg rondom Reusel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0006.jpg"

UITSNEDE LUCHTFOTO DEELGEBIED GILDEPAD - ROUWENBOGT

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Reusel-De Mierden, sectie A, nummers 99 (gedeeltelijk), 107 (gedeeltelijk), 1186 en 1187. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 17.200 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

1.3.1 Locatie Molenberg

Ter plaatse van het deelgebied Molenberg vigeert het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het deelgebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0007.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het deelgebied gelden de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Groen', 'Recreatie' en 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:

Agrarisch - agrarisch gebruik;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
Bedrijf - bedrijven die zijn genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
- productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder 1. genoemde bedrijvigheid;
- infrastructurele voorzieningen;
Groen - groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting;
- paden;
- straatmeubilair;
- speelvoorzieningen;
Recreatie - dagrecreatieve voorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- wegen en paden;
Verkeer - wegen, straten en paden;
- voet- en rijwielpaden;
- straatmeubilair;
- groenvoorzieningen;

Ter plaatse van het deelgebied gelden tevens de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologie 3', 'Waarde - archeologie 4.1', 'Waarde - archeologie 4.2' en 'Waarde - archeologie 6'. Deze dubbelbestemmingen verplichten het uitvoeren van archeologische onderzoeken voorafgaand aan bepaalde bodemingrepen.

Ter plaatse van de enkelbestemmingen 'Agrarisch' en 'Bedrijf' geldt de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Burgemeester en wethouders zijn onder voorwaarden bevoegd om het bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding te wijzigen, in de zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de enkelbestemming 'Wonen'.

Conclusie

De ontwikkeling valt over diverse bestemmingen waar geen woningbouwontwikkeling is toegestaan. Het initiatief voor het deelgebied Molenberg past daarmee niet binnen het vigerende bestemmingsplan. De ontwikkeling sluit wel (deels) aan bij de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan. Er is echter voor gekozen de nieuwe woningbouwontwikkelingen in de kern Reusel in één bestemmingplan te regelen.

1.3.2 Locatie Reeneik - Denestraat

Ter plaatse van het deelgebied Reeneik - Denestraat vigeert het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het deelgebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0008.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het deelgebied geldt de enkelbestemming 'Groen'. Deze grond is onder andere bestemd voor:

Groen - groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting;
- paden;
- straatmeubilair;
- speelvoorzieningen;

Ter plaatse van het deelgebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4.2'. Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van archeologisch onderzoek voorafgaand aan bepaalde bodemingrepen.

Daarnaast geldt ter plaatse van het deelgebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Burgemeester en wethouders zijn onder voorwaarden bevoegd om het bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding te wijzigen, in de zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de enkelbestemming 'Wonen'.

Conclusie

Er is geen directe bouwmogelijkheid aanwezig. Het initiatief voor het deelgebied Reeneik - Denestraat past daarmee niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Wel is reeds bekend dat ontwikkeling van deze locatie voorstelbaar is, omdat de ontwikkeling aansluit bij de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan. Er is echter voor gekozen de nieuwe woningbouwontwikkelingen in de kern Reusel in één bestemmingplan te regelen.

1.3.3 Locatie Reeneik - Randweg-Oost

Ter plaatse van het deelgebied Reeneik - Randweg-Oost vigeert het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het deelgebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0009.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het deelgebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. Deze grond is onder andere bestemd voor:

Agrarisch - agrarisch gebruik;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.

Ter plaatse van het deelgebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4.2'. Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van archeologisch onderzoek voorafgaand aan bepaalde bodemingrepen.

Conclusie

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is geen woningbouw mogelijk. Het initiatief voor het deelgebied Reeneik - Randweg-Oost past daarmee niet binnen het vigerende bestemmingsplan.

1.3.4 Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk

Ter plaatse van het deelgebied Rijpershoek - Hulselsedijk vigeert het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 december 2018. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het deelgebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0010.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het deelgebied gelden de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Groen' en 'Verkeer'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:

Agrarisch - agrarisch gebruik;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
Bedrijf - nutsvoorziening - (openbare) nutsvoorzieningen;
- ontsluitingswegen;
- terreinen;
- groenvoorzieningen.
Groen - groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting;
- paden;
- straatmeubilair;
- speelvoorzieningen.
Verkeer - wegen, straten en paden;
- voet- en rijwielpaden;
- straatmeubilair;
- groenvoorzieningen.

Ter plaatse van het deelgebied gelden tevens de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologie 3' en 'Waarde - archeologie 4.1'. Deze dubbelbestemmingen verplichten het uitvoeren van archeologische onderzoeken voorafgaand aan bepaalde bodemingrepen.

Daarnaast geldt ter plaatse van het deelgebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Burgemeester en wethouders zijn onder voorwaarden bevoegd om het bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding te wijzigen, in de zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de enkelbestemming 'Wonen'.

Conclusie

Er is geen directe bouwmogelijkheid aanwezig. Het initiatief voor het deelgebied Rijpershoek - Hulselsedijk past daarmee niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Wel is reeds bekend dat ontwikkeling van deze locatie voorstelbaar is, omdat de ontwikkeling aansluit bij de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan. Er is echter voor gekozen de nieuwe woningbouwontwikkelingen in de kern Reusel in één bestemmingplan te regelen.

1.3.5 Locatie Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Ter plaatse van het deelgebied Rouwenbogt 1 - Gildepad 2 vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening fase 1A", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 juli 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het deelgebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0011.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het deelgebied gelden de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1' en 'Bedrijf - Agrarisch'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 - agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik.
Bedrijf - Agrarisch - grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen;
- aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;

Ter plaatse van het deelgebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde'. Deze dubbelbestemming verplicht het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voorafgaand van bepaalde bodemingrepen.

Daarnaast geldt ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch', de functieaanduiding 'Intensieve veehouderij'. Hier zijn intensieve veehouderijen toegestaan. Daarnaast kent het gehele plangebied de gebiedsaanduidingen 'Bebouwingsconcentratie' en 'Extensiveringsgebied'.

Conclusie

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch' en 'Agrarisch - Landschapswaarden 1' is woningbouw en niet-agrarische bedrijvigheid niet mogelijk. Het initiatief voor het deelgebied Rouwenbogt 1 - Gildepad 2 past daarmee niet binnen het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijvingen

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

2.1 Inleiding

Middels onderhavig bestemmingsplan worden de nieuwe ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Er is een stedenbouwkundig plan opgesteld met daarin de huidige woningbehoefte opgenomen.

2.2 Locatie Molenberg

Deze woningbouwlocatie bestaat uit de beëindiging en sanering van het voormalige bedrijf aan de Molenberg 77 en de woningbouwopgaven op gemeentegrond. Aansluitend aan de noordzijde van deze locatie zijn ook Tiny Houses voorzien. Deze worden echter vooruitlopend op dit bestemmingsplan via een afzonderlijke afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt.

2.2.1 Bebouwing en functies

Het programma van deze woningbouwontwikkeling bestaat uit:

  1. 1. de realisatie van 16 vrijstaande en halfvrijstaande koopwoningen ter hoogte van het voormalige bedrijf aan de Molenberg 77. Hierbij zal de bestaande bedrijfswoning (Molenberg 75) naast het voormalige bedrijf in zijn huidige vorm behouden blijven en maakt daarom geen deel uit van de herontwikkeling, en;
  2. 2. een mix van 31 koop- en huurwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0012.jpg"

VOORLOPIG STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP

Op het voormalig bedrijfsperceel worden aansluitend aan de Randweg-Oost 16 (half)vrijstaande woningen voorzien met een bouwhoogte van 6 meter. Deze woningen worden ontsloten vanaf de nieuwe weg die het hele plangebied ontsluit op de Molenberg. Achter de woningen wordt een geluidswal/scherm aangelegd dat zorgt voor voldoende geluidwering. In het centrale deel van het plangebied worden 31 rijwoningen voorzien. Omdat het stedenbouwkundige plan nog niet definitief is, is een globale bestemming opgenomen waarin de configuratie van de woningen nog kan worden aangepast.

2.2.2 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten op de Molenberg. Binnen het gebied is een rondlopende weg aanwezig waaraan de parkeerplaatsen in parkeerkoffers langs de weg liggen. Daarnaast dienen bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

2.2.3 Groen en water

Binnen de woningbouwontwikkeling wordt ingezet op behoud van de groene verbindingen tussen de woonblokken en de bestaande groene buffer.

Binnen de woningbouwontwikkeling wordt geen oppervlaktewater aangebracht. Wel zal bij de uitwerking van het plan extra aandacht zijn voor de waterberging/huishouding. Het gebied ligt namelijk lager dan de omgeving. Op basis van het verwachte toekomstig verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor het plangebied in totaal circa 520 m³ (8.650 m² x 0,06 m), zoals in bijlage 32 en paragraaf 4.12.2.1 is opgenomen.

Bij de nadere uitwerking van de openbare ruimte zal de wateropgave opnieuw worden berekend en de definitieve waterbergingsoplossing worden ontworpen. In de regels is een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de waterberging opgenomen. Hiermee is de aanleg van een voldoende grote waterberging geborgd. Een nadere uitwerking zal bij de aanvraag omgevingsvergunning worden overlegd.

2.2.4 Beeldkwaliteit

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang van de inrichting van de openbare ruimte en de inrichting van de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde. In bijlage 2 'Beeldkwaliteit Molenberg' zijn beschrijvingen en beelden opgenomen van de gewenste beeldkwaliteit binnen het plangebied. Het beeldkwaliteitplan wordt afzonderlijk vastgesteld als onderdeel van de welstandsnota. De toekomstige woningen moeten voldoen aan het beeldkwaliteitplan.

2.3 Locatie Reeneik - Denestraat

2.3.1 Bebouwing en functies

Het programma van deze woningbouwontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee grondgebonden woningen van 2 lagen met een kap. Het type woningen en de maximale hoogten sluiten aan bij de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan. Deze grondgebonden woningen sluiten aan op de bestaande woonstructuur van de Denestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0014.jpg"

VOORLOPIG SCHETSONTWERP

2.3.2 Verkeer en parkeren

2.3.3 Groen en water

De tuinen worden individueel ingericht. Binnen de percelen dient rekening gehouden te worden met voldoende waterberging. Op basis van het toekomstig af te koppelen verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor de planlocatie in totaal circa 14 m³ (665 m² x 0,02 m). Dit komt overeen met 7 m³ per woning, zoals in bijlage 33 en paragraaf 4.12.2.2 is opgenomen. Econsultancy adviseert:

Vanwege het ontbreken van openbaar groen zal het hemelwater op eigen terrein geborgen moeten worden. De kavels zijn voldoende groot om in voldoende waterberging te voorzien.

Bij de nadere uitwerking zal de wateropgave opnieuw worden berekend en de definitieve waterbergingsoplossing worden ontworpen. In de regels is een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de waterberging opgenomen. Hiermee is de aanleg van een voldoende grote waterberging geborgd. Een nadere uitwerking zal bij de aanvraag omgevingsvergunning worden overlegd.

2.3.4 Beeldkwaliteit

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang van de inrichting van de openbare ruimte en de inrichting van de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde. De architectuur van de te realiseren woningen dient aan te sluiten bij de omliggende bestaande woningen. De omliggende woningen zijn opgetrokken uit baksteen met pannendaken. Daarmee wordt eenheid gecreëerd in de straat.

2.4 Locatie Reeneik - Randweg-oost

2.4.1 Bebouwing en functies

Het programma van deze woningbouwlocatie bestaat uit de realisatie van één woongebouw bestaande uit twee bouwmassa's waarvan één met vier lagen aan de Reeneik en één met drie lagen aan de Randweg-Oost met maximaal 28 appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0015.jpg"

VOORLOPIG SCHETSONTWERP

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0016.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0017.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0018.jpg"

3D-IMPRESSIES

2.4.2 Verkeer en parkeren

2.4.3 Groen en water

Er wordt een gezamenlijke binnentuin aangelegd. Daarnaast zal in het inrichtingsplan de groene inpassing verder worden uitgewerkt. Binnen het plangebied dient de benodigde waterberging te worden gerealiseerd. Op basis van het toekomstig af te koppelen verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor de planlocatie in totaal circa 25 m³ (1.200 m² x 0,02 m), zoals in bijlage 34 en paragraaf 4.12.2.3 is opgenomen. Econsultancy adviseert dat:

''om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater wordt geborgen middels een wadi. Wanneer de wadi wordt aangelegd met een diepte van 0,5 meter en een talud van 1 op 3 is, uitgaande van een volledige vulling 100 m² benodigd om de volledige wateropgave te kunnen bergen. Ten noorden van de locatie, ter plaatse van het groen, gelegen tussen de parkeerplaats en de bebouwing is voldoende ruimte aanwezig om in voldoende waterberging te voorzien. Hemelwater wordt, indien mogelijk, zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd richting de wadi.''

Omdat het bouwplan beperkt in vorm gewijzigd is en er geen geluidswal gerealiseerd gaat worden is de aanleg van een wadi mogelijk ten oosten van de bebouwing.

Bij de nadere uitwerking van het gebouw en de openbare ruimte zal de wateropgave opnieuw worden berekend en de definitieve waterbergingsoplossing worden ontworpen. In de regels is een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de waterberging opgenomen. Hiermee is de aanleg van een voldoende grote waterberging geborgd. Een nadere uitwerking zal bij de aanvraag omgevingsvergunning worden overlegd.

2.4.4 Beeldkwaliteit

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang van de inrichting van de openbare ruimte en de inrichting van de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde. In nauw overleg met de gemeente is reeds een bouwplan uitgewerkt. zie ook paragraaf 2.4.1. Het plan is passend in de straat qua maat, schaal en uitstraling.

2.5 Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk

2.5.1 Bebouwing en functies

Het programma van deze woningbouwontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee woonblokken van vijf en zes aaneengesloten woningen (waarvan tweemaal een duplex woning is inbegrepen) in combinatie met twee vrijstaande woningen. Allen worden gerealiseerd in maximaal 2 lagen met een kap. Daarnaast wordt aan de noordoostkant van het deelgebied een collectieve groenvoorziening ingericht waarin tevens de parkeerplaatsen voor de woonblokken gesitueerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0019.png"

VOORLOPIG SCHETSONTWERP

2.5.2 Verkeer en parkeren

2.5.3 Groen en water

Binnen het deelgebied wordt een centrale groenvoorziening aangelegd. Daarnaast wordt voldoende waterberging aangelegd. Op basis van het toekomstig verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor het plangebied in totaal circa 180 m³ 2.950 m² x 0,06 m, zoals in bijlage 35 en paragraaf 4.12.2.4 is opgenomen. Econsultancy adviseert:

''Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater wordt geborgen middels een wadi. Wanneer de wadi wordt aangelegd met een diepte van 0,5 meter en een talud van 1 op 3 is, uitgaande van een volledige vulling 425 m² benodigd om de volledige wateropgave te kunnen bergen. Ter plaatse van de oostelijk gelegen groenstrook is voldoende ruimte aanwezig om deze wateropgave te kunnen bergen, in een nieuwe watergang. Hemelwater wordt, indien mogelijk, zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd richting de wadi. Daar waar dit niet mogelijk blijkt zal afvoer verbuisd plaatsvinden.''

Het plan is ter plaatse van de parkeerplaatsen beperkt aangepast ten opzichte van de onderzoekssituatie (één ontsluiting er uit, maar wel enkele extra parkeerplaatsen erbij), maar dit leidt niet tot een veel grotere wateropgave.

Bij de nadere uitwerking van de openbare ruimte zal de wateropgave opnieuw worden berekend en de definitieve waterbergingsoplossing worden ontworpen. In de regels is een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de waterberging opgenomen. Hiermee is de aanleg van een voldoende grote waterberging geborgd. Een nadere uitwerking zal bij de aanvraag omgevingsvergunning worden overlegd.

2.5.4 Beeldkwaliteit

De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang van de inrichting van de openbare ruimte en de inrichting van de aangrenzende particuliere percelen. Een kwalitatief goede gemeenschappelijke ruimte is ook winst voor het individu. Een mooi huis in een fraaie straat heeft meerwaarde. In nauw overleg met de gemeente zal het bouwplan worden opgesteld passend binnen de omgeving.

2.6 Locatie Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

2.6.1 Bebouwing en functies

Aan de rand van Reusel zijn twee intensieve veehouderijen gelegen aan Rouwenbogt 1 en Gildepad 2. Op deze twee percelen wenst men twee ontwikkelingen te realiseren. Hiervoor worden beide intensieve veehouderijen gesaneerd (de milieuvergunning wordt ingetrokken).

Ter plaatse van Gildepad 2 wenst men het agrarisch bedrijf om te zetten naar een niet-agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning. In de bestaande stallen zal statische opslag van bijvoorbeeld caravans gaan plaatsvinden. Hiervoor zijn de bestaande stallen goed bruikbaar omdat beide gebouwen open ruimten betreffen zonder tussenmuren en dergelijke. Tevens is er relatief weinig stalinrichting die hoeft te worden verwijderd.

In bijlage 4 is een uitgebreidere beschrijving van de ontwikkeling opgenomen.

De initiatiefnemers van Rouwenbogt 1 wensen na het beëindigen van de agrarische activiteiten naast de bestaande woning een ruimte-voor-ruimte woning te realiseren. Daarvoor wordt het voorste deel van de zeugenstal (1000 m²) gesloopt. De overige, in goede staat verkerende, bedrijfsgebouwen (900 m²) willen de initiatiefnemers behouden en gaan gebruiken voor de opslag van bijvoorbeeld caravans of andere statische goederen. Ook willen zij de mogelijkheid krijgen om de twee loodsen te laten gebruiken door zelfstandige bedrijfjes in maximaal milieucategorie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0020.jpg"

PLANOVERZICHT

2.6.2 Verkeer en parkeren

2.6.3 Groen en water

Aangaande dit initiatief is een landschappelijke inpassing noodzakelijk. In deze paragraaf wordt per adres dit nader toegelicht.

Rouwenbogt 1

De landschappelijke inpassing, bijgevoegd in bijlage 5, omvat de aanplant van beukenhagen, een bomenrij bestaande uit berken, twee bomenrijen bestaande uit lindes, een notenboom en muurbegroeiing bestaande uit klimop. De beplanting rond de inrit kan mogelijk iets anders uitgevoerd worden in overleg met de gemeente om een inrit voor beide woningen mogelijk te maken die beide eigenaren in staat stelt om over eigen grond een inrit te realiseren.

Gildepad 2

De landschappelijke inpassing, bijgevoegd in bijlage 6, omvat de aanplant van vier solitaire bomen (twee noten en twee kastanjes), een bomenrij bestaande uit haagbeuken en een beukenhaag. Aan de zuidoostkant van het plangebied staat nog een bomenrij bestaande uit berken. Deze bomenrij wordt mogelijk over enige tijd gerooid in verband met de plaatsing van zonnepanelen op de daken. De berken zijn op leeftijd en niet van bijzondere waarde of betekenis. Onderdeel van het voorliggende plan is dat de beukenhaag in noordoostelijke richting zal worden doorgetrokken wanneer de berken zijn gerooid.

In de regels zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waarmee de aanleg en behoud van bovenstaande landschappelijke inpassing wordt geborgd.

Door de sloop van de bebouwing en aanleg van tuinen zal de oppervlakte van het verhard oppervlak afnemen. Het realiseren van een waterbergende voorziening is niet noodzakelijk.

2.7 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

2.7.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woningen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen).

2.7.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • groene / bruine daken;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • bij de bouw van de woningen en aanleg van de openbare ruimte dient er aandacht te zijn voor hittestress;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • goede langzaam verkeersnetwerken.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal Niveau

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Deelgebieden

Uit de jurisprudentie van de Afdeling blijkt verder dat in geval een plan voorziet in woningen verspreid over meerdere locaties, de onderlinge afstand tussen die locaties van belang is voor de vraag of sprake is van één woningbouwlocatie.

Betekenis voor het plangebied

De vijf deelgebieden die in voorliggend bestemmingsplan aan de orde zijn (Molenberg, Reeneik - Denestraat, Reeneik - Randweg-Oost, Rijpershoek - Hulselsedijk en Rouwenbogt 1 - Gildepad 2) kwalificeren gelet op de onderlinge afstand tussen de deelgebieden en gelet op voornoemde jurisprudentie (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3) als één woningbouwlocatie.

Hierna zijn de locaties kort benoemd.

Locatie Molenberg

In het deelgebied Molenberg staat voorliggend bestemmingsplan in totaal 47 woningen toe. In het geldende bestemmingsplan zijn geen woningen mogelijk. Dit betekent een toename van 47 extra wooneenheden. Het planvoornemen voor deze locatie valt hierdoor onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Locatie Reeneik - Denestraat

Ten opzichte van het geldende juridisch-planologische regime, voorziet dit bestemmingsplan in 2 extra wooneenheden. Het geldende bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018" maakte via een wijzigingsbevoegdheid wel reeds de realisatie van woningen mogelijk, mits passend binnen het gemeentelijke woonbeleid.

Locatie Reeneik - Randweg-Oost

In het deelgebied Reeneik - Randweg-Oost staat voorliggend bestemmingsplan op twee locaties in totaal 28 gestapelde woningen toe. In het geldende bestemmingsplan zijn binnen het deelgebied geen woningen mogelijk. Dit betekent een toename van 28 extra wooneenheden. Het planvoornemen voor deze locatie valt hierdoor onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk

In het deelgebied Rijpershoek - Hulselsedijk staat voorliggend bestemmingsplan in totaal 13 woningen toe. In het geldende bestemmingsplan is voor dit deelgebied geen directe bouwmogelijkheid opgenomen. Het geldende bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018" maakte via een wijzigingsbevoegdheid wel reeds de realisatie van woningen mogelijk, mits passend binnen het gemeentelijke woonbeleid. Dit betekent een toename van 13 extra wooneenheden. Het planvoornemen voor deze locatie valt hierdoor onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Locatie Gildepad 1 - Rouwenbogt 2

In het deelgebied Gildepad 1 - Rouwenbogt 2 staat voorliggend bestemmingsplan in totaal drie woningen toe. In het geldende bestemmingsplan zijn binnen het deelgebied twee woningen toegestaan. Dit betekent een toename van één extra wooneenheid. Het planvoornemen voor deze locatie valt hierdoor niet onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling'.

Verantwoording

De toevoeging van bovengenoemde extra woningen speelt in op de ontwikkelingen binnen de woningmarkt en de woonwensen van de burgers. Met dit bestemmingsplan worden diverse type woningen, zoals meer rijwoningen, gestapelde woningen en vrijstaande woningen mogelijk gemaakt, waardoor meer flexibiliteit ontstaat.

De toevoeging van deze extra woningen sluit aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Reusel-De Mierden ligt een actuele vraag naar 730 woningen voor de periode tot en met 2029. Met de toevoeging van 91 extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de actuele regionale woningbouwbehoefte en past dit binnen de eisen gesteld in het regionaal beleid (zie paragraaf 3.3.2) en de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.4.3).

Met deze ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik beoordeeld op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking. In de hierboven benoemde behoefte wordt voorzien binnen het bestaande stedelijke gebied. Doordat het aantal wooneenheden binnen de reeds geplande woningbouwlocatie verder toeneemt, is sprake van een verder verdichting van het stedelijk gebied. Dit zorgt voor een kwaliteitsimpuls van de locatie en voorkomt de het gebruik van nieuw ruimtebeslag.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening, en;
  • Brabantse Agenda Wonen.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

De opgaven vanuit de Omgevingsvisie zijn door vertaald in de Interim omgevingsverordening. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2021) kan deze Interim verordening vrij eenvoudig omgezet worden naar de definitieve Omgevingsverordening.

Analyse
Onderhavig plan betreft kleinschalige uitbreidingen van de kern Reusel met 91 woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Binnen de kern Reusel is sprake van een vraag naar diversiteit in woningaanbod. De concrete vraag naar woningen binnen de kern Reusel kan hiermee worden ingevuld.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

3.2.3 Brabantse Agenda Wonen

In 2017 heeft de Provincie Noord-Brabant de 'Brabantse Agenda Wonen' uitgebracht. Inzet is om de regio specifieke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken. Met als uitgangspunt de motie 'Versnellen en verduurzamen woningbouwproductie' van Provinciale Staten en vanuit de urgentie het wonen en het woningbouwprogramma, nu het nog kan, nu er een flinke bouwopgave ligt, in te zetten voor deze bredere, met omgevingskwaliteit samenhangende doelen, is de Brabantse Agenda Wonen opgesteld. De Brabantse Agenda Wonen geeft vier actielijnen en zes richtinggevende principes.

Actielijnen:

  1. 1. Accent op duurzame verstedelijking.
  2. 2. Meer nadruk op de bestaande woningvoorraad.
  3. 3. Inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen.
  4. 4. Versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Richtinggevende principes:

  1. 1. Het woningbouwprogramma zet optimaal in op (toekomstige) binnenstedelijke locaties – inbreiden, herstructureren, transformeren – en op het herbestemmen van leegstaand en leeg komend kantoor-, winkel- en ander vastgoed, met als uitgangspunt dat zorgvuldig ruimtegebruik voor zuinig ruimtegebruik gaat.
  2. 2. We geven ruim baan voor ' goede woningbouwplannen' binnen het bestaand stedelijk gebied van steden en dorpen: woningbouw op geschikte inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en in leegstaand vastgoed, die aansluit op een actuele vraag en snel in aanbouw genomen kan worden.
  3. 3. We leggen in Brabant meer nadruk op de bestaande woningvoorraad, met specifieke aandacht voor herstructurerings- en transformatieopgaven, verduurzaming van de voorraad en het geschikt maken van woningen en de woonomgeving voor mensen met een zorgvraag.
  4. 4. We ontwikkelen in Brabant vraaggerichte woningbouwplannen, die aansluiten op de vraag van huishoudens en met oog voor nieuwe flexibele en tijdelijke woonvormen en strategische toevoegingen aan de bestaande woningvoorraad.
  5. 5. Om tijdig en adequaat in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en onvoorziene ruimtelijke ontwikkelingen zorgen we voor realisme en flexibiliteit in de regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering.
  6. 6. We versterken in Brabant de samenwerking op de regionale woningmarkt, met de gemeenten als eerste aan zet. We vernieuwen de regionale woningbouwafspraken, met een groter accent op de kwalitatieve samenstelling van het planaanbod en de inzet van het woningbouwprogramma voor bredere, vaak ruimtelijk-kwalitatieve doelen en met specifiek aandacht voor de regionale afweging van de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen en uitbreidingslocaties.

Conclusie

Het plan voldoet aan de 'Brabantse Agenda Wonen'.

3.3 Regionaal Niveau

3.3.1 Kempische Visie op Wonen 2019-2023

Op 12, 21 en 28 maart 2019 hebben de gemeenteraden van Bladel, Bergeijk, Eersel en Reusel-De Mierden de Kempische visie op wonen 2019-2023 vastgesteld.

In deze visie worden vijf speerpunten genoemd voor de regionale woningmarkt:

  1. 1. Versnellen van de bouwproductie, op een zorgvuldige manier
  2. 2. Behoud voor betaalbaar wonen
  3. 3. Zorg voor elkaar faciliteren
  4. 4. Klaar voor de toekomst
  5. 5. Werken en wonen

Gelet op de huidige druk op de woningmarkt is er behoefte aan nieuwe woningen. In de basis streven we er naar om nieuwe woningen primair binnen bestaand stedelijk gebied te ontwikkelen. Middels dit bestemmingsplan wordt hieraan tegemoetgekomen.

Een ander speerpunt is behoud voor betaalbaar wonen. De economie in onze regio groeit hard, maar deze groei kent ook nadelen. Het aanbod aan goedkope koopwoningen neemt door de stijgende huizenprijzen snel af. Ondanks deze groei is er veel vraag naar betaalbare koopwoningen voor starters en sociale huurwoningen.

Middels dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de vraag naar een diversiteit van woningen. Middels dit bestemmingsplan wordt flexibiliteit geboden voor de realisatie van diverse woningen.

Conclusie

Het plan past binnen de Kempische visie op wonen 2019-2023.

3.3.2 Regionaal woningbouwprogramma

Het huidige Regionaal woningbouwprogramma is door voormalig SRE gemeenten vastgesteld op 17 december 2009 en daarna elk jaar geactualiseerd. De Verordening Ruimte geeft aan dat jaarlijks afspraken gemaakt dienen te worden in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) over het woningbouwprogramma voor de eerste tienjaarsperiode. Bij deze kwantitatieve afspraken (programma) hoort een aantal uitgangspunten op basis waarvan de afspraken worden geactualiseerd.

Eén van de uitgangspunten is dat de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose het uitgangspunt vormt. De meest actuele prognose is uit 2017, waarbij voor Reusel-De Mierden wordt uitgegaan van een toename van de woningvoorraad met 730 woningen in de periode 2017 t/m 2029.

De extra woningen die middels dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen het woningbouwprogramma en geven invulling aan een deel van de behoefte van 730 woningen, in het segment kleinere (betaalbare) woningen.

Conclusie

Het plan voldoet aan het 'Regionaal woningbouwprogramma'.

3.4 Gemeentelijk Niveau

3.4.1 Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden

Door de gemeente Reusel-De Mierden is op 22 mei 2018 de Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden vastgesteld. De omgevingsvisie is opgesteld vooruitlopend op de aankomende Omgevingswet. In deze visie is niet zozeer een gewenst eindbeeld, maar is gekozen om de strategie om er te komen vast te leggen. Aan elk(e) (type) gebied waar in deze omgevingsvisie aandacht aan is besteed, is een strategie gekoppeld.

Voor de kern Reusel is het Centrumplan 'Nieuw hart voor Reusel' vastgesteld. Het centrumplan is gebaseerd op een thematische keuze van boodschappenplein aan de Markt en evenementenplein aan het Kerkplein. Door de afwaardering van de Wilhelminalaan is het mogelijk om de 'nieuwe Markt' over de Wilhelminalaan te leggen waardoor de zuidzijde van de Wilhelminalaan wordt verbonden met de noordzijde. Met voldoende aantrekkingskracht aan de zuidzijde ontstaat een dynamisch plein met winkels en branches die zich kunnen versterken en verder tot ontwikkeling kunnen komen. Het Kerkplein wordt een verblijfsgebied met passende maatschappelijke-, culturele- en commerciële functies. De nieuwe groene inrichting moet bijdragen aan een plezierige omgeving waar het mogelijk is om met regelmaat evenementen of activiteiten te organiseren. De perifere detailhandel aan de Schoolstraat en de food- en fashion square aan de Brinck en de Kerkstraat worden via goede en veilige oversteekplaatsen en de herinrichting van het openbaar gebied met elkaar verbonden. De bestaande clustering van grootschalige horecavoorzieningen voor de jeugd aan de Wilhelminalaan kan gehandhaafd blijven.

Op grotere afstand van het centrumgebied zijn geclusterd nog enkele locaties voor voorzieningen met een wijkfunctie (school, sport, zorg, gezondheid) gebundeld in brede-schoolconcepten of zorgconcepten. De clusteringsopgave voor de voorzieningen heeft al grotendeels plaatsgevonden. Het sportpark functioneert goed maar ontbeert een verkeersveilige langzaam verkeersroute met de dorpskern.

Op diverse plaatsen ontstaan in de kern Reusel mogelijkheden voor transformatie en inbreiding. Het gaat daarbij onder meer om vrijkomende bedrijfskavels langs de linten, aan de randen van het bedrijventerrein De Lange Voren alsmede om cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die voorzien kunnen worden van een nieuwe functie. De woningbouwopgave voor de kern Reusel kan opgevangen worden op deze inbreidingslocaties en in de nog in ontwikkeling zijnde woonwijk Molen Akkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0021.jpg"

GEMEENTELIJKE OMGEVINGSVISIE

Dit bestemmingsplan versterkt de woningbouwbehoefte in Reusel. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan sluit zodoende aan bij de strategie van het behouden van de bestaande kracht en past binnen de ambities van de Omgevingsvisie.

Conclusie

Het plan voldoet aan de 'Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden'.

3.4.2 Toekomstvisie 'Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen'

In september 2013 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden ingestemd met de toekomstvisie ‘Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen’ waarin ambities voor de toekomst van Reusel-De Mierden beschreven zijn. Dit document is tot stand gekomen tijdens een interactief proces met en tussen inwoners, verenigingen, ondernemers, maatschappelijk middenveld en de gemeente. De visie beschrijft de door inwoners en maatschappelijke organisaties gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente Reusel-De Mierden in 2030.

In het visietraject kwam ‘verbinden’ als centrale opgave naar voren voor de gemeente. Dit betreft zowel een verbinding tussen nieuwe en oude waarden, verbinding binnen dorpsgemeenschappen en verbinding met de omgeving. In 2030 vormt de gemeente Reusel-De Mierden het 'Groene Hart' van de EU-regio de Kempen. Het wonen in aantrekkelijke, overzichtelijke dorpsgemeenschappen is de kracht van de gemeente. De gemeente biedt plaats aan mensen die landelijk willen wonen. De gemeente stuurt op het aantrekken en behouden van jonge inwoners, zodat een evenwichtige bevolkingsopbouw gewaarborgd blijft.

De visie 'Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen' is vervolgens vertaald in twaalf ambities voor de lange termijn, waar per ambitie concrete uitvoeringsopties zijn ontwikkeld. Zo moet voor een evenwichtige samenleving en behoud van de kleine kernen een gevarieerd woningaanbod worden gerealiseerd voor verschillende leeftijdscategorieën. Leegstand moet worden voorkomen en er moet een reële afstemming op de woningbehoefte plaats vinden.

Daarnaast moet voor de gewenste versterking van het landelijk karakter van de gemeente het dorpskarakter van de afzonderlijke dorpen in stand worden gehouden. Hiertoe moet bestaande lintbebouwing in stand worden gehouden en veelal te worden vastgehouden aan traditionele architectuur.

Dit bestemmingsplan gaat uit van het mogelijk maken van een flexibel bestemmingsplan voor een nieuwe woningbouwontwikkelingslocatie. Hiermee wordt beoogd tegemoet te komen aan de huidige woningbehoefte. Het bestemmingsplan sluit daarnaast aan bij ambities die door de gemeente gesteld zijn, zoals het 'streven naar een evenwichtige samenleving' via het subdoel 'gevarieerd woningaanbod'.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Toekomstvisie 'Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen'.

3.4.3 Woonvisie 2018-2023

De gemeente Reusel-De Mierden heeft de Woonvisie 2018-2023 opgesteld en deze visie in december 2017 vastgesteld. Binnen deze visie zijn vijf thema's opgenomen:

  1. 1. Prioriteiten stellen voor nieuwbouw;
  2. 2. Voldoende betaalbare huur;
  3. 3. Investeren in de bestaande voorraad;
  4. 4. Wonen en zorg;
  5. 5. Passende huisvesting voor arbeidsmigranten.

Eén van deze vijf thema's is het thema 'Voldoende betaalbare huur'. Hierin staan betaalbaar wonen en de sociale huursector centraal. Er wordt een inhaalslag gemaakt om in voldoende sociale woningen te voorzien. Uitgangspunt is dat ten minste 60% van de nieuwbouwwoningen in het sociale segment worden gerealiseerd. Er is namelijk, ondanks het licht positief economische toekomstperspectief, veel vraag naar betaalbare koopwoningen voor starters en sociale huurwoningen. De verwachting is namelijk dat het aantal huishoudens met een laag inkomen (en daarmee behoefte aan een sociale huurwoning) de komende jaren gaat toenemen in Reusel-De Mierden. Dat komt niet alleen door reguliere woningzoekenden, maar ook door een groei van diverse kwetsbare doelgroepen die doorgaans behoefte hebben aan een goedkope huurwoning (zoals vergunninghouders en mensen met een zorgvraag die langer zelfstandig moeten wonen).

Middels dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de vraag naar een diversiteit van woningen. Met dit bestemmingsplan wordt flexibiliteit geboden voor de realisatie van diverse woningen.

Conclusie

Het plan past binnen de 'Woonvisie 2018-2023'.

3.4.4 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals inmiddels opgenomen in artikel 22.5 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken, heeft de gemeente Reusel-De Mierden het beleidskader "Landschapsinvesteringsregeling De Kempen" vastgesteld. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop invulling is gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Voor het bepalen van de benodigde kwaliteitsverbetering is de categorie-indeling van de ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

  • categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;
  • categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;
  • categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap.

Onderhavig initiatief gelegen in het landelijke gebied van Reusel (deelplan Rouwenbogt 1 - Gildepad 2) is een categorie 1 ontwikkeling (bouw ruimte-voor-ruimte woning). Hier is geen tegenprestatie noodzakelijk.

De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarom een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de aanleg en het beheer van de landschappelijke inpassing is vastgelegd. Daarnaast is ter plaatse van de landschappelijke inpassing een voorwaardelijke verplichting tot realisatie en behoud van de landschappelijke inpassing opgenomen op de verbeelding en in de regels. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven.

4.1 Bodemkwaliteit

4.1.1 Inleiding

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan, waartoe deze onderbouwing behoort, een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

4.1.2 Analyse

4.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor de locaties 1, 2 en 3 en 5. Voor locatie 4 een vervolgonderzoek uitgevoerd, waaruit is gebleken dat gronden gesaneerd moeten worden voordat onderhavig planvoornemen uitgevoerd kan worden.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

4.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

4.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Alle ontwikkelingslocaties betreffen woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan

4.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

4.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0022.jpg"

RISICOKAART PLANGEBIED

Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van de deelgebieden geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

4.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.4 Geurhinder Veehouderijen

4.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

4.4.2 Analyse

Het initiatief ligt voor alle deelgebieden in de omgeving van diverse intensieve veehouderijen. Op de kaart van de geurvisie uit 2012 liggen de geurcontouren net buiten de geplande woonpercelen. Onbekend is of de situatie in de afgelopen jaren is gewijzigd. Middels een geuronderzoek dient te worden onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling.

Om de geurkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy uit Swalmen een geuronderzoek uitgevoerd: rapport "Onderzoek geurhinder veehouderijen 4 woningbouwlocaties te Reusel" (1 mei 2019, 9027.003), bijgevoegd in bijlage 14. Econsultancy concludeert daarin dat:

  • op basis van het geuronderzoek geconcludeerd wordt dat de omliggende veehouderijen niet verder beperkt worden met de realisatie van de nieuwe geurgevoelige bestemmingen op de verschillende plangebieden. De geurbelasting op de nieuwe geurgevoelige bestemmingen is namelijk lager dan de geurbelasting op de bestaande woningen. Tevens geldt voor alle plangebieden dat zal worden voldaan aan de vastgestelde richtafstanden.
  • het geuronderzoek bovendien aantoont dat ter plaatse van de verschillende geurgevoelige locaties een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd wordt. Ter plaatse van de plangebieden 2, 3 en 4 wordt zowaar aangetoond dat er een optimaal woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden.

Onderhavig onderzoek leidt tot de conclusie dat er een probleem is door de veehouderijen Rouwenbogt 1 en Gildepad 2. Na deze bevindingen is de gemeente in overleg gegaan met de eigenaren van deze agrarische bedrijven. De betreffende agrarische bedrijven worden nu gesaneerd waardoor de geurhinder niet meer aan de orde is.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor de initiatieven.

4.5 Volksgezondheid

4.5.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

4.5.2 Endotoxinen

Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.

Analyse
Het planvoornemen omvat nieuwe, milieugevoelige objecten (woningen). Onderstaande tabel bevat een overzicht van de agrarische bedrijven op een afstand van minder dan 600 meter van de plangebieden.

veehouderij diersoort fijnstofemissie (kg/jr) adviesafstand (30 EU/m³ *) werkelijke afstand
Molenheide 1, Reusel Vleeskuikens (75000) 1650 250 meter 410 meter
*) conform afstandsgrafiek in bijlage 2 van de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0"

De werkelijke afstand tot de relevante intensieve veehouderijen bedraagt meer dan de afstand bijhorende bij de advieswaarde van 30 EU/m³. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.

4.5.3 Geitenhouderijen

Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Er bevindt zich op circa 1800 meter van het deelgebied Rijpershoek - Hulselsedijk één geitenhouderij. Op basis van verschillende onderzoeken is aangetoond dat er verhoogde gezondheidsrisico's zijn wanneer in de nabijheid van een geitenhouderij gewoond wordt. Dit moet in overueging worden meegenomen bij de besluitvorming over het bestemmingsplan.

De overige deelgebieden liggen niet binnen 2 km van een geitenhouderij.

4.5.4 Spuitzone

ln het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een afweging worden gemaakt tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de volksgezondheid. Op grond van deze afweging kan het noodzakelijk zijn en om een spuitvrije zone aan te houden. Welke afstand (minimaal) aangehouden moet worden, is niet in een wettelijke regeling voorgeschreven. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een afstand van 50 meter, tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk vindt. Volgens vaste rechtspraak kan een kortere afstand ook aanvaardbaar zijn, mits híeraan een goede onderbouwing ten grondslag ligt. Daarnaast kan het zijn dat gepaste maatregelen genomen moeten worden om de drift te voorkomen (bronmaatregelen zoals driftarme spuitdoppen) of overdrachtsmaatregelen zoals bijvoorbeeld een dichte haag.

In de directe omgeving (binnen 50 meter) van de plangebieden is geen agrarische bedrijvigheid aanwezig waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Een nadere toetsing aan het aspect spuitzone is niet aan de orde.

4.5.5 Hittestress

Bij de bouw van de woningen en aanleg van de openbare ruimte dient er aandacht te zijn voor hittestress. Voorkomen van hittestress bevordert de gezondheid van de bewoners.

4.5.6 Conclusie

Het aspect gezondheid vormt, met uitzondering van geitenhouderijen voor plangebied Rijpershoek - Hulselsedijk, geen belmmering voor het bestemmingsplan.

Het aspect geitenhouderijen dient voor het plangebied Rijpershoek - Hulselsedijk jn overweging te worden genomen bij de besluitvorming van het bestemmingsplan.

4.6 Geluid

4.6.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.6.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Wegverkeerslawaai

4.6.3 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor de geluidsgevoelige bestemmingen op de onderzoeksgebieden 1, 2 en 3 de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB wordt overschreden ten gevolge van het verkeer op de N269. Op basis van de maatregelenafweging worden bronmaatregelen voor de N269 niet doelmatig geacht. Voor onderzoeksgebied 1 wordt de overdrachtsmaatregel voor het plaatsen van een geluidswal van 3 meter hoog wel doelmatig en efficiënt geacht.

De overdrachtsmaatregelen met betrekking tot onderzoeksgebied 2 en 3 daarentegen worden niet als doelmatig beoordeeld. Voor de desbetreffende geluidsgevoelige bestemmingen op onderzoeksgebied 2 en 3 dient een acceptabel akoestisch klimaat in de woning (het zogenaamde binnenniveau) te worden gegarandeerd. Voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen/appartementen op onderzoeksgebied 2 en 3 wordt geadviseerd een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels uit te laten voeren. Hierbij wordt rekening gehouden met de geluidwering van de gevels en de indeling van de geluidgevoelige bestemmingen. Er dient een Verzoek Hogere Grenswaarde te worden gedaan. Deze procedure dient gelijktijdig op te lopen met het bestemmingsplan.

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.7.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat 91 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

4.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.8 Archeologie

4.8.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

4.8.2 Analyse

4.8.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor de locaties 1, 2, 3 en 5. Voor locatie 4 is nog niet bekend of dit een planologische belemmering voor het plan vormt, hiervoor dient eerst het proefsleuven onderzoek te worden uitgevoerd.

4.9 Cultuurhistorie

4.9.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.9.2 Analyse

In vier van de vijf deelgebieden zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig, zoals op onderstaande uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is weergegeven. Enkel voor het deelgebied Rouwenbogt 1 - Gildepad 2 geldt dat het gelegen is in het archeologisch landschap ''Kempen''.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPRwoon1023-VAST_0023.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART

Rouwenbogt 1

Onderhavig initiatief betreft de sloop van een gebouw, functiewijziging van twee andere gebouwen en het oprichten van een nieuwe woning. Aangezien het plangebied is gelegen in een bestaande bebouwingsconcentratie (lintbebouwing aan de Rouwenbogt) heeft het initiatief geen invloed op het archeologisch landschap.

Gildepad 2

De gewenste situatie aan het Gildepad 2 betreft een functiewijziging van de bestaande gebouwen. Dit heeft geen invloed op het archeologisch landschap.

4.9.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.10 Natuurwaarden

4.10.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

4.10.2 Analyse

4.10.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor alle planlocaties.

4.11 Stikstofdepositie

Vrijwel alle ontwikkelingen hebben een zekere mate van stikstofdepositie tot gevolg. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de geplande activiteiten zelf en anderzijds door de realisatie van de (bouw)plannen. De depositie van stikstof in natuurgebieden is schadelijk voor gevoelige natuur en kan deze onherstelbaar aantasten. Tot voor kort kon men via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) bepalen of en in welke mate er sprake was van stikstofdepositie op nabijgelegen natuurgebieden. Via deze wetgeving waren activiteiten met een depositie onder een bepaalde drempelwaarde (0,05 mol/ha/jaar) niet vergunningsplichtig in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een streep door deze PAS-regeling gehaald. Hierdoor moet in principe elk plan met enige toename van stikstofdepositie op natuurgebieden een vergunning in het kader van de Wnb worden aangevraagd. Totdat onomstotelijk is aangetoond dat deze ontwikkelingen geen negatief stikstofeffect hebben op de natuurgebieden kan en zal zo'n vergunning niet worden verleend.

4.11.1 Locatie Molenberg

In juli 2020 is door Econsultancy uit Swalmen een Aerius-berekening omtrent stikstofdepositie uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 29. Uit dit stikstofdepositie-onderzoek blijkt dat het plan, zowel tijdens de bouw- als gebruiksfase, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden.

4.11.2 Locatie Reeneik - Denestraat

Op 15 januari 2020 is door Econsultancy uit Swalmen een Aerius-berekening omtrent stikstofdepositie uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 29. Uit dit stikstofdepositie-onderzoek blijkt dat het plan, zowel tijdens de bouw- als gebruiksfase, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden.

4.11.3 Locatie Reeneik - Randweg-Oost

Op 15 januari 2020 is door Econsultancy uit Swalmen een Aerius-berekening omtrent stikstofdepositie uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 29. Uit dit stikstofdepositie-onderzoek blijkt dat het plan, zowel tijdens de bouw- als gebruiksfase, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden.

4.11.4 Locatie Rijpershoek - Hulselsedijk

Op 15 januari 2020 is door Econsultancy uit Swalmen een Aerius-berekening omtrent stikstofdepositie uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 29. Uit dit stikstofdepositie-onderzoek blijkt dat het plan, zowel tijdens de bouw- als gebruiksfase, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden.

4.11.5 Locatie Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Op 13 november 2019 is door Agra-Matic BV een Aerius-berekening omtrent stikstofdepositie uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 30 en 31. Uit deze stikstofdepositie-onderzoeken blijkt dat het plan, zowel tijdens de bouw- als gebruiksfase, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden.

4.12 Waterparagraaf

4.12.1 Inleiding

Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.

4.12.2 Analyse

4.12.3 Conclusie

De watertoets vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.13 Milieueffectrapportage

4.13.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

4.13.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Aan de hand van de onderstaande toetsingscriteria (conform bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn) vindt hiervan een motivering plaats:

  1. 1. kenmerken van het project;
  2. 2. plaats van het project;
  3. 3. kenmerken van het potentiële effect.
ad 1. Op de woningbouwlocaties worden 91 woningen toegevoegd, waarmee ruimschoots onder de drempelwaarde van de activiteit D11.2 gebleven wordt.
ad 2. In de nabije omgeving van het plangebied liggen geen gevoelige gebieden, zoals Natura 2000-gebieden, waterwingebieden, of landschappelijk of archeologisch waardevolle gebieden. Zie ook de paragrafen 4.8, 4.9, 4.10, 4.11 en 4.12.
ad 3. Uit de paragrafen 4.1 tot en met 4.12 is gebleken dat het plan geen significante milieueffecten op de omgeving heeft.

In voorgaande paragrafen is onderbouwd dat voldaan wordt aan de voorwaarden van de verschillende milieuaspecten. Daarnaast is er een MER-aanmeldnotitie opgesteld waarin bovenstaande aspecten nader zijn beschreven. Er zijn geen dusdanige bijzondere omstandigheden of milieueffecten dat er toch een MER moet worden opgesteld. Er zijn geen nadelige effecten van de plannen te verwachten.

4.13.3 Conclusie

Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel' bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend.

De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan. Voor de bestemmingsregeling is grotendeels aansluiting gezocht bij de geldende rechten op basis van de geldende bestemmingsplannen.

5.2 Algemene Toelichting Verbeelding

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

5.3 Algemene Toelichting Regels

De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels, met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels, met daarin algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings-, en procedureregels en een aantal andere min of meer standaardregels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, met daarin het overgangsrecht en de slotregel.

Bij de totstandkoming van de regels van onderhavige bestemmingsplan is aangesloten bij de SVBP2012 en het Handboek Kempengemeenten.

5.4 Bestemmingen

Het plangebied bevat de volgende bestemmingen:

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische gebruik, behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik.

Binnen de bestemming mogen onder voorwaarden bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht.

Bedrijf

Deze gronden zijn bestemd voor een bedrijf voor statische opslag, een bedrijfswoning waar deze is aangeduid, infrastructurele voorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut, opslag en uitstalling, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Groen

De voor ‘Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, waaronder ook bermen en beplantingen, speelvoorzieningen, inritten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en tot slot nutsvoorzieningen. Nieuwe parkeerplaatsen zijn binnen de bestemming 'Groen' niet toegestaan.

Op of in deze gronden mogen gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd. In de regels zijn hiervoor bouwregels opgenomen. Tevens zijn bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer

De tot ‘Verkeer' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en tot slot nutsvoorzieningen. Herinrichting van de wegen is, als daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

Wonen

De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor wonen, al dan niet in combinatie met beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten. Ook toegestaan zijn inritten, tuinen, erven en verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op de verbeelding is het bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen voor de percelen waar bouwwerken (hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde) mogen worden opgericht en voor gronden die gebruikt mogen worden als tuin of erf behorende bij de woning.

Uitsluitend achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn of binnen het bouwvlak mag het hoofdgebouw gebouwd worden. Binnen het bestemmingsvlak of bouwvlak mag maximaal het bestaande aantal woningen worden opgericht zoals is aangeduid met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Binnen één bestemmingsvlak mogen dus meerdere woonpercelen (woning met bijbehorende bijgebouwen) worden gebouwd.

Verder gelden voor de bestemmingsvlakken op de verbeelding de volgende uitgangspunten:

  • De woningtypologieën zijn per bestemmingsvlak aangeduid op de verbeelding.
  • Standaard wordt een minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden.
  • Voor hoofdgebouwen geldt een standaard diepte van 12 meter bij aaneengesloten woningen en 15 meter bij vrijstaande woningen.
  • De maximale goot- en bouwhoogte zijn per bestemmingsvlak aangeduid op de verbeelding. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden, tenzij anders aangeduid.

Het deel van het achtererfgebied binnen de bestemming 'Wonen' (achter de achtergevel van de woning) mag voor maximaal 50% worden bebouwd tot een maximum oppervlak van 150 m2. Bij grotere percelen is een maximum oppervlak van 200 m2 toegestaan. De maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,2 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter, tenzij het hoofdgebouw is uitgevoerd met een plat dak. Dan geldt voor het met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk een maximum bouwhoogte van 3,2 meter. In de regels zijn aanvullende bouwregels opgenomen.

Binnen de bestemming zijn verschillende afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Voor het uitoefenen van een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. De toegestane beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in bijlage 2 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven' bij de regels.

Mantelzorg

Met het oog op de participatiesamenleving is het Bor 1 november 2014 op diverse plaatsen aangepast om meer ruimte te maken voor mantelzorg in woningen en in bestaande of (vergunningsvrij) nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken. Het is niet langer meer nodig om voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw een vergunning aan te vragen. Zodoende is een specifieke regeling voor mantelzorg niet meer noodzakelijk binnen het bestemmingsplan.

Woongebied

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Binnen het bestemmingsvlak zijn woningen toegestaan in de bouwwijze en qua aantal wooneenheden zoals aangeduid op de verbeelding. Onder voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in de woning rechtstreeks toegestaan. Daarnaast is de aanleg van groen en voorzieningen voor verkeer en verblijf mogelijk binnen deze bestemming.

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' wordt een geluidswerende voorziening ter voorkoming van geluidhinder gerealiseerd. In de regels zijn hiervoor bebouwingsregels opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeente Reusel-De Mierden is deels uitvoerder van onderhavig bestemmingsplan. De kosten van deze plandelen zijn opgenomen in de begroting van de gemeente. Voor de plandelen welke particulier initiatief zijn komen alle kosten voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan wordt daarmee economisch uitvoerbaar geacht. De financiële uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd.

Voor de plandelen die gemeentelijk eigendom zijn, blijft het risico op planschade die voortvloeit uit onderhavig bestemmingsplan voor rekening van de gemeente. Voor de andere plandelen zal een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden gesloten.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Naast de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Daarom zal een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In het kader van deze procedure zal het plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen tijdens deze inzagetermijn worden ingediend. De resultaten worden opgenomen in hoofdstuk 7.

6.3 Financiële Uitvoerbaarheid

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente deels zelf eigenaar is van de gronden en daarnaast hebben de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel’ is als voorontwerpbestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties: Provincie, Waterschap en de veiligheidsregio. Het plan is aangepast op de gemaakte opmerkingen.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel' en bijbehorende stukken hebben ter inzage gelegen van 17 augustus 2020 tot en met 28 september 2020 , waarbij iedereen de mogelijkheid heeft gehad om zienswijzen kenbaar te maken.

Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn er twee reacties door omwonenden kenbaar gemaakt. Eén zienswijze geeft aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

Het ontwerpbestemmingsplan is daarnaast op de voorgeschreven wijze aangemeld bij de provincie Noord-Brabant. Ook Waterschap De Dommel en Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost zijn geïnformeerd over de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

De reactie van het Waterschap De Dommel en de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. De reactie van de Provincie Noord-Brabant geeft wel aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

De inhoud van de reacties van omwonenden en vooroverleginstanties is in de 'Nota van Zienswijzen' (bijlage 36) samengevat en afgewogen.

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijze en vooroverlegreactie van de Provincie zijn ook enkele ambtshalve aanpassingen gewenst. Deze aanpassingen zijn ook opgenomen in de Nota van Zienswijzen.

7.3 Vaststelling

Op 26 januari 2021 is het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied, woningbouwlocaties Molen Akkers en Denestraatse Akkers, Reusel' gewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Rechtstreeks Toelaatbare Aan Huis Verbonden Beroepen En Bedrijven

Bijlage 2 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Gildepad 2

Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Gildepad 2

Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Rouwenbogt 1

Bijlage 4 Landschappelijke inpassing Rouwenbogt 1

Bijlage 1 Inrichtingsschetsen

Bijlage 1 Inrichtingsschetsen

Bijlage 2 Beeldkwaliteit Molenberg

Bijlage 2 Beeldkwaliteit Molenberg

Bijlage 3 Parkeeronderzoek Reeneik - Randweg-oost

Bijlage 3 Parkeeronderzoek Reeneik - Randweg-Oost

Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing Rouwenbogt 1

Bijlage 5 Landschappelijke inpassing Rouwenbogt 1

Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Gildepad 2

Bijlage 6 Landschappelijke inpassing Gildepad 2

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Molenberg

Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Molenberg

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek Reeneik - Denestraat

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek Reeneik - Denestraat

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Reeneik - Randweg-oost

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek Reeneik - Randweg-Oost

Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 11 Nader Bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 11 Nader bodemonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 12 Verkennend bodemonderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 13 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Randweg-oost / Reeneik / Molenberg

Bijlage 13 Akoestisch onderzoek industrielawaai Randweg-Oost / Reeneik / Molenberg

Bijlage 14 Onderzoek Geurhinder

Bijlage 14 Onderzoek geurhinder

Bijlage 15 Onderzoek Geurhinder Rouwenbogt 1

Bijlage 15 Onderzoek geurhinder Rouwenbogt 1

Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 16 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 17 Akoestisch Onderzoek Reeneik-randweg-oost

Bijlage 17 Akoestisch onderzoek Reeneik-Randweg-Oost

Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad

Bijlage 18 Akoestisch onderzoek Rouwenbogt 1 - Gildepad

Bijlage 19 Archeologisch Onderzoek Molenberg

Bijlage 19 Archeologisch onderzoek Molenberg

Bijlage 20 Archeologisch Onderzoek Reeneik-randweg-oost

Bijlage 20 Archeologisch onderzoek Reeneik-Randweg-Oost

Bijlage 21 Programma Van Eisen Proefsleuvenonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 21 Programma van Eisen proefsleuvenonderzoek Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 22 Quickscan Flora En Fauna Molenberg

Bijlage 22 Quickscan Flora en Fauna Molenberg

Bijlage 23 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Molenberg

Bijlage 23 Aanvullend ecologisch onderzoek Molenberg

Bijlage 24 Quickscan Flora En Fauna Reeneik-denestraat

Bijlage 24 Quickscan Flora en Fauna Reeneik-Denestraat

Bijlage 25 Quickscan Flora En Fauna Reeneik-randweg-oost

Bijlage 25 Quickscan Flora en Fauna Reeneik-Randweg-Oost

Bijlage 26 Aanvullend Ecologisch Onderzoek Reeineik - Randweg-oost Reeneik

Bijlage 26 Aanvullend ecologisch onderzoek Reeineik - Randweg-Oost Reeneik

Bijlage 27 Quickscan Flora En Fauna Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 27 Quickscan Flora en Fauna Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 28 Natuurtoets Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 28 Natuurtoets Rouwenbogt 1 - Gildepad 2

Bijlage 29 Onderzoek Stikstofdepositie 4 Locaties

Bijlage 29 Onderzoek stikstofdepositie 4 locaties

Bijlage 30 Onderzoek Stikstofdepositie (Rouwenbogt 1)

Bijlage 30 Onderzoek stikstofdepositie (Rouwenbogt 1)

Bijlage 31 Onderzoek Stikstofdepositie (Gildepad 2)

Bijlage 31 Onderzoek stikstofdepositie (Gildepad 2)

Bijlage 32 Waterparagraaf Molenberg

Bijlage 32 Waterparagraaf Molenberg

Bijlage 33 Waterparagraaf Reeneik-denestraat

Bijlage 33 Waterparagraaf Reeneik-Denestraat

Bijlage 34 Waterparagraaf Reeneik - Randweg-oost

Bijlage 34 Waterparagraaf Reeneik - Randweg-Oost

Bijlage 35 Waterparagraaf Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 35 Waterparagraaf Rijpershoek - Hulselsedijk

Bijlage 36 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 36 Nota van Zienswijzen