KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Kastelen En Landgoederen
Artikel 4 Waarde – Archeologie 5
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel

Landgoed Kasteel Aerwinkel

Bestemmingsplan - Gemeente Roerdalen

Vastgesteld op 03-07-2024 - vastgesteld

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Landgoed Kasteel Aerwinkel’ met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPPTH2023KASAERWIN-VG01 van de gemeente Roerdalen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhankelijke woonruimte
bijbehorende bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.6 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.9 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.10 bedrijf-aan-huis
de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.11 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.12 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.13 bed & breakfast
een accommodatie voor recreatief nachtverblijf in een (bedrijfs)woning.
1.14 beperkt kwetsbaar object:
beperkt kwestbaar object zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
1.15 beroep-aan-huis
de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bestaande bebouwing
bebouwing welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond dat een niet voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 camping
een kampeerterrein voor kampeermiddelen al dan niet met voorzieningen voor dagrecreatieve activiteiten met nachtverblijf en daaraan ondergeschikte horeca.
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een en ander met inbegrip van:
  1. afhaal- en bezorgcentra met dien verstande dat er geen dranken en/of spijzen ter plaatse genuttigd worden;
  2. internetwinkels waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.
1.33 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.34 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met bijbehorende voorzieningen waaronder in ieder geval parkeren.
1.35 extensieve dagrecreactie
vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 groene en blauwe diensten
het leveren van prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik, waarbij de bestemming gehandhaafd blijft.
1.38 groepsaccommodatie
een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.
1.39 huishouden
Eén of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de
samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
1.40 huisperceel
een perceel grenzend aan de woning.
1.41 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.
1.42 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
  1. het verstrekken van te nuttigen spijzen en/of dranken in gebouwen of op terrassen;
  2. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;
waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1, in acht dient te worden genomen.
1.43 internetwinkel
winkel waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er geen goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.
1.44 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.45 kleinschalige horeca
thee- en koffieschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.
1.46 kleinschalig kamperen
kamperen op een kampeerterrein voor maximaal 40 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.47 kwaliteitskader
het kwaliteitskader zoals opgenomen in Omgevingsvisie Roerdalen 2050 zoals vastgesteld op 8 juli 2021.
1.48 levensloopbestendige woning
een levensloopbestendige woning is een huis dat zo is aangepast of gebouwd dat het geschikt is om in te wonen, ook als er zorg nodig is of als mensen slecht ter been zijn (toegankelijk, comfortabel en veilig). Een levensloopbestendige woning is bedoeld voor iedereen, van jong tot oud, voor elke levensfase.
1.49 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.50 milieuhygiënisch inpasbaar
een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
  1. voor milieu gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. omliggende bedrijven niet onevenredige in hun activiteiten worden aangetast;
  3. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  4. nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur;
  5. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  6. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies wordt voldaan aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  7. er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-contour worden gerealiseerd;
  8. nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt indien hiertoe gewichtige redenen voor aanwezig zijn;
  9. de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
  10. de toename verhard van oppervlak wordt gecompenseerd;
  11. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  12. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  13. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader.
1.51 monument
een bouwwerk of terrein dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.
1.52 nevenfunctie
een of meer (bedrijfsmatige) activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende bedrijf/wonen.
1.53 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.54 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.55 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.56 peil
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.57 perceel
een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven door een duidelijk herkenbare grens in de vorm van bijvoorbeeld heggen, afrasteringen, sloten of greppels.
1.58 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.59 recreatief gebruik
alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie.
1.60 recreatiewoning
een (deel van een ) gebouw die blijkens de bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.61 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.62 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het (horeca)bedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.63 verticale bouwdiepte
de diepte van een gebouw onder de grond of deels onder de grond (half verdiept).
1.64 verblijfrecreatie
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
1.65 verblijfsaccommodatie
Elke overnachtingsmogelijkheid voor gasten en reizigers, waaronder een groepsaccommodatie.
1.66 voorgevel
de gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen in de voorgevelrooijlijn.
1.67 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en)/is/zijn gesitueerd en die is/zijn gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.68 vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
1.69 woning
Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder bijvoorbeeld een eigen toegang, toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.
1.70 wooneenheid
een woning zoals opgenomen in lid 1.69.
1.71 woonunit
een stacaravan of geprefabriceerd en schakelbaar gebouw voor tijdelijke bewoning.
1.72 zelfstandige woning
een woning met een eigen toegang waarbij keuken, douche en toilet niet gedeeld hoeven te worden met de andere bewoners van het pand.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste afgewerkte vloer.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevelen kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²
2.8 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet meegenomen.
2.9 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.10 bruto vloeroppervlak
de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen, dus inclusief bijvoorbeeld ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.
2.11 aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
  1. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kastelen En Landgoederen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kastelen en landgoederen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud en herstel van het kasteel en/of landgoed alsmede voor herbouw van kastelen voor zover zulks mede gericht is op herstel van uitwendige cultuurhistorische waarden;
  2. behoud en herstel van de natuurwaarden, de visueel-landschappelijke waarden en de cultuurhistorische waarden;
  3. recreatief gebruik ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - aerwinkel': tevens het bewonen van Landgoed kasteel Aerwinkel;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - aerwinkel 1': horecadoeleinden, restaurant, (zorg)hotel, (feest)zalencomplex, sociaal-culturele doeleinden in de vorm van vergader- en conferentiegelegenheden alsmede museum en expositieruimten;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - aerwinkel 2': horeca, sociaal-culturele doeleinden in de vorm van vergader- en conferentiegelegenheden alsmede expositieruimten, educatie, (zorg)hotel, verblijfsaccommodatie;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’: uitsluitend verblijfsrecreatie;
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: uitsluitend een berging ten behoeve van opslag.
alsmede voor:
  1. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen;
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, landerijen en toegangswegen;
  2. evenementen, met een maximum duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  3. de in tabel 3.1 toegestane nevenfuncties.
Tabel 3.1
nevenfunctie
maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
bed & breakfast
-
max. 16 slaapplaatsen verdeeld over max. 6 kamers
educatie en cultuur
-
bestaand
trouwlocatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - aerwinkel',
alle gronden
bestaand
groene en blauwe diensten
alle gronden
-
ondergeschikte detailhandel
-
100 m²
kantoor
-
bestaand
beroep-aan-huis in een woning
-
max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
- = niet van toepassing
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kasteel' maximaal één woning is toegestaan;
  3. in afwijking van het gestelde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - levensloopbestendige woning' één extra levensloopbestendige woning worden toegevoegd binnen de bestaande bebouwing, waarmee het maximum aantal woningen 5 bedraagt;
  4. tevens geldt het bepaalde in tabel 3.2.
Tabel 3.2
max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
gebouwen
bestaand
-
bestaand*
Bestaand*
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
  • voor de voorgevelrooilijn
  • overige plaatsen
1 m
2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak
1,2
lichtmasten
-
-
-
5 m
vlaggenmasten
-
-
-
8 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
-
-
3 m
- = niet van toepassing
* = tenzij anders door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' anders is aangegeven.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van uitbreiding van de bebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder d teneinde de oppervlakte van bebouwing uit te breiden, met inachtneming van het volgende:
  1. uitbreiding van de bebouwing is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  4. het bebouwingsoppervlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  5. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
  6. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  7. de uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  8. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader;
  9. omliggende bedrijven worden niet onevenredig in hun activiteiten aangetast.
3.4 specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
a. de gronden mogen alleen gebruikt worden ten behoeve van de bestemming indien het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer functies zoals opgenomen in tabel 3.3, met inachtneming van het volgende:
  1. nevenfuncties die niet in bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  2. de functies dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. buitenopslag ten behoeve van de functie is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  8. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit, tenzij anders door middel van een aanduiding is aangegeven;
  9. ten aanzien van de nevenfunctie recreatieve functies geldt bij kleinschalig kamperen tevens het volgende:
    1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    2. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    4. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    5. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader.
Tabel 3.3
nevenfunctie
maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
bedrijf-aan-huis
-
max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
Recreatieve functies
-
Zoals bepaald in lid 3.2
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Kastelen en landgoederen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; groter dan 200 m²;
  2. het beplanten van gronden met houtgewas (met uitzondering van fruitteelt en houtproductie);
  3. het verlagen, vergraven, ophogen, diepwoelen, diepploegen of egaliseren van de bodem;
  4. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van fruitteelt en houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  5. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.6.2 Uitzonderingen
Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals in lid 3.1 onder b bedoeld niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van functieuitbreiding
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Kastelen en landgoederen zodanig wijzigen dat de in tabel 3.4 genoemde functies zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. de bestemming wordt voorzien van een op de functie toegesneden aanduiding;
  2. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  3. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en zoveel mogelijk binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  4. de functie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. het aantal woningen mag niet toenemen;
  6. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  7. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  8. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader.
Tabel 3.4
functies
horeca
toerisme
zorg
3.7.2 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Kastelen en landgoederen zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. vormverandering van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de omvang van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  3. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  4. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 of Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden mits grenzend aan deze bestemming(en);
  6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader.
3.7.3 Ten behoeve van bouwvlakvergroting
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Kastelen en landgoederen zodanig wijzigen dat het vergroten van een bouwvlak is toegestaan met inachtneming van het volgende:
  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
  2. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. ten aanzien van de oppervlakte aan bebouwing zijn de regels zoals opgenomen in lid 3.2 overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat dit oppervlak met ten hoogste 10% vergroot mag worden;
  4. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  5. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  6. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 of Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden mits grenzend aan deze bestemming(en);
  8. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 2 opgenomen uitwerking van het kwaliteitskader.
3.7.4 Ten behoeve van het laten vervallen van de woontitel voorde levensloopbestendige woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – levensloopbestendige woning’ te verwijderen van de verbeelding indien binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan:
  1. geen levensloopbestendige woning is opgericht, dan wel in oprichting is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – levensloopbestendige woning’ ;
  2. geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een levensloopbestendige woning is aangevraagd;
  3. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat gedurende minimaal 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn na het onherroepelijk worden van de vergunning, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, met dien verstande dat het verwijderen van de aanduiding achterwege blijft gedurende 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

Artikel 4 Waarde – Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie – 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor ‘Waarde - Archeologie – 5’ mede bestemde gronden.
4.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 4 genoemde verbod is niet van toepassing:
  1. op bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan de volgende twee voorwaarden:
    1. de oppervlakte van de bebouwing maximaal 1.000 m² bedraagt; en
    2. de ondergrondse bouwdiepte max. 40 cm bedraagt;
  2. op de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 4.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.
4.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om op de voor ‘Waarde - Archeologie – 5’ aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
  1. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  4. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  5. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  6. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  7. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
4.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 1.000 m²; en het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  2. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  3. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  4. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  5. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
4.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in 4.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
4.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen en de bestemming ‘Waarde - Archeologie – 5’ geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2 Afstand van bebouwing tot verharde wegen
  1. Binnen het bouwvlak moet de bebouwing op een afstand van ten minste 10 m van de as van een verharde weg met een breedte van 10 m of minder worden gebouwd of op een afstand van ten minste 15 m van de as van een verharde weg breder dan 10 m.
  2. Met dien verstande dat:
    1. voor bebouwing, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan gevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstand tot de as van de weg kleiner is dan onder a genoemd, geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.
6.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
6.3.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in CROW publicatie 317, dan wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.
6.3.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 6.3.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m bedragen.
6.3.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
6.3.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.3.1 en 6.3.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe omgeving (een straal van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet onevenredig wordt belast.
6.3.5 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

  1. Het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Milieuzone - roerdalslenk II
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
8.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
8.1.3 Uitzonderingen
De in artikel 8.1.2 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.
8.1.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de verboden in dit artikel.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.2 Evenementen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van evenementen langer dan 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  2. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  3. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  4. de belangen van de betreffende bestemming worden niet onevenredig aangetast;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  8. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.
9.3 Hogere erf- en terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. hogere erf- en terreinafscheidingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    3. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met ten hoogste 10%;
  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Landgoed Kasteel Aerwinkel’.