Boomgaardstraat ong. Vlodrop
Bestemmingsplan - Gemeente Roerdalen
Vastgesteld op 19-04-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Boomgaardstraat ong. Vlodrop” met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPVDP2021BOOMGAARD-VG01 van de gemeente Roerdalen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.6 achterperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het achtererf.
1.7 afhankelijke woonruimte:
bijbehorende bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot hoe ver het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.13 bed & breakfast:
een accommodatie voor recreatief nachtverblijf in een woning.
1.14 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.15 bedrijf aan huis:
de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.16 beroep aan huis:
de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die terplaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die terplaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag:
het bestuursorgaan zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dat artikellid, burgemeester en wethouders.
1.20 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een en ander met inbegrip van:
- afhaal- en bezorgcentra met dien verstande dat er geen dranken en/of spijzen ter plaatse genuttigd
worden; - internetwinkels waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst
overwegend via elektronische weg tot stand komt en er goederen ter plaatse uitgestald en/of geleverd
worden.
1.29 erfafscheiding:
een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een aangrenzend erf van buren of van de openbare
weg.
weg.
1.30 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met bijbehorende voorzieningen waaronder in
ieder geval parkeren.
ieder geval parkeren.
1.31 garage:
een gebouw voor de stalling van voertuigen, alsmede voor berging of opslag ten dienste van de
bestemmingsfunctie.
bestemmingsfunctie.
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
omsloten ruimte vormt.
1.33 hekwerk:
een afscheiding van hout of metaal met openingen, zoals gaaswerk, waar doorheen gekeken kan worden.
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in
gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.
gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.
1.35 horeca(bedrijf):
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
het verstrekken van nachtverblijf;
het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in
bijlage 1, in acht dient te worden genomen.
het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in
bijlage 1, in acht dient te worden genomen.
1.36 huishouden:
één of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de
samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
1.37 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een
dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.38 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.39 nutsvoorziening:
een gebouwde voorziening voor het algemeen nut.
1.40 onderkomens:
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kampeermiddelen, stacaravans, containers, voertuigen, gewezen voertuigen of andere zaken die als tijdelijk dan wel permanent onderkomen dienen van één of meer huishoudens.
1.41 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde
is verbonden.
is verbonden.
1.42 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct
en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.43 peil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 30 cm boven de
hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang; - in andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein
ter plaatse van de bouw.
1.44 pergola:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die
onderling met elkaar verbonden zijn.
onderling met elkaar verbonden zijn.
1.45 permanente bewoning:
het gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd gebruiken van een voor recreatie bestemd
verblijf als hoofd(woon)verblijf.
verblijf als hoofd(woon)verblijf.
1.46 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
van deze regels.
van deze regels.
1.47 verticale bouwdiepte:
de diepte van een gebouw onder de grond of deels onder de grond (half verdiept).
1.48 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.49 voorgevel:
de gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen in de voorgevelrooilijn.
1.50 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) / is/ zijn gesitueerd en die is/zijn gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.51 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw, alsmede een vrijstaand hoofdgebouw dat middels een bijbehorend bouwwerk wordt verbonden met een ander vrijstaand hoofdgebouw.
1.52 woning:
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder bijvoorbeeld een eigen toegang, toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.
1.53 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d.,
dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van
het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald.
dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van
het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald.
1.54 wonen:
huisvesting waarbij de bewoner(s) van een woning gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste
afgewerkte vloer.
afgewerkte vloer.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen,
zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen
en gevelopbouwen, gevelkroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet
meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²
zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen
en gevelopbouwen, gevelkroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet
meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²
2.8 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden
daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet
meegenomen.
daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet
meegenomen.
2.9 bouwhoogte van een antenne-installatie
- ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de
(schotel)antenne-installatie; - ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van
de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.10 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.11 bruto vloeroppervlak
de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen, dus inclusief bijvoorbeeld
ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.
ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.
2.12 aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
- het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn
gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die
hoofdtoegang; - het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte
van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, in de volgende categorie: Vrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-vrijstaand';
- al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 3.5.1 met de daarbij behorende:
- hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, inen uitritten, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en brandgangen;
alsmede voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- er zijn binnen het bouwvlak maximaal het aantal woningen toegestaan dat is aangeduid op de
verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden’; - nieuwe woningen moeten levensloopbestendig (keuken en minimaal 1 slaapkamer en 1 badkamer
op de begane grond) worden gebouwd; - de oppervlakte van de woning mag maximaal 120 m2 bedragen.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, moet worden
gesitueerd op minimaal 1 meter achter de bouwgrens; - de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt: voor vrijstaande
woningen aan beide zijden minimaal 1 meter; - de maximum goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de
aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'; - de verticale bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
- de woning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming
van de overige bouwregels; - een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend
worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw
of het verlengde daarvan; - de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m² bedragen, met
dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
per bouwperceel maximaal 40% van het bouwperceel bedraagt voor vrijstaande woningen; - voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende
maximum goot- en bouwhoogte:- goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de
eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; - bouwhoogte: tot maximaal halverwege de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
- goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de
- voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende
maximum goot- en bouwhoogte:- goothoogte: maximaal 3,50 meter;
- bouwhoogte maximaal 5 meter,
met dien verstande dat de maximale dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het
bijbehorende hoofdgebouw;
bijbehorende hoofdgebouw;
- de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna
is aangegeven:
bouwwerk geen gebouw zijnde | max. bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn | max. bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn |
erfafscheidingen | 1,2 meter | 2 meter |
buitenverlichting | 1 meter | 2 meter |
vlaggenmasten | 8 meter | 8 meter |
antennes | niet toegestaan | 8 meter |
pergola's | 3 meter | 3 meter |
speelvoorzieningen | 3 meter | 3 meter |
overig | 2 meter | 2 meter |
- het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een
oppervlakte heeft van meer dan 500 m² en de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m²
bedraagt.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en
afmetingen van de onder 3.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein,
indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:
afmetingen van de onder 3.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein,
indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:
- het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en
samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige
(beeld)kwaliteit; - de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken; - het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de
omgeving, in het bijzonder met het oog op:- de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- het uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- het gebruik in verband met een beroep aan huis;
- de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde
uitzichthoeken op hoeken van wegen;
- de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk,
onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is; - de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt
van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in:
bepaalde in:
3.4.1 Afstand voorgevelrooilijn
Onder 3.2.3, onder b. van deze regels, voor het oprichten van ten hoogste één bijbehorend bouwwerk
op een kleinere afstand vanaf de voorgevelrooilijn of de weg aan de voorzijde van de woning, of geheel
of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat:
op een kleinere afstand vanaf de voorgevelrooilijn of de weg aan de voorzijde van de woning, of geheel
of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat:
- het oppervlak van het bijgebouw voor zover gelegen buiten het bouwvlak maximaal 20 m² bedraagt;
- een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en
stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd; - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken
niet onevenredig worden aangetast; - de afstand van het bijgebouw tot de aan de bestemming 'Verkeer' gelegen zijde van de
bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, ten minste 1,50 meter bedraagt.
3.4.2 Erfafscheidingen op hoekpercelen
Onder 3.2.4, onder a. van deze regels, voor het oprichten van een erfafscheiding vóór maximaal een
van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:
van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:
- de maximale hoogte 2 meter bedraagt;
- een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en
stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd; - de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken
niet onevenredig worden aangetast; - de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is
gewaarborgd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
3.5.1 Beroep aan huis
Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis in de hoofd- en/of
bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
- de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt; - geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
- het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf
heeft; - het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaakt; - er geen detailhandel plaatsvindt;
- per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van
maximaal 0,5 m².
3.5.2 Mantelzorg
De aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke
woonruimte, onder voorwaarde dat:
woonruimte, onder voorwaarde dat:
- de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners
van het hoofdgebouw; - op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.
3.5.3 Parkeren
Ten aanzien van parkeren op eigen terrein dienen de volgende normen te worden gehanteerd:
- per vrijstaande woning ten minste 2 parkeerplaatsen;
- waarbij een garage niet wordt meegerekend als parkeerplaats.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.1 van deze regels voor een bed & breakfast in de woning, onder voorwaarde dat:
bepaalde in 3.1 van deze regels voor een bed & breakfast in de woning, onder voorwaarde dat:
- de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
- de exploitant in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
- het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige
parkeerdruk veroorzaakt; - per bed & breakfast 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van
maximaal 0,5 m²; - de bed & breakfast door indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning, zodat
een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan; - maximaal 5 slaapplaatsen in ten hoogste 2 kamers mogen worden gerealiseerd;
- ter voorkoming van permanente bewoning een kortdurende recreatieve verblijfsduur geldt van
maximaal 3 weken.
3.6.2 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 3.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of de
bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
bepaalde in 3.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of de
bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
- de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt; - geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
- uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten aan huis; - het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf
heeft; - het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
- er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte
nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis; - per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van
maximaal 0,5 m².
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Opheffen bouwrecht
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke vorm van wonenvrijstaand' laten vervallen op de plankaart en in de planregels onder voorwaarde dat:
- binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van wonen-vrijstaand':- geen woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
- geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning is
ingediend;
- een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat gedurende minimaal 26
weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn na het onherroepelijk worden van de
vergunning, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, met dien
verstande dat het wijzigen van de aanduiding 'levensloopbestendig' achterwege blijft gedurende 3
jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te
bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' mede bestemde gronden.
bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' mede bestemde gronden.
4.2.2 Uitzonderingen
Het onder in lid 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
- op bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en)
indien voldaan wordt aan één van de volgende twee voorwaarden: - de maximum oppervlakte van de bebouwing bedraagt ten hoogste 250 m²;
- de maximum ondergrondse bouwdiepte bedraagt ten hoogste 40 cm;
- op de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar
voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan de volgende twee voorwaarden: - de bestaande fundering wordt gebruikt;
- de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
verbod in 4.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder
voorwaarde dat:
verbod in 4.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), onder
voorwaarde dat:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden
verstoord, of; - op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende
kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.
4.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende
voorschriften aan het besluit verbinden:
voorschriften aan het besluit verbinden:
4.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning
voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning
voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
- de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
- het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande
maaiveld; - het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten,
greppels en andere wateren; - de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande maaiveld;
- de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de
daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het
bestaande maaiveld; - het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
- andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 centimeter onder het bestaande
maaiveld.
4.4.2 Uitzonderingen
Het onder Verbod genoemde verbod is niet van toepassing indien:
- de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 250 m², en;
- het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 40 centimeter onder het
bestaande maaiveld wordt geroerd, of; - de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen, of;
- de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treding van het
bestemmingsplan, of; - de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende
vergunning, of - de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
4.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in 4.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
4.4.4 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan
de vergunning verbinden:
de vergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in
de bodem kunnen worden behouden; - de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'
geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is
gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer
aanwezig zijn.
geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is
gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer
aanwezig zijn.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
- Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen
gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn
voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen; - Het bepaalde in artikel 6.1 onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan; - In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 6.1 onder a, uitsluitend van toepassing indien
herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
6.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
6.2.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen
voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen van de
op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in CROW publicatie 317, dan
wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.
voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen van de
op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in CROW publicatie 317, dan
wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.
6.2.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 6.2.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op
gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal
1,80 m bij 5,00 m bedragen.
gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal
1,80 m bij 5,00 m bedragen.
6.2.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte
voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in
of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in
of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
6.2.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6.2.1 en 6.2.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe omgeving (een straal
van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet
onevenredig wordt belast.
artikel 6.2.1 en 6.2.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe omgeving (een straal
van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet
onevenredig wordt belast.
6.2.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en
de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het
stedenbouwkundig beeld.
de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het
stedenbouwkundig beeld.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
- opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als
strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte
voor vuurwerk; - het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
- het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen of het laten storten
daarvan; - het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
- (raam)prostitutie;
- andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning zijn
afgeweken. - het toevoegen van woningen, daaronder wordt mede verstaan het splitsen van een woning in meer
dan één woningen, of het gebruiken van een woning voor de huisvesting van meer dan één
huishouden.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Milieuzone - roerdalslenk II
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk II' gelden voor die gronden in
afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
8.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:
a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het
maaiveld;
b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of
anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden
verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende
bodemlagen kunnen aantasten.
a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het
maaiveld;
b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of
anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden
verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende
bodemlagen kunnen aantasten.
8.1.3 Uitzonderingen
De in artikel 8.1.2 gestelde verboden gelden niet voor:
a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van
de Wet bodembescherming en de Waterwet;
b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
c. Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de
doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, te
worden afgedicht met klei of bentoniet.
a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van
de Wet bodembescherming en de Waterwet;
b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
c. Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de
doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, te
worden afgedicht met klei of bentoniet.
8.1.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de verboden in dit artikel.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van
deze regels:
deze regels:
- voor een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, onder voorwaarde dat de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
- voor het oprichten van schuilgelegenheden voor recreatief medegebruik, onder voorwaarde dat de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 16 m² en de hoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3,5 m.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, onder voorwaarde dat het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, - gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. - Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. - Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. - Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten. - Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Boomgaardstraat ong. Vlodrop”.