KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Groen - Landschappelijk
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 10 Recreatie - Jachthaven
Artikel 11 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 12 Recreatie - Recreatiewoning
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Sport - Golfbaan
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Waterstaatwerken
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Recreatie - Voorlopige Bestemming
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 7
Artikel 24 Waarde - Beschermde Dijk
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 32 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsregels
Artikel 34 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied En Vigerende Regeling
1.3 Noodzaak Actualisering En Planopgave
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidsvisie
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Plangebied
3.1 Inleiding
3.2 Recreatieconcentratie Ellemeet
3.3 Recreatieconcentratie Scharendijke
3.4 Recreatieconcentratie Brouwershaven/den Osse
3.5 Recreatie Noordgouwe En Zonnemaire
3.6 Recreatieconcentratie Sirjansland
3.7 Recreatieconcentratie Bruinisse
3.8 Recreatieconcentratie Ouwerkerk
3.9 Groenstructuur En Landschappelijke Inpassing
3.10 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen
4.1 Inleiding
4.2 Waterhuishouding
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Archeologie
4.5 Cultuurhistorie
4.6 Ecologie
4.7 Wegverkeerslawaai
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Leidingen
4.11 Milieuzonering
4.12 Luchtvaartbaken 'Cvor Burgh-haamstede' Nabij Scharendijke
4.13 Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische Regeling
5.1 Planvorm
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Inleiding
6.2 Handhavingsbeleid Gemeente
6.3 Handhaving Onrechtmatig Gebruik Van Recreatieverblijven
6.4 Uitvoering Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Resultaten Inspraak En Overleg
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak
8.3 Vooroverleg
Hoofdstuk 9 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
9.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
9.2 Aanpassing Toelichting
Bijlage 1 Persoonsgebonden Overgangsrecht (Stand Van Zaken Per 1 Juli 2012)
Bijlage 2 Positieve Lijst Ned's
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Samenvattend Beleidskader
1.1 Rijksbeleid
1.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
1.3 Gemeentelijk Beleid
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten
2.1 Algemeen
2.2 Toepassing Staat Van Bedrijfsactiviteiten
2.3 Flexibiliteit
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Overzicht Kampeerterreinen
Bijlage 5 Qra
Bijlage 6 Verantwoording Bevi Tank Hageweg 1 Bruinisse
Bijlage 7 Overzicht Recreatiewoningen
Bijlage 8 Antwoordnotitie Inspraak En Overleg
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Fase 1 Recreatiepark Klaverweide
Bijlage 10 Antwoordnotitie Zienswijzen

Recreatieterreinen

Bestemmingsplan - Gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Recreatieterreinen van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde (recreatie)woningen.

1.8 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.9 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.10 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.11 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.

1.12 agrarisch deskundige

de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.13 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander onafhankelijke en als zodanig geregistreerde en gekwalificeerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.14 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behouden aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt.

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor bewoning door het huishouden (van een persoon), wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein.

1.21 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.22 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.26 boerderij - en streekproducten

al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek (Schouwen-Duiveland)

1.27 bordes (sta)caravan

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.28 bordes (woning of kampeerhuisje)

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een gebouw.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.37 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningenterrein of kampeerterrein, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.41 erfgrens

de grens van het erf.

1.42 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.43 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.46 groepsaccommodatie

een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband.

1.47 grondgebonden agrarisch bedrijf

  1. a. akkerbouw, fruitteelt-, en overig tuinbouwbedrijf waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij begrepen);
  2. b. veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is.

1.48 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.49 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties.

1.50 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.51 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en zaalverhuur voor congressen.

1.52 kampeerhuisjes

een eenvoudig gebouw gelegen op een standplaats met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,5 m, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 kampeermiddel

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes of -lodges, caravans, campers, stacaravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en kampeerhuisjes.

1.55 kassen

gebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer.

1.56 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.57 ligplaats

de ruimte in de haven die door een vaartuig wordt ingenomen.

1.58 luchtruimbeheerder

de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Toezichteenheid Luchthavens en Luchtruim of diens opvolger.

1.59 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden.

1.60 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.61 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.62 NED

nieuwe Economische Drager: een niet agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, of een vervolgfunctie bij een voormalig agrarisch bedrijf (VAB).

1.63 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.64 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.65 nevenactiviteit

niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een (voormalig) agrarisch bouwvlak.

1.66 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.67 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdfunctie.

1.68 onoverdekt zwembad

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten.

1.69 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.70 passend in straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.71 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.72 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.73 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.74 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.75 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.76 plattelandswinkel

detailhandel in levensmiddelen als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf.

1.77 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.

1.78 privé-sanitair

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.81 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, groepsaccommodatie, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.82 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.83 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.84 risicocontour

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar.

1.85 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.86 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die onder andere bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en / of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

1.87 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.88 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.89 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.90 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.91 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.92 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die zelfstandig in zijn geheel over de weg vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55m² en maximale hoogte van 5m.

1.93 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  1. a. permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal 8 m2 , dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  2. b. niet-permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer en/of winterseizoen.

1.94 stedenbouwkundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.

1.95 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.96 trekkershut

een kampeerhuisje bestaande uit één ruimte, zonder verdieping met een oppervlakte van maximaal 20 vierkante meter en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m.

1.97 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.98 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.99 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.100 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.101 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen, inlaten etc.

1.102 webwinkel

detailhandel zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse.

1.103 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.104 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.105 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen op niet-permanente standplaatsen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.106 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.107 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de openlucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.108 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

1.109 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.110 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

1.111 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie:

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;

en tevens voor:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - plattelandswinkel': een plattelandswinkel met een oppervlak van ten hoogste 150 m2;
  2. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. bermstroken, bermsloten;

en tevens voor:

  1. c. bij deze bestemming behorende taluds, oevers, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen, grondwal en andere voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Groen - Landschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': een grondwal met een akoestische werking vanwege de achterliggende recreatiewoningen;
  2. c. bij deze bestemming behorende taluds, oevers, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, grondwal en andere voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit categorie 1a, categorie 1b en categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning;
  2. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, erven en tuinen en terassen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  1. a. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;

en tevens voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

en tevens voor:

  1. b. extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden;
  2. c. waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen ten dienste van de bestemming.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, scouting, wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën, natuurobservatie, strandrecreatie en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': watersportgebonden verenigingen;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – zeilschool': een zeilschool;
  5. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, terassen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  1. a. ondersteunende horeca is toegestaan voor zover:
    1. 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge het voorafgaande toegestaan;
    2. 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
    3. 3. het verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 10% van de voor publiek toegankelijke delen van de bebouwing.

Artikel 10 Recreatie - Jachthaven

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven voor pleziervaartuigen en tevens ondergeschikt voor bedrijfsvaartuigen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;

en tevens voor:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover deze een relatie hebben met een jachthaven;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover deze een relatie hebben met een jachthaven;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover deze een relatie hebben met een jachthaven;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel;
  5. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in boten': detailhandel in pleziervaartuigen, scheepsbenodigdheden, benodigdheden voor de sportvisserij en de duiksport en tevens voor overige jachthavengebonden detailhandel;
  6. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel -1': detailhandel in benodigdheden voor de sportvisserij en de duiksport;
  7. i. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de betreffende jachthaven;
  8. j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1b': horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  9. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel': een hotel;
  10. l. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': ten hoogste één supermarkt;
  11. m. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen;
  12. n. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': watersportgebonden verenigingsleven, waaronder mede wordt begrepen ondersteunende horeca-activiteiten voor zover voorkomend in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  13. o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt motorbrandstoffen zonder de verkoop van lpg;
  14. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-winterstalling': winterstalling van pleziervaartuigen;
  15. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-muziektent': een muziektent;
  16. r. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  17. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2 bedrijfswoningen': ten hoogste twee bedrijfswoningen;
  18. t. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, havenontvangstinstallatie, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en terrassen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  1. a. het totaal aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen bedraagt ten hoogste het aantal dat met de aanduiding 'maximum aantal ligplaatsen' is aangegeven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' bedraagt het verkoopvloeroppervlak van een supermarkt ten hoogste 300 m2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt het verkoopvloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 150 m2;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' bedraagt het verkoopvloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 90 m2;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO)' bedraagt het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca ten hoogste het met de aanduiding aangegeven maximum oppervlak;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-hotel' bedraagt het totaal aantal hotelkamers ten hoogste het aantal dat met de aanduiding 'aantal' is aangegeven;
  7. g. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  8. h. het permanent bewonen of laten bewonen van vaartuigen is niet toegestaan;
  9. i. Wgh-inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  10. j. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Recreatie - Kampeerterrein

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het kamperen en voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen, kampeerhuisjes en trekkershutten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein horende bij de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;

en tevens voor:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - propaan': een propaantank die valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': ondersteunende horeca-activiteiten, voor zover voorkomend in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, dienstverlening en detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horeca-activiteiten voor zover voorkomend in categorie 1a, 1b en 2 van de Staat vanHoreca-activiteiten;
  5. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3': horeca-activiteiten voor zover voorkomend in categorie 1a, 1b, 2 en 3 van de Staatvan Horeca-activiteiten;
  6. h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatie in gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
  7. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1': detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf;
  8. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel–2': detailhandel in benodigdheden voor de sportvisserij en de duiksport;
  9. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie': recreatief nachtverblijf in groepsaccommodaties;
  10. l. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': ten hoogste één supermarkt;
  11. m. ter plaatse van de aanduiding 'wellness': een schoonheidscentrum met bijbehorende wellness- en fitnessfaciliteiten;
  12. n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen voor gezamelijk gebruik, voorzieningen voor beheer en onderhoud, kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel en seizoenswerkers, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  1. a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één recreatiebedrijf toegestaan;
  2. b. het totaal aantal standplaatsen voor kampeermiddelen en het totaal aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste het aantal dat met de aanduidingen 'maximum aantal standplaatsen kampeermiddelen' en 'maximum aantal permanente standplaatsen kampeermiddelen' is aangegeven;
  3. c. het oppervlak van een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m2 en het oppervlak van een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m2;
  4. d. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel is het toegestaan extra standplaatsen te realiseren, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. bij minder dan 100 niet-permanente standplaatsen 1 extra niet-permanente standplaats is toegestaan voor personeel;
    2. 2. tussen de 100 en 250 niet-permanente standplaatsen 2 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel;
    3. 3. bij meer dan 250 niet-permanente standplaatsen 3 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel;
  5. e. het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen, kampeerhuisjes, trekkershutten, bijgebouwen en recreatiewoningen is niet toegestaan;
  6. f. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  7. g. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst: één kampeermiddel en twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2 of één kampeerhuisje en één bijzettentje van ten hoogste 8 m2;
  8. h. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    1. 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen, tenzij onder 2 anders is bepaald;
    2. 2. per terrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'maximaal aantal standplaatsen winterkamperen' aangegeven aantal niet-permanente standplaatsen voor winterkamperen worden gebruikt;
    3. 3. per niet-permanente standplaats zijn uitsluitend toegestaan: één kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, niet zijnde kampeerhuisje en niet zijnde trekkershut, met ten hoogste twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2;
  9. i. verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  10. j. het vloeroppervlak voor detailhandel bedraagt ten hoogste 150 m2;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1' bedraagt het vloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 250 m2;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2' bedraagt het vloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 320 m2;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' bedraagt het vloeroppervlak voor een supermarkt ten hoogste 250 m2;
  14. n. een hotel is niet toegestaan;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO)' bedraagt het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca ten hoogste het met de aanduiding aangegeven maximum oppervlak;
  16. p. ondersteunende horeca is toegestaan voor zover:
    1. 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge het voorafgaande toegestaan;
    2. 2. de totale oppervlakte exclusief terras niet meer bedraagt dan 350 m²;
  17. q. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  18. r. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het oog op het in lid 11.1 bedoelde gebruik.
  19. s. per kampeerterrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'aantal standplaatsen winterstalling' aangegeven aantal kampeermiddelen, voor winterstalling worden gebruikt, voor zover:
    1. 1. de gestalde kampeermiddelen op één plek worden geclusterd op het terrein;
    2. 2. plaatsing zodanig geschiedt dat recreatief nachtverblijf in de kampeermiddelen op dat moment niet mogelijk is;
    3. 3. het kampeerterrein rondom is voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 m of van ten minste 5 m en een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  20. t. ten minste 2% van de gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  21. u. ten minste 20% van het aantal parkeerplaatsen wordt gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein en het totaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen;
  22. v. risicovolle inrichtingen en objecten zijn niet toegestaan, met uitzondering van het genoemde in lid 11.1 onder c.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Recreatie - Recreatiewoning

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatie in gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor een parkeerterrein horende bij de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gezamenlijke dienstverlening': uitsluitend voor dienstverlening, beheer en onderhoud van twee of meer recreatiewoningenterreinen;

en tevens voor:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  2. e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bedrijfswoningen': ten hoogste twee bedrijfswoningen;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': ondersteunende horeca-activiteiten, voor zover voorkomend in categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, dienstverlening en detailhandel ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3': detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf, met in achtneming van het bepaalde in lid 12.4;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': ten hoogste één supermarkt;
  6. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-groepsaccommodatie': een groepsaccommodatie;
  7. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voorzieningen voor beheer en onderhoud, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  1. a. het permanent bewonen of laten bewonen van gebouwen is niet toegestaan;
  2. b. recreatief nachtverblijf in vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
  3. c. een hotel is niet toegestaan;
  4. d. het vloeroppervlak voor detailhandel bedraagt ten hoogste 150 m2;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' bedraagt het vloeroppervlak voor een supermarkt ten hoogste 350 m2;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-3' bedraagt het vloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 450 m2;
  7. g. ondersteunende horeca is toegestaan voor zover:
    1. 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge het voorafgaande toegestaan;
    2. 2. de totale oppervlakte exclusief terras niet meer bedraagt dan 350 m²;
  8. h. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  9. i. verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor terreinen waarvoor overeenkomstig het bepaalde in lid 29.2 de gebiedsaanduiding 'zonder centraal bedrijfsmatige exploitatie' is opgenomen.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder c, voor het parkeren op een ander terrein dan het eigen terrein in de vorm van een gezamelijke parkeervoorziening met meerdere bedrijven, met inachtneming van het volgende:

  1. a. het parkeerterrein heeft een ruimtelijke relatie met de bedrijven;
  2. b. het afwijken is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie voor de deelnemende bedrijven;
  3. c. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk;
  4. d. het terrein is rondom voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend voor sportvelden;

en tevens voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ontsluitings)wegen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 14 Sport - Golfbaan

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een golfbaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor een parkeerterrein;

en tevens voor:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1b': horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel in golfsportartikelen;
  4. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en (ontsluitings)wegen en terrassen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO)' bedraagt het bedrijfsvloeroppervlak voor horeca ten hoogste het met de aanduiding aangegeven maximum oppervlak;
  2. b. evenementen, niet zijnde golfevenementen, zijn niet toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt het vloeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 150 m2.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook - opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen - en voet- en fietspaden;

en tevens voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, ondergrondse bergbezinkbassins, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. taluds en oevers;

en tevens voor:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water -1': behoud en versterking van de aanwezige natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Grevelingen, watergebonden recreatie, beroepsvaart en visserij;
  2. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ondergeschikte groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaatwerken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatwerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige voorzieningen, dijken, sluizen, bruggen en duikers daaronder begrepen;
  2. b. wegen en straten met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook; opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persluchtvulstation': een persluchtvulstation;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – zeilschool': een zeilschool;

en tevens voor:

  1. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijkswaterstaat': een werkterrein voor rijkswaterstaat met bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.1;
  2. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, picknickplaatsen, carpoolplaatsen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de huisvesting van personen in een woning;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;
  3. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Recreatie - Voorlopige Bestemming

19.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Recreatie - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn tot uiterlijk 23 februari 2016 voorlopig bestemd voor uitsluitend een scoutinggebouw.

19.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.3 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming

De voor 'Recreatie - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn definitief bestemd voor:

  1. a. een jachthaven voor pleziervaartuigen en tevens ondergeschikt voor bedrijfsvaartuigen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, (ontsluitings)wegen en parkeervoorzieningen.

19.4 Bouwregels definitieve bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  2. b. het permanent bewonen of laten bewonen van vaartuigen is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

20.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', als bedoeld in lid 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, nadat de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 3', als bedoeld in lid 21.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 6

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 6', als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 7

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 7', als bedoeld in lid 23.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Beschermde Dijk

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor behoud en/of herstel van van binnendijken en de daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische en / of natuurwaarden.

24.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) tevens bestemd voor de waterkering.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  1. a. vergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering omtrent het criterium als bedoeld in lid 25.2.2 onder b.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels

29.1 Gebiedsaanduiding 'bedrijfswoningen'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bedrijfswoningen' én de bestemming Recreatie -Recreatiewoning zijn ten hoogste twee bedrijfswoningen toegestaan.

29.2 Gebiedsaanduiding 'zonder centraal bedrijfsmatige exploitatie'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'zonder centraal bedrijfsmatige exploitatie' is verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie toegestaan.

29.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop

29.4 Vrijwaringszone - straalpad

Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels

30.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  1. a. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 m;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

  1. b. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 m.

30.2 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels

31.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artkel 3.6 Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

31.2 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag is bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de grenzen van de bestemmingen 'Recreatie - Recreatiewoning', 'Verkeer' en 'Groen' te verleggen ten behoeve van de herstrucurering van het terrein, met dien verstande dat:

  1. a. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor dan wel bijgedragen wordt aan ruimtelijke kwaliteitswinst;
  2. b. het aantal recreatiewoningen niet worden vermeerderd;
  3. c. de regels van de artikelen 'Recreatie - Recreatiewoning', 'Verkeer' en 'Groen' onverminderd van toepassing blijven;
  4. d. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  6. f. rondom het terrein is voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld.

31.3 Terrassen

31.3.1 Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, danwel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  1. a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  2. b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 m is;
  3. c. er op een trottoir een loopstrook resteert van ten minste 2 m;
  4. d. op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een terrasvergunning kan worden verleend;
  5. e. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    1. 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,5 m;
    2. 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 m, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 200 gemonteerd dienen te worden;
    3. 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 m.

31.3.2 Van het bepaalde in 31.3.1 onder a, b en c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

31.4 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 31.1, 31.2 en 31.3 kan slechts worden toegepast, mits:

  1. a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 32 Overige Regels

32.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsregels

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

33.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 33.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 33.1 met maximaal 10%.

33.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 33.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

33.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

33.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 33.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 33.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.8 Persoonsgebonden overgangsrecht

  1. a. In afwijking van het gestelde onder lid 33.4 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' het gebruik van het gebouw voor recreatief nachtverblijf danwel van een bedrijfswoning als burgerwoning door de personen zoals genoemd in de kolom 'personen' in Bijlage 1, toegestaan op het perceel zoals genoemd in de kolom 'adres' in Bijlage 1;

zodra het gebruik als burgerwoning door de in Bijlage 1 genoemde persoon wordt beëindigd, vervalt het recht op het gebruik van de percelen als burgerwoning.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Recreatieterreinen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland is bezig met het actualiseren van alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente. Belangrijke doelen voor de actualiseringsoperatie zijn:

  • Harmonisatie van bestemmingsregelingen; dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden.
  • Verminderen van het aantal bestemmingsplannen.
  • Het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel beleid, wet- en regelgeving.
  • Duidelijke en toegankelijke bestemmingsplannen in verband met rechtszekerheid.
  • Toepasbare en hanteerbare bestemmingsplannen voor de gemeente.

In de actualiseringsoperatie worden vier categorieën bestemmingsplannen onderscheiden:

  • buitengebied;
  • woongebieden;
  • bedrijventerreinen;
  • recreatieterreinen.

De actualiseringsopgave voor de woongebieden en het buitengebied is nagenoeg gereed. De volgende fase is de actualisering van de bestemmingsplannen voor de diverse verblijfsrecreatieterreinen. Daarin wordt onderscheid gemaakt in één bestemmingsplan voor de recreatieterreinen tussen Bruinisse en de Recreatieverdeelweg en één bestemmingsplan voor de recreatieterreinen op de Kop van Schouwen.

Het eerst genoemde bestemmingsplan omvat vooral kampeerterreinen en complexen met recreatiewoningen, de jachthavens bij Bruinisse, Scharendijke en Den Osse en de golfbaan Grevelingenhout.

Het tweede bestemmingsplan omvat de Kop van Schouwen met kampeerterreinen (reguliere campings en voormalige fruitgaardbedrijven), logiesaccommodaties / pensions / hotels dagrecreatie (het strand, inclusief strandpaviljoens en golfbaan Molenberg) en het natuurgebied 'Kop van Schouwen'.

De overige jachthavens zijn of worden opgenomen in de bestemmingsplannen voor de kernen of het bestemmingsplan Buitengebied.

1.2 Plangebied En Vigerende Regeling

Plangebied

Het plangebied bestrijkt 42 recreatieterreinen tussen de Recreatieverdeelweg en Bruinisse. Het plangebied is als volgt:

  • De kampeerterreinen (reguliere campings) en recreatiewoningenterreinen bij Ellemeet, Scharendijke, Den Osse, Brouwershaven, Noordgouwe, Zonnemaire, Sirjansland, Bruinisse en Ouwerkerk;
  • De jachthavens van Scharendijke, Den Osse en Bruinisse;
  • De Grevelingenhout met golfbaan;
  • Overige bestemmingen die niet zijn meegenomen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied of een aangrenzend bestemmingsplan van een dorpskern. Het betreft een aantal agrarische percelen, woningen, wegen en dijken direct grenzend aan de recreatieconcentraties.

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 3 is een uitgebreide beschrijving van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging recreatiegebieden bestemmingsplan Recreatieterreinen

Vigerende regeling

Voor de gronden die binnen het bestemmingsplangebied Recreatieterreinen vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling integraal herzien. Daarmee vervallen de voor het plangebied vigerende bestemmingsplannen. In tabel 1.1 staat een overzicht van de bestemmingsplannen die (deels) worden herzien.

Tabel 1.1. Vigerende bestemmingsplannen

bestemmingsplannen vaststelling goedkeuring Raad van State
Jachthaven Scharendijke 17-02-1976 14-06-1976
Jachthaven Scharendijke
(wijziging voorschriften)
23-10-1978 15-05-1979
Kampeerterrein Krijn Karelsweg 05-02-1973 05-06-1973
Kampeerterrein Korsman 05-01-1976 17-05-1976
Kampeerterrein Korsman 1e wijziging 27-06-1988 09-08-1988
Kampeerterreinen Middenschouwen 22-04-1993 23-11-1993
Kampeerterreinen Middenschouwen ged. Klaverweide 22-04-1993 23-11-1993
Kampeerterreinen Scharendijke 10-09-1998 12-01-1999
Zomerhuizenterrein De Achthoek 20-06-1973 30-07-1974
Zomerhuizenterrein De Achthoek
(wijziging voorschr.)
21-01-1975 06-05-1975
Zomerhuizenterrein Ellemeet 21-05-1971 08-11-1971
Zomerhuizenterrein Baken 24-10-1975 05-06-1973
Zomerhuizenterrein Baken, 1e wijziging 27-11-1978 15-05-1979
Bulke 26-06-1967 10-10-1967
Kampeerterrein Ellemeet 05-02-1973 05-06-1973
Scharendijke ged. zomerhuizenterrein De Bout 18-06-1992 24-11-1992
Buitengebied Bruinisse 11-03-1977 17-10-1977
Buitengebied Bruinisse, 1e herziening 30-05-1985 19-11-1985
Buitengebied Bruinisse, 1e wijziging 29-06-1993 04-01-1994
Buitengebied Bruinisse, 2e herziening 22-01-1997 26-03-1997
Buitengebied Duiveland 25-11-1993 28-06-1994
Buitengebied Duiveland, 1e herziening 21-12-2000 10-07-2001 24-07-2002
Grevelingenhout 27-10-1988 21-02-1989
Grevelingenhout, 1e wijziging 05-02-1991 09-04-1991
Recreatieplan 01-11-1974 15-09-1975
Recreatieplan, 1e herziening 10-04-1980 09-09-1980
Rekreatieplan, 2e uitwerking 14-05-1984 28-09-1984
Rekreatieplan, 2e herziening 27-06-1996 14-01-1997
Rekreatieplan, 3e herziening 30-05-1996 17-07-1996
Rekreatieplan, 4e herziening 20-12-1999 22-02-2000
Rekreatieplan, 5e herziening 23-02-2006 19-09-2006
Rekreatieplan, 6e herziening 29-03-2007 19-06-2007
Zomerdorp Den Osse 08-07-1975 14-07-1976
Zomerdorp Den Osse, 1e herziening 12-05-1980 21-10-1980
Zomerdorp Den Osse, 2e uitwerking 07-06-1981 22-09-1981
Zomerdorp Den Osse, 3e herziening 27-02-1984 30-10-1984
Zomerdorp Den Osse, 4e herziening 26-05-1986 09-09-1986
Zomerdorp Den Osse, 5e herziening 26-01-1987 19-05-1987
Zomerdorp Den Osse, 3e uitwerking 28-11-1989 20-02-1990
Zomerdorp Den Osse, 6e herziening 15-10-1990 15-01-1991
Zomerdorp Den Osse, 4e uitwerking 17-12-1991 03-03-1992
Den Osse 26-02-1996 02-07-1996
Buitengebied Brouwershaven 07-10-1974 07-04-1975
Buitengebied Brouwershaven, 1e herziening 27-06-1977 06-02-1978
0Buitengebied Brouwershaven, 2e herziening 13-10-1980 30-06-1981
Buitengebied Brouwershaven, 3e herziening 01-06-1987 06-10-1987
Buitengebied Brouwershaven, 4e herziening 28-09-1992 11-05-1993
Buitengebied Brouwershaven, 8e herziening 30-10-1997 28-04-1998
Buitengebied Brouwershaven, 9e herziening 27-09-2001 08-01-2002
Buitengebied Brouwershaven, 11e herziening 12-03-2002 11-06-2002
Salvatorhoeve 11-07-1975 06-10-1975
Salvatorhoeve, 1e herziening 17 08-1977 31-10 1977
'Facetherziening Archeologie' 29-10-2009 n.v.t.

1.3 Noodzaak Actualisering En Planopgave

Noodzaak

De vigerende bestemmingsplannen zijn om verschillende redenen aan vervanging toe.

  • De bestemmingsplannen houden geen rekening met actueel ruimtelijk en sectoraal beleid en wetgeving. Daarbij moet vooral worden gedacht aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro), milieuwetgeving, archeologiebeleid, gemeentelijk toeristisch recreatief beleid en de intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (Wor).
  • De bestemmingsplannen zijn wat betreft systematiek en inhoud van de regeling onderling verschillend, op onderdelen verouderd en houden onvoldoende rekening met de veranderingen in de verblijfsrecreatieve sector. Deze worden gekenmerkt door kwaliteitsverbetering, productdifferentiatie en seizoensverlenging.

Planopgave

De bestemmingsplannen in het actualiseringspoor hebben primair een consoliderend karakter. De primaire opgave bij dergelijke plannen is dan ook het vastleggen van de werkelijke situatie in het plangebied, tenzij er sprake is van illegaal gebruik of illegale bouwwerken, waar legalisatie niet gewenst is.

Om in de loop van de planperiode te kunnen beschikken over een adequaat instrument voor de sturing van de ruimtelijke kwaliteit van de recreatiegebieden kan echter niet volstaan worden met het vastleggen van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden voor gewenste ontwikkelingen, zoals kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie. Het bestemmingsplan moet de ondernemer ruimte bieden om in te spelen op de marktvraag. De Nota Kamperen en de Nota Recreatiewoningen zijn belangrijke onderleggers voor de actualisering van de bestemmingsplannen voor de recreatieterreinen. Het geeft de algemene kaders aan waarbinnen de recreatiebedrijven kunnen werken aan de ontwikkeling van het toeristisch product.

Voor zover planologisch aanvaardbaar en ruimtelijk mogelijk, worden binnen de grenzen van de bestaande terreinen veranderings- en / of ontwikkelingsmogelijkheden voor de aanwezige functies geboden. Deze ruimere gebruiks- en bouwmogelijkheden worden echter ingekaderd door de relatief beperkte mogelijkheden binnen de bestaande recreatieterreinen. Gewenste ontwikkelingen moeten binnen de bestemmingsregeling – eventueel na een binnenplanse afweging, in de vorm van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid – gerealiseerd kunnen worden. Ongewenste ontwikkelingen daarentegen dienen te worden uitgesloten, zodanig dat daartegen succesvol kan worden opgetreden.

Omdat sprake is van een consoliderend bestemmingsplan vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Wel zijn aanwezige waarden binnen het plangebied benoemd (zoals onder andere archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, natuur- en landschapswaarden). Daarnaast heeft, in overeenstemming met de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting, de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten beoordeeld.

Uitbreiding van bestaande recreatieterreinen of andere functies kunnen zijn opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Dit kan alleen als hierover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden en het plan van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien. In die gevallen is de ruimtelijke onderbouwing (inclusief de toetsing aan relevante (milieu)aspecten) als bijlage in de toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het beleidskader van de verschillende overheden beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de inventarisatie en analyse van het plangebied om de uitgangssituatie in beeld te brengen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten van het plan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de juridische vormgeving van het plan toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de handhaving van de regels van dit bestemmingsplan. In de hoofdstukken 7 en 8 komen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke toetsing, inspraak en het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de orde. Hoofdstuk 9 geeft een overzicht van de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidsvisie

In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met de vigerende beleidskaders van de verschillende overheden (Rijk, provincie en gemeente). In dit hoofdstuk zijn de meest relevante beleidsuitgangspunten en de wijze waarop deze in onderhavig plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in Bijlage 1.

2.1 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte,het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteit, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

In het Omgevingsplan wordt aandacht gevraagd voor het optimaal benutten van de recreatieve en toeristische potentie die het kustgebied biedt. Revitalisering vormt de belangrijkste opgave voor het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod. Om dit te kunnen realiseren wordt bestaande bedrijven de mogelijkheid geboden tot kwaliteitsverbetering en productinnovatie (of transformatie) al dan niet in combinatie met een (beperkte) uitbreiding om deze verbeteringsslag te financieren.

Nieuwe economische dragers in het buitengebied zijn toegestaan, zolang deze zijn opgenomen in de limitatieve lijst behorende bij de verordening.

Zorgvuldige planvorming dient negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden te voorkomen. De Verordening ruimte stelt eisen aan gebieden die zijn aangewezen als 'bestaande natuur' en 'nieuwe natuur' om de aanwezige of potentiële natuurwaarden te beschermen. Voor de gebieden binnen het plangebied waarvoor deze aanduidingen gelden, zijn in onderhavig plan conserverende bestemmingen opgenomen. Daarnaast is een beschermende regeling (in de vorm van een dubbelbestemming) opgenomen voor aanwezige landschaps- en/of cultuurhistorische waarden van de binnendijken. Voor dijken met tevens een waterkerende functie is een dubbelbestemming Waterstaat -Waterkering opgenomen.

2.3 Gemeentelijk Beleid

De ambities op het gebied van wonen, werken en verblijven zijn vastgesteld in de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst'. In onderhavig plan zijn de bestaande woon-, werk- en verblijfsfuncties conserverend bestemd en is ruimte gegeven aan kleine recreatieve ontwikkelingen (binnen bestaande recreatieve functies) die bijdragen aan het halen van de ambities uit de Strategische Visie.

In onderhavig plan zijn de diverse recreatieve beleidskaders doorvertaald. Het gaat daarbij onder meer om:

  • Nota Kamperen (basis voor de bestemmingsregeling voor de gebruiks- en bouwbepalingen voor de verschillende kampeerbedrijven binnen het plangebied);
  • Nota recreatiewoningen (in onderhavig bestemmingsplan wordt geen ontwikkeling van nieuwe recreatiewoningen(terreinen) toegestaan);
  • Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme (inzet op behoud en versterking van het toeristisch-recreatief karakter).

In het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland zijn de kaders vanuit de verschillende milieu-aspecten opgenomen. Het bestemmingsplan is op de relevante onderdelen getoetst aan het Milieubeleidsplan. Het plan past binnen de geldende uitgangspunten (zie ook hoofdstuk 4).

Voor de horecafunctie in het plangebied gelden diverse uitgangspunten op basis van de Ontwikkelingsvisie horeca. Deze hebben betrekking op horecaontwikkeling in het buitengebied, horeca op recreatieterreinen en terrasoverkappingen. De betreffende uitgangspunten zijn doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan.

Conform de Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid wordt er binnen het plangebied geen ruimte geboden voor de bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie.

De voorwaarden die voortvloeien uit het Beleidsplan Archeologie zijn doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Op basis van het beleidsplan is een passend archeologisch beschermingsregime opgenomen voor de gronden van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Plangebied

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven en geanalyseerd. Omdat dit bestemmingsplan zich in hoofdzaak beperkt tot kampeer- en recreatiewoningterreinen is ervoor gekozen per recreatieconcentratie de afzonderlijke terreinen te beschrijven. Om geen 'gaten' te laten vallen in de actualisatieopgave, zijn in een aantal gevallen ook 'burgerwoningen' en agrarische percelen meegenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Ook deze percelen zijn als overige bestemmingen opgenomen in de onderstaande beschrijving van de verschillende recreatieconcentraties.

Nadat de verschillende recreatieconcentraties functioneel zijn beschreven, wordt ingegaan op de groenstructuur en landschappelijke inpassing van de terreinen. Tenslotte zijn eventuele concrete ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, benoemd. In bijlage 4 is een inventarisatie opgenomen met betrekking tot aantallen standplaatsen en kampeerhuisjes, de aanwezigheid van winterstalling en winterkamperen en de aanwezige voorzieningen.

In 7 is een inventarisatie opgenomen met betrekking tot de typen en aantallen recreatiewoningen per terrein.

3.2 Recreatieconcentratie Ellemeet

Rond de kern Ellemeet is een aantal kampeer- en recreatieterreinen aanwezig. De opening van de Brouwersdam in 1970 heeft voor het ontstaan van deze recreatieconcentratie gezorgd. De kampeer- en recreatieterreinen vervullen een belangrijke functie in de opvang van verblijfgasten van en rond de dam. Daarnaast zijn deze terreinen gunstig gelegen ten opzichte van het Noordzeestrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0002.jpg"

Figuur 3.1. Recreatiegebieden Ellemeet

  1. 1. De Klaverweide
  2. 2. Caravanpark Alles Wisselt
  3. 3. 't Witte Paerdje
  4. 4. De Haerde
  5. 5. Evangelische Jugend Oberhausen
  1. 1. De Klaverweide is gelegen tussen de Rijksweg en het dorp Ellemeet. Het westelijke deel van het terrein bestaat uit permanente standplaatsen en het oostelijk deel uit niet-permanente standplaatsen. Er zijn ook groepsaccommodaties aanwezig. Aan de noordzijde van het terrein zijn de centrale voorzieningen (receptie, supermarkt, restaurant, snackbar, café, wasserette en sanitair) geconcentreerd. De speelvoorzieningen liggen op het meest oostelijke deel van het terrein. Op dit gedeelte, grenzend aan de N57, zijn geen kampeermiddelen toegestaan vanwege de geluidsbelasting van de weg.
  2. 2. Caravanpark Alles Wisselt is gelegen aan de Nieuweweg. Het is een kampeerterrein met alleen permanente standplaatsen. Het terrein kent een ringvormige ontsluiting waarbij de standplaatsen voor de stacaravans door middel van korte insteekwegen bereikbaar zijn. Naast een toiletgroep is nog een speelweide aanwezig. Bij de toegang van het park is de receptie en een centraal parkeerterrein.
  3. 3. 't Witte Paerdje betreft een klein stacaravanpark aan de westkant van de kern Ellemeet. Op het voorterrein, nabij de toegang, zijn een parkeerruimte en kampcentrum aanwezig. In het kampcentrum wordt naast een bedrijfswoning, ruimte geboden aan sanitaire- en recreatieve voorzieningen.
  4. 4. De Haerde ligt ten noorden van de kern Ellemeet. Het is een recreatiewoningenterrein met een centraal lopende weg, van waaruit tien clusters met recreatiewoningen worden ontsloten. Deze clusters worden van elkaar gescheiden door hoogopgaande beplanting. Ieder cluster heeft een eigen parkeerplaats. De woningen staan los van elkaar en zijn in deze clusters gegroepeerd. Bezoekers kunnen parkeren op een terrein bij de toegang van het terrein. De binnenruimte van de clusters vormen een gemeenschappelijk terrein en iedere recreatiewoning heeft ook weer een eigen buitenruimte. Het bij de toegang tot het terrein gelegen gebouw is bedoeld als kampwinkel en kantine. Verder staat er bij de toegang een bedrijfswoning en zijn er twee tennisbanen.
  5. 5. Evangelische Jugend Oberhausen is een groepsaccommodatie gelegen aan de Krijn Karelsweg en bestaat uit een gebouwencomplex en activiteitencentrum. Op het achtergelegen perceel is een kampeerterrein met niet-permanente standplaatsen en een speelweide aanwezig.

Overige bestemmingen: Naast de ingang van De Haerde staan twee woningen die niet bij het park horen maar wel binnen de begrenzing van het bestemmingsplan vallen. Het gaat om adres Kuijerdamseweg 21 en 23.

3.3 Recreatieconcentratie Scharendijke

De recreatieconcentratie Scharendijke heeft sinds de opening van de dam in 1970 een enorme recreatieve ontwikkeling doorgemaakt. Als gevolg van de aantrekkingskracht van de Brouwersdam groeide in het gebied het aantal toeristen, ontstonden recreatieterreinen rondom de kern en nam het verkeer in sterke mate toe. De daaruit voortgekomen ruimtelijke knelpunten waren aanleiding om de ruimtelijke structuur en kwaliteit van het gebied ten westen van de kern Scharendijke te verbeteren. In de jaren '80 van de vorige eeuw heeft de toenmalige gemeente Middenschouwen de plannen voor Scharendijke-West verder ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0003.png"

Figuur 3.2. Recreatiegebieden Scharendijke

  1. 1. Stacaravanpark Marco Polo en Ringelberg-Moes
  2. 2. Camping Duin en Strand
  3. 3. Camping De Strandloper
  4. 4. Zomerhuizenterrein Het Baken
  5. 5. Camping Muralt
  6. 6. Camping De Vliedberg
  7. 7. Jachthaven Scharendijke
  8. 8. De Achthoek
  9. 9. Zeeland Village
  10. 10. Kampeerterrein De Witte Molen
  1. 1. Marco Polo en Ringelberg-Moes zijn twee kleinschalige stacaravanparken in een inlaag aangrenzend aan het Grevelingenmeer. Op een sanitaire voorziening op het terrein van Ringelberg-Moes na, zijn op beide terreinen geen voorzieningen aanwezig. Bij de entree van Marco Polo ligt een centrale parkeerplaats en een recreatiewoning.
  2. 2. Camping Duin en Strand valt uiteen in twee delen direct ten zuiden van het aanlandingspunt van de Brouwersdam. Beide delen zijn geheel ingericht met niet-permanente standplaatsen. Op het westelijke deel zijn de centrale voorzieningen (receptie, supermarkt, café, snackbar, discotheek, amusementshal en wasserette) geconcentreerd en staan er twee bedrijfswoningen op het westelijke deel van de camping. Verspreid over het terrein staan sanitairgebouwen. Gezien de ligging binnen het verkeersknooppunt is er voor gekozen de meer geluidsgevoelige bebouwing (stacaravans) te verplaatsen naar het terrein ten zuidoosten van camping Duin en Strand. Dit terrein is afgestoten en toegevoegd aan De Strandloper.
  3. 3. Camping De Strandloper bestaat voor een deel uit het afgestoten terrein van camping Duin en Strand en het voormalige Karreveld. Dit terrein was van oorsprong een smalle en langgerekte camping. Door de uitbreiding met het voormalige terrein van camping Duin en Strand heeft zich een kwaliteitsverbetering voorgedaan. Het terrein heeft grotendeels permanente standplaatsen. Verder zijn op het terrein twee bedrijfswoningen gelegen en staat er een voormalige bedrijfswoning die verbouwd is tot recreatiewoning. Bij de hoofdingang zijn de centrale voorzieningen (receptie, bar en wasserette) gelegen. Verspreid over het terrein staan sanitairgebouwen en zijn er speelterreinen.
  4. 4. Zomerhuizenterrein Het Baken is ruim opgezet en bestaat uit geschakelde en vrijstaande recreatiewoningen. De woningen beschikken allemaal over een voor- en achtertuin. Dit geeft het park een groen karakter. Daarnaast zijn er aan de noordkant een aantal woningen gelegen die bestemd zijn voor permanente bewoning. Het terrein heeft geen centrale voorzieningen.
  5. 5. Camping Muralt ligt aan de zuidelijke uitvalsweg van Scharendijke en heeft hoofdzakelijk niet-permanente standplaatsen. De camping heeft bij de hoofdingang een bedrijfswoning, een receptie, een recreatieruimte en een winkel voor duiksportbenodigdheden. Daarnaast is er meer centraal op de camping een sanitaire voorziening en een speelterrein.
  6. 6. Camping De Vliedberg ontleend zijn naam aan de naastgelegen vliedberg en ligt naast camping Muralt. Deze camping heeft hoofdzakelijk niet-permanente standplaatsen en beschikt over een bedrijfswoning, receptie, campingwinkel, recreatieruimten, opslagloods en een wasserette. Deze voorzieningen zijn bij de entree van het terrein gelegen. Daarnaast is er meer centraal op de camping een sanitaire voorziening en een speelterrein.
  7. 7. Jachthaven Scharendijke kan 725 ligplaatsen herbergen. Verspreid over het jachthaventerrein liggen toilet- en douchegebouwen, het havenmeesterkantoor, jachtwerf, clubhuis, duikcentrum en diverse horeca. Ten oosten van de jachthaven is het centrale parkeerterrein.
  8. 8. De Achthoek is een recreatiecomplex dat is gerealiseerd in het kader van het structuurplan voor de kuststrook van Scharendijke. Dit complex bestaat uit twee typen huisjes, die door middel van een ringstructuur worden ontsloten. In het midden is een speelterrein aanwezig en het geheel is omgeven en doorvlochten met beplantingsstroken die, enerzijds voor compartimentering zorgen en anderzijds een begeleiding geven aan de voornaamste voetgangersroutes. Her en der verspreid over het terrein liggen kleine parkeervoorzieningen. Het terrein heeft geen voorzieningen.
  9. 9. Zeeland Village is begin jaren '90 als ontwikkeling opgenomen in de structuurschets voor de recreatie. Het park heeft vrijstaande recreatiewoningen die uit twee bouwlagen bestaan. Centraal in het park ligt het voorzieningengebouw met een receptie, zwembad, horeca, winkel en wasserette. Verspreid over het terrein zijn waterpartijen, groenstroken, parkeerterreintjes en speelplaatsen. Daarnaast beschikt het terrein over een eigen tennisbaan.
  10. 10. De Witte Molen is een kleinschalige camping aan de rand van de kern Scharendijke. De camping heeft permanente en niet-permanente standplaatsen. Op het terrein zijn geen centrale voorzieningen aanwezig. Wel is er een parkeervoorziening en een kleine speelweide.

Overige bestemmingen: Aan de Kuijerdamseweg 60 en 62 staan twee woningen voor permanente bewoning. De gronden buiten de beide woonpercelen hebben een agrarische bestemming. De woningen en de agrarisch bestemde grond liggen als enclave aan de rand van camping De Strandloper. Ook de woningen gelegen aan de oostkant van Zeeland Village vallen binnen de begrenzing van het bestemmingsplangebied. Het gaat dan om de woningen aan de Kapelleweg met even huisnummers.

3.4 Recreatieconcentratie Brouwershaven/den Osse

Het voormalige streekplan Schouwen-Duiveland (1972) is het eerste ruimtelijk document waarin een strook aangegeven is tussen de kern Brouwershaven en Den Osse waar de ontwikkeling van verblijfsrecreatie wordt voorgestaan. Aangezien de kern Brouwershaven historisch gezien meer gericht is op de ontwikkeling van watersport is gekozen voor een zelfstandige en ruimtelijk van de kern Brouwershaven gescheiden ontwikkeling rond Den Osse. Hierdoor krijgen beide gebieden een eigen identiteit. Een open agrarische zone tussen deze gebieden moet dit borgen. Vanaf 1975 is het recreatiedorp Den Osse in verschillende fasen ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0004.jpg"

Figuur 3.3. Recreatiegebieden Brouwershaven/Den Osse

  1. 1. Den Osse – Meeuwenstein
  2. 2. Zeeland vakantiewoningen
  3. 3. Camping Den Osse
  4. 4. Jachthaven Den Osse
  5. 5. Zomerdorp Grevelingen
  6. 6. Landal Port Greve
  7. 7. Camping Noorder Nieuwland
  8. 8. Stacaravanpark Grevelingenpolder
  1. 1. Den Osse – Meeuwenstein is het eerst ontwikkelde terrein binnen deze recreatieconcentratie. Het park heeft vrijstaande recreatiewoningen met tuinen van 300 - 400 m2. Verder is er een speelveld. Door de verkeers- en waterstructuur is het terrein op te splitsen in twee delen, namelijk: Den Osse en Meeuwenstein. Tussen beide delen is een brede groenvoorziening aanwezig. Bij de entree van Den Osse is een café/restaurant gevestigd.
  2. 2. Zeeland vakantiewoningen is een verhuurbedrijf voor recreatiewoningen in Den Osse en Renesse en ligt aan de Blankersweg. Op het terrein staat naast het verhuurkantoor, een groepsaccommodatie met een sport- en speelweide. Verder is er een aantal jaar geleden een bedrijfswoning gebouwd en een kano opslag en steiger gerealiseerd. Als voorwaarde is hierbij gesteld dat het terrein ten noorden van het verhuurkantoor conform het landschappelijk inpassingplan ingericht wordt.
  3. 3. Camping Den Osse gelegen ten zuiden van de jachthaven kent een ruime opzet. Door groen en water is het terrein in kleinere compartimenten onder te verdelen. Bij de entree van de camping is een restaurant gevestigd. Het terrein beschikt verder over een bedrijfswoning, buitenzwembad, kinderboerderij, kinderspeeltuin, tennisbanen, visvijvers en een snackbar.
  4. 4. Jachthaven Den Osse is ontstaan uit de werkhaven die gebruikt werd bij de aanleg van de Brouwersdam. Na diverse uitbreidingen is de huidige jachthaven ontstaan. De jachthaven heeft ruimte voor 500 ligplaatsen. Naast pleziervaartuigen zijn er aanlegplaatsen voor sportvisboten en rondvaartboten. Ook de aanwezige zeilschool heeft een aantal aanlegplaatsen. De haven beschikt over een havenkantoor, havencafé, speeltuin, wasserette en sanitairgebouwen. Naast het verenigingsterrein is er een watersportwinkel en een servicebedrijf voor motoren. Noordelijk van de jachthaven ligt een strandje, dat in gebruik is bij catclub 'Den Osse'. Het strandje wordt gebruikt voor het aanmeren en tijdelijk stallen van boten (catamarans). De catclub beschikt over een verenigingsgebouw.
  5. 5. Zomerdorp Grevelingen is gelegen aan de Blankersweg en is begin jaren '80 van de vorige eeuw ontwikkeld en gebouwd. De bouw en ligging van de huisjes is divers. In het gebied zijn informele, groene verbindingen voor het langzaam verkeer aangebracht. Er zijn parkeerplaatsen bij de woningen en er is een speelweide. Voor de overige voorzieningen is het park aangewezen op de faciliteiten van het naastgelegen Landal Port Greve.
  6. 6. Landal Port Greve is gelegen aan het Grevelingenmeer en is een samenvoeging van de voormalige recreatieparken: Brouwersmeer, Port Greve, centrumgebied 't Topje, Christoffelpolder en de strandappartementen aan het badstrand ten oosten van de jachthaven. Landal Port Greve beschikt dan ook over in vorm en maat diverse recreatiewoningen. In de zuidwesthoek van het park zijn de vakantiewoningen in blokvormige en waaiervormige clusters gebouwd. In het oostelijke deel van het park staan vrijstaande en geschakelde woningen. Door middel van een lusvormige hoofdstructuur wordt dit deel van het park ontsloten. Verder zijn de grote waterpartijen kenmerkend. Op het terrein ten noorden van de Schouwsedijk (Christoffelpolder) komen zowel geschakelde als vrijstaande recreatiewoningen voor. Kenmerkend is de lusstructuur met in het midden een waterpartij. Aan de noordkant zijn aan het badstrand strandappartementen gelegen. Tenslotte is er aan de westkant van het terrein een centrumgebied omringd door twee appartementencomplexen met alle centrale voorzieningen. De voorzieningen zijn onder andere een overdekt zwembad, tennisbaan, midgetgolf, diverse sport- en speelvoorzieningen, horeca en detailhandel waaronder een supermarkt. Op de verdieping van het voorzieningencomplex is een bedrijfswoning aanwezig.
  7. 7. Camping Noorder Nieuwland grenst aan de noordkant van de kern Brouwershaven. Het is een kleinschalig kampeerterrein met alleen niet-permanente standplaatsen. De camping beschikt over een recreatieruimte, sanitairgebouw en een speeltuin.
  8. 8. Stacaravanpark Grevelingenpolder is te karakteriseren als een kampeerterrein met stacaravans op relatief kleine kavels. Op het terrein zijn geen centrale sanitaire voorzieningen, wel is er een speeltuin. De bedrijfswoning behorende bij het kampeerterrein staat op het perceel direct ten zuiden van het kampeerterrein. Op de daaraan grenzende gronden zijn ook een parkeervoorziening en speelvelden aanwezig.

Overige bestemmingen: Op het adres Schouwsedijk 7 staat een woning voor permanente bewoning. Het perceel grenst direct aan de meeste noordelijke kant van camping Den Osse. Verder staat er bij het badstrand ten oosten van de jachthaven een strandpaviljoen met zicht op de Grevelingen.

3.5 Recreatie Noordgouwe En Zonnemaire

Nabij de kernen Noordgouwe en Zonnemaire liggen twee recreatieterreinen die in onderhavig bestemmingsplan zijn meegenomen. Het gaat om 'Stern' in Noordgouwe en 'Zeelanderij' in Zonnemaire.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0005.jpg"

Figuur 3.4. Recreatiegebieden Noordgouwe en Zonnemaire

  1. 1. Stern
  2. 2. Zeelanderij
  1. 1. Tegen de dorpskern van Noordgouwe aan, ligt het beauty - kuur chaletpark Stern. Bij de ingang van het park staat een voormalige boerenschuur, die tot beautycentrum is getransformeerd. Op het recreatieterrein, met alleen permanente standplaatsen, bevinden zich op een speelweide na geen voorzieningen.
  2. 2. Zeelanderij ligt op een perceel van een voormalige boomgaard, ten westen van de kern Zonnemaire. Het is een recreatieterrein met alleen permanente standplaatsen. Bij de ingang van het terrein staan een bedrijfswoning en enkele loodsen ten behoeve van het beheer van het terrein. Op het terrein is daarnaast een speeltuin aanwezig. In 2011 is een procedure afgerond waarmee het terrein en het aantal standplaatsen is vergroot. Dit is toegestaan onder de voorwaarde dat het terrein landschappelijk wordt ingepast en de gestelde vereveningsopgave wordt gerealiseerd.

3.6 Recreatieconcentratie Sirjansland

Ten zuidwesten van Sirjansland liggen aan de Zandweg drie kampeerterreinen die in onderhavig bestemmingsplan zijn meegenomen. Het gaat om ''t Hoge Zand', 'Caravanpark Sirjansland' en 'Recreatiebedrijf 't Hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0006.jpg"

Figuur 3.5. Recreatieconcentratie Sirjansland

  1. 1. Camping 't Hoge Zand
  2. 2. Caravanpark Sirjansland
  3. 3. Recreatiebedrijf 't Hart
  1. 1. Camping 't Hoge Zand bestaat uit twee delen aan weerszijde van de Zandweg. Het deel ten zuiden van de Zandweg beschikt over niet-permanente standplaatsen, een tennisbaan en een speelveld. Het terrein ten noorden van de Zandweg bestaat in hoofdzaak uit permanente standplaatsen. Op dit deel staat ook de bedrijfswoning en zijn de centrale voorzieningen waaronder de receptie, kantine, wasserette en snackbar. Ook is er op het terrein een speelweide en een tennisbaan.
  2. 2. Caravanpark Sirjansland ligt ten zuiden van de Zandweg en heeft alleen permanente standplaatsen. Bij de toegang van het terrein is een parkeerterrein, een bedrijfswoning en centrale voorzieningen. Voorzieningen zijn onder andere een receptie, recreatieruimte, snackbar/kantine, wasserette en diverse sport- en speelvelden.
  3. 3. Recreatiebedrijf 't Hart ligt ten noorden van de Zandweg en heeft alleen permanente standplaatsen. Bij de entree staat een dienstwoning en zijn de centrale voorzieningen.

Overige bestemmingen: Het agrarisch perceel aangrenzend aan het noordelijk deel van Camping 't Hoge Zand is meegenomen binnen de planbegrenzing. Ook de woning op adres Zandweg 1 valt binnen het plangebied.

3.7 Recreatieconcentratie Bruinisse

De voormalige gemeente Bruinisse is begin jaren '70 van de vorige eeuw gestart met het maken van plannen ter compensatie van het wegvallen van de mosselcultuur. Deze plannen bestaan binnendijks uit hoofdzakelijk recreatiewoningterreinen en in mindere mate kampeerterreinen, appartementen en centrumvoorzieningen (horeca en detailhandel). Tevens zijn binnendijks dagrecreatieve voorzieningen aangelegd zoals een golfbaan, tennisbanen, midgetgolf, speeltuinen en een zwembad. Buitendijks is er een jachthaven met daarbij diverse voorzieningen, zoals horeca en detailhandel en bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0007.jpg"

Figuur 3.6. Recreatiegebieden Bruinisse

  1. 1. Grevelingenhout
  2. 2. Hoogerwerf (De Elf Boompjes)
  3. 3. De Tong
  4. 4. Onze Hoeve
  5. 5. Jachthavens Bruinisse
  6. 6. De Kreek
  7. 7. Aquadelta
  8. 8. Aquastaete

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0008.jpg"

Figuur 3.7. Camping Bru (9.)

  1. 1. Grevelingenhout is een woongebied met grote vrijstaande woningen die in een 'vingerstructuur' aan de 18 holes golfbaan staan. Zowel het woongebied als de golfbaan liggen binnen de begrenzing van het plangebied. De golfclub beschikt over een clubhuis met onder andere een restaurant en een golfshop. Dit clubhuis ligt aan de zuidzijde van de golfbaan. Bij het restaurant ligt ook de parkeervoorziening voor bezoekers van de golfbaan.
  2. 2. Recreatiewoningenterrein Hoogerwerf ligt ten noorden van de Oudendijk en kenmerkt zich door recreatiewoningen in verschillende verschijningsvormen. Voor voorzieningen is het terrein aangewezen op de centrumvoorzieningen van Aquadelta. Tussen de parken ligt een wandel-/fietsverbinding.
  3. 3. Recreatiewoningenterrein De Tong ligt ten zuiden van de Hageweg en bestaat uit geschakelde recreatiewoningen gegroepeerd in een groene omgeving. Het terrein beschikt over een centrale parkeerplaats en een bedrijfswoning, gelegen bij de entree. Voor voorzieningen is het terrein aangewezen op de centrumvoorzieningen van Aquadelta.
  4. 4. Onze Hoeve is op te splitsen in een terrein met permanente standplaatsen en een terrein met niet-permanente standplaatsen. Vroeger viel dit terrein onder één regeling, nu zijn het twee terreinen met een eigen regeling. Het terrein met permanente staanplaatsen heeft een parkeerterrein en een receptie bij de ingang. Het terrein met niet-permanente standplaatsen is op dit moment niet in gebruik. Op dit deel van het terrein zijn nog wel de gebouwen waarin voorheen de centrale voorzieningen zoals receptie, kantine en horeca zaten en is er een buitenzwembad.
  5. 5. Jachthavens Bruinisse omvat de Jachthaven Bruinisse en de jachthaven van Watersportvereniging Bru. Jachthaven Bruinisse is recent uitgebreid van 600 naar 1400 ligplaatsen. Het haventerrein is tegelijk met de uitbreiding van de haven gemoderniseerd en voorzien van extra faciliteiten. Zo zijn er naaste de al bestaande bedrijven nieuwe horecagelegenheden, winkels, supermarkt, speelvoorzieningen, sanitairgebouwen en een openbaar zandstrand gerealiseerd. Ook is er een bedrijfswoning voor de havenmeester. Direct ten westen van de sluis ligt de jachthaven van de plaatselijke watersportvereniging. Deze haven telt 171 ligplaatsen en heeft voorzieningen als een speeltuin, wasserette en sanitair. Naast pleziervaartuigen liggen in de haven, aan de zijde van de sluis in de Grevelingendam, ook bedrijfsvaartuigen.
  6. 6. Recreatiewoningenterrein De Kreek ligt ten zuiden van Aquadelta en heeft een ontsluiting op de Molenweg. De geschakelde woningen zijn in clusters gesitueerd in een groene omgeving. Voor voorzieningen is het terrein aangewezen op het aangrenzende Aquadelta.
  7. 7. De omliggende terreinen hebben een sterke relatie met het centrumvoorzieningengebouw van Aquadelta. De voorzieningen in en rond dit gebouw zijn onder andere een overdekt zwembad, tennisbanen, midgetgolf, diverse sport- en speelvoorzieningen, horeca en detailhandel waaronder een supermarkt. Rond deze voorzieningen zijn appartementencomplexen gerealiseerd. Bij de entree ligt een centrale parkeervoorziening, nog appartementen kunnen worden gebouwd.
  8. 8. Aquastaete is een terrein met grotere zomerhuizen in een waterrijke omgeving. Het terrein wijkt door de Scandinavische vormgeving van de woningen af van de oudere parken, die een veel traditioneler voorkomen hebben en ook kleiner van formaat zijn.
  9. 9. Camping Bru is gesloten. Het terrein aan de Langeweg blijft echter een recreatieve bestemming behouden. Plannen voor een nieuwe camping zijn er wel. Het uitgangspunt daarbij is om dit binnen de huidige planologische kaders te ontwikkelen.

Overige bestemmingen in de directe nabijheid van de recreatieconcentratie Bruinisse die binnen de planbegrenzing vallen zijn:

  1. a. Het fruitteeltbedrijf op adres Hageweg 3 direct ten westen van de Grevelingenhout;
  2. b. De woning op adres Oudendijk 1 gelegen aan de zuidkant van de Grevelingenhout;
  3. c. Het agrarische bedrijf op adres Molenweg 20 en de agrarische percelen gelegen ten zuidwesten van de recreatieconcentratie;
  4. d. Ten oosten van de Groeneweg de woning op adres Groeneweg 2 met het daaromheen gelegen agrarisch perceel en het voormalige parkeerterrein;
  5. e. Het agrarische bedrijf op adres Noorddijk 36 met een plattelandswinkel;
  6. f. Het Rijkswaterstaat terrein bij de Grevelingensluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0009.jpg"

Figuur 3.8. Overige bestemmingen grenzend aan recreatieconcentratie Bruinisse

3.8 Recreatieconcentratie Ouwerkerk

In de omgeving van Ouwerkerk, de oudste en grootste polder van Duiveland, liggen een recreatiewoningenterrein en drie kampeerterreinen die in onderhavig bestemmingsplan zijn meegenomen. Het gaat om de terreinen 'Salvatorhoeve', 'De Vierbannen', 'De Kreekoever' en ''t Sluitgat'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0010.jpg"

Figuur 3.9. Recreatiegebieden Ouwerkerk

  1. 1. Salvatorhoeve
  2. 2. Camping De Vierbannen
  3. 3. Camping De Kreekoever
  4. 4. Camping 't Sluitgat
  1. 1. Salvatorhoeve is een recreatiewoningenterrein dat drie typen recreatiewoningen heeft. De woningen zijn zowel in de vorm van clusters rondom een centrale open ruimte gelegen als op eigen, door groen omsloten terreintjes. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats. Bij de entree van het terrein ligt een sportveld verder zijn er geen centrale voorzieningen.
  2. 2. Camping De Vierbannen ligt ingeklemd tussen de kreek en de Oosterschelde en heeft niet-permanente standplaatsen. De camping is verdeeld in meerdere veldjes, die omgeven zijn door bomen en struiken. Verder is er een speelveld en een sanitairgebouw.
  3. 3. Camping De Kreekoever grenst aan de kreek en heeft in hoofdzaak permanente standplaatsen. Bij de ingang staat de bedrijfswoning, zijn de centrale voorzieningen (kantoor, receptie, kampwinkel en opslagloods) geconcentreerd en is er een speelveld.
  4. 4. Camping 't Sluitgat heeft net als De Kreekoever vooral permanente standplaatsen. Op het terrein zijn diverse voorzieningen aanwezig waaronder een zwembad, receptie, kantine en een snackbar.

3.9 Groenstructuur En Landschappelijke Inpassing

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat recreatieterreinen worden gekenmerkt door een groene uitstraling. Rondom de terreinen is in de geldende bestemmingsplannen vaak afschermend groen opgenomen met een breedte van 5 à 10 meter. Vanuit het oogpunt van een adequate landschappelijke inpassing van kampeer- en recreatieterreinen is een dichte, groenblijvende en streekeigen beplanting rondom de terreinen het meest wenselijk. Op dit moment is niet overal sprake van de gewenste landschappelijke inpassing. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt er op toegezien dat deze wel in voldoende mate landschappelijk worden ingepast.

Tussen aangrenzende recreatieterreinen zijn meestal ook groenstructuren gelegen. Hoewel deze voor de landschappelijke inpassing niet strikt noodzakelijk zijn, voorzien deze wel in een bufferfunctie tussen twee terreinen.

Tenslotte is in de meeste parken een centrale groene ruimte aanwezig, dan wel een groen lint die verschillende clusters van woningen of kampeerplaatsen omgeven. Deze groene ruimte bepalen mede de ruimtelijke kwaliteit in de parken.

3.10 Ontwikkelingen

Recreatiepark Klaverweide breidt in westelijke richting uit op de percelen Moolweg 9 en 11. De uitbreiding voorziet in de realisatie van 24 stacaravans, groepsaccommodatie, (behoud van) één bedrijfswoning en een parkeerterrein met ten minste 20 parkeerplaatsen. Een meer uitgebreide beschrijving van de beoogde ontwikkeling en de bijbehorende onderbouwing is in bijlage 9 opgenomen.

Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen

4.1 Inleiding

Omdat voor wat betreft de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden primair sprake is van een consoliderend bestemmingsplan vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Wel zijn aanwezige waarden binnen het plangebied benoemd. Daarnaast heeft, in overeenstemming met de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting, de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten beoordeeld.

De onderbouwing ten aanzien van de uitbreiding aan de westzijde van Recreatiepark Klaverweide is opgenomen in de bijlage 9.

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de volgende sectorale aspecten:

  • waterhuishouding (watertoets);
  • bodemkwaliteit;
  • archeologie en cultuurhistorie;
  • ecologie;
  • wegverkeerslawaai;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • leidingen;
  • milieuzonering;
  • luchtvaartbaken 'DVOR Burgh-Haamstede';
  • mer-beoordeling.

4.2 Waterhuishouding

4.2.1 Beleid en normstelling

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat. Het waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen haar beheersgebied. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van het Grevelingenmeer en de Oosterschelde. Binnen het plangebied zijn zij verantwoordelijk voor het waterkwantiteit-, waterkwaliteits-, en scheepvaartbeheer in en op het Grevelingenmeer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet
  • MIRT-verkenning Grevelingen

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Beleid waterbeheerder

In het Waterbeheerplan 'Met het water mee II' (2010-2015) staat het waterschapsbeleid en de maatregelen om zowel de waterkwantiteit als kwaliteit op orde te brengen. Het gaat om de doelen op de (middel)lange termijn. Samenwerking met gemeenten en andere partijen staat centraal. De speerpunten zijn:

  • water in de stad;
  • afvalwaterinzameling en verwerking;
  • waterplannen voor het buitengebied (gebiedsgerichte aanpak).

Gemeentelijk beleid

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het Waterschap en de provincie Zeeland een waterplan (2007) opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente.

Het waterplan geeft de kaders aan hoe tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water. De uitvoering van dit beleid vindt in samenwerking plaats. In het waterplan is gekeken naar de knelpunten die er zijn, de opgaven die er liggen en de kansen die er kunnen komen om aan het beleid uitvoering te geven. Gezamenlijk met het Waterschap en de provincie wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld welke maatregelen dat jaar genomen worden.

4.2.2 Toetsing

Veiligheid

Binnen het plangebied liggen diverse dijken die behoren tot de waterkering. Binnen de invloedssfeer van deze dijken worden van overheidswege duidelijke grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden. De waterkeringtechnische randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011, die op 1 januari 2012 inwerking is getreden. In de regels en op de verbeelding is de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen ter bescherming van de waterschapsbelangen.

Voorkomen van wateroverlast

Bij grote neerslaghoeveelheden moet het water zoveel mogelijk in het gebied worden vastgehouden om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat. Het is namelijk onmogelijk het afwateringsstelsel en de capaciteit van de gemalen af te stemmen op piekbuien, zeker als rekening wordt gehouden met de verwachte klimaatsverandering. Daarnaast wordt door het vasthouden van water verdroging (onder andere watertekort in lange perioden zonder neerslag) tegengegaan.

Voor het opvangen en afvoeren van neerslagpieken ter voorkoming van wateroverlast is vergroting van de bergingscapaciteit nodig. Daarnaast is het beleid gericht op het langer vasthouden van water in de natuurgebieden. De oorspronkelijke opgave bestond uit het realiseren van 80 ha waterberging in Schouwen en 40 ha in Duiveland. Inmiddels is respectievelijk 65 en 10 ha gerealiseerd. Voor de resterende waterbergingsopgave worden in het gemeentelijk Waterplan de maatregelen genoemd:

  • Schouwen:
  1. a. in ecologische verbindingszones 2 ha;
  2. b. water vasthouden in natuurgebieden 6 ha.
  • Duiveland:
  1. a. in ecologische verbindingszones 3 ha;
  2. b. in Kaderrichtlijn-Waterlichamen 2 ha;
  3. c. water vasthouden in natuurgebieden: 10 ha;
  4. d. mogelijke overloopgebieden: 15 ha.

In het kader van duurzaam waterbeheer is het van belang dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige consequenties. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen direct voorzien. Wel worden mogelijkheden geboden voor uitbreiding van bebouwing binnen de bestaande terreinen. Omdat het verhard oppervlak daarmee in sommige gevallen (substantieel) kan toenemen en daarmee de hoeveelheden water die versneld door het afwateringsstelsel moeten worden afgevoerd ook toenemen, zal een watertoets moeten worden uitgevoerd.

Overeenkomstig de voorwaarden van het waterschap wordt voor situaties waarbij de oppervlakte verharding toeneemt, beoordeeld of compenserende maatregelen nodig zijn.

Schouw- en onderhoudsstroken

Ingevolge de Keur waterschap Scheldestromen dienen ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 7 meter brede obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudstroken (schouwstroken), gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewater, in acht te worden genomen. Met een Watervergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.

Alle primaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. In het bestemmingsplan dienen primaire waterlopen als zodanig te worden bestemd. De onderhoudsstroken behoeven niet in het plan te worden geregeld. Daarin voorziet de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011.

Riolering

Bij het afkoppelen van relatief schone verharde oppervlakken (vooral daken) van de riolering, wordt het hemelwater naar het oppervlaktewater afgevoerd. Hierdoor ontstaat een positief effect op de werking van de rioolwaterzuivering, omdat deze minder (schoon) regenwater krijgt aangevoerd.

Het verdient de voorkeur nieuwe ontwikkelingen volledig af te koppelen. De omgeving mag daarbij echter niet extra worden belast. Daarom dient het water zo lang mogelijk op het betreffende perceel in het plangebied te worden vastgehouden.

Watervoorziening

Om vanuit het waterbeheer in te kunnen spelen op ruimtelijke ontwikkelingen en bestaande ongewenste situaties te kunnen bijsturen, zijn door de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld. Op basis van hydrologische uitgangspunten zijn voor de verschillende functies en het landgebruik kansen en bedreigingen in beeld gebracht. De kaarten geven aan waar deze functies vanuit het watersysteem / beheer optimaal kunnen worden bediend en het waterbeheer in beginsel tegen de laagste kosten kan worden uitgevoerd.

De waterkansenkaart voor de geschiktheid van gebieden voor stedelijke uitbreiding laat zien dat de gronden op Schouwen-Duiveland grotendeels niet of minder geschikt zijn voor stedelijke uitbreiding. Dat houdt in dat deze gebieden kwetsbaar zijn in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke uitbreiding zijn in principe bijzondere aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen. Alleen het gebied rondom de voormalige geul tussen Schouwen en Duiveland, tussen Zierikzee en Brouwershaven, is geschikt tot zeer geschikt voor stedelijke uitbreiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0011.jpg"

Figuur 4.1. Waterkansenkaart: geschiktheid gebieden voor stedelijke uitbreiding

(bron: http://zldims.zeeland.nl/geoweb/Map.aspx)

Waterkwaliteit

Ten aanzien van de waterkwaliteit zijn, mede in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water, in samenwerking met het waterschap plannen opgesteld om in 2027 de waterkwaliteit "op orde" te hebben. Belangrijke bijdragen hieraan zijn onder andere het saneren van overstorten, het baggeren van vervuilde onderwaterbodems en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers.

In de Zeeuwse Handreiking Watertoets (6 april 2005) is onderscheid gemaakt naar stedelijk en landelijk gebied. Per gebied zijn criteria onderscheiden die, afhankelijk van het plangebied (waterhuishoudkundige kenmerken), het planniveau (locatiekeuze of inrichting) of het doel van het plan (bijvoorbeeld uitbreiding, herinrichting of alleen actualisering van het plan) al dan niet aan de orde dienen te komen. In het gemeentelijk Waterplan is voor het gemeentelijk grondgebied aan deze aspecten invulling gegeven.

Het oppervlaktewaterstelsel wordt overwegend gevoed met schoon grond- en regenwater. Om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen is van belang dat duurzame bouwmaterialen worden toegepast om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt. Eventueel moet het water eerst langs een voorziening voordat het geloosd wordt op het oppervlakte water.

Verdroging / natte natuur

Wat betreft de criteria verdroging en natte natuur zijn inrichtingsprojecten veel effectiever dan het bestemmingsplan. In dat verband zijn de diverse natuurontwikkelingsprojecten in het landelijk gebied van belang. In deze projecten zijn de waterbelangen nadrukkelijk meegenomen. Dat betekent dat buiten de nieuwe natuurgebieden en dus onderhavig bestemmingsplangebied geen voorwaarden aan de orde zijn met betrekking tot de waterhuishouding van de natuurgebieden.

4.2.3 Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Beleid en normstelling

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek (historisch bodemonderzoek) te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

4.3.2 Toetsing

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de recreatieterreinen, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond dient te worden dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd.

4.3.3 Conclusie

Vanuit het aspect bodemkwaliteit bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Archeologie

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

4.4.1 Beleid en normstelling

Verdrag van Malta

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangpunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

Beleidsplan Archeologie, gemeente Schouwen-Duiveland (2008)

In 2008 heeft de gemeente Schouwen-Duiveland het beleidsplan Archeologie vastgesteld (raadsvergadering van 28 februari 2008). Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0013.png"

Figuur 4.2. Beleidskaart archeologie (bron: Past2Present)

Op deze beleidskaart zijn de volgende deelgebieden onderscheiden:

  1. 1. Rijksmonument. Alvorens ter plaatse een ontwikkeling in gang te zetten of bodemingrepen te doen, dient contact te worden opgenomen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om te vernemen welke eisen aan het uit te voeren archeologisch onderzoek gesteld worden.
  2. 2. AMK-terrein van zeer hoge archeologische waarde (Archeologisch waardevol gebied A).
    Voor alle ontwikkelingen (ongeacht het oppervlak en diepte van de bodemingrepen) is het verrichten van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  3. 3. AMK-terrein van (hoge) archeologische waarde (Archeologisch waardevol gebied B). Voor ontwikkelingen met een oppervlakte van meer dan 30 m² waarbij bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van meer dan 50 cm is het verrichten van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  4. 4. Onderzoeksgebied A. Voor ontwikkelingen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² en waarbij bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van meer dan 50 cm, is het verrichten van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  5. 5. Onderzoeksgebied B. Voor ontwikkelingen met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² en waarbij bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van meer dan 50 cm, is het verrichten van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  6. 6. Geen onderzoeksgebied. In dit geval is archeologisch onderzoek niet nodig: het gebied heeft ofwel een lage verwachtingswaarde ofwel is al eens onderzocht zonder dat beschermingswaardige archeologische waarden werden aangetroffen.

De onderzoeksgebieden A en B en de AMK-terreinen dienen te worden voorzien van een eigen dubbelbestemming. Aan deze dubbelbestemmingen zijn de onderzoeksverplichtingen gekoppeld die hiervoor zijn benoemd.

Facetbestemmingsplan Archeologie, gemeente Schouwen-Duiveland (2009)

Op 29 oktober 2009 is het archeologiebeleid door middel van dubbelbestemmingen in het facetbestemmingsplan "Archeologie" vastgelegd.

4.4.2 Toetsing

De gronden binnen het plangebied bevinden zich, conform de Beleidskaart archeologie (zie figuur 4.2), in vijf van de zes type deelgebieden: Rijksmonument, Archeologisch waardevol gebied B, Onderzoeksgebied A, Onderzoekgebied B en Geen onderzoekgebied. Voor de gronden met de aanduidingen Rijksmonument, Archeologisch waardevol gebied B, Onderzoekgebied A en Onderzoeksgebied B zijn vier dubbelbestemmingen met onderzoeksverplichtingen in het bestemmingsplan opgenomen (artikel 'Waarde Archeologie-1', Waarde Archeologie-3', 'Waarde Archeologie-6' en 'Waarde – Archeologie-7'). Tevens zijn in de dubbelbestemmingen wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee, nadat de aanwijzing als beschermd rijksmonument vervalt of indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, de begrenzing van de dubbelbestemming gewijzigd kan worden.

4.4.3 Conclusie

Door het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen. Vanuit het aspect archeologie bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie

4.5.1 Beleid en normstelling

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). De volgende regel is dan kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat voor gemeenten er de verantwoordelijkheid komt om cultuurhistorische waarden te betrekken bij de bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreid eigen beleid.

Provincie Zeeland

Cultuurhistorie is - omdat het in belangrijke mate bepalend is voor de regionale identiteit - benoemd tot één van de omgevingskwaliteiten van Zeeland. Naast het vastleggen van de verschillende objecten zijn in de CHS ook verschillende gebieden opgenomen met bijzondere cultuurhistorische waarden. De provincie benoemd op haar cultuurhistorische waardenkaart het Belvederegebied dat (grofweg) gelegen is tussen Brouwershaven, Zierikzee en Sirjansland. De Provincie Zeeland geeft prioritair aandacht aan deze gebieden en heeft hier inpasbaarheidstrategieën voor opgesteld, afhankelijk van hun waarde en ontwikkelingsmogelijkheden. De strategieën zijn:

  • behoud cultuurhistorische elementen en relicten;
  • behoud door ontwikkeling en versterken van de samenhang;
  • herkenbaarheid als voorwaarde voor inpassen nieuwe ontwikkeling.

Daarnaast overweegt de Provincie in het kader van de nota 'cultuurhistorie en monumenten' om cultuurhistorisch waardevolle provinciale ensembles aan te wijzen. Hierbij wordt gedacht aan ensembles die veelal gemeentegrensoverschrijdend en identiteitsbepalend zijn. Voorbeelden hiervan zijn de verdedigingslinies zoals de Staats Spaanse Linies.

Gemeentelijk monumentenbeleid

Om cultuurhistorische bouwwerken binnen haar grondgebied te beschermen, zijn in het gemeentelijk monumentenbeleid drie categorieën 'monumenten' onderscheiden: de rijksmonumenten, de gemeentelijke monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten. De rijksmonumenten worden beschermd in het kader van de 'Monumentenwet 1988'. De gemeentelijke monumenten worden voor wijziging of afbraak behoed middels voorschriften opgenomen in de gemeentelijke Erfgoedverordening.

4.5.2 Toetsing

De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste (consoliderende) bestemmingen. Daar waar nodig zijn de karakteristieke elementen beschermd. Zo zijn de volgende aspecten geborgd in onderhavig bestemmingsplan:

  • archeologische (verwachtings)waarden (zie paragraaf 4.4), waaronder de Vliedberg in Scharendijke, bij camping De Vliedberg;
  • molenbeschermingszone rond de molens die (deels) binnen het plangebied vallen.

Molens

Onderstaand is een beschrijving opgenomen van de molens waarvan de beschermingszone deels met het plangebied samenvalt.

't Hert, of Oostermolen - Weelweg 14, Elkerzee - Rijksmonument

Deze molen is gebouwd in 1748. Het is een korenmolen van het type grondzeiler. Het is een kleine, ronde stenen bovenkruier zonder stelling die vrijwel ongetailleerd is. De molen is van gele baksteen die geheel gewit zijn. De kap is gedekt met dakleer. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 19,25 meter en de wiekvorm is origineel. De baard is een ijzeren plaat die aan de onderrand eenvoudig geschulpt is en groen geschilderd. Op 10 meter ten noordwesten van de molen is bij graafwerkzaamheden een groot houten kruis gevonden die afkomstig was van de voormalige standardmolen. In de gemeente staat een tweede molen van hetzelfde type, molen 'De Lelie', zie hierna.

De Lelie - Kloosterweg 4, Scharendijke - Rijksmonument

Deze molen is gebouwd in 1866. Het is een korenmolen van het type grondzeiler. Het is een kleine, ronde stenen bovenkruier zonder stelling die licht getailleerd is. De molen is van gele baksteen die geheel gewit zijn. De kap is gedekt met dakleer. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 18,50 meter. Deze was origineel 18 meter maar roeden zijn later iets verlengd tot de huidige afmeting. De wiekvorm is origineel en het hekwerk van de wieken is met ongeveer 20 centimeter verlengd met hout. De kuip onder de kap is diagonaal rood-wit-blauw geschilderd. De houten baard is zeer eenvoudig en groen geschilderd. De gegolfde onderrand is wit afgebiesd en in witte letters beschilderd met de naam De Lelie. In de gemeente staat een tweede molen van hetzelfde type, molen 't Hert'.

De Haan - Noordwal 3, Brouwershaven - Rijksmonument

Deze molen is oorspronkelijk in 1724 als lage stellingmolen gebouwd, maar is later verlaagd tot grondzeiler. De molen functioneert nu als vakantieverblijf en is door zijn hoge ligging op de stadswal bijzonder belangrijk voor het landschap. Het is een ronde stenen bovenkruier zonder stelling die ongetailleerd is. De molen is van gele baksteen waarbij een plint van 1,40 meter rond de molen gewit is. De vensters, en deuren zijn voorzien van witte omlijstingen. De kap is gedekt met dakleer. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 22,56 meter. De wiekvorm is origineel met op de buitenroede zelfzwichting (1935). Het plooistuk van het bovenwiel is ingesneden met HW Smit 1819. De houten baard is wit geschilderd, aan de onderrand eenvoudig geschulpt en groen afgebiesd. De naam De Haan, twee harten en het bouwjaar zijn erop geschilderd.

De Windlust - Slingerbos, Brouwershaven - gemeentelijk monument

Deze molen is gebouwd in 1935 door de molenmaker de heer den Hamer. Het is een kleine korenmolen van het type stellingmolen. Het doel van de molen, die ongeveer een derde van de grootte heeft van de doorsnee stellingmolen, was het demonstreren van de vindingen van de molenmaker aan zijn klanten. In 1955 werd het molentje verplaatst naar zijn huidige locatie, vlakbij de jachthaven. Het is een ronde stenen bovenkruier zonder stelling die ongetailleerd is. De molen is bekleed met dakleer, de kap is met lood bekleed voor voldoende gewicht. De stelling is 2,45 m hoog en wordt ondersteund door acht schuine stellingschoren. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 7,35 meter. De houten baard is wit geschilderd, aan de onderrand eenvoudig geschulpt en rood afgebiesd. De naam Windlust en het bouwjaar zijn erop geschilderd.

Cultuurhistorisch waardevolle boerderijen

In tabel 4.1 is een lijst met de cultuurhistorisch waardevolle boerderijen opgenomen, waarvan de boerderij op Hageweg 1 een Rijksmonument betreft.

Tabel 4.1 Overzicht cultuurhistorisch waardevolle boerderijen

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0014.png"

4.5.3 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft een bestendigend karakter. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Door het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische (verwachtings)waarden die in het plangebied voorkomen. Voor De Vliedberg in Scharendijke is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie-1' opgenomen.

Daarnaast zijn met behulp van aanduidingen op de verbeelding (en een passende regeling in de regels) de molenbeschermingszones rondom de molens in de directe nabijheid van het plangebied vastgelegd.

De cultuurhistorisch waardevolle elementen van het plangebied zijn hiermee benoemd en voor zover mogelijk in de regels geborgd. Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

4.6.1 Beleid en normstelling

In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het beleid van rijk en provincie. De volgende kaders zijn van belang:

  • Soortbescherming: Flora- en faunawet.
  • Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998.
  • Gebiedsbescherming: Ecologische hoofdstructuur (EHS).

Flora- en faunawet (soortbescherming)

Algemeen

De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

De Flora- en faunawet kent geen afstemmingsbepalingen met de Wet ruimtelijke ordening. Dit neemt niet weg dat er een belangrijke samenhang bestaat tussen ruimtelijk relevante besluiten en de door de Flora- en faunawet beoogde bescherming van soorten. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, moet daarom zekerheid zijn verkregen of verlening van ontheffing door het ministerie van EL&I op grond van de Flora- en faunawet nodig is en of het reëel is te verwachten dat deze wordt verleend.

Differentiatie in beoordelingen Flora- en faunawet

In het kader van de toetsing van het bestemmingsplan aan de Flora- en faunawet is het relevant om onderscheid aan te brengen in de volgende typen ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt:

  • ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan;
  • ontwikkelingen die via een nadere toetsing (wijzigingsbevoegdheden en afwijken via een omgevingsvergunning) mogelijk worden gemaakt.

Ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan

De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan beperken zich tot bestaande functies. Daarbij kunnen nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke aan de orde zijn. Hierbij is nog een onderscheid aan te brengen voor ingrepen waarvoor een (omgevings)vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd.

Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de gewenste ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en doelmatig in het kader van het bestemmingsplan, maar wel bij de aanvraag van de betreffende vergunning. In het kader van de vergunningaanvraag dient altijd onderzoek naar de beschermde dier- en plantsoorten te hebben plaatsgevonden (rechtstreekse werking Flora- en faunawet). Afhankelijk van de activiteit en de periode dient een ontheffing aangevraagd te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een vergunning die door de gemeente verstrekt moet worden: bijvoorbeeld kap-, bouw- en sloopvergunning. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingvergunningen is de provincie het bevoegd gezag.

Diverse activiteiten zijn niet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten worden niet vooraf getoetst door de gemeente. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in voorkomende gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen, op grond van de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in / op of onder daken. Ook in de meeste tuinvijvers zijn amfibieën aanwezig, deze diergroep is beschermd en mag in principe niet verstoord worden.

Ter voorkoming van schade aan de natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden. Daar waar er sprake is van vast broed- of verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van gierzwaluw, kerkuil of vleermuizen) is het noodzakelijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden. In die situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Ontwikkelingen die via een nadere toetsing mogelijk worden gemaakt

In het bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen met behulp van een wijzigingsbevoegdheid of afwijken van het plan via een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. Het betreft algemene wijzigingen die niet zijn beperkt tot bepaalde gebieden.

De beoordeling van effecten op beschermde soorten planten en dieren en eventuele afwijkingsaanvraag dienen bij de toepassing van de betreffende bevoegdheid te zijn uitgevoerd.

Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)

Algemeen

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van een ontwikkeling in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet kan worden verkregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0016.png"

Figuur 4.3. Natura 2000-gebieden. Alle gekleurde gebieden zijn aangewezen als vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijn (bron Provincie Zeeland, GEOloket)

De Natuurbeschermingswet 1998 houdt – in hoofdzaak – het volgende in. Het ministerie van EL&I gaat over tot aanwijzing van gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn. In een aanwijzingsbesluit wordt de instandhoudingdoelstelling voor een bepaalde soort of habitattype bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden.

Stikstofdepositie

Om de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden terug te dringen heeft het ministerie van I&M samen met o.a. het ministerie van EL&I het PAS ontwikkeld. PAS staat voor Programmatische Aanpak Stikstof. In het PAS worden maatregelen opgenomen om op de stikstofdepositie terug te brengen en hiermee de biodiversiteit in de Natura 2000-gebieden te beschermen.

Als een bestemmingsplan een mogelijke toename van de stikstofemissie toestaat, moet in het plan gemotiveerd worden hoe de depositie eruit ziet en hoe zich dat verhoudt tot de kritische depositiewaarde en de achtergrondwaarde.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

In het Natuurbeheerplan Zeeland (Planwijziging 2011) geeft de provincie een actueel overzicht van de begrenzing van de EHS. De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en ecologische verbindingszones waarbinnen de natuur in stand wordt gehouden. Het beleid gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuurwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0018.png"

Figuur 4.4. EHS 2011 (bron provincie Zeeland, GEOloket Natuurbeheerplan)

4.6.2 Toetsing

Flora- en faunawet

Daar er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is een inhoudelijke toetsing niet aan de orde. Vanwege de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet is het niet nodig of gewenst om toetsing aan de wet als criterium op te nemen bij afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden of om bij de vaststelling van het bestemmingsplan alle mogelijke rechtstreekse ontwikkelingen uitputtend te toetsen. Los van de regeling in het bestemmingsplan dienen ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de gunstige staat van instandhouding van planten- en dierensoorten rechtstreeks aan de Flora- en faunawet te worden getoetst.

Natuurbeschermingswet

Diverse verblijfsrecreatieterreinen en jachthavens grenzen aan gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. De gehele Grevelingen is aangewezen, waarbij de jachthavens buiten de aanwijzing zijn gebleven. Ook de kreken van Ouwerkerk zijn aangewezen, de recreatieterreinen rond dit gebied grenzen aan het Natura 2000-gebied (de Oosterschelde).

Het gaat hier om een bestaande situatie. Voor de Natura 2000-gebieden worden beheersplannen opgesteld. Het vastleggen van het huidige gebruik vormt daar een onderdeel van. Hierbij wordt bepaald of het huidig gebruik nog getoetst moet worden aan de instandhoudingdoelstellingen. Het is niet te verwachten dat watersport significante negatieve effecten heeft, daar er toestemming is verkregen voor de uitbreiding van de jachthaven bij Bruinisse.

In 2002 is namelijk een MER (Milieu Effect Rapport) opgesteld in verband met de uitbreiding van de Jachthaven Bruinisse. In de MER zijn ook de omliggende activiteiten in kaart gebracht. Bij de beoordeling van de effecten van de uitbreiding van de Jachthaven Bruinisse is rekening gehouden met de activiteiten bij de watersportvereniging. Uit de MER blijkt dat er als gevolg van de uitbreiding van de Jachthaven Bruinisse geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. Omdat in deze beoordeling ook de ligplaatsen van de watersportvereniging zijn meegenomen, mag geconcludeerd worden dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen op het moment dat het aantal ligplaatsen toeneemt van 156 tot 171.

In overleg met de provincie is geconcludeerd dat de PAS alleen aan de orde is als het gaat om veehouderijen en (industrie)bedrijven. Deze gebiedstypen komen niet voor binnen het plangebied. De PAS is voor dit plangebied niet relevant.

EHS

Diverse verblijfsrecreatieterreinen en jachthavens grenzen aan gebieden die zijn aangewezen als EHS. Het gaat hier om een bestaande situatie. Nadere beoordeling van de externe werking is dan niet aan de orde.

4.6.3 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, waarvoor beperkingen gelden vanuit de gebieds-, soortenbescherming en de ligging aangrenzend aan de EHS. Het aspect ecologie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

Indien in het plangebied een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient van tevoren te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige ecologische en natuurwaarden in het plangebied niet worden geschaad. Daarbij dient tevens de invloed op de Natura 2000-gebieden 'Grevelingen' en 'Oosterschelde' te worden beoordeeld.

4.7 Wegverkeerslawaai

4.7.1 Beleid en normstelling

Geluidszones langs wegen

In de Wet geluidhinder (Wgh) is een rechtstreeks (inhoudelijk en procedureel) verband gelegd tussen geluidhinderproblematiek en ruimtelijke ordening door middel van de in de Wgh geïntroduceerde geluidszones langs wegen. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is nodig wanneer binnen de geluidszone van een weg sprake is van projectie van geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen (nieuwe situatie). Op basis van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering op deze algemene regel is gemaakt voor woonerven en 30 km / uur-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen.

Normstelling

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe woningen binnen de wettelijke geluidszone van bestaande wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot een hogere grenswaarde worden ingediend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor nieuwe binnenstedelijk gelegen woningen geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB, voor buitenstedelijk gelegen woningen 53 dB en buitenstedelijk gelegen (agrarische) bedrijfswoningen 58 dB.

4.7.2 Toetsing

In het bestemmingsplan worden geen (nieuwe) woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai is op grond van de Wet geluidhinder dan ook niet noodzakelijk. Onderhavig bestemmingsplan maakt Nieuwe Economische Dragers (NED's) met wijzigingsbevoegdheden mogelijk op de agrarische bedrijven binnen de begrenzing van dit bestemmingsplangebied. Indien de NED een geluidgevoelige functie bevat, dient in het kader van de wijzigingsprocedure een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om de ontwikkeling aan de Wet geluidhinder te toetsen.

4.7.3 Conclusie

In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de Wet geluidhinder de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk na derogatie

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 ìg / m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 ìg / m³ vanaf 1 januari 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 ìg / m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 ìg / m³ vanaf 1 januari 2015

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

4.8.2 Toetsing

Onderzoek luchtkwaliteit

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in beperkte ontwikkelingsmogelijkheden met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit. In het algemeen worden de bestaande functies overeenkomstig de huidige situatie bestemd, met beperkte uitbreidingsmogelijkheden binnen de bestaande terreinen. Deze uitbreidingsmogelijkheden kunnen extra verkeer genereren.

In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Uitbreiding en kwaliteitsverbetering van kampeerterreinen zijn niet specifiek genoemd.

Indien de verkeersproductie- en attractie van de voorgenomen ontwikkelingen worden afgezet tegen de verkeersproductie- en attractie van gevallen die wel zijn genoemd1, kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen niet hoeven te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk.

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Milieu- en Natuurplanbureau) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen (in het buitengebied) kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied (ruim) onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2020 voorspelt geen overschrijding.

Berekeningen zijn gezien de beperkte verkeersstromen in het plangebied en het gegeven dat de grootschalige concentraties ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten.

  1. 1. Woningbouwprojecten waarbij sprake is van niet meer dan 500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. Dergelijk ontwikkelingen genereren circa 3.000 mvt per etmaal per ontsluitingsweg. De verkeersproductie- en attractie van de camping zijn lager.

4.8.3 Conclusie

Vanuit het aspect lucht bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Beleid en normstelling

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten3. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. De provincie Zeeland heeft voor het verantwoorden van het GR in de Beleidsvisie externe veiligheid een aantal richtlijnen gegeven die hieronder worden toegelicht.

Beleidsvisie Externe Veiligheid provincie Zeeland

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  1. a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  2. b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)4, of
  3. c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is5.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Voor een aantal categorieën van risicovolle inrichtingen is een standaardbenadering voor het omgaan met risico's voorgeschreven in het Bevi. Deze benadering is uitgewerkt in een aantal veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De categorieën van inrichtingen waarop het Revi van toepassing is, betreffen onder meer lpg-tankstations en opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen die voldoen aan de PGS 15.

Recreatieterreinen die beschikken over een propaantank van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Campings en verblijfsrecreatieterreinen waar ten hoogste 13 m³ propaan in ten hoogste twee bovengrondse opslagtanks wordt opgeslagen, vallen binnen de werkingsfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Dit besluit geeft aan te houden afstanden tussen de propaantank(s), het vulpunt van de tank(s) en de opstelplaats van de tankwagen en (beperkt) kwetsbare objecten die zijn gelegen buiten de inrichting.

Artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit geeft voor de opslag van propaan de volgende veiligheidsafstanden.

Tabel 4.2. Veiligheidsafstanden propaan

opslagtank met propaan tot en met 5 m3 opslagtank met propaan groter dan 5 m3 tot en met 13 m3
Bevoorrading tot en met 5 keer per jaar 10 meter 15 meter
Bevoorrading meer dan 5 keer per jaar 20 meter 25 meter

De afstanden gelden vanaf de propaantank, het vulpunt en de opstelplaats voor de tankauto.

Uit de nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit kan worden afgeleid dat de afstanden ook gelden voor gebouwen binnen de inrichting. Het Activiteitenbesluit regelt niet de afstanden tot andere beperkt kwetsbare objecten, zoals op een camping de tenten en caravans die binnen de inrichting zijn gelegen. Dit aspect kan worden geregeld in een bestemmingsplan, indien opslag van propaan in bovengrondse opslagtanks plaatsvindt.

De gemeentelijke brandweer hanteert als uitgangspunt dat ten opzichte van propaangastanks met een inhoud van 3 m3 of meer een afstand van 7,5 m tot de standplaatsen moet worden aangehouden.

Bij de plaatsing van propaantanks moet worden gestreefd naar een veilige afstand tussen de tank en derden. De technische eisen waaraan een propaantank moet voldoen, zijn opgenomen in de bij het Activiteitenbesluit behorende regeling. Hierin wordt verwezen naar de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nummer 19. Ook tot kwetsbare objecten dient te worden gezorgd voor een zo groot mogelijke afstand. Propaantanks moeten zodanig worden geplaatst dat ze voor het vullen bereikbaar zijn, zonder dat daarvoor gebieden met kwetsbare objecten (kampeerterreinen) moeten worden doorkruist (dus aan de rand van het terrein bij de weg).

Overigens werkt het Activiteitenbesluit, in tegenstelling tot het Bevi, niet met als milieukwaliteitseis geformuleerde veiligheidsafstanden. De afstanden uit het Activiteitenbesluit voor kleine propaantanks moeten door de inrichtinghouder (ongeacht de planologische situatie) in acht worden genomen. Indien nodig zal, in het kader van milieuhandhaving en -toezicht, door de gemeente tegen illegale situaties worden opgetreden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna). De inwerkingtreding van het Btev wordt pas in 2012 verwacht.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht6. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Basisnet

Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS3. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.

Basisnet Weg

Het Basisnet Weg moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen voor wat betreft de gevaarlijke stoffen. Daarnaast moeten ruimtelijke ontwikkelingen langs het hoofdwegennet op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid.

Het Basisnet Weg bestaat uit twee kaarten (een kaart met de veiligheidszones en een kaart met de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en een tabel. Op de kaarten kan een gemeente zien of er langs een weg rekening moet worden gehouden met een veiligheidszone of een PAG. In de tabel is aangegeven hoe groot de zone voor elk wegvak is en met welke vervoergegevens de gemeente groepsrisicoberekeningen moet maken.

Voor de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om de rijksweg N57 en de rijksweg N59.

Basisnet Water

Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen waarbij ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven.

In het Basisnet Water is gebruik gemaakt van CEMT-klassen7 die in Europa gelden. Opgenomen zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger. Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

De opgenomen vaarwegen zijn in 3 typen routes verdeeld zijn:

  • Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens (gebruikt door grote zeeschepen en binnenvaartschepen), zoals in Zeeland de Westerschelde.
  • Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zoals het Zijpe.
  • Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (groen): overige vaarwegen waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld minder dan 1 geladen benzinetanker per dag). Voor Schouwen-Duiveland gaat het dan om de Grevelingen en vaarroutes op de Oosterschelde.

Per route geeft het Basisnet Water dan een gebruiksruimte aan door langs alle vaarwegen een maximale ligging van deze PR10-6 contour vast te stellen. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6 contour is (ook niet op het water zelf) en naar verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Voor zwarte en rode vaarwegen komt de PR10-6 contour maximaal tot de oeverlijn.

Na inwerkingtreding van het Basisnet moeten gemeenten bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening houden met de maximale risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht.

Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Tussen een bestaand gasontvangstation (G.O.S.) en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden aan te houden veiligheidsafstanden volgens de Wet Milieubeheer. Afhankelijk van de inlaatdruk worden nadere eisen gesteld.

In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid met betrekking tot risicovolle inrichtingen, propaantanks en het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen het plangebied.

  1. 2. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 3. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  3. 4. Tot een factor 10 onder de oriënterende waarde vereist de provincie geen uitgebreid onderzoek naar het groepsrisico.
  4. 5. Tot een toename van het groepsrisico van 10% beschouwt de provincie de toename als marginaal.
  5. 6. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
  6. 7. De scheepvaart is in Europa opgedeeld in CEMT-klassen, bepaald door de Conférence Européenne des Ministres de Transport.

4.9.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en de directe omgeving bevindt zich één risicovolle inrichting met een veiligheidscontour die een belemmering kan opleveren voor de verschillende recreatieterreinen. Het gaat om de hieronder aangegeven propaantank van 18 m3.

Propaantanks (Bevi-plichtig)

Stacaravanpark Onze Hoeve beschikt over een bovengrondse opslagtank voor propaan van 18 m3. Op grond van deze capaciteit (boven de 13 m3) valt het bedrijf onder de werkingssfeer van het Bevi. Er is een QRA (kwantitatieve risicoberekening) uitgevoerd, die de risico's in kaart brengt. De resultaten uit deze berekening zijn opgenomen in bijlage 5 van de toelichting. Verder is er een verantwoordingsplicht opgesteld. Deze verantwoording is opgenomen in bijlage 6.Volgens de uitgevoerde berekening van het groepsrisico is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De huidige situatie wordt door de gemeente Schouwen-Duiveland als niet aanvaardbaar gezien. In de verantwoording worden maatregelen aangereikt waardoor de overschrijding van het groepsrisico in deze situatie door de gemeente Schouwen als aanvaardbaar wordt beschouwd. De gemeente treedt hierover met de campingeigenaar/campingbeheerder in overleg.

Deze propaantank is in het bestemmingsplan specifiek bestemd. Wanneer het gedeelte van Aquadelta (opnieuw) wordt ontwikkeld, moet serieus rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de propaantank.

Propaantanks (niet Bevi-plichtig)

Binnen het bestemmingsplangebied zijn de volgende bovengrondse opslagtanks voor propaan aanwezig. Ondanks dat dit buiten de werkingssfeer van het Bevi valt, is dit voor de volledigheid in het kader van de veiligheid inzichtelijk gemaakt via onderstaande tabel.

Tabel 4.3. Propaantanks gelegen binnen bestemmingsplangebied

De Klaverweide Kuijerdamseweg 56 2 x 5 m3
C.J. Elenbaas Moolweg 19 1 m3
Caravanpark Alles Wisselt Nieuweweg 4 8 m3
't Witte Paerdje Kuijerdamseweg 18 3 m3
Camping de Strandloper Kuijerdamseweg 64 3 m3
Havenzicht Haven Kloosternol 1a 1 m3
Camping Muralt Elkerzeeseweg 34 5 m3
Camping De Vliedberg Elkerzeeseweg 42 5 m3
Camping Noorder Nieuwland Schouwsedijk 1 5 m3
Stacaravanpark Grevelingenpolder Spuiweg 4 5 m3
Zeelanderij Trambaan 21 3 m3 en 5 m3
Caravanpark Sirjansland Zandweg 3a 1 x 8 m3
Recreatiebedrijf 't Hart Zandweg 2 1,6 m3
Fruitbedrijf Houtekamer Hageweg 3 3 m3
Stacaravanpark Onze Hoeve Hageweg 1a 18 m3
Aquavitesse Bruinisse B.V. Jachthaven 1 1,6 m3
Salvatorhoeve Oostweg 2 1,6 m3

In de huidige situatie wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit. Ook zijn binnen de door de brandweer gewenste aan te houden afstand geen standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt bij de milieutoets in ieder geval gekeken naar het aspect externe veiligheid en daarbij ook naar eventuele propaantanks. Hiermee wordt geborgd dat wordt voldaan de benodigde afstand tussen propaantanks en kwetsbare objecten. In deze concrete situaties wordt de risicokaart van Zeeland geraadpleegd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de weg

Zoals eerder vermeld zijn de rijkswegen N57 en N59 aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor beide wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

Groepsrisico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg (bijlage 7) dat voor het betreffende wegvak in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde).

De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.

  • Verantwoording groepsrisico

Omdat sprake is van een consoliderend bestemmingsplan en er geen verandering van de bevolkingsamenstelling wordt voorzien, is er geen toename van het groepsrisico. Conform de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) betekent dit dat er in het bestemmingsplan geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

  1. 1. Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

Ondanks dat verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan niet verplicht is, is het wenselijk om, gelet op de korte afstanden van de wegen tot de recreatieterreinen, kort in te gaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De concrete recreatieterreinen waar het gaat om de korte afstanden op de wegen N57 en N59 zijn:

- de recreatieterreinen van Ellemeet en Scharendijke langs de rijksweg N57.

- de recreatieterreinen van Bruinisse ten oosten van de rijksweg N59.

Over de N57 en de N59 worden gevaarlijke stoffen van verschillende klassen vervoerd. Hierdoor bestaat er een kans dat er een incident plaatsvindt waarbij brandbare gassen of vloeistoffen kunnen vrijkomen. Tevens worden over deze wegen toxische stoffen vervoerd, waardoor het ook mogelijk is dat zich een giftig incident voltrekt. Het aantal transporthoeveelheden toxische stoffen in relatie tot de brandbare stoffen is op deze wegen erg laag. Gelet op de invloedsgebieden van de (zeer weinig) aanwezige toxische stoffen bestaat er een (zeer kleine) kans dat er bij een incident met gevaarlijke stoffen op de N57 of de N59 slachtoffers vallen in de omgeving van Ellemeet, Scharendijke of Bruinisse.

  1. 2. Dekking sirenestelsel

De dekking van het sirenestelsel blijkt voor Ellemeet op orde te zijn. De recreatiegebieden ten westen van Scharendijke worden echter niet gedekt door een sirene. Dit betekent dat bij een calamiteit de alarmering van personen in dit gebied middels een sirene waarschijnlijk niet mogelijk is. Dit zal voornamelijk gelden bij een noordwestelijke windrichting. Bij een incident op de N57 zal en gevaarlijke stof bij die windrichting over de recreatieterreinen van Scharendijke waaien. Omdat geluid ook gedragen wordt door de wind, bestaat bij een noordwestelijke windrichting de kans dat het geluid van de sirenes van Ellemeet en Scharendijke het recreatiegebeid van Scharendijke niet zal bereiken.

De recreatieterreinen bij Bruinisse worden ook niet geheel gedekt door de aanwezige sirenepalen. Het is aan te nemen dat de (sirene-)dekking ter plaatse voldoende is op basis van hoorbaarheid (buiten).

Het huidige (landelijke) beleid voor de plaatsing van sirenepalen is er op gericht dat alleen sirenepalen in woonkernen moeten worden geplaatst. Recreatiegebieden vallen hier niet onder, waardoor de plaatsing van sirenepalen daar conform het geldende beleid niet noodzakelijk is.

  1. 3. Risicocommunicatie

Ter vergroting van de zelfredzaamheid van aanwezige personen is het belangrijk dat deze personen (voornamelijk recreanten) weten hoe gehandeld moet worden bij een calamiteit. De gemeente heeft uiteraard een prominente taak om te zorgen voor een goede voorlichting op het gebied communicatie. Echter de campingeigenaar / -beheerder heeft op het campingterrein zelf de taak om te (blijven) investeren in een goede risicocommunicatie naar zijn recreanten toe. Vooral de recreatieterreinen van Ellemeet, Scharendijke en Bruinisse is het zaak te (blijven) investeren in een goede risicocommunicatie.

  1. 4. Brandveiligheid, bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid

Het toetskader Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid is in het voorontwerp bestemmingsplan aangemerkt als beleid waarvan de regels en voorschriften moeten worden toegepast binnen de gemeente. Voor kampeerterreinen is in het verleden brandveiligheidsbeleid ontwikkeld. Dit beleid heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in de Brandbeveiligingsverordening 2010 vastgelegd. Uit informatie van de lokale brandweer blijkt dat de bluswatervoorziening over het algemeen binnen het plangebied in orde en in voldoende mate beschikbaar is.

Over het water

Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.

Door buisleidingen

De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar die komt vanuit de Grevelingen en die loopt langs de Dreischorsedijk richting naar een gasontvangstation nabij de kruising met de Stoofweg. De afstand tot aan het dichtbijgelegen recreatieterrein bedraagt circa 2 km. De effectafstand voor deze leiding bedraagt 100 meter. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Ook de afstand van het G.O.S tot de verblijfsrecreatie is zodanig groot dat hier evenmin belemmeringen uit voortvloeien.

4.9.3 Conclusie

Met het voorliggend bestemmingsplan worden rechtstreeks geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt die zijn gelegen binnen de PR 10-6-contour van een risicovolle inrichting, of van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het beleid ten aanzien van het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Het bestemmingsplan voldoet vanuit het oogpunt van externe veiligheid aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan komt, voor wat betreft de planologische aspecten, tegemoet aan het advies van de Veiligheidsregio.

4.10 Leidingen

4.10.1 Beleid en normstelling

Planologische relevantie

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

4.10.2 Toetsing

In het plangebied komen geen planologisch relevante leidingen voor. Er zijn geen leidingen aanwezig die de een belemmering vormen voor de functies in het plangebied.

4.11 Milieuzonering

4.11.1 Beleid en normstelling

Bedrijven en milieuzonering

De brochure "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009) geeft voor kampeerterreinen (SBI-code 552) een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter. Bij uitbreidingen op de recreatieterreinen dient met deze afstanden rekening te worden gehouden.

Activiteitenbesluit

Ten aanzien van mogelijke milieuhinder van de recreatiebedrijven op de omgeving is het (eerder genoemde) Activiteitenbesluit van belang. In het Activiteitenbesluit zijn milieuvoorschriften opgenomen ter voorkoming of zo veel mogelijk beperken van gevaar, schade of hinder voor de directe omgeving. Zo dienen de inrichtingen ervoor te zorgen dat de geluidsoverlast van het bedrijf of de accommodatie bepaalde grenzen niet overschrijdt.

Tevens zijn meer op preventie gerichte voorschriften opgenomen betreffende verwijdering, preventie en hergebruik van afvalstoffen en zuinig gebruik van energie en water.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Daarnaast is, om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van de gevestigde bedrijven in het plangebied, in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2.

Staat van Horeca-activiteiten

In het plangebied zijn verschillende horecabedrijven en -functies aanwezig. Voor het reguleren hiervan is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op, deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 3 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).

4.11.2 Toetsing

Inschaling van bedrijven

In het plangebied zijn diverse (horeca)bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Toelaatbaarheid reguliere bedrijven

Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt per locatie toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in de nabijheid van de recreatieterreinen waar van oudsher sprake is van een menging van functies, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing bedrijven tot en met categorie 3.1 toelaatbaar geacht.

Het hanteren van een milieuzonering betekent overigens niet dat alle bedrijven die passen binnen het geformuleerde toelatingsbeleid (milieuzonering) daadwerkelijk kunnen worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt slechts een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten; in het spoor van de Wet milieubeheer vindt toetsing plaats aan de hand van de concrete situatie. Het kan voorkomen dat een bedrijf wel past binnen het geformuleerde toelatingsbeleid, maar dat het bijvoorbeeld vanwege de werkelijke milieuhinder geen milieuvergunning kan krijgen of aan strengere milieuvoorschriften zal moeten voldoen. De Wet milieubeheer blijft altijd het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen te allen tijde aan het Activiteitenbesluit te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid.

Daarnaast hoeft de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt vooral voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan worden verleend (passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieubeheer).

Toelaatbaarheid horecabedrijven

Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Hotels zijn daarbij enkel toelaatbaar op de bestaande locaties. Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 3) en passen daarmee niet in de algemene toelaatbaarheid. Dancings en discotheken vallen in categorie 3 van de staat (zie bijlage 3) en passen daarmee eveneens niet in de algemene toelaatbaarheid. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.

4.11.3 Conclusie

De aanwezige bedrijven binnen het plangebied worden conserverend bestemd en er worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt. Vanuit het aspect milieuhinder bestaan er daardoor geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan. Wij merken op dat bestaande bedrijven altijd aan de geldende milieuwetgeving moeten voldoen, waardoor hinder wordt voorkomen, danwel voldoende beperkt.

4.12 Luchtvaartbaken 'Cvor Burgh-haamstede' Nabij Scharendijke

4.12.1 Beleid en normstelling

Ten zuiden van Looperskapelle bevindt zich te midden van de landbouwgronden het luchtvaartbaken 'CVOR Haamstede' van de Luchtverkeersleiding Nederland. Het luchtvaartbaken wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden en navigatie in het naderingsgebied mogelijk te maken. Het luchtvaartbaken dient ook om de plaatsbepaling van vliegtuigen veilig te stellen. Het luchtbaken maakt gebruik van radiogolven. Obstakels in de omgeving kunnen een bedreiging vormen voor de goede werking van de apparatuur.

Binnen een straal van 600 m mogen geen nieuwe bouwwerken worden gerealiseerd zonder dat de luchtverkeersleiding getoetst heeft of de bouwwerken zorgen voor verstoring van de apparatuur. Vanaf 700 m bedraagt de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken ten hoogste 10 m en vanaf circa 1.350 m ten hoogste 20 m. Ook op grotere afstand van het luchtvaartbaken gelden bouwhoogtebeperkingen. Hierbij geldt dat op grotere afstanden van het luchtvaartbaken, de maximale bouwhoogte groter kan zijn.

4.12.2 Toetsing

Een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan Recreatieterreinen ligt binnen de zone waarvoor een maximum bouwhoogte voor nieuwe bouwwerken geldt van 20 meter. Ter plaatse van deze gronden zijn geen bouwwerken hoger dan 20 m toegestaan.

4.13 Mer-beoordeling

4.13.1 Beleid en normstelling

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:

  1. 1. een m.e.r.-plicht voor plannen (plan-m.e.r.);
  2. 2. een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor projecten (project-m.e.r.);
  3. 3. een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor projecten die als activiteit genoemd zijn in het Besluit m.e.r., ook al blijven zij onder de genoemde drempelwaarden. Dit laatste is een nieuw instrument dat sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 is geïntroduceerd. Het betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

4.13.2 Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. De bestemmingsregeling is primair gericht op consolidatie en bevestiging van de bestaande functies. Daarom is het niet nodig om een MER op te stellen of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische Regeling

5.1 Planvorm

Inleiding

Het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' kan grotendeels worden gekarakteriseerd als een zogenaamd beheersplan. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Een en ander heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een verbeelding en een uniforme opzet van de bouwbepalingen. Alle bestaande functies (voorzieningen, wonen, verkeer, recreëren, etc.) worden gerespecteerd; ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien.

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen met regels. Bij ieder plan hoort ook een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht.

Verbeelding en regels

Conform de richtlijnen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) zijn de regels opgebouwd uit vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De SVBP omvat daarnaast ook verplichtingen en aanbevelingen ten aanzien van de vormgeving en indeling van de verbeelding. De opbouw van de SVBP 2008 met betrekking tot de verbeelding is in de onderstaande figuur gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0019.png"

5.2 Toelichting Op De Regels

5.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

De agrarische gronden binnen het plangebied, zijn bestemd tot Agrarisch. Binnen dit plangebied betreft dit een beperkt aantal gronden. De gronden die het betreft zijn in hoofdstuk 3 bij recreatieconcentratie Scharendijke, Sirjansland en Bruinisse onder het kopje overige bestemmingen benoemd.

Ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering. Daarnaast is een onoverdekte zwembadregeling bij bedrijfswoningen opgenomen evenals een aan- en uitbouwenregeling.

Tevens zijn afwijkingsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen met betrekking tot het oprichten van (vervangende) nieuwbouw van NED's en grotere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Naast deze afwijkingen zijn ook afwijkingen ten aanzien van het gebruik opgenomen om bijvoorbeeld gastenverblijf of mantelzorg mogelijk te maken op de bouwvlakken. De afwijkingen zijn allen verbonden aan voorwaarden, zodat eerst een toetsing plaatsvindt voordat van de afwijking kan worden gebruik gemaakt.

De afwijking voor NED's is gekoppeld aan de wijzigingsbevoegdheid voor het vestigen van een NED (artikel 3.7.4). Hieraan zijn diverse randvoorwaarden verbonden met als doel de nieuwe economische dragers in het gebied in te kunnen passen in de grotendeels kwetsbare omgeving. Daarnaast zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het beëindigen van een bedrijf. Ook ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheden is het belang van het gebied vooropgesteld door voorwaarden te verbinden aan de wijzigingen.

Groen (artikel 4) en Groen - Landschappelijk (artikel 5)

Deze bestemmingen zijn opgenomen voor de plantsoenen, bermen en dergelijke zonder natuurwaarden. Voor de groenvoorzieningen die een landschappelijk dan wel een cultuurhistorisch belang hebben, is de bestemming Groen - Landschappelijk opgenomen. Binnen deze bestemmingen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht en binnen Groen ook een enkel gebouw. De bouwregels zijn vooral gericht op de maximaal toegestane hoogtematen en het bebouwingsoppervlak. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen en de bouwhoogte 3,50 meter. Hierdoor wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw toe te staan ten behoeve van speelvoorzieningen.

Op de gronden met de bestemming Groen - Landschappelijk is tevens een vergunningenstelsel opgenomen gericht op het behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke waarden. Dat betekent dat de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden slechts kunnen worden uitgevoerd als een omgevingsvergunning is verkregen. Voordat een vergunning kan worden verleend dient het belang van de aanwezige waarden te worden afgezet tegen de voorgenomen werken en werkzaamheden.

Horeca (artikel 6)

Voor het binnen het plangebied gelegen horecabedrijf Jeanzz (inclusief bedrijfswoning), is de bestemming Horeca opgenomen. Horeca-activiteiten uit categorie 1a, 1b en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten zijn ter plaatse toelaatbaar.

Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid voor het bevoegd gezag opgenomen om de categorie-indeling van de Staat van Horeca-activiteiten te kunnen wijzigen, dan wel activiteiten toe te staan die niet in de staat zijn opgenomen.

Maatschappelijk (artikel 7)

Het gemaal aan de Schouwsedijk 2 is bestemd tot 'Maatschappelijk'. Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering. Deze sluiten zoveel mogelijk aan bij de feitelijke situatie op het terrein. Er zijn geen afwijkingen of wijzigingsbevoegdheden opgenomen in deze bestemming.

Natuur (artikel 8)

Gronden ten zuiden van camping De Kreekoever zijn bestemd als natuur. De aanleg van natuur is onderdeel van de uitbreiding van de camping.

De regeling is gericht op het ontwikkelen van natuur zoals dit onderdeel is van het uitbreidingsplan. Na inrichting van het gebied biedt de regeling met een 'uitvoeringsverbod' bescherming tegen veranderingen die de natuur- en landschapswaarden zouden kunnen aantasten. Aanvragen om werkzaamheden te mogen uitvoeren zoals het verwijderen van beplanting en het aanleggen van verharde paden, worden beoordeeld aan de hand van een inrichtingsplan dat onderdeel moet zijn van een aanvraag.

Recreatie - Dagrecreatie (artikel 9), Recreatie - Jachthaven (artikel 10), Recreatie - Kampeerterrein (artikel 11), Recreatie - Recreatiewoning (artikel 12)

In het bestemmingsplan worden vier recreatiebestemmingen onderscheiden:

  • Recreatie - Dagrecreatie
  • Recreatie - Jachthaven
  • Recreatie - Kampeerterrein
  • Recreatie - Recreatiewoning

Recreatie - Dagrecreatie (artikel 9)

Aan dagrecreatieve voorzieningen is deze bestemming toegekend. Het betreft onder andere speeltuinen, speelveldjes en dergelijke.

Recreatie - Jachthaven (artikel 10)

Voor de binnen het plangebied gelegen jachthavens is de bestemming Recreatie -Jachthaven opgenomen. Daarnaast zijn diverse specifieke functie aanduidingen opgenomen voor onder andere de aanwezige bedrijfsactiviteiten, horeca-activiteiten, detailhandel en winterstalling van pleziervaartuigen. Binnen de bestemming zijn plezier- en bedrijfsvaartuigen toegestaan. Het aantal en de situering van bedrijfsvaartuigen is niet zoals bij pleziervaartuigen middels een aanduiding op de verbeelding geregeld. Hierdoor blijft het aantal en de situering van bedrijfsvaartuigen binnen de bestemming 'Recreatie-Jachthaven' flexibel. Voor deze regeling is gekozen omdat het aantal bedrijfsvaartuigen in de jachthavens binnen het plangebied gering is. In de regels is dan ook opgenomen dat bedrijfsvaartuigen overal binnen de bestemming toegestaan zijn, mits in aantal ondergeschikt aan het totale aantal pleziervaartuigen in de betreffende haven.

Recreatie - Kampeerterrein (artikel 11)

Binnen deze bestemming zijn de reguliere kampeerterreinen (campings) opgenomen. Daarnaast zijn diverse specifieke functieaanduidingen opgenomen voor onder andere de detailhandel, groepsaccommodaties en welness-voorzieningen.

Binnen deze bestemming is het mogelijk ondersteunende horeca en detailhandel te exploiteren. Deze zijn gekoppeld aan een maximum oppervlak en dienen ten dienste van het recreatieterrein. Wanneer in de bestaande situatie de oppervlakte al groter is dan de standaard opgenomen maat is een aanduiding opgenomen met een maximum maat.

In beginsel zijn recreatiewoningen uitsluitend toegestaan op (bedrijfsmatig geëxploiteerde) recreatiewoningenterreinen (omgevingsplan Provincie Zeeland). Uitzonderingen hierop zijn de reeds vergunde en nog als zodanig functionerende recreatiewoningen zoals de recreatiewoningen ter plaatse van camping De Strandloper en stacaravanpark Marco Polo en Ringelberg-Moes. Reeds vergunde en nog als zodanig functionerende situaties worden gerespecteerd en zijn daarom positief bestemd door middel van de functieaanduiding 'recreatiewoning'.

Recreatie - Recreatiewoning (artikel 12)

De recreatieterreinen voor recreatiewoningen zijn bestemd conform de systematiek van de woonbuurten zoals deze voor de bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen gelden. Dat betekent dat de gronden behorende tot een recreatiewoning worden bestemd als Recreatie - Recreatiewoning en dat de 'openbare' gronden worden bestemd als Groen, Verkeer en Water.

In deze bestemming zijn de voorkomende woningtypen onderscheiden, zoals dat ook bij de bestemming Wonen voorkomt. Op deze gronden zijn ter plaatse van de recreatiewoningen bouwvlakken opgenomen.

In de Nota Recreatiewoningen is opgenomen dat de maximale goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning ten hoogste 3,5 m respectievelijk 7,5 m bedraagt. Wanneer in het vigerende bestemmingsplan de hoogte hoger is dan algemeen toelaatbaar, is de hoogte opgenomen met de maximum hoogte zoals reeds toegestaan.

Ook op deze gronden is het mogelijk ondersteunende horeca en detailhandel te exploiteren. Deze zijn gekoppeld aan een maximum oppervlak en dienen ten dienste van het recreatieterrein. Wanneer in de bestaande situatie de oppervlakte reeds groter is dan de standaard opgenomen maat is een aanduiding opgenomen met een maximum maat.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein en Recreatie - Recreatiewoning zijn de bij het recreatiebedrijf behorende voorzieningen voor beheer, onderhoud en dienstverlening toelaatbaar gesteld binnen de gronden met de daarvoor bedoelde aanduiding. Alleen sanitaire voorzieningen mogen hierbuiten worden gerealiseerd.

Voor bedrijfswoningen is eveneens een aanduiding opgenomen. Binnen deze aanduiding is slechts 1 bedrijfswoning toegestaan.

Maatvoeringen en aantallen

Voor recreatiebestemmingen wordt een groot deel van de aantallen en maatvoeringen op de verbeelding opgenomen. Uiteraard indien aantallen en maatvoeringen van toepassing zijn. Het betreft onder andere het aantal permanente standplaatsen en niet-permanente standplaatsen, het aantal winterstallingsplaatsen, de goot- en bouwhoogte van de centrale voorzieningen en het aantal recreatiewoningen.

Overige bouwregels zijn in de regels opgenomen voorzover het algemene maten betreffen, zoals het oppervlakte en de inhoud van bedrijfs- en recreatiewoningen, bedrijfsgebouwen, erfbebouwing en andere bouwwerken.

Afwijkingen en wijzigingen

In de verschillende recreatiebestemmingen zijn afwijkingen en wijzigingen opgenomen ten behoeve van de flexibiliteit om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de nabije toekomst. Het betreft onder andere de mogelijkheid voor het vergroten van het aantal permanente dan wel niet-permanente standplaatsen, het vergroten van het bebouwingsoppervlak, de mogelijkheid tot winterkamperen, het realiseren van kampeerhuisjes, dan wel -lodges ten koste van permanente standplaatsen en het realiseren van een gezamenlijk parkeerterrein voor meerdere recreatieterreinen. Aan de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden verbonden, waarbij in een aantal gevallen de vereveningsprincipes van de provincie gelden. Zie voor dit laatste ook bijlage 1.2 (Provinciaal en regionaal beleid) van de plantoelichting.

Sport (artikel 13)

De sportterreinen zijn bestemd voor 'Sport'. Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Sport - Golfbaan (artikel 14)

De Golfbaan Grevelingenhout is bestemd voor 'Sport - Golfbaan'. Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Verkeer (artikel 15)

De in het plangebied voorkomende wegen zijn bestemd tot 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn tevens voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen en het bebouwingsoppervlak. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen en de bouwhoogte 3,5 meter. Hierdoor wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw toe te staan ten behoeve van speelvoorzieningen.

Water (artikel 16)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals watergangen, taluds, bermstroken, oevers en ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende voorzieningen. Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht. De bouw- en afwijkingsregels betreffen enkel de hoogtemaat.

Waterstaatswerken (artikel 17)

De bestemming Waterstaatswerken is opgenomen voor de dijk langs de Oosterschelde ter bescherming van de waterkerende functie.

De bescherming van de waterkering is afgestemd op de kernzone van de keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat deze keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.

Wonen (artikel 18)

De in het gebied aanwezige woningen inclusief erven en tuinen zijn bestemd tot 'Wonen'.

Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen (woningen), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er wordt, door middel van bouwaanduidingen, onderscheid gemaakt in verschillende bebouwingstypen en -categorieën: aaneengebouwd, twee-aaneen en vrijstaand. Hieraan zijn specifieke bouwregels verbonden. Het aantal op de verbeelding aangegeven woningen mag niet worden overschreden.

Ten aanzien van de hoofdgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens en de goot- en bouwhoogte.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak. Hiervoor zijn onder meer bepalingen opgenomen betreffende de toegestane oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn bouwregels opgenomen betreffende de onoverdekte zwembadregeling en de toegestane bouwhoogte, waarbij een specifieke regel is opgenomen voor overkappingen en tuin- of erfafscheidingen.

Uit het oogpunt van flexibiliteit zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Afwijkingsregels zijn opgenomen voor een kortere afstand tot zijdelingse bouwperceelgrenzen en voor een grotere bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de woning. Afwijking kan worden verleend van het gebruik ten behoeve van het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf of ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

Aan de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden verbonden.

In beginsel zijn recreatiewoningen uitsluitend toegestaan op (bedrijfsmatig geëxploiteerde) recreatiewoningenterreinen. Uitzonderingen hierop zijn de reeds vergunde en nog als zodanig functionerende recreatiewoningen zoals de recreatiewoning op het perceel Kuijerdamseweg 66 gelegen te midden van reguliere woningen. Reeds vergunde en nog als zodanig functionerende situaties worden gerespecteerd en zijn daarom positief bestemd door middel van de functieaanduiding 'recreatiewoning'.

Recreatie - Voorlopige bestemming (artikel 19)

Ter plaatse van de bestemming Recreatie - Voorlopige bestemming' is een tijdelijk scoutinggebouw gevestigd. De gronden zijn tot uiterlijk 23 februari 2016 bestemd voor het scoutinggebouw. Na deze datum zijn de gronden bestemd als jachthaven voor pleziervaartuigen en bedrijfsvaartuigen.

Waarde - Archeologie 1 (artikel 20), Waarde - Archeologie 3 (artikel 21), Waarde - Archeologie 6 (artikel 22) en Waarde - Archeologie 7 (artikel 23)

De archeologisch waardevolle terreinen, die zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, zijn voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden. Waarde - Archeologie 1 is opgenomen voor de gronden waarvan bekend is dat daar een archeologisch monument aanwezig is. Het beschermingsniveau van die gronden is in de Monumentenwet verankerd.

Er gelden specifieke regels voor het bouwen en er is een vergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te creëren om een archeologische waarde, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of een andere bestemming Waarde - Archeologie toe te passen.

Waarde - Beschermde dijk (artikel 24)

In het plangebied zijn waardevolle wegen en dijken aanwezig die beschermingswaardig zijn. Deze dijken hebben een natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en landschapswaarden conform de verordening ruimte van de provincie Zeeland. Aangezien de te beschermen waarden samenvallen met andere bestemmingen ligt een dubbelbestemming voor de hand. Overeenkomstig de wettelijke RO-standaarden is de dubbelbestemming Waarde - Beschermde dijk opgenomen. Ten behoeve van deze dubbelbestemming (artikel 24) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen ten behoeve van de samenvallende enkelbestemmingen (veelal Verkeer en Groen-Landschappelijk) dient steeds aan de te behouden waarden van de dubbelbestemming te worden getoetst.

De aanduidng 'bestaande natuur' zoals opgenomen in de provinciale verordening overlapt voor klein deel de reeds als recreatieterrein in gebruik zijnde camping Noorder Nieuwland. Ter plaatse van het recreatieterrein (niet zijnde de groene omzooming) zijn geen natuurwaarden aanwezig en is dan ook geen beschermde regeling opgenomen op de verbeelding.

Waterstaat - Waterkering (artikel 25)

De dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering is opgenomen voor die gronden waar thans ook andere bouwbestemmingen aanwezig zijn of andere functies van belang zijn. Na overleg met het Waterschap in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied, is ervoor gekozen om het belang van deze gebieden voor de waterkering nadrukkelijker in het plan naar voren te laten komen. Alvorens het college over een bouw- of aanlegvergunning ten behoeve van een samenvallende bestemming beslist, wint zij hierover schriftelijk advies in bij het waterschap. Hierdoor kunnen de betrokken belangen worden gecoördineerd en integraal worden afgewogen

5.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 26)

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 27)

In dit artikel zijn de regels opgenomen ten aanzien van de bestaande afstanden en maten. In een aantal bestemmingen zijn de toelaatbare bouwmaten en afstanden gekoppeld aan de bestaande afstanden en maten. Dit artikel geeft invulling aan wat daaronder wordt verstaan, zowel in de maximale als de minimale maatvoering. Tevens is een bepaling opgenomen ten aanzien van het heroprichten van bouwwerken die moeten voldoen aan de bestaande maatvoering.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 28)

Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene aanduidingregels (artikel 29)

In het bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • gebiedsaanduiding 'bedrijfswoningen' voor de bouw van ten hoogste twee bedrijfswoningen op recreatieterein Zeeland Village;
  • gebiedsaanduiding 'zonder centraal bedrijfsmatige exploitatie' voor recreatiewoningterreinen zonder een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • een aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' voor het behoud van de vrije windvang rondom de molens 't Hert, of Oostermolen (Weelweg 14, Elkerzee), De Lelie (Kloosterweg 4, Scharendijke), De Haan (Noordwal 3, Brouwershaven) en De Windlust (Slingerbos, Brouwershaven);
  • een 'vrijwaringszone - straalpad' ten behoeve van het luchtvaartbaken nabij Scharendijke zoals omschreven in paragraaf 4.12.

De bepalingen ten aanzien van deze zones zijn in dit artikel geregeld.

Algemene afwijkingsregels (artikel 30)

De algemene afwijkingen betreffen het beperkt overschrijden van bebouwingsgrenzen en het afwijken van maten tot een bepaald percentage.

Algemene wijzigingsregels (artikel 31)

In dit artikel zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bevoegd gezag om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, voor zover dit leidt tot een wijziging van de bestemming, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken.

Verder is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de inrichting van de terreinen, waarop recreatiewoningen zijn gelegen, te wijzigen. Daartoe mogen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen Recreatie - Recreatiewoning, Verkeer en Groen worden verlegd en verschoven. Aan deze wijziging is een aantal voorwaarden verbonden.

Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om horecaterrassen mogelijk te maken elders dan binnen de huidige bestemminglegging mogelijk is.

Overige regels (artikel 32)

In de regels van het bestemmingsplan (waaronder artikel 1) wordt verwezen naar wettelijke regelingen. In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

5.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 33)

Dit artikel bevat de overgangsbepalingen zoals die door het Besluit ruimtelijke ordening worden voorgeschreven. Het overgangsrecht heeft betrekking op gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig afwijking worden verleend tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

Tot slot zijn persoonsgebonden overgangsregels gesteld voor een aantal recreatiewoningen. Het bestaande gebruik mag ter plaatse van de aanduiding worden voortgezet door de daartoe aangewezen persoon. In bijlage 1 is hiervoor een lijst opgenomen.

Slotregel (artikel 34)

De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen'.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Inleiding

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

6.2 Handhavingsbeleid Gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.

In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

6.3 Handhaving Onrechtmatig Gebruik Van Recreatieverblijven

Recreatieverblijven worden veelvuldig onrechtmatig gebruikt. Van onrechtmatig gebruik is sprake wanneer het gebruik in strijd is met de bestemmingsregels van de recreatieve bestemming. Hierbij gaat het niet om de duur van het strijdig gebruik, maar om de strijdigheid van de activiteit met de geldende planregels. Zo is het permanent (laten) bewonen van een recreatieverblijf en het recreatieverblijf (laten) gebruiken ten behoeve van het huisvesten van (buitenlandse) werknemers in strijd met de bestemmingsregels van de recreatieve bestemming. Het onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven wordt binnen de gemeente Schouwen-Duiveland als een knelpunt ervaren.

Om de permanente bewoning van recreatieverblijven terug te dringen, heeft de gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland in 2003 de uitvoeringsnota “Verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen” vastgesteld. In deze nota worden de uitgangspunten voor het handhavings- en gedoogbeleid met betrekking tot de permanente bewoning van recreatieverblijven aangegeven. De gemeenteraad heeft besloten dat aan alle permanente bewoners van een recreatiewoning op de peildatum 28 mei 2003, ongeacht de duur van de permanente bewoning, een gedoogbeschikking wordt verstrekt. De bewijslast voor de bewoners om aan te tonen dat zij voor de peildatum reeds woonachtig waren in de recreatiewoning, is in 2004 nader uitgewerkt.

Gedoogbeschikkingen worden slechts afgegeven wanneer zeker is dat de permanente bewoning eindig is. Om zeker te stellen dat de gedoogsituatie slechts van tijdelijke aard is, werden alleen objectgebonden gedoogbeschikkingen afgegeven in combinatie met persoonsgebondenheid. Zodra de bewoners overlijden, verhuizen of wanneer de woning is verkocht, vervalt de gedoogbeschikking. Met deze constructie wordt bereikt dat aan het onrechtmatig gebruik een einde komt. Zie bijlage 1 van de regels.

6.4 Uitvoering Handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen en de paragraaf handhaving en toezicht van het bouwbeleidsplan (december 2011). Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving wordt vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12 Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1 Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, of de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² verstaan. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4. Bro worden daartoe onder andere gerekend:

  • de kosten van gemeentelijke ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan (zie artikel 6.2.4 lid h Bro);
  • plankosten in relatie tot voorbereiding, ontwikkeling en begeleiding van ruimtelijke projecten (zie artikel 6.2.4. lid j Bro).

Het gemeentebestuur is niet voornemens om de kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan via een exploitatieplan te verhalen op initiatiefnemers van bouwplannen. Op de eerste plaats acht het gemeentebestuur het onjuist om kosten die zij maakt in het kader van

haar reguliere uitoefening van haar wettelijke taken (en die ten bate komen voor alle inwoners van de gemeente) rechtstreeks door te rekenen aan enkel de eigenaren in het plangebied die nu eenmaal reguliere bouwmogelijkheden geboden wordt. Dit is anders als een initiatiefnemer een ruimtelijke ontwikkeling in gang wil zetten. De plankosten die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, komen in beginsel voor verrekening met de initiatiefnemer in aanmerking. Op de tweede plaats is het niet doelmatig om de (relatief geringe) kosten (in relatie tot het aantal grondeigenaren met bouwmogelijkheden in het plangebied) voor de in het kader van het bestemmingsplan uit te voeren sectorale onderzoeken te verhalen.

Voorts is het tot dusverre voor een bestendigend bestemmingsplan (zoals onderhavig bestemmingsplan) waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwe woongebieden of bedrijventerreinen, mogelijk worden gemaakt en waarbij geen publieke investeringen in de openbare ruimte aan de orde zijn, ongebruikelijk om de kosten voor het bestemmingsplan te verhalen op de grondeigenaren en -gebruikers. Inmiddels heeft het Ministerie per ministeriële regeling een uitzondering op de verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan opgenomen voor onbenutte bouwplannen, waarvoor alleen gemeentelijke plankosten aan de orde zijn. Zodoende wordt geen exploitatieplan opgesteld.

Hoofdstuk 8 Resultaten Inspraak En Overleg

8.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de ingediende inspraak- en overlegreacties samengevat en beantwoord. Daarbij worden de aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van de reacties beschreven. In paragraaf 8.2. worden de resultaten van de inspraakprocedure beschreven; in paragraaf 8.3. de uitkomsten van de overlegprocedure. Voorts is het voorontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van een aantal ambtshalve overwegingen aangepast. Deze aanpassingen worden in bijlage 8 beschreven.

8.2 Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening dient de gemeente de inwoners te betrekken bij de voorbereiding van grotere plannen op ruimtelijk gebied. Het voorontwerpbestemmingsplan Recreatieterreinen heeft in verband daarmee van 11 juni 2012 tot en met 23 juli 2012 in het gemeentehuis ter visie gelegen. Op 25 juni2012 heeft een informatieavond plaatsgevonden. Tijdens deze avond is een korte presentatie gegeven. Op een informele wijze kon het voorontwerpbestemmingsplan bekeken worden, vragen worden gesteld en reactie op het voorontwerp worden gegeven.

De volgende inspraakreacties zijn ontvangen:

  1. 1. Duin en Strand bv
  2. 2. De Achthoek
  3. 3. Zomerdorp Grevelingen (2 overeenkomende reacties)
  4. 4. Zeelanderij
  5. 5. Reclamant Zandweg 1, Sirjansland
  6. 6. Watersportvereniging Bru
  7. 7. Camping Bru
  8. 8. Zeeland Village

In de antwoordnotitie, zoals opgenomen in Bijlage 8, zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord. In de notitie is een korte samenvatting opgenomen van de inspraakreacties met daarbij de beantwoording van de gemeente.

Tot slot is in de conclusie aangegeven of de reactie wel of niet aanleiding geeft tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan.

8.3 Vooroverleg

In het kader van dit vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro heeft de gemeente Schouwen-Duiveland de volgende instanties de gelegenheid gegeven te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan:

  • Rijkswaterstaat
  • Provincie Zeeland
  • Waterschap Scheldestromen
  • Veiligheidsregio Zeeland
  • Delta N.V.
  • Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen
  • Recron Schouwen-Duiveland
  • Stichting Dorp, Stad en Land
  • Stadsraad Brouwershaven
  • Dorpsraad Bruinisse
  • Dorpsraad Ellemeet
  • Dorpsraad Noordgouwe
  • Dorpsraad Ouwerkerk
  • Dorpsraad Scharendijke
  • Dorpsraad Sirjansland
  • Dorpsraad Zonnemaire
  • Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland
  • ZLTO
  • Agrarisch Schouwen-Duiveland

In Bijlage 8 zijn de overlegreacties samengevat en beantwoord. In de conclusie is vervolgens aangegeven of de reacties aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 9 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

9.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op 27 juni 2013 zijn door de gemeenteraad naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen wijzigingen aangebracht en zijn ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. In bijlage 10 zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. In de conclusie is vervolgens aangegeven of de reacties aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook de ambtshalve wijzigingen worden genoemd in dit document.

9.2 Aanpassing Toelichting

De toelichting op het bestemmingsplan is op enkele onderdelen geactualiseerd. Daarnaast zijn kleine redactionele aanpassingen en correcties van typefouten doorgevoerd. Omdat de toelichting geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan, hebben de aanpassingen geen juridische betekenis.

Bijlage 1 Persoonsgebonden Overgangsrecht (Stand Van Zaken Per 1 Juli 2012)

Bijlage 1 Persoonsgebonden overgangsrecht (stand van zaken per 1 juli 2012)

Bijlage 2 Positieve Lijst Ned's

Bijlage 2 Positieve lijst NED's

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie I "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

Categorie 1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • ijssalon;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

Categorie 1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • eetcafé;
  • poffertjeszaak/pannenkoekenhuis;
  • restaurant (zonder of met bezorg- en/of afhaalservice).

Categorie 1c. Bedrijven met een logiesfunctie

  • hotel;
  • bed & breakfast;
  • pension.

Categorie 2 "middelzware horeca"

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor recreanten of omwonenden kunnen veroorzaken:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 "zware horeca"

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen.

Bijlage 1 Samenvattend Beleidskader

1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen zijn:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en toekomstige Omgevingswet.

Relevantie voor plangebied

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat direct van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan. Met onderhavig conserverend plan zijn de relevante nationale belangen geborgd.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de bestemming van primaire waterkeringen en de beschermingszones. De primaire waterkeringen en bijbehorende beschermingszone A zijn in het voorliggend bestemmingsplan met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven. Voor het overige zijn in het Barro (nog) geen regels geformuleerd die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Een aantal aspecten van nationaal belang moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld.

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording afleggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreid eigen beleid.

Relevantie voor het plangebied

De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. In paragraaf 4.5 zijn de cultuurhistorische waarden beschreven en waar nodig zijn de karakteristieke elementen beschermd.

MIRT Verkenning Grevelingen

De waterkwaliteit en ecologische toestand van de Grevelingen is sinds de afsluiting in 1971 achteruit gegaan. Door klimaatverandering en zeespiegelstijging is er een grote waterveiligheidsopgave op nationaal niveau. De bevolking krimpt en de werkgelegenheid neemt af. Het recreatief potentieel wordt niet voldoende ingezet en de huidige recreatieve betekenis blijft niet op niveau.

Het Rijk en de regionale overheden onderzochten in de MIRT-Verkenning Grevelingen hoe het water en de omgeving van de Grevelingen in alle opzichten economisch vitaler, klimaatbestendig veiliger en ecologisch veerkrachtiger kunnen worden.

Het onderzoek kijkt naar het zuurstofgehalte van het water, het opwekken van duurzame energie, het verder uitbreiden van het natuurareaal, het verbeteren van het aanbod voor recreanten en toeristen en het herstel van de visserij.

De MIRT Verkenning Grevelingen richt zich op het onderzoeken van een aantal grootschalige ingrepen in de Grevelingen:

  • Een nieuwe en grotere doorlaat in de Brouwersdam voor het gecontroleerd terugbrengen van het getij op de Grevelingen.
  • Een getijcentrale in de Brouwersdam, die eventueel ook kan dienen als gemaal voor het afvoeren van grote hoeveelheden rivierwater.
  • Een verbinding in de Grevelingendam naar het Volkerak-Zoommeer voor het vergroten van de waterberging van Zuidwest Nederland.
  • Een vaarverbinding waardoor het Grevelingenmeer rechtstreeks wordt verbonden met de Noordzee.

Relevantie voor het plangebied

Het plangebied grenst aan de Grevelingen. In de verkenning wordt gekeken naar de mogelijkheid voor het terugbrengen van het getij. Vooralsnog is hier nog geen besluit over genomen.

1.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee.
  • Beleven van Land en Zee.
  • Bloeien op Land en in Zee.

Schouwen-Duiveland maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Bloeien op Land en in Zee'. De kernbegrippen streekproducten 2.0, zilte teelten en natuurbeleving staan centraal. De Provincie Zeeland wil als een stuwende kracht de ontwikkelingen die de kwaliteiten benutten versterken en ruimte bieden voor die ontwikkelingen. Daarbij gaat het onder anderen om het optimaal benutten van de recreatieve en toeristische potentie die het kustgebied biedt.

Revitalisering vormt de belangrijkste opgave voor het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod. Om dit te kunnen realiseren wordt bestaande bedrijven de mogelijkheid geboden tot kwaliteitsverbetering en productinnovatie (of transformatie) al dan niet in combinatie met een (beperkte) uitbreiding om deze verbeteringsslag te financieren.

Bij kwaliteitsverbetering en revitalisering van kampeerbedrijven neemt het aantal kampeerplaatsen geleidelijk af, omdat hoogwaardiger vormen van verblijfsrecreatie worden aangeboden. Kampeerplaatsen die als gevolg hiervan vrijkomen, kunnen opnieuw in de markt worden gezet. De Provincie verwacht van gemeenten dat zij dit in hun beleid uitwerken, zodat het aantal kampeerplaatsen per saldo ongeveer gelijk blijft. Tevens is het noodzakelijk dat gemeenten hoge eisen stellen aan de verdere ontwikkelingsruimte voor de kampeersector.

Voor de realisatie van nieuwe recreatiewoningen heeft de provincie specifieke voorwaarden opgenomen. Op deze manier wordt het beschikbare recreatieve verhuuraanbod ook daadwerkelijk in de markt gezet, blijft de verhuur gebundeld bij één aanbieder en kan een kwalitatief beter verhuurproduct worden gewaarborgd.

Permanente bewoning binnen een recreatieve bestemming is niet toegestaan. Gemeenten worden geacht dit te handhaven.

De Provincie Zeeland streeft naar het optimaal benutten van de (economische) potentie van de Zeeuwse Delta voor de watergebonden recreatie in combinatie met behoud van natuurwaarden, nautische veiligheid, zorgvuldig ruimtegebruik en de omgevingskwaliteiten. Ook streeft de Provincie naar kwaliteitsverbetering in de waterrecreatie. De Provincie faciliteert de groei van het aantal ligplaatsen in de Zeeuwse wateren en de bijbehorende voorzieningen, met het oog op kwaliteitsverbetering. De provincie geeft prioriteit aan uitbreiding van bestaande jachthavens in combinatie met revitalisering en transformatie van bestaande faciliteiten.

Door de ligging aan of in Natura 2000 gebieden is het uitvoeren van een passende beoordeling vaak noodzakelijk. Met een zorgvuldige planvorming kunnen (mogelijk) negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden zoveel mogelijk worden voorkomen. Indien dergelijke effecten toch nog optreden is compensatie aan de orde. In de Deltawateren kunnen negatieve effecten bijvoorbeeld worden voorkomen door een toegankelijkheidsregeling voor de meest verstoringgevoelige natuur. In geval van significante effecten zal gezocht moeten worden naar een andere locatie. Ontwikkeling van jachthavens mag ook niet ten koste gaan van het netwerk van binnenhavens en loswallen.

Relevantie voor het plangebied

Voor zowel de recreatiewoningen als de kampeerterreinen is het uitgangspunt verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie niet is toegestaan. Recreatiewoningterreinen waar nu geen centrale bedrijfsmatige exploitatie plaatsvindt zijn op de plankaart met de gebiedsaanduiding 'centrale bedrijfsmatige exploitatie uitgesloten' aangegeven.

Permanent bewonen van de recreatiewoningen is niet toegestaan. Voor situaties waar permanente bewoning gedoogd wordt met een persoongebonden beschikking is een persoonsgebonden overgangsregeling opgenomen.

In het voorliggend bestemmingsplan is het vergunde aantal ligplaatsen overgenomen. Voor de gebouwde faciliteiten aan de jachthavens is een flexibele regeling opgenomen, zodat ruimte is voor revitalisering en transformatie van bestaande faciliteiten.

De toets ten aanzien van de natura 2000-gebieden is in paragraaf 4.6 opgenomen.

Verordening Ruimte (2012)

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Voor nieuwe verblijfsrecreatieterreinen of uitbreidingen van recreatieterreinen heeft de provincie in de Verordening Ruimte een aantal regels opgenomen. Voor het overige wordt van gemeenten een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het Omgevingsplan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen.

Onderstaand is een uitsnede van de kaarten opgenomen die van toepassing zijn op het plangebied. Daarnaast zijn diverse regels opgenomen ten aanzien van bedrijvigheid, detailhandel, recreatie en agrarische bedrijvigheid, waaraan in de onderstaand alinea wordt getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0020.png"

Figuur B1.1. Bestaand natuur (Provincie Zeeland, verordening ruimte, 2012)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0021.png"

Figuur B1.2. Waterkering (Provincie Zeeland, verordening ruimte, 2012)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast_0022.png"

Figuur B1.3. Landschap en erfgoed (Provincie Zeeland, verordening ruimte, 2012)

Relevantie voor het plangebied

Voor de borging van de waarden 'bestaande natuur' en 'landschap en erfgoed' is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermde dijk' opgenomen. Dit betreffen met name de binnendijken en de opgaande begroeiing rondom de verblijfsrecreatieterreinen, zie ook de bovenstaande figuren. De aanduidng 'bestaande natuur' zoals opgenomen in de provinciale verordening overlapt voor klein deel de reeds als recreatieterrein in gebruik zijnde camping Noorder Nieuwland. De afscherming tussen de bestaande dijk en het recreatieterrein wordt gevormd door een rij met bomen. Ter plaatse van het recreatieterrein zijn geen natuurwaarden aanwezig en is dan ook geen beschermde regeling opgenomen op de verbeelding.

Daarnaast kennen een aantal binnendijken een waterkerende functie. Deze functie is in het plan geborgd met behulp van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

In de verordening zijn regels opgenomen ten aanzien van de nieuw economische dragers bij agrarische bedrijven en is een limitatieve lijst opgenomen welke activiteiten als nieuwvestiging zijn toegestaan. De regels van het voorliggend bestemmingsplan sluiten hierop aan. Ook de lijst zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, valt binnen de kaders van de provinciale verordening.

Daarnaast geldt voor de agrarische percelen dat nieuwe bouwwerken geconcentreerd moeten plaatsvinden binnen het aangegeven bouwvlak. Hierop zijn een aantal uitzonderingen mogelijk zoals sleufsilo's, tijdelijke mestopslag, etc. Voor elk agrarisch perceel is in het voorliggend bestemmingsplan een dergelijk bouwvlak opgenomen. De bijbehorende regels sluiten aan bij de regels zoals opgenomen in de verordening.

Ter voorkoming van permanente bewoning van gebouwen voor recreatief nachtverblijf, is een regeling opgenomen die permanente bewoning in gebouwen voor recreatief nachtverblijf uitsluit. Reeds aanwezig permanente bewoning is gekoppeld aan een persoonsgebonden overgangsregeling.

Uitbreiding van detailhandel en overige voorzieningen (op de verblijfsrecreatieterreinen en in de jachthavens) is enkel toegestaan binnen het op de verbeelding aangeduide gebied. Dit zijn gebieden waar reeds dergelijke voorzieningen aanwezig zijn. Hiermee wordt de in de verordening opgenomen doelstelling van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden geborgd.

Handreikingen verevening 2008 en 2010

Bij de vaststelling van de handreikingen verevening 2008 en 2010 zijn afspraken gemaakt tussen provincie en gemeenten over de toepassing van het vereveningsprincipe dat een 'rode' ontwikkeling gepaard dient te gaan met een gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteiten, publieke voorzieningen of de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij moet het in alle gevallen gaan om een fysiek-ruimtelijke ontwikkeling die aantoonbaar zoveel mogelijk een directe relatie heeft met het initiatief of project. Ook voor nieuwvestiging, uitbreiding en ontwikkeling van recreatieterreinen geldt het vereveningsprincipe.

Mede naar aanleiding van deze afspraken is het vereveningsprincipe in 2009 geëvalueerd, waarbij op een diverse punten aanbevelingen zijn gedaan tot aanpassing van de handreiking verevening uit 2008. Dit alles heeft geleid tot de Handreiking verevening 2010.

Momenteel wordt er een nieuwe handreiking, 'Handreiking verevening 2012' opgesteld die de 'Handreiking verevening 2008-2010' gaat vervangen.

Het principe van verevening geeft een directe vertaling op individueel initiatiefniveau, op projectniveau en op gebiedsniveau van de in het omgevingsplan uitgewerkte dubbeldoelstelling: een duurzame ontwikkeling van Zeeland, waarbij zowel in dynamiek als in kwaliteit wordt geïnvesteerd. Er kunnen twee hoofdvormen van het principe van verevening worden onderscheiden:

  • verevening in omgevingskwaliteit;
  • de ruimte voor ruimte-regeling.

Niet bij elke ontwikkeling is het vereveningsprincipe van toepassing. Op voorhand is voor de volgende ontwikkelingen aangegeven dat het vereveningsprincipe niet van toepassing is:

  • De ontwikkeling van grondgebonden agrarische bedrijvigheid, omdat dit de primaire functie van het buitengebied vormt en intrinsiek wordt bijgedragen aan de instandhouding van het landschap.
  • De ontwikkeling van nieuwe uitleg- of uitbreidingslocaties van kernen.;
  • De ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen, die onderdeel uitmaken van de regionale bedrijventerreinenprogramma's.

Het principe van verevening is van toepassing indien sprake is van een wenselijke ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied waarvoor een aanpassing van het vigerende bestemmingsplan (of bestemmingsregeling) noodzakelijk is. Het principe van verevening is eveneens van toepassing bij intensivering van bestaande initiatieven.

In de handreikingen is aangegeven dat niet voor iedere ontwikkeling sprake is van het vereveningsprincipe. Voor kleinschalige initiatieven, waarbij geen of nauwelijks sprake is van een aantasting van de omgevingskwaliteit, is een drempel ingesteld waaronder niet hoeft te worden verevend. De drempel wordt niet overschreden wanneer:

  • De hoogte van de noodzakelijk geachte vereveningsbijdrage lager is dan € 8.000,-.
  • Er sprake is van slechts een beperkte toename van het bebouwd volume. Dit is aan de orde wanneer:
    1. 1. de toename van het bebouwd volume lager is dan 400 m3;
    2. 2. de toename van het bebouwd volume lager is dan 30% van hetgeen in het vigerende bestemmingsplan of vigerende bestemmingsregeling reeds mogelijk wordt gemaakt.
vereveningstabel
ontwikkeling investering in de omgevingskwaliteit
verblijfsrecreatie Hotels (per kubieke meter) Een investering van € 20,- per m3 in de omgevingskwaliteit
Groepsaccommodaties (per initiatief) € 8.000,-
Kleinschalig kamperen (per eenheid) Een bedrag van € 800,- per eenheid, als gekozen wordt voor een gezamenlijke investering met een aantal ondernemers in de toegankelijkheid van het agrarisch gebied dan kan worden volstaan met een bijdrage van € 500,- per eenheid.
Landschapscamping (per standplaats) Realisatie 833 m2 groen
Overige verblijfsrecreatieve activiteiten (per hectare) Realisatie 2 hectare groen
Dagrecreatie Bouwvolume te realiseren bouwwerken maatgevend € 20,- per m3 (indien volume meer dan 400 m3 bedraagt)
Nieuwe economische drager Per initiatief € 8.000,-
Semi-agrarische en agrarisch aanverwante bedrijvigheid Gelijk aan een nieuwe economische drager, waarbij de bestaande bebouwing het uitgangspunt vormt. Indien nieuwe bebouwing ten behoeve van de semi-agrarische en agrarisch aanverwante ontwikkeling wordt opgericht, gelden de volgende uitgangspunten:
Realisatie nieuwe bebouwing (tot en met bedrijfsvloeroppervlakte van 250 m2)
Realisatie nieuwe bebouwing tbv agrarische hulpbedrijven en toeleverende bedrijven, zijnde loonbedrijven, veehandelsbedrijven, fouragehandel, zaaizaad en pootgoed en opslag van agrarische producten (tot en met bedrijfsvloeroppervlakte van 1.500 m2)
Indien sprake is van nieuwe ontwikkeling waarbij de uitbreiding in bedrijfsvloeroppervlakte een veelvoud van het genoemde aantal vierkante meters bedraagt, dan bedraagt de vereveningsbijdrage eveneens een veelvoud van
€ 8.000,-
Overige bedrijfsmatige activiteiten Per hectare Realisatie 2 hectare groen

Verblijfsrecreatieve activiteiten

Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt voor het toepassen van verevening. Aanvullend op de voorgaande indicaties voor investeringen zijn voor verschillende recreatieve activiteiten de volgende vereveningsbijdragen aangegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen activiteiten in de kustzone en in het achterland.

Recreatieve activiteit Maximale vereveningsbijdragen
Hotel (0-3 sterren) Per kamer € 225,-
Hotel (4 en 5 sterren) Per kamer € 600,-
Strandslaaphuisje Per huisje € 2.500,-
Jachthaven Per ligplaats € 300,-
Noordzeekust Achterland
Recreatiebungalow- of -woning Per bungalow € 5.000,- € 1.000,-
Toeristische standplaats Per hectare (per eenheid) € 34.000,- € 4.000,-
Niet-toeristische standplaats (chalets, stacaravans etc.) Per hectare (per eenheid) € 34.000,- € 17.000,-

Voor veel recreatiebedrijven geldt dat uitbreiding gecombineerd wordt met kwaliteitsverbetering en het voldoen aan wettelijke vereisten. Extra ruimtebeslag om te voldoen aan wettelijke vereisten is vereveningsvrij. De hoogte van de vereveningsbijdrage wordt in dergelijke situaties alleen berekend over de extra eenheden die op het bedrijf worden gerealiseerd. Bij het omzetten van eenheden (bijvoorbeeld van toeristische standplaatsen naar vaste standplaatsen of recreatiewoningen) wordt eveneens maatwerk geleverd.

Centrumvoorzieningen op bestaande recreatieterreinen

Naast een uitbreiding in eenheden is er bij bestaande recreatieondernemingen veelal ook sprake van het realiseren/uitbreiden van bouwwerken waarin centrumvoorzieningen worden ondergebracht. Hiermee wordt veelal beoogd een kwaliteitsverbetering voor het totale product te realiseren. Voor dergelijk ontwikkelingen is het vereveningsprincipe alleen aan de orde wanneer het bebouwd oppervlak groter wordt dan 15% van het totale oppervlak aan recreatieterrein.

Relevantie voor het plangebied

Met een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk het bebouwd oppervlak van centrumvoorzieningen te vergroten. Wanneer het bebouwd oppervlak groter wordt dan 15% van het totaal oppervlak van het recreatiebedrijf kan dit alleen als er zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst. Met onderhavig bestemmingsplan kunnen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt (paragraaf 3.10). Voor deze ontwikkelingen is het vereveningsprincipe uit de Handreiking verevening van toepassing.

Toetskader Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2009

Het toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid is een samenvoeging van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, lokale inzichten en andere beleidsstukken uit het land. Het toetskader is bedoeld als toelichting op artikel 10 van de Regeling bluswatervoorziening en hulpverlening. De regels en voorschriften uit het toetskader dienen te worden gehanteerd binnen de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.3 Gemeentelijk Beleid

Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' (2011)

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.

In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Onderstaand zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd;
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies;
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans;
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: wonen

  • De gemeente heeft een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau;
  • In de gemeente wordt prettig en naar behoefte gewoond;
  • De leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen is groot. Inwoners zijn actief en betrokken;
  • Er is een goed en betaalbaar aanbod van zorg en welzijn dat vraaggestuurd tot stand komt.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland;
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties;
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt;
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.

Relevantie voor het plangebied

De bestaande ruimtevragende functies wonen, werken en (verblijfs)recreatie zijn positief bestemd in onderhavig bestemmingsplan. De ambities worden binnen de bestemmingsgrenzen van dit bestemmingsplan gefaciliteerd. Indien deze zijn gericht op nieuwe ontwikkelingen is uitsluitend ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen en herstructurering van de recreatieve functie.

Nota Kamperen (2011)

Op 30 juni 2011 heeft de raad de (gewijzigde) Nota Kamperen vastgesteld. Het lange termijn doel van de Nota luidt: 'Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren'. Om deze doelstelling in de praktijk gestalte te geven, wordt exploitanten van kampeerterreinen meer ruimte geboden om hun terrein naar eigen inzicht in te richten. In dit kader is exploitanten de mogelijkheid geboden om initiatieven in te dienen om één of meer wijzigingen door te voeren op hun terrein.

In de Nota wordt gesproken over reguliere kampeerterreinen en niet reguliere kampeerterreinen. Een regulier kampeerterrein is een bedrijf met recreatie als hoofdtak, waarbij intensief op het terrein wordt gerecreëerd en geen sprake is van een subbestemming. Een niet- regulier kampeerterrein wordt omschreven als een bedrijf met over het algemeen recreatie als neventak. Waarbij naast verblijfsrecreatie sprake is van een subbestemming met veelal de nadruk op landschappelijke kwaliteiten, zoals: landschapscamping, natuurcamping, kleinschalig kampeerterrein en fruitgaardbedrijf.

Relevantie voor het plangebied

In het plangebied bevinden zich reguliere kampeerterreinen. De Nota Kamperen biedt de basis voor de gebruiks- en bouwregeling voor de kampeerterreinen binnen het plangebied.

Beleidsregels groepskamperen (2010)

De 'Beleidsregels groepskamperen' hebben tot doel voor groepskamperen eenduidige en heldere regels op te stellen. In de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) waren twee artikelen opgenomen voor het kamperen door organisaties met een specifieke doelstelling. Artikel 13 lid 1 van de Wor gaf een ontheffingsmogelijkheid voor groepskamperen en artikel 8 lid 2 sub b voor het verenigingskamperen. Ontheffingen voor verenigingskamperen komen in onze gemeente feitelijk niet voor, aangezien dergelijke kampeerterreinen positief (moeten) worden bestemd. Voor verenigingskamperen gelden de beleidsregels groepskamperen daarom niet.

Groepskamperen betreft het plaatsen van kampeermiddelen buiten een kampeerterrein door groepen uitgaande van een organisatie. Het is gerelateerd aan een evenement of activiteit in besloten kring en is voor zeer korte duur. Bij het houden van een voetbaltoernooi wordt bijvoorbeeld ontheffing verleend voor groepskamperen op het sportcomplex dan wel op het naastgelegen weiland.

Relevantie voor het plangebied

Gelet op het incidentele karakter en de zeer korte duur van het groepskamperen wordt dit niet planologisch geregeld. Het bestemmingsplan voorziet dan ook niet in een afwijkingsregel.

Nota recreatiewoningen (2011)

Om te komen tot een algemeen toetsingskader dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen, heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in 2011 een 'Behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' laten uitvoeren.

Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw;
  • De gemeente en belangenorganisaties voor recreatie en toerisme stimuleren de herstructurering van bestaande recreatie(woningen)terreinen en maken hierover nader afspraken.

Het toetsingskader bevat richtinggevende uitspraken, waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst. Er wordt getoetst op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Een plan moet een gedegen en complete ontwikkelingsvisie bevatten met niet alleen een focus op het terrein zelf, maar ook een beschrijving van de relatie met de omgeving. Indien noodzakelijk kan het Kwaliteitsteam Buitengebied om een (onafhankelijk) advies worden gevraagd over de ontwikkelingsvisie.

Relevantie voor het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan staat geen ontwikkeling van nieuwe recreatiewoningen(terreinen) toe. Eventuele (kleinschalige) initiatieven zullen worden getoetst aan de nota. De nota is tevens relevant als het gaat om het omzetten van camping naar nieuwe recreatieparken en de herstructurering van parken. Relevante planologische voorwaarden worden eveneens getoetst aan de nota.

Watersportvisie (2009)

De watersport is voor Schouwen-Duiveland, vanwege de unieke ligging tussen de Grevelingen en de Oosterschelde en de centrale positie in het Deltagebied, een belangrijke economische drager. De Watersportvisie moet bijdragen aan versterking van de watersport(sector) door watersport in al zijn vormen te sturen en faciliteren. De Watersportvisie bevat allereerst een uitgebreide analyse van vraag, aanbod en beleid in de watersportsector. Op grond van deze analyse is de kern van de Watersportvisie gevormd. Die kern bestaat uit na te streven hoofddoelen en zes uitgangspunten die leiden tot een samenhangende visie op watersport.

Hoofddoelstellingen voor de watersport zijn:

  • Economische impact.
  • Bijdrage aan andere sectoren binnen de economie.
  • Bijdrage aan het imago van Schouwen-Duiveland.
  • Bijdrage aan het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid.

Hieruit zijn vervolgens de volgende uitgangspunten gefilterd:

  • Watersport verankeren in het 'droge' toerisme.
  • Nieuwe doelgroepen aantrekken.
  • De sterke concurrentiepositie van de watersport handhaven.
  • Knelpunten, vooral betreffende capaciteit in de havens, oplossen.
  • Beleid voor het land vertalen naar beleid voor het water.
  • Watersport als smaakmaker positioneren.

De visie bevat eveneens een toetsingskader voor initiatieven van derden. Centraal staat daarin de bijdrage die een initiatief levert aan geformuleerde doelstellingen. De mate waarin een initiatief bijdraagt aan een doelstelling, het belang van die doelstelling en het aantal doelstellingen waaraan een bijdrage geleverd wordt, geven met elkaar een indruk van de wenselijkheid van een initiatief.

Relevantie voor het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan speelt niet in op ontwikkelruimte voor nieuwe watersport initiatieven. De bestaande situatie, waaronder de recent uitgebreide jachthaven van Bruinisse, is als zodanig bestemd.

Brandbeveiligingsverordening Schouwen-Duiveland

De gemeente beschikt over een brandbeveiligingsverordening, waarin aspecten zijn vastgelegd in het kader van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Zo worden in de Verordening onder andere brandveiligheidsvoorschriften beschreven voor kampeerterreinen en evenementen. Daarbij gaat het onder andere om de bereikbaarheid voor de brandweer. Momenteel wordt gewerkt aan een landelijke regeling. Bij de inwerkingtreding van deze landelijke regeling zal de brandbeveiligingsverordening komen te vervallen.

Relevantie voor het plangebied

De opgenomen regeling in onderhavig bestemmingsplan is zodanig dat voldaan kan worden aan de voorschriften uit de verordening.

Woonmilieuvisie (2006)

De gemeente Schouwen-Duiveland staat voor de opgave om een relatie te leggen tussen de vraag van de consument, het bestaande aanbod en de ambitie om kwalitatief hoogwaardige woonmilieus te creëren, afgestemd op het bijzondere karakter van de gemeente. Enerzijds gaat het om woningen voor 'eilanders' die starten op de woningmarkt of willen doorstromen. Anderzijds is er de uitdaging om woonmilieus aan te bieden die attractief zijn voor mensen van elders, bijvoorbeeld uit de Randstad, zodanig dat men zich hier vestigt (migratie). In de woonmilieuvisie wordt vanuit de eigen bevolking en de potentie van de instroom van nieuwe inwoners verkend welke woning- en omgevingstype de komende jaren in een behoefte voorzien en kansen bieden. Het is daarbij de ambitie van het gemeentebestuur om zorgvuldig in te spelen op de sterke ruimtelijke identiteit van het eiland en de verschillende kernen en potenties te benutten: streven naar herkenbare 'Schouwen Duivelandse' woonmilieus die nauw aansluiten op het eigen karakter van het eiland en die een hoogwaardige woonkwaliteit bieden. In de woonmilieuvisie is tevens aangegeven in hoeverre de lopende en in voorbereiding zijnde plannen aansluiten bij de vraag van eilanders en migranten. De uitgevoerde verkenningen zijn uiteindelijk vertaald richting planningslijsten.

Relevantie voor het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk. Voor eventuele ontwikkelingen op het gebied van woningbouw dienen aparte ruimtelijke procedures te worden doorlopen. Daarbij zal getoetst moeten worden aan de Woonmilieuvisie.

Gemeentelijk woningbouwprogramma (2007)

Momenteel wordt een beleidsplan Wonen opgesteld die het Gemeentelijk woningbouwprogramma vervangt.

Gebruiksverordening tweede woningen (2006)

Om de kernen leefbaar te houden heeft de gemeente Schouwen-Duiveland een Gebruiksverordening tweede woningen. Deze verordening geldt voor elke kern afzonderlijk. Per kern is een kaartje beschikbaar waarop het gebied is aangegeven waarbinnen de verordening van toepassing is. In sommige dorpen is de leefbaarheid in het geding doordat woningen slechts een relatief klein deel van het jaar bewoond worden, met name alleen in de vakanties en/of de zomer. Dat gaat ten koste van het voorzieningenniveau en het leefklimaat.

Samengevat verbiedt de verordening een tot permanente bewoning bestemd gebouw voor recreatieve doeleinden te gebruiken. In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders afwijking verlenen van de verordening.

Relevantie voor het plangebied

Het werkingsgebied van de Gebruiksverordening geldt voor alle kernen binnen de gemeente. Deze vallen buiten het plangebied. De woningen in het plangebied met een woonbestemming mogen zowel permanent (als hoofdverblijf) als niet-permanent (als tweede woning) bewoond worden. De Gebruiksverordening tweede woningen heeft derhalve geen consequenties voor onderhavig bestemmingsplan.

Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland

Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Het beleid wordt besproken en vastgelegd in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna worden de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules genoemd.

Module Geluid en Stilte (2008)

Schouwen-Duiveland is niet of nauwelijks bekend met het fenomeen geluidhinder. Toch zijn er gebieden op het eiland waar het nodige geluid wordt geproduceerd, zoals recreatiegebieden en langs hoofdwegen. De gemeente wil voorkomen dat de geluidsruimte die er is, gestaag dichtslibt. Het doel is om ook voor de toekomst een veilig, ruim en rustig werk- en leefklimaat te behouden, en waar nodig te versterken. Daarbij moet tevens ruimte zijn voor economische ontwikkeling. Met het geluidbeleid richt de gemeente zich onder andere op de onderwerpen: rust en stilte, ecologische situatie, evenementen en verkeer. Zo komen er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op geluidsbelastende locaties.

Module Licht en Duisternis (2009)

Op Schouwen-Duiveland is nog echte duisternis te ervaren. Mensen, dieren en planten varen wel bij een goede balans tussen licht en donker. Deze kwaliteit dient te worden gewaarborgd, want hij staat onder druk. Duisternis is te behouden door een viertal instrumenten toe te passen; preventie (niet verlichten), duurzaam verlichten (milieubewuster), gericht verlichten en bewust verlichten. Het duisternisbeleid richt zich op openbare verlichting, verlichting bij bedrijven, terreinverlichting, monumentenverlichting en bewustwording bij de burger. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bij ontwikkelingen om een lichtplan wordt gevraagd.

Module Energie en Klimaat (2009)

De uitstoot van fossiele brandstoffen versterkt het natuurlijke broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt en het klimaat verandert. De gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee het eiland klimaatbestendig en energieneutraal wordt. Dat kan op twee manieren:

  • De klimaatbestendige aanpak. Dit houdt in dat er bij het bestemmen, inrichten en beheren van gebieden nadrukkelijk en telkens weer rekening gehouden moet worden met drie kernkarakteristieken: de weerstand, de veerkracht en het aanpassingsvermogen van gebieden.
  • Broeikasreductie. Dit is te bereiken door energie te besparen en de energievraag te beperken, als dat mogelijk is duurzame energiebronnen te benutten en het zo efficiënt mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen, indien niet anders kan.

Bij de aanpak staan verduurzaming en energiezuinigheid voorop. De gemeente richt zich op onder andere de volgende sectoren:

  • Gebouwen: hanteren van een 10% strengere EPC norm en het energiezuinig ontwerpen van gebouwen. Voor gemeentelijke gebouwen geldt een 20% strengere EPC norm.
  • Opzetten van een energiemanagementsysteem voor gemeentelijke gebouwen;
  • Verkeer en vervoer: stimuleren van gebruik van het openbaar vervoer en de fiets;
  • Duurzame energie: kansen onderzoeken om energieneutraal te worden. Gebruik maken van deze kansen, zoals warmtekoude opslag;
  • Duurzame bedrijven: bij bedrijven en bedrijvigheid gaan voor duurzaamheid.
    (Energie)verspilling voorkomen.

Module Luchtkwaliteit (2008)

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. In het uitvoeringsprogramma wordt met name genoemd dat het fietsverkeer gestimuleerd kan worden door de realisatie van extra fietspaden en goede fietsenstallingen.

Module Bodem (2010)

Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan.

Module Externe Veiligheid (2010)

Externe veiligheid betreft de maatregelen die moeten voorkomen dat er buiten de poort van een bedrijf/inrichting slachtoffers vallen, als er door het betreffende bedrijf wordt gewerkt of opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Daarbij wordt gedoeld op omwonenden maar ook op recreanten op kampeerterreinen of in jachthavens. Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Deze risico's dienen echter wel aanvaardbaar te zijn, en minimaal te voldoen aan de landelijke voorschriften. Het bestemmingsplan moet ervoor zorgen dat er geen ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid kunnen voordoen. Dat gebeurt door;

  • Externe veiligheid te betrekken bij actualisering van bestemmingsplannen;
  • Externe veiligheid vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingsplannen;
  • Het hanteren van afstandseisen voor recreanten ten opzichte van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting;
  • Inrichtingseisen te stellen aan kampeerterreinen en jachthavens.

Concreet wordt het volgende nagestreefd:

  • Bestemmingsplannen voorzien van risicocontouren bij BEVI-inrichtingen en bij propaantanks met een inhoud die groter zijn dan 13 kubieke meter;

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de veiligheidseffectrapportage (v.e.r.) toepassen.

De activiteiten die in het kader van bovengenoemde milieumodules moeten worden opgestart en uitgevoerd, staan beschreven in een uitvoeringsprogramma. In dit programma, dat is onderverdeeld in thema's, is aandacht voor het doel van de activiteiten, de rol van de gemeente, de externe partijen waarmee de gemeente de activiteit wil uitvoeren, het betreffende gebied en een tijdplanning.

Relevantie voor het plangebied

De vastgestelde modules gelden voor het hele gemeentelijk grondgebied van de gemeente Schouwen-Duiveland. De modules beschrijven per milieuonderwerp welke doelen binnen welke periode bereikt moeten worden. Met betrekking tot externe veiligheid speelt in het plangebied de aanwezigheid van propaantanks bij campings en de daaraan gekoppelde routering gevaarlijke stoffen een rol. In §4.9 zijn de relevante aspecten vanuit externe veiligheid voor het plangebied beschreven.

Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme (2012)

Evaluatie 2008-2011 en Herijking Beleidsvoornemens 2012 tot en met 2015

Wat betreft economische ontwikkelingen zijn de volgende zaken van belang:

  • de gevolgen van de(wereldwijde) economische crisis,
  • de demografische ontwikkelingen (vooral meer ouderen),
  • het belang van ecologie,
  • de digitale innovaties,
  • het belang van watersport in Nederland (en voor Schouwen-Duiveland).

Het advies van Buck Consultants International 2011, uitgebracht voor de Strategische Visie 2040, luidt:

"Toerisme blijft belangrijk, maar groeit niet meer: boor nieuwe toeristische bronnen aan zoals wellness". Op het gebied van toerisme moet de gemeente zich richten op drie aandachtspunten:

  • ontwikkelen van een visie Toeristische Hoofd Structuur;
  • herstructurering (Westhoek);
  • ondernemers ondersteunen in nieuwe concepten.

Wat betreft de economische doelstellingen kiest de gemeente voor:

  • behoud van het huidige niveau van werkgelegenheid;
  • streven naar behoud en, zo mogelijk, verhogen van de (totale) bestedingen;
  • meer seizoensspreiding van de toeristenstroom en meer bereik van gezinnen met (jonge) kinderen en senioren (vitale 50+'er).

Relevantie voor het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan houdt rekening met de beleidslijnen vanuit het beleidsplan en zet in op behoud en versterking van het toeristisch-recreatief karakter van de recreatieterreinen.

Ontwikkelingsvisie horeca (mei 2007)

De Ontwikkelingsvisie horeca is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de Gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers.

In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (café, discotheek, restaurant etc.). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.

Ontwikkelingsvisie buitengebied

Door middel van de Nieuwe Economische Dragers (provincie Zeeland) is het mogelijk om andere dan agrarische activiteiten mogelijk te maken in bestaande bebouwing in het landelijk gebied. Diverse bedrijfsmatige activiteiten kunnen hierbij mogelijk worden gemaakt, waaronder recreatieve functies (mits kleinschalig van opzet). Voorbeelden zijn een kampeerboerderij, appartementen, restaurant, theeschenkerij en een paardenpension. De mogelijkheden zijn aan diverse voorwaarden gebonden, waaronder milieuaspecten, provinciale criteria en verkeersaantrekkende werking. Ook dient de ondernemer te investeren in ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld door landschaps- en natuurontwikkeling). Ingediende plannen worden niet getoetst door een Toetsingscommissie Nieuwe Economische Dragers van de provincie Zeeland. Van de Nieuwe Economische Dragers wordt echter wel verwacht dat zij een aanvulling bieden op andere Nieuwe Economische Dragers, het landschappelijke en agrarische karakter gehandhaafd blijft en de streekgebonden kenmerken van Schouwen-Duiveland of Zeeland versterkt worden. De locatie voor de Nieuwe Economische Drager wordt tevens getoetst aan de Structuurvisie Buitengebied in Beweging.

De gemeente ondersteunt deze ontwikkeling, omdat op deze wijze door agrariërs een passende en bruikbare nevenactiviteit kan worden ontwikkeld. Ook kan de betaalbaarheid en het behoud van agrarische gebouwen hiermee worden vergroot. Tot slot draagt het ook bij aan de versterking van de karakteristieke kenmerken van Schouwen-Duiveland.

De gemeente wil graag medewerking verlenen aan horecaontwikkeling in het buitengebied indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De horeca-activiteit dient plaats te vinden in of bij bestaande (of voormalige) agrarische bebouwing;
  • De locatie voldoet aan enkele verkeerstechnische criteria (zoals parkeergelegenheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid);
  • De horecagelegenheid past binnen de Nieuwe Economische Dragers en overige planologische kaders.

Afwijking van bovenstaande is uitsluitend mogelijk indien de nieuwe economische activiteit een duidelijke meerwaarde biedt voor de lokale economie (bijvoorbeeld het toeristisch-recreatief product) in de gemeente Schouwen-Duiveland. Het aantal Nieuwe Economische Dragers wordt niet gemaximeerd, mede vanwege het beperkte aantal gerealiseerde eenheden.

Horeca op recreatieterreinen

Horeca op recreatieterreinen vormt veelal een aanvulling op het voorzieningenniveau op een recreatieterrein (bijv. een bungalowpark, camping etc.). Nieuwvestiging van horeca op een recreatieterrein dient per individuele aanvraag beoordeeld te worden op de mate van overlast, planologische inpassing, uitstralingseffecten etc. Uitgangspunt hierbij is dat horeca op recreatieterreinen primair bedoeld is voor de eigen gasten. Reclame-uitingen buiten het recreatieterrein zijn dan ook niet toegestaan. Door het college kan afwijkend worden besloten, bijvoorbeeld indien de horecagelegenheid een belangrijke sociale functie vervult voor de omgeving.

Eetkramen

Op Schouwen-Duiveland zijn diverse standplaatsen aanwezig waar snackwagens op basis van een standplaatsvergunning eet- en drinkwaren verkopen. Dergelijke snackwagens, die slechts tijdelijk (één of enkele dagen per week) op de weg zijn geplaatst, vallen onder het gemeentelijke Vent- en standplaatsenbeleid. Dergelijke snackwagens vallen niet onder het begrip 'horecabedrijf' in de zin van de APV en zijn over het algemeen tijdelijk op de weg aanwezig.

Er zijn echter ook vormen te onderscheiden die tussen een tijdelijke standplaats en een reguliere (permanente) horecagelegenheid in zitten. Een voorbeeld is een permanente kiosk of andersoortig bouwwerk, dat als besloten ruimte kan worden aangemerkt, maar niet voor publiek toegankelijk is. Nieuwvestiging of, indien van toepassing, uitbreiding van dergelijke consumptieve gelegenheden worden niet wenselijk geacht. Het college kan echter afwijkend besluiten indien sprake is van een unieke, kwalitatieve aanvulling op het bestaande aanbod en indien een dergelijke kiosk past binnen een omgevingsplan of herinrichtingsplan zoals bijvoorbeeld de Structuurvisie.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan - waar mogelijk - medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland'.

Relevantie voor het plangebied

De ontwikkelingsvisie horeca is in het voorliggende bestemmingsplan planologisch vertaald.

Ruimtelijke beleidstoets antenne-installaties mobiele telecommunicatie (januari 2002)

Mobiel bellen heeft versneld zijn intrede gedaan in de samenleving. Om het mobiele telefoonverkeer mogelijk te maken, moet een groot aantal zendmasten worden opgericht. Zo ook binnen het grondgebied van Schouwen-Duiveland. Voor de plaatsing van zendmasten zijn gebiedsgerichte randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van de ruimtelijke beleidstoets antenne installaties mobiele telecommunicatie. Om de plaatsing van zendmasten in goede banen te leiden, is door de gemeente in dit kader een beleidsnotitie opgesteld. Deze geeft aan dat zendmasten, behoudens de vergunningsvrije masten, uitsluitend via een afwijking van het bestemmingsplan zullen worden toegelaten en enkel als aan de (algemene) voorwaarden wordt voldaan zoals opgenomen in voorgenoemde bijlage. Inmiddels is het plaatsen van C-2000 masten vergunningvrij. In de toekomstige plannen voor woningbouw zullen mogelijke locaties voor antenne-installaties opgenomen moeten worden in de bestemmingsplannen.

Relevantie voor het plangebied

Er bevinden zich geen planologisch relevante masten binnen het plangebied en er worden geen nieuwe masten planologisch mogelijk gemaakt.

Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid (2010)

In oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod komen te vervallen. Deze wetswijziging heeft tot gevolg gehad dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is in strijd met artikel 19 van de Grondwet. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeente en is opgenomen in hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening (Apv). Ter bescherming van het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid, de positie van prostituees en het voorkomen van strafbare feiten is het wenselijk lokaal prostitutiebeleid vast te stellen. Samen met de APV schetsen deze beleidsregels het kader voor het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Bovendien bevat dit document een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan, in de meeste gevallen de burgemeester.

Relevantie voor het plangebied

Binnen onderhavig bestemmingsplan worden - conform de beleidsregels - geen mogelijkheden geboden voor de bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie.

Gemeentelijk monumentenbeleid

Om cultuurhistorische bouwwerken binnen haar grondgebied te beschermen, zijn in het gemeentelijk monumentenbeleid drie categorieën 'monumenten' onderscheiden: de rijksmonumenten, de gemeentelijke monumenten en de beschermde dorpsgezichten. De rijksmonumenten worden beschermd in het kader van de 'Monumentenwet 1988'. De gemeentelijke monumenten worden voor wijziging of afbraak behoed middels voorschriften opgenomen in de gemeentelijke Erfgoedverordening Schouwen-Duiveland 2010.

Relevantie voor het plangebied

De bescherming van de monumenten binnen het plangebied is buiten onderhavig bestemmingsplan gewaarborgd (onder andere in de monumentenwet).

Welstandsnota 2012 (2012)

In de strategische visie “Tij van de Toekomst'' heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de volgende keuze geformuleerd: 'We gaan zorgvuldig om met landschap, natuur, cultuur en milieu en investeren ook in het verbeteren van deze kwaliteiten'. Met deze welstands-/monumentennota geeft de gemeente vorm en inhoud aan deze keuze. Deze nota stelt de kaders vast waaraan ruimtelijke initiatieven in de gemeente Schouwen-Duiveland worden getoetst.

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) is vanaf 1 januari 2012 verankerd in de ruimtelijke wetgeving. De MoMo kent drie pijlers: cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening, vervolgens krachtiger en eenvoudiger regelgeving en als derde het bevorderen van herbestemmingen. In de gemeentelijke Welstandsnota wordt nadrukkelijk aangesloten bij de 2e pijler. Duidelijke voorschriften maken het mogelijk om bij de eenvoudige (kortere) procedures cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van een integrale afweging.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebieds- en objectgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt voor de vergunningsplichtige bouwplannen. De objectgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor bouwplannen van rijks- en gemeentelijke monumenten.

Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is Schouwen-Duiveland onderverdeeld in verschillende gebiedscategorieën, namelijk:

  • Steden en dorpskernen
  • Planmatige uitbreidingen
  • Bedrijfs- en haventerreinen
  • Sport en recreatie
  • Buitengebied

Voor monumenten en alle gebieden is op basis van de aanwezige kwaliteit het gewenste welstandsniveau vastgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een viertal welstandsniveaus:

  1. 1. de beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten (extra bescherming gericht op consolidatie van historische context);
  2. 2. de bijzondere welstandsgebieden (extra inspanning tot voordeel van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit);
  3. 3. de reguliere welstandsgebieden (normale inspanning gericht op het handhaven van de basiskwaliteit);
  4. 4. de welstandsvrije gebieden (geen welstandstoetsing).

Relevantie voor het plangebied

De grootschalige recreatieparken/kampeerterreinen, de jachthavens en het gehele agrarische landschap vallen onder welstandsniveau 3; regulier welstandsgebied. Voor de binnenterreinen van de recreatieparken, kampeerterreinen en jachthavens geldt een uitzondering, deze zijn welstandsvrij. De Grevelingenhout is aangemerkt als een bijzondere concentratie en valt onder welstandsniveau 2; bijzonder welstandsgebied. En tenslotte het rijksmonument op Hageweg 1 in Bruinisse valt onder welstandsniveau 1. Alle aanvragen om een omgevingsvergunning met de activiteit bouwen, dienen te worden getoetst aan de geldende welstandscriteria die van toepassing zijn per afzonderlijk welstandsniveau.

Beleidsplan Archeologie (2008)

De gemeente heeft een beleidsplan Archeologie vastgesteld in de raadsvergadering van 28 februari 2008. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Zo zijn de gekende waarden onderverdeeld in: terrein van zeer hoge archeologische waarde, terrein van hoge archeologische waarde en terrein van archeologische waarde. In de te onderzoeken waarden is een onderscheid gemaakt in onderzoeksgebied A en B. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).

Relevantie voor het plangebied

Op de Beleidskaart Archeologie zijn voor het plangebied vijf deelgebieden te onderscheiden, namelijk:

  • Rijksmonument;
  • Archeologisch waardevol gebied B;
  • Onderzoeksgebied A;
  • Onderzoeksgebied B;
  • Geen onderzoeksgebied.

Op ieder gebied zijn weer andere kwantitatieve normen van toepassing. Op basis van de beschreven beleidsdocumenten is voor de verschillende gebieden binnen het plangebied een passend archeologisch beschermingsregime opgenomen om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Daarbij is aangesloten bij het facetbestemmingsplan Archeologie. Voor de normen en de vertaling van het archeologiebeleid naar het bestemmingsplan wordt verwezen naar §4.4.

Waterplan Schouwen-Duiveland 2007

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het Waterschap Zeeuwse Eilanden en de provincie Zeeland een waterplan opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente. Dit waterplan geeft de kaders aan hoe de komende jaren tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water.

Relevantie voor het plangebied

In het kader van onderhavig bestemmingsplan wordt het proces van de watertoets doorlopen, waarbij rekening is gehouden met de uitgangspunten uit het Waterplan. De uitkomsten van de watertoets zijn opgenomen in § 4.2.

Beleidsnotitie hogere grenswaarden wegverkeerslawaai

In de lijn van het omgevingsplan wordt verblijfsrecreatie gelijk gesteld wordt aan een geluidgevoelig object of terrein, met uitzondering van hotels. De gemeente stelt ook hotels en motels gelijk aan permanente bewoning. Voor hotels en motels kan een hogere waarde worden verleend, voor de overige verblijfrecreatie dient te allen tijde voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde.

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten

2.1 Algemeen

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

2.2 Toepassing Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Algemeen

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (SvB) zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. De SvB kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld:

  • om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen;
  • in buitengebieden;
  • op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen;
  • om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.

In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling

In de SvB is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB indicaties voor verkeersaantrekkende werking.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen.

Omgevingstype rustige woonwijk

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen

Een bedrijfswoning is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Te hanteren richtafstanden

De SvB onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

milieucategorie richtafstand (in meters)
rustige woonwijk gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

In de SvB zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:

  • bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
  • bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
  • bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan.

In de toegepaste SvB zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI(1993)-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 631 en 6321 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de SvB voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de SvB opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren.

2.3 Flexibiliteit

De SvB blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de SvB is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

SBI 93/standaard SvB

oktober 2010

Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Overzicht Kampeerterreinen

Bijlage 4 Overzicht kampeerterreinen

Bijlage 5 Qra

Bijlage 5 QRA

Bijlage 6 Verantwoording Bevi Tank Hageweg 1 Bruinisse

Bijlage 6 Verantwoording Bevi tank Hageweg 1 Bruinisse

Bijlage 7 Overzicht Recreatiewoningen

Bijlage 7 Overzicht recreatiewoningen

Bijlage 8 Antwoordnotitie Inspraak En Overleg

Bijlage 8 Antwoordnotitie inspraak en overleg

Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Fase 1 Recreatiepark Klaverweide

Bijlage 9 Ruimtelijke onderbouwing fase 1 Recreatiepark Klaverweide

Bijlage 10 Antwoordnotitie Zienswijzen

Bijlage 10 Antwoordnotitie zienswijzen