KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Wonen - Bebouwde Kom
Artikel 7 Waarde - Archeologie 7
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel

Bosblokdreef 5 en Lange Achterweg 2-10 Oosterland

Bestemmingsplan - Gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 29-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Bosblokdreef 5 en Lange Achterweg 2-10 Oosterland’ met identificatienummer NL.IMRO.1676.00327BphOL397328-VA01 van de gemeente Schouwen- Duiveland.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Verbeelding
de geometrische planobjecten als vervat in de digitale dan wel analoge verbeelding met het identificatienummer NL.IMRO. 1676.00327BphOL397328-VA01;
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.
1.7 Aaneengebouwd
blokken van meer dan twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
1.8 Achtererf
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens;
1.9 Achtergevel van een hoofdgebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen daaronder niet begrepen;
1.10 Achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.
1.11 Archeologisch deskundige
de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;
1.12 Archeologisch onderzoek
een onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een bedrijf of instelling met een KNA certificering conform BRL 4000;
1.13 Archeologische waarde
de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
1.14 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 Bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 Bed & breakfast
een nevenactiviteit voor kortdurend toeristisch verblijf bij een woning in het hoofdgebouw of in een bijbehorend bouwwerk waar logies (maximaal 5 slaapplaatsen) en ontbijt worden aangeboden.
1.17 Beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een woning
het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.18 Bestaand
  1. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als vastgesteld, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.19 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.22 Bijbehorend bouwwerk
  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
1.23 Bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.24 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel
1.28 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.
1.32 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.33 Erfgrens
De grens van het erf;
1.34 Escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
1.35 Gastenverblijf
een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend niet-commercieel gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
1.36 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 Geschakelde woningen
woningen die door middel van architectonisch ondergeschikte uitbreidingen van het hoofdgebouw met elkaar zijn verbonden.
1.38 Gevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.
1.39 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.40 Installaties
technische en/of mechanische installaties, niet in huis geplaatst, ten behoeve van het regelen van het binnenklimaat, zoals warmtepompen en airco's
1.41 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.;
1.42 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.43 Peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.44 Permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.45 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 Raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.47 Recreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;
1.48 Ruimtelijke kwaliteitswinst
ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en / of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.
1.49 Seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 Straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.51 Twee-aaneen
blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.
1.52 Vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;
1.53 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.
1.54 Webwinkel
detailhandelsbedrijf zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse, dat zich uitsluitend toelegt op verkoop via internet;
1.55 Weg
voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
1.56 Woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.57 Woning in aanbouw
een woning waarvan de fundering is gemaakt en waaraan doorlopend werkzaamheden plaatsvinden om het gebouw gereed te maken zodat het geschikt is voor bewoning.
1.58 Zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
1.59 Zijerf
gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;
1.60 Zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
1.61 Zijgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
2.3 De afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
2.6 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.8 Hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de turbine;
2.9 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 Het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. landschappelijke afscherming van het erf door opgaande beplanting, die bestaat uit een struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, nader gedetailleerd middels ‘Inrichtings- en beplantingsplan Bosblokdreef 5 Oosterland’ (Ruimte en Groen Landschapsarchitectuur) zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  2. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, voetpaden, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen;
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  2. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.
3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  2. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin, gazon of open terrein;
  2. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. een waterpartij met een vlonder;
  5. zwembaden;
  6. taluds;
  7. groenvoorzieningen;
  8. landschappelijke afscherming van het erf door opgaande beplanting, die bestaat uit een struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, nader gedetailleerd middels ‘Inrichtings- en beplantingsplan Bosblokdreef 5 Oosterland’ (Ruimte en Groen Landschapsarchitectuur) zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  9. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  10. parkeervoorzieningen;
  11. ter hoogte van de aanduiding ‘Specifieke bouwaanduiding- bijgebouwen 1’ tevens vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
met de daarbij behorende:
  1. (boom)beplanting en overig groen;
  2. kunstwerken;
  3. verhardingen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend vrijstaande bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter, met uitzondering van vlaggenmasten, waarvoor een bouwhoogte geldt van maximaal 10 meter.
4.2.3 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Binnen de aanduiding ‘Specifieke bouwaanduiding- bijgebouwen 1’ zijn bijbehorende bouwwerken bij woningen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. er zijn uitsluitend vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan behorende bij de aanliggende bestemming ‘Wonen’ zoals opgenomen in artikel 5.1;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt per woning maximaal 60 m²;
  3. de afstand tussen vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten minste 3 meter;
  4. de afstand tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 1 meter;
  5. de goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 4 meter en maximaal 6 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
  1. de opslag van goederen anders dan in gebouwen is niet toegestaan;
  2. het huisvesten van seizoenarbeiders is niet toegestaan;
  3. een minicamping niet toegestaan;
  4. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen is niet toegestaan;
  5. rijbakken zijn niet toegestaan;
  6. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  7. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als (zelfstandige) woonruimte of gastenverblijf is niet toegestaan;

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de huisvesting van personen in een woning;
  2. wegen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de totale oppervlakte aan gebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel;
  3. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  4. ter hoogte van de aanduiding ‘Specifieke bouwaanduiding - geschakeld' is uitsluitend een geschakelde woning toegestaan;
  5. de voorgevel van een woning dient in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  6. de inhoud van de woningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, bedraagt ten hoogste het in bijlage 2 ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden’ van deze regels aangegeven volume per wooneenheid;
  7. de goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt ten hoogste de in bijlage 2 ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden’ van deze regels aangegeven hoogte;
  8. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    1. vlaggenmasten 10 meter;
    2. kunstobjecten 3 meter;
    3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde of overkappingen 2 meter;
  9. ter hoogte van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken van een geschakelde woning toegestaan voor zover deze in of achter de in de verbeelding weergegeven gevellijn worden gesitueerd;
  10. aan- en uitbouwen aan de woningen welke niet zijn weergegeven in Bijlage 2 ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden’ zijn niet toegestaan;
  11. het dak van de woningen wordt uitgevoerd volgens de in Bijlage 2 ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden’ opgenomen bouwwijze waaronder de toepassing van een vegetatiedak;
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de opslag van goederen anders dan in gebouwen is niet toegestaan;
  2. het huisvesten van seizoenarbeiders is niet toegestaan;
  3. het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  4. een minicamping is niet toegestaan;
  5. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen is niet toegestaan;
  6. rijbakken zijn niet toegestaan;
  7. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  8. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan.
5.3.2 Beroep of bedrijf aan huis
Het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  3. Bij uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan;
  4. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  5. niet toegestaan is:
    1. horeca;
    2. een seksinrichting;
    3. buitenopslag van goederen;
    4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.
5.3.3 Bed & breakfast
Het aanbieden van bed & breakfast als nevenactiviteit bij een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  2. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  3. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  4. Bij gebruik als bed & breakfast dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan;
  5. alleen terughoudende reclame-uitingen zijn toegestaan, neonreclame is niet toegestaan.
5.4 Voorwaardelijke verplichting- gebruik
Met betrekking tot de in het plangebied van dit bestemmingsplan aan de Bosblokdreef gelegen gronden gelden de volgende voorwaardelijke verplichtingen:
  1. Landschappelijke inpassing
    Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen op het perceel aan de Bosblokdreef als bedoeld in artikel 5.2 is slechts toegestaan indien binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen de landschappelijke inpassing overeenkomstig het ‘landschappelijk inrichtings- en beplantingsplan Bosblokdreef 5 Oosterland’ zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden;
  2. Vegetatiedak:
    Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen op het perceel aan de Bosblokdreef als bedoeld in artikel 5.2 is slechts toegestaan indien binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen het dakvlak als geheel is uitgevoerd en in stand wordt gehouden als vegetatiedak zoals opgenomen in bijlage 2 ‘Stedenbouwkundige randvoorwaarden’;
  3. Slopen:
    Het in stand houden en het gebruiken voor bewoning van de nieuwe woningen als bedoeld in lid 5.2 is uitsluitend toegestaan indien de bestaande woning en overige bebouwing zijn gesloopt binnen 6 weken na ingebruikname van de eerste van de twee nieuwe woningen.

Artikel 6 Wonen - Bebouwde Kom

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen- Bebouwde kom' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in woningen;
  2. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en tuinen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
6.2.2 Algemeen
  1. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  2. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
6.2.3 Woningen
  1. Het aantal woningen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  2. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat; indien geen maatvoering is aangegeven geldt een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  3. de breedte van een woning - een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van het bouwaanduidingsvlak ‘karakteristiek’ minimaal 5 meter;
  4. en de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van het bouwaanduidingsvlak ‘karakteristiek’ minimaal 0,5 meter aan één zijde;
  5. Woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  1. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak bedraagt:
    1. maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
    2. maximaal 1/6 deel met een maximum van 100m2, indien het zij- en achtererf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak groter is dan 240m²;
  2. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd;
  4. overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  5. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;
6.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:
afbeelding
6.2.6 Zwembaden
Bij woningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
  1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid afstand en hoogte
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 6.2.3 onder b voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  2. lid 6.2.5 voor een grotere bouwhoogte uitsluitend van de in de tabel genoemde categorie 'overige bouwwerken geen gebouwen zijnde' tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
6.4.2 Afwegingskader
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 kan slechts worden verleend, indien:
  1. dit passend in straat- en bebouwingsbeeld is;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  3. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 6.3 gesteld worden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
6.6 Toegestaan gebruik
6.6.1. Bed & breakfast
Het aanbieden van bed & breakfast als nevenactiviteit bij een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  2. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  3. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  4. bij gebruik als bed& breakfast dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan;
  5. alleen terughoudende reclame-uitingen zijn toegestaan, neonreclame is niet toegestaan.
6.6.2. Beroep of bedrijf aan huis
Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  3. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  4. horeca is niet toegestaan;
  5. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  6. een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) is toegestaan;
  7. Bij uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan;
  8. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 7

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming
De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
7.1.2 Gebruik
Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
7.2.2 Andere bestemmingen
  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  2. het bepaalde onder lid 7.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
7.3.2 Voorwaarden
Indien uit het onder lid 7.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  6. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  8. het omzetten van grasland in bouwland;
  9. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. voor zover de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  4. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 7.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5.1 Verbod
Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.
7.5.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in lid 7.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 7.2.2, onder b in acht is genomen;
  2. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.5.3 Regels
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 7'.
7.5.4 Voorschrift
Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 7.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.
7.5.5 Melding
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.3 Voldoende parkeergelegenheid
Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.
9.4 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3:
  1. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  2. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van perifere detailhandel;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die in hoofdstuk II daartoe zijn bestemd;
  4. bewoning van een woning door meer dan één huishouden.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
11.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van de cultuurhistorische belangen van molens als werktuig en als beeldbepalend element door het beschermen van de windvang van de molens.
11.1.2 Bouwregels binnen afstand van 100 tot 400 meter van de molen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. de hoogte van bouwwerken bedraagt maximaal de uitkomst van de volgende berekening (in meters): (de afstand van het bouwwerk tot de molen gedeeld door 50) plus 2,3 meter, tenzij het bouwwerk dient ter vervanging van aanwezige, legale bebouwing met eenzelfde massa en vorm;
  2. indien de vrije windvang of het zicht op de molen ter plaatse al beperkt is door aanwezige bebouwing van gelijke of hogere hoogte, is het bepaalde onder a niet van toepassing, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt.
11.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid, ten behoeve van een bouwwerk dat is toegelaten op grond van de overige regels van dit bestemmingsplan, indien uit onderzoek blijkt dat de toevoeging van bebouwing geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
11.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is binnen de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
    2. het ophogen van gronden;
  2. het in het vorige lid opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat werken of werkzaamheden geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsregels
12.1.1 Geringe wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;
  1. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
12.2 Archeologische waarden
12.2.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van verwijdering bestemmingsvlak
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde 'Waarde – Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. alvorens omtrent de wijziging te beslissen wint het bevoegd gezag hierover advies in van de archeologisch deskundige.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Wettelijke regelingen
Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3 Afwijken
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik, lid 14.1 en lid 14.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken middels een omgevingsvergunning.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Bosblokdreef 5 en Lange Achterweg 2-10 Oosterland’.