KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Esdorpenlandschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Principeverzoek
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorie (Aardkundige Waarden)
4.3 Ecologie
4.4 Milieu
4.5 Verkeer
4.6 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Stikstofonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Buitengebied, Tienmaatsweg 2

Wijzigingsplan - Gemeente Aa en Hunze

Vastgesteld op 23-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1680.BUIGROLTIENM-VB01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied, Tienmaatsweg 2" van de gemeente Aa en Hunze

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in (een gedeelte van ) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met volledig bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage;

1.8 agrarische bedrijfskavel

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten;

1.9 archeologische verwachting

het vermoeden over het voorkomen van archeologische waarden in een gebied;

1.10 archeologische waarden

waarden die aan een terrein en/of gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 bestaand

ten aanzien van de legaal aanwezige en vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.28 evenementen

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 horecabedrijf en/of -instelling

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.32 horecagelegenheid

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.33 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.34 inpassingsplan

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving. Bij het opstellen en beoordelen van inpassingsplannen zal de bijlage 'Landschappelijke kernkwaliteiten en inrichtingsprincipes buitengebied Aa en Hunze' van de toelichting uitgangspunt zijn;

1.35 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, religieuze, sociaal-culturele, medische en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.36 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.37 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.39 peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  1. 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  3. 3. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.41 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een agrarische bedrijfskavel of een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één agrarische bedrijfskavel of bestemmingsvlak;

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, een bijbehorend bouwwerk of een overkapping, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de onderlinge afstand

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;

2.7 bouwen op de erf- of perceelgrens

bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Esdorpenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het (bedrijfsmatig) agrarisch grondgebruik;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf';
  3. c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  5. e. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  8. h. bestaande schuilstallen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. nutsvoorzieningen;
  2. j. kleinschalige duurzame energiewinning;
  3. k. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  4. l. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  5. m. kaden met een waterkerende functie;
  6. n. volledig bedrijfseigen mestbewerking en mestverwerking;

met de daarbijbehorende:

  1. o. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. p. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en logies en ontbijt en/of mantelzorg;
  3. q. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bedrijfskavel;
  4. r. gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten van een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  5. s. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.3 Nadere eisen

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van de gebouwen binnen het bouwvlak en de landschappelijke inpassing daarvan ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek, een evenwichtig bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de natuurwaarden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven en de specifiek daarvoor aangeduide bedrijven dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten de agrarische bedrijfskavel, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten de agrarische bedrijfskavel is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  4. d. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  5. e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop motorvoertuigen', in welk geval 8 motorvoertuigen tegelijk mogen worden gestald;
  6. f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de bouwvlakken;
  7. g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten anders dan bedoeld in lid 3.2.1 onder b;
  8. h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';
  10. j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan:
    1. 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    2. 2. genoemd in 3.1, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel op het perceel niet meer mag bedragen dan 270 m² en waarbij buiten deze oppervlakte uitsluitend in de maanden november en december van ieder jaar de verkoop van kerstbomen is toegestaan;
    3. 3. de verkoop van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop motorvoertuigen', in welk geval 8 motorvoertuigen tegelijk mogen worden gestald ter verkoop;
  12. l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    1. 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    2. 2. een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
    3. 3. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de bedrijfswoning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  13. m. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  14. n. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    2. 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    3. 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    4. 4. er detailhandel plaatsvindt;
    5. 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  15. o. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  16. p. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', in welk geval de gronden mogen worden gebruikt voor fruitteelt, of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen';
  17. q. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';
  18. r. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  19. s. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voorzover:
    1. 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het bouwvlak van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf';
    2. 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomkwekerijbedrijf meer bedraagt dan 1.5 hectare;
  20. t. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  21. u. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een hoveniersbedrijf, een vakantiewoning, dagrecreatie, vergaderingen en seminars, logies en ontbijt met een gezamenlijke oppervlakte die meer bedraagt dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Voorwaardelijke verplichting

  1. a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bijlage 1 van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan en andere maatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen maatregelen;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel de gronden zijn voorzien van een specifieke aanduiding gericht op het toestaan van kampeermiddelen, dan wel de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1', 'Recreatie - 2', 'Recreatie - 3' of 'Recreatie - 4'
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Seksinrichting';
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  7. g. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf toeneemt;
  8. h. het gebruik van gronden ten behoeve van zonne-akkers.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2' geldt dat de desbetreffende bebouwing karakteristiek is.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Tienmaatsweg 2.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

Initiatiefnemer heeft aan de Tienmaatweg een paardenfokkerij. De kern van htet bedrijf wordt gevormd door de opfok van veulens tot sportpaard. De laatste jaren komt het echter steeds vaker voor dat klanten, vooral buitenlandse klanten, hun merries ook bij dit bedrijf zetten om af te veulenen. De nieuwe voortplantingstechnieken met embryo transplantaties en draagmerries maakt dat ook makkelijker mogelijk. Hoog in de sport lopende merries zijn op deze manier tegelijkertijd in te zetten voor de fokkerij. De met de fokkerij gepaard gaande kosten zijn hierdoor wel sterk gestegen.Helaas zijn er het afgelopen jaar problemen voor deze bedrijfstak in de vorm van besmettelijke paardenziektes. Drachtige merries zijn bevattelijk voor deze ziektes. Besmetting leidt in veel gevallen tot verwerpen van het veulen. Dit kan leiden tot de beëindiging van het bedrijf. Om toch drachtige merries te kunnen houden is er behoefte aan huisvesting waarbij deze fokmerries veterinair voldoende geïsoleerd zijn van de overige paarden, maar die wel op werkbare afstand van ons huidige bedrijf ligt.

De gemeente Aa en Hunze heeft aangegeven mee te willen werken aan dit voornemen. Aangezien het bouwen van een nieuwe stal nu planologisch niet is toegestaan, dient het bestemmingsplan hierop aangepast te worden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied (rood omrand) ligt ongeveer 200 meter ten noordwesten van het de huidige locatie (groen gebied). Rondom het plangebied bevinden zich agrarische akkers. Ten zuidoosten is een bedrijf met bedrijfswoning gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIGROLTIENM-VB01_0002.jpg"

Afbeelding 1.1 Bestaand bouwvlak (groen) en uitbreiding bouwvlak (rood)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Aa en Hunze’. Dit bestemmingsplan is op 9 mei 2018 vastgesteld. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch - Esdorpenlandschap' (artikel 3). Bebouwing dient in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak opgericht te worden. Ook gelden de aanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop', 'specifieke vorm van agrarisch -agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' en 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning'.

Aangezien de te realiseren bebouwing deel uitmaakt van het bestaande bedrijf aan de Tienmaatsweg 2, kan gebruik gemaakt worden van de in artikel 3.8.2 opgenomen wijzigingsbevoegdheden. In artikel 3.8.2 is bepaald dat:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf', met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  1. a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare;
  2. b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  3. c. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  4. d. de uitbreiding van een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf boven een omvang van 1,50 hectare uitsluitend ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten wordt toegestaan;
  5. e. met een inpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  6. f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

1.4 Principeverzoek

De te realiseren bebouwing ligt buiten het huidige bouwvlak. Ook is het realiseren van een derde bedrijfswoning in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Aa en Hunze heeft via een reactie op een ingediend principeverzoek aangegeven mee te willen werken aan het realiseren van een bouwvlak, mits de totale oppervlakte van het huidige bouwvlak en het nieuwe bouwvlak niet groter wordt dan 2 hectare. Ook dient de relatie tussen de twee bouwvlakken specifiek bestemd te worden. Het realiseren van een derde bedrijfswoning is niet toegestaan. Dit betekent dat het gebruik van een bestaande bedrijfswoning beëindigd moet worden. Voorafgaande aan het vaststellen van het bestemmingsplan dient initiatiefnemer aan te tonen dat er participatie heeft plaatsgevonden. Het verslag van de participatietraject moet bij het wijzigingsplan zijn toegevoegd. Ten slotte heeft de gemeente ook aangegeven dat er een landschappelijk inpassingsplan opgesteld moet worden, waaruit blijkt dat de bebouwing in het nieuwe bouwvlak goed landschappelijk ingepast wordt.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 toegelicht hoe de huidige en toekomstige situatie er uit komt te zien. In hoofdstuk 3 wordt het algemeen geldende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Specifiek beleid (rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals archeologie, cultuurhistorie en natuur wordt in hoofdstuk 4 besproken. De uit het beleid voortkomende motiveringen en / of onderzoeken worden ook in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In hoofdstuk 5 wordt de regels juridisch toegelicht. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op zowel de maatschappelijke als economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie

2.1 Huidige Situatie

Op dit moment wordt het plangebied gebruikt voor agrarische doeleinden. Bebouwing is nu niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIGROLTIENM-VB01_0003.jpg"

Afbeelding 2.1 Huidige situatie plangebied (bron Google maps)

2.2 Toekomstige Situatie

In het nieuwe bouwvlak wordt de paardenstal en de bedrijfswoning gerealiseerd. Het plangebied ligt binnen het Nationaal Park Drentsche Aa. Echter heeft in en rondom het plangebied in de jaren 60 van de vorige eeuw ruilverkaveling plaats gevonden. De bebouwing in en rondom het plangebied past bij het bebouwingstype die aanwezig is in ruilverkavelingsgebieden. Hiervoor geldt uiteraard wel dat ook dit type bebouwing goed ingepast dient te worden in het grootschalige landschap van de ruilverkaveling.

De voorgevel van de bedrijfswoning ligt in de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning. Parkeren vindt conform het gemeentelijk beleid plaats op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIGROLTIENM-VB01_0004.jpg"

Afbeelding 2.2 Toekomstige situatie

De bebouwing wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit inpassingsplan is als bijlage 1 toegevoegd aan de regels.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving benoemd die in samenhang bekeken moeten worden. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economisch kansen die daarbij behoren.


Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient via een ladderonderbouwing aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling die met dit wijzigingsplan mogelijk gemaakt wordt, is geen stedelijke ontwikkeling waarop de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing is. Met dit wijzigingsplan wordt een bouwvlak vergroot zodat vanwege het dierenwelzijn fokmerries veterinair voldoende geïsoleerd zijn van de overige paarden.

Conclusie

Dit wijzigingsplan raakt geen Rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in de NOVI.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 28 september 2022 heeft Provinciale Staten de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen landbouw, natuur, water, wonen, werklocaties, verkeer en vervoer, landschap en cultureel, aardkundig en archeologisch erfgoed. De visie beschrijft de provinciale belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing, beschrijft het beleid en schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe richting 2030.

De Omgevingsvisie 2022 is een geactualiseerde versie van de Omgevingsvisie 2018. Al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving dat sinds 2018 nieuw of gewijzigd is vastgesteld, is doorgevoerd in de Omgevingsvisie 2022. Daarnaast zijn enkele omissies en foutjes hersteld, en is gewijzigd EU- en Rijksbeleid doorgevoerd. Alleen het beleid voor bedrijventerreinen en de vestigingsmogelijkheden voor grote ruimtevragers en datacenters is nieuw (paragraaf 5.1.2).

De Omgevingsvisie vormt een schakel tussen de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het gemeentelijke omgevingsbeleid. Om zowel nationale als provinciale beleidsdoelen in samenhang te kunnen realiseren, en conflicterende situaties te voorkomen, wordt van de Drentse gemeenten verwacht dat zij bij het opstellen van hun ruimtelijk beleid rekening houden met de provinciale Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie wordt vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening. Deze bevat regels die ook andere partijen bindt. Dit kunnen andere overheden, waterschappen, particulieren en bedrijven zijn.

3.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

Op 3 oktober 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Naar aanleiding van actualiteiten zoals de uitspraak 'Dienstenrichtlijn en gewijzigd beleid ten aanzien van zon–op–land projecten' is de Omgevingsverordening nadien gedeeltelijk gewijzigd.

In wijzigingsbepalingen heeft de gemeenteraad al rekening gehouden met dit provinciale belang. In artikel 3.8.2 lid e is bepaald dat met een inpassingsplan aangetoond dient te worden dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. De landschappelijke inpassing wordt behandeld in hoofdstuk 3. Ondanks dat de gemeenteraad bij de vaststelling rekening gehouden heeft met de provinciale belangen, is dit wijzigingsplan nogmaals getoetst aan de van toepassing zijnde provinciale belangen. Voor dit wijzigingsplan zijn de aspecten aardkundige waarden, archeologie, cultuurhistorie, landbouwgebied, landschap (Nationaal Park Drentsche Aa) en beschermingszone Radioastronomie van toepassing. Hieronder worden de aspecten landbouwgebied, landschap en beschermingszone gesproken. De overige aspecten komen terug in hoofdstuk 4.

Landbouwgebied

Het plangebied is in de Omgevingsverordening aangewezen als landbouwgebied waarvoor de aanduiding ‘Bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf’ geldt. Uitgangspunt is dat een grondgebonden agrarisch bedrijf een bouwvlak van maximaal 1,5 hectare kent. Een groter bouwvlak wordt alleen toegestaan als deze ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast blijkens een landschappelijk inpassingsplan.

Landschap (Nationaal Park Drentsche Aa)

Het plangebied ligt in het Nationaal Park Drentsche Aa. Echter heeft door de ruilverkaveling begin jaren 60 van de vorige eeuw dit gebied het karakter van een ruilverkavelingsgebied gekregen. In hoofdstuk 2.2 (toekomstige situatie) en hoofdstuk 4.3 (Ecologie, gebiedsbescherming) is beschreven hoe met de specifieke waarden van dit gebied wordt omgegaan.

Beschermingszone Radioastronomie

Met de bepalingen voor de radioastronomie wil de provincie garanderen dat de radioastronomie zich kan blijven ontwikkelen en dat verstoring van activiteiten die daarmee samenhangen wordt voorkomen. Om dat te bewerkstelligen, liggen er beschermingszones rondom de radiotelescoop in Dwingeloo en Hooghalen en de LOFAR-radiotelescoop in Oost-Drenthe, waar beperkingen gelden inzake de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden ter voorkoming van elektromagnetische straling.

De mate van verstoring is dus gekoppeld aan elektromagnetische straling van een bron. Er is sprake van twee zones met elk een verschillend beschermingsniveau. In Zone I, de 'storingsvrije zone', wordt, buiten de verharde wegen Eursinge-Lhee en Hooghalen-Amen, slechts bij uitzondering gemotoriseerd verkeer en activiteiten die elektromagnetische straling opwekken toegelaten. Noodzakelijk landbouwverkeer wordt daartoe gerekend. Zone II geldt als 'overlegzone'. In principe geldt daar eveneens het uitgangspunt dat elektromagnetische straling die de waarneming middels de radiotelescopen verstoord, moet worden voorkomen. Er kan natuurlijk onduidelijkheid bestaan over de vraag wanneer van dergelijke verstoring sprake is. De provincie verwacht daarom dat wanneer een ruimtelijk plan binnen deze zone voorziet in nieuwe bebouwings- of gebruiksmogelijkheden, er in een vroeg stadium overleg wordt gepleegd met het Nederlands Instituut voor Radio Astronomie (ASTRON) om hierover helderheid te verkrijgen en te bezien op welke wijze de ontwikkeling kan worden ingepast.

Het plangebied ligt in de beschermingszone II rondom de radiotelescoop in Hooghalen. ASTRON is hierom gevraagd om advies te geven op dit voornemen. Per mail heeft ASTRON aangegeven geen bezwaren tegen dit wijzigingsplan te hebben. Verzocht wordt wel om indien overwogen wordt om zonnepanelen of een (kleine) windmolen te plaatsen hiervoor contact op te nemen met ASTRON. Zonnepanelen zijn geen probleem zolang de consumentennorm wordt aangehouden, hetgeen automatisch gebeurt als het hooguit een paar honderd panelen zijn. Windturbines of kleine windmolens kunnen wel een probleem vormen voor de radiotelescoop. ASTRON wil dan graag meedenken aan oplossingen om storing te voorkomen. Hetzelfde geldt voor het eventueel buiten plaatsen van LED-verlichting. De reactie van ASTRON is inmiddels gedeeld met de initiatiefnemer

Conclusie

Het voornemen om een bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf (paardenhouderij) te vergroten, is niet strijdig met provinciaal belang. Het voor dit wijzigingsplan opgestelde landschappelijk inpassingsplan houdt rekening met de cultuurhistorische en landschappelijke waarden behorende bij het Nationaal Park Drentsche Aa.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Met het opnemen van de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen zodat een bouwvlak onder voorwaarden vergroot kan worden tot 2 hectare, heeft de gemeente haar beleid juridisch vertaald naar het huidige bestemmingsplan. Indien aan de voorwaarden voldaan kan worden, kan gesteld worden dat dit voornemen past in het gemeentelijk beleid.

In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op hoe het initiatief past binnen de door de gemeenteraad vastgestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Het plangebied maakt geen deel uit van in de provinciale omgevingsverordening en het bestemmingsplan aangewezen archeologische gebieden.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent archeologie.

4.2 Cultuurhistorie (Aardkundige Waarden)

Voor het plangebied geldt een generiek beschermingsniveau. Dit zijn gebieden die niet onderscheidend zijn voor een aardkundig hoofdlandschap, teveel zijn aangetast of niet zeldzaam zijn. Deze gebieden kunnen wel bijdragen aan de lokale identiteit en beleving van het landschap. In deze gebieden verwacht de provincie dat gemeenten beleid ontwikkelen en dat bij ontwikkelingen zorgvuldig gekeken wordt of en hoe aardkundige waarden kunnen worden behouden. Ook kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron gebruikt worden.

In de regels is in de doeleindenomschrijving opgenomen dat de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' onder andere bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Hiermee heeft de gemeente het provinciaal beleid vertaald naar het bestemmingsplan.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent cultuurhistorie.

4.3 Ecologie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:

  1. 1. gebiedsbescherming (inclusief stikstof);
  2. 2. soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het NNN, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan beleidsregels voor de bescherming van het NNN, omdat de bescherming van het NNN geen externe werking kent.

Het plangebied ligt in het Nationaal Park Drentsche Aa. Echter is dit gebied door de ruilverkaveling die in de jaren 60 heeft plaatsgevonden minder waardevol. De waarden zijn minimaal aanwezig. Het plangebied ligt dan ook niet opgenomen in het beheerplan Drentsche Aa.

Landschap (Nationaal Park Drentsche Aa)

Het plangebied ligt in het Nationaal Park Drentsche Aa. Echter heeft door de ruilverkaveling begin jaren 60 van de vorige eeuw dit gebied het karakter van een ruilverkavelingsgebied gekregen. Voor het Nationaal Park Drentsche Aa kenmerkende aardkundige, archeologische, cultuurhistorisch en natuurkundige waarden zijn niet van toepassing op dit plangebied. Een voorbeeld hiervan is de door de provincie aangewezen generieke beschermingsniveau voor aardkundige waarden en het niet opnemen van het plangebied in het NNN. Het plangebied is daarom ook niet opgenomen in het beheerplan Drentsche Aa.

Stikstof

Het realiseren van dit project heeft stikstofemissie tot gevolg. De inzet van werktuigen en de benodigde rijbewegingen tijdens de bouw hebben stikstofemissie tot gevolg. Aangezien het gaat om een verplaatsen van een stal en een bedrijfswoning waarbij de verleende milieuvergunning niet veranderd is er geen toename van stikstofemissie in de gebruiksfase. Deze stikstofemissie veroorzaakt stikstofdepositie, welke mogelijk een negatief effect kan hebben op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000- gebieden.

Gelet op de stikstofemissie is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Conclusie uit dit onderzoek is dat er geen sprake is van negatief significant effect in de stikstofgevoelige gebieden rondom het plangebied. De depositie is 0,00 mol N/ha/jr. Aangezien de gebruiksfase niet afwijkt van de huidige gebruiksfase is er geen sprake van een toename van stikstofemissie. Voor het bouwen en in gebruik nemen van een paardenstal en bedrijfswoning is geen toestemming benodigd in het kader van de wet natuurbescherming. Het stikstofonderzoek is als bijlage 1 toegevoegd aan de toelichting behorende bij dit wijzigingsplan.

Soortenbescherming

De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden.

Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan/onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.

Onderzoek

Natuurbank Overijssel heeft op 28 januari 2023 een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in bijlage 2. Geconstateerd is dat het plangebied door beschermde diersoorten hoofdzakelijk wordt benut als foerageergebied. Vermoedelijk bezetten grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats. Er nestelen geen vogels en amfibieën bezetten geen vaste (winter)rust- of voortplantingsplaats in het plangebied. Vleermuizen bezetten ook geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier gedood en wordt een vaste rust- of voortplantingsplaats beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren die een vaste rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling 'doden' en `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voorplantingsplaats'. Initiatiefnemer dient in het kader van de zorgplicht alles in het werk te stellen om het onnodig doden van beschermde dieren te voorkomen. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden, dient gepoogd te worden de dieren te vangen (om elders los te laten). Voor deze niet-dodelijke vangmiddelen heeft de provincie een lijst met toegestane vangmiddelen opgesteld. Deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening.

Conclusie

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

4.4 Milieu

4.4.1 Bodem

Gelet op het huidige en het historische agrarische gebruik van het plangebied en de omgeving rondom het plangebied kan gesteld worden dat het plangebied geen verdachte locatie is. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient nog wel via een bodemonderzoek aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit voldoet aan de wettelijke norm.

4.4.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd. Dit is beide niet het geval.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent externe veiligheid.

4.4.3 Fysieke veiligheid

Behalve externe veiligheid dient een nieuw initiatief ook getoetst te worden op het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied. Hierbij wordt getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

Toets fysieke veiligheid

Bij dit initiatief gaat het om een verplaatsing van een paardenstal en de verplaatsing van een bedrijfswoning. Beide gebouwen worden ongeveer 200 meter vanaf de huidige locatie gebouwd. De wijze waarop de onderdelen uit de veiligheidsketen van toepassing zijn op de huidige en toekomstige situatie verandert door deze relatief kleiner aanpassing van de agrarische erfbebouwing niet. Er komen geen kwetsbare objecten zoals (bedrijfs)woningen bij. Ook zijn de bewoners van de bedrijfswoning zelfredzaam.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent fysieke veiligheid.

4.4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Een woning is een geluidsgevoelige bestemming waarop de Wgh van toepassing is. Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Tienmaatsweg. Deze weg heeft mogelijk effect op de te realiseren bedrijfswoning. GeluidMeesters BV heeft hierom een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 3 toegevoegd aan de toelichting behorende bij dit wijzigingsplan. Onderzocht is of ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting 43 dB Lden bedraagt. Dat voldoet ruimschoots aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. In de berekening uitgegaan van een worst case benadering van 250 mvt/etmaal. Op basis van de resultaten kan worden gesteld dat ook met 750 mvt/etmaal wordt voldaan. De rekensom is daarbij 43 dB Lden + (10log750/250= 4,8) = 48 dB Lden. Van een dergelijke intensiteit zal ter plaatse van de plangebied aan de Tienmaatsweg zeker geen sprake zijn. Er hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld en met betrekking tot de gevelgeluidwering kan worden volstaan met de minimale vereiste 20 dB uit het Bouwbesluit.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent verkeersgeluid.

4.4.5 Lucht

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 3. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. 4. een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. 5. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. 6. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Toets luchtkwaliteit

Het verplaatsen van een paardenstal en een bedrijfswoning leidt niet tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de voor luchtkwaliteit vastgelegde grenswaarde.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent luchtkwaliteit.

4.4.6 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak zich niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de toe te laten milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Een woning is een milieugevoelig object. Bij het realiseren van een nieuw milieugevoelig object moet worden gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe woning worden gerealiseerd. De percelen aan de Tienmaatsweg wordt voornamelijk gebruikt voor agrarische doeleinden. Op circa 60 meter afstand van de te realiseren bedrijfswoning ligt een perceel met een bedrijfsbestemming (Tienmaatsweg 3). Voor dit perceel geldt dat hier een milieucateogie 2 bedrijf gevestigd mag zijn. De richtafstand van milieucategorie 2 bedrijven is 30 meter. De bestemmingsgrens van het plangebied ligt verder wge dan de richtafstand voor milieucategorie 2 bedrijven. De richtafstand van een paardenfokkerij bedraagt 50 meter. De bestemmingsgrens ligt verder weg dan de richtafstand die voor een paardenfokkerij geldt.

Het wijzigingsplan is niet in strijd met de regelgeving omtrent milieuzonering.

4.5 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Met dit wijzigingsplan wordt geen toename van verkeer mogelijk gemaakt. Een bestaande paardenstal wordt verplaatst. Dit geldt ook voor de bestaande bedrijfswoning.

4.6 Water

Het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van de watertoets op 18 november 2022 voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. Voor dit wijzigingsplan is de korte procedure van toepassing. het waterschap heeft via de digitale watertoets een standaard waterparagraaf verstrekt.

Waterkwantiteit

Het hemelwater dient zo schoon mogelijk te blijven. Het is daarom belangrijk om de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) bij de bouw van de nieuwe woningen evenals bij toekomstige onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zoveel mogelijk te worden vermeden.

Verhardingstoename

Het bouwplan waarvoor dit wijzigingsplan wordt opgesteld bestaat uit een woning met een paardenstal. In totaal wordt er 512 m2 bebouwing gerealiseerd. Oppervlakteverharding zoals terrassen, opritten en overige tuinverharding is hierin nog niet meegenomen.

Waterschap Hunze en Aa's hanteert voor het buitengebied een compensatiedrempel van 1500 m2 (Keur Waterschap Hunze en Aa's). Indien minder dan 1.500 m2 verhard wordt dan hoeven geen compenserende maatregelen getroffen te worden.

Het vrijkomend hemelwater wordt afgevoerd op de omliggende sloten. Deze wijze van afvoeren komt overeen met de huidige afwatering van dit gebied. Ondanks dat er geen compenserende maatregelen nodig zijn, kan door een eenvoudige maatregel water tijdens extreme neerslag in het plangebied vastgehouden worden zodat het water niet meteen op de sloot afwatert.

Wateroverlast

Om grondwateroverlast te voorkomen is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is de GHG (plaatselijk) relatief hoog, waardoor de kans op overlast toeneemt. De voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor woningen met kruipruimtes is dit 0,7 m-mv, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m-mv, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m-mv. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende ontwateringsdiepte, is het te adviseren om hier rekening mee te houden in het vastgesteld en bij de inrichting.

Het wijzigingsplan geeft voor het waterschap geen aanleiding om verdere reactie te geven.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. In de eerste 2 paragrafen wordt daarbij een toelichting gegeven op het instrument 'bestemmingsplan' in het algemeen voor die personen die niet een dagelijks te maken hebben met bestemmingsplannen.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan sluit aan op de door de gemeente Aa en Hunze recent in andere bestemmingsplannen gebruikte plansystematiek. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan het door het Rijk opgestelde plansystematiek in inhoud zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.

5.2 Planregels

De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn in artikel 1 en 2 de inleidende regels opgenomen. Dit zijn begrippen en de wijze van meten die de gemeente Aa en Hunze standaard opneemt in haar bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 en 4 zijn ook algemene hoofdstukken die door het Rijk zijn voorgeschreven of deel uit maken van de standaard regels van de gemeente Aa en Hunze. In hoofdstuk 2 zijn de voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap ' opgenomen.

In het huidige bestemmingsplan is het agrarisch bedrijf aan de Tienmaatsweg 2 bestemd met de bestemming 'Agrarisch – Esdorpenlandschap'. Voor het opstellen van het voorliggende wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die in deze bestemming is opgenomen. Voor het plangebied blijft dan ook de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap'. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan wordt in dit wijzigingsplan een bouwvlak toegevoegd en wordt een bedrijfswoning verplaatst van het huidige erf naar deze nieuwe bouwkavel. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2' blijft eveneens van toepassing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft het voornemen om een paardenstal met bedrijfswoning te realiseren besproken met de direct omwonenden. Voor dit voornemen is vanuit de directe omgeving draagvlak. De initiatiefnemer betrekt de omwonenden bij de plannen en informeren ze persoonlijk over de voortgang.

Aangezien het voorliggende plan een wijzigingsplan is waarover bij het opstellen van het huidige bestemmingsplan al overleg met de provincie en het waterschap heeft plaatsgevonden, kiest de gemeente ervoor om het vastgesteld meteen ter inzage te leggen. Er wordt dus niet eerst een voorvastgesteld ter inzage gelegd.

Wel is de provincie gevraagd om advies te geven op dit voornemen. De reden hiervoor is dat het plangebied ligt in het Nationaal Park Drentsche Aa. De reactie van de provincie ten aanzien van een goede landschappelijke inpassing is verwerkt in het landschappelijk inpassingsplan. Het waterschap is via de digitale watertoets geïnformeerd over dit bouwplan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning. Het bevoegd gezag dient een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, tenzij:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  2. 2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  3. 3. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.

Over het verhalen van de gemeentelijke kosten worden voorafgaand aan de terinzagelegging van het vastgesteld wijzigingsplan een exploitatieovereenkomst afgesloten. Daarmee zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. Ook is het bepalen van een tijdvak of fasering niet aan de orde en is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Stikstofonderzoek

Bijlage 1 Stikstofonderzoek

Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quickscan flora en fauna

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai