Boerderij Kamps Rolde
Bestemmingsplan - Gemeente Aa en Hunze
Vastgesteld op 25-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Boerderij Kamps Rolde" met identificatienummer NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01 van de gemeente Aa en Hunze;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een gebouw, aanbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en is gelegen binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie zijn hieronder niet begrepen;
1.6 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bed & breakfast
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande bijgebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel;
1.9 bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.19 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 geomorfologische waarden:
de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;
1.24 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.25 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.26 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.27 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.28 kap:
een dak met een zekere helling;
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 6 bij deze regels;
1.30 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines of zonnepaneelvelden, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.31 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.32 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.33 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.34 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);
1.35 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.37 paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.38 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
1.39 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.40 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.41 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.42 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.43 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.44 zaalverhuur
het verhuren van zalen ten behoeve van besloten bijeenkomsten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- b. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater/concertzaal;
- c. ondergeschikte horeca;
- d. bed & breakfast;
- e. dienstverlening;
- f. het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. water;
met de daarbijbehorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. overige bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
- 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
- 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
- 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
- 4. er detailhandel plaatsvindt;
- 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan ondergeschikte horeca;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bed & breakfast in het hoofdgebouw met een maximum van 4 kamers en een maximum van 10 personen;
- f. het gebruik van gronden ten behoeve van het parkeren, indien het meer dan 10 parkeerplaatsen betreft;
- g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van zaalverhuur.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
4.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 1000 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien één of meerdere voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
5.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien één of meerdere voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen,
- b. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het storten van puin en afvalstoffen;
- e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken waarvoor bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 een vergunning is vereist en waarvoor deze vergunning niet is verleend, met dien verstande dat indien de Natuurbeschermingswet 1998 wordt vervangen de nieuwe wetgeving hier gelezen moet worden in plaats van de Natuurbeschermingswet 1998.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan “Boerderij Kamps Rolde”
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Een Nieuw Bestemmingsplan
In 2011 is de historische boerderij 'Kamps' door een calamiteit verloren gegaan. De eigenaars en Stichting het Drentse Landschap zijn inmiddels gestart met de herbouw van de boerderij en het initiatief is ontstaan een theater/concertzaal voor maximaal 80 bezoekers met ondergeschikte horeca en een bed & breakfast te realiseren. De bed & breakfast laat zich goed combineren met de huidige vergunde activiteiten zoals het geven van cursussen. Momenteel heeft het perceel een woonbestemming, en is er een vergunning afgegeven voor het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching. De bed & breakfast zal alleen in combinatie met deze activiteiten gebruikt worden en heeft een ondergeschikt karakter. Er is dus geen sprake van een op zichzelf staande recreatieve verblijfsfunctie.
De voorgestelde functies zijn in strijd met de woonbestemming van het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch toch doorgang te kunnen laten vinden is dit bestemmingsplan opgesteld.
Voor de herbouw van de boerderij is in het verleden een omgevingsvergunning afgeven. De feitelijke herbouw maakt dus geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, dat zich uitsluitend richt op de beoogde functiewijziging.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de Kamps 1 nabij Rolde, gemeente Aa en Hunze. Zie figuur 1.1.
Figuur 1.1
De locatie ligt tussen Assen in het westen en Rolde in het oosten. De Kamps is een pad. Het terrein wordt feitelijk ontsloten de Asserstraat die ten zuiden van het plangebied ligt en Rolde met Assen verbindt. De directe omgeving bestaat uit een landgoed met grasland en bossages. Op enige afstand stroomt het Deurzerdiep. Nabij het plangebied komen voornamelijk agrarische functies, bedrijven en woningen voor.
1.3 Geldend Planologisch Kader
Beheersverordening Buitengebied
Het geldend planologisch kader is de Beheersverordening Buitengebied van de gemeente Aa en Hunze. Binnen het verordeningsgebied gelden een aantal bestemmingsplannen. In artikel 3 van de beheersverordening is bepaald dat de gebruiks- en bouwregels van de 'onderliggende' bestemmingsplannen onverminderd van toepassing zijn. Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Rolde, vastgesteld in 1997. Figuur 1.2 toont een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied.
Figuur 1.2
Het plangebied (globaal aangeduid met een rode cirkel) valt in de bestemming 'Bos' met de aanduiding 'wonen'. In de gebruiksregels van de bestemming 'Bos' met de aanduiding 'wonen' is opgenomen dat de gronden bedoelt zijn voor het wonen. De maximale goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt respectievelijk 3,5 en 8 m. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan en mogen maximaal 6 m hoog worden gebouwd.
De beoogde ontwikkeling is in strijd met de gebruiksregels van de bestemming, (ondergeschikte) horeca, bed & breakfast en cultuur en ontspanning zijn namelijk niet genoemd in de opsomming van gebruiksdoeleinden.
Facetbestemmingsplan Aan- en bijgebouwen Aa en Hunze
Naast de beheersverordening geldt ook het bovengenoemde facetbestemmingsplan. Het facetbestemmingsplan is van toepassing op alle gronden met een woonbestemming binnen de gemeente. Dit bestemmingsplan is na de gemeentelijke herindeling opgesteld met als doel een meer eenduidige en heldere regeling te treffen voor de hele gemeente. Een ander doel van dit bestemmingsplan is het creëren van een uniforme bijgebouwenregeling en een regeling voor aan huis verbonden beroepen. Door dit bestemmingsplan zijn deze bij alle woonbestemmingen binnen de gemeente toegestaan.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan de relevante beleidskaders. De toetsing aan milieuaspecten is beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling en hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat over de ontvangen inspraak- en overlegreacties.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. Daarna zal de beoogde ontwikkeling beschreven worden, alsmede de ruimtelijke consequenties die hieruit voortkomen.
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied bestaat uit grasland en bossages en is zodoende grotendeels onverhard. De resten van de in 2011 verloren gegane boerderij zijn inmiddels verwijderd en de herbouw is gestart. Het plangebied heeft een oppervlakte van 13.500 m². Het terrein wordt via het pad Kamps ontsloten door de Asserstraat. Zie figuur 2.1 voor een luchtfoto van het plangebied. De verloren gegane boerderij is nog zichtbaar op de luchtfoto.
Figuur 2.1
2.2 Beschrijving Initiatief
Momenteel wordt een nieuwe boerderij gebouwd met ruimten voor de beoogde initiatieven. Architecten Meppel heeft een ontwerp opgesteld, waarbij zoveel mogelijk vastgehouden wordt aan de uiterlijke verschijning van de verloren gegane boerderij. Zie figuur 2.2 voor een impressie. Met de klok mee: de westgevel, de noordgevel en de zuidgevel.
Figuur 2.2: impressie toekomstige boerderij
Binnen het plangebied komen de volgende functies:
- wonen (hoofdgebouw);
- 50 m² b.v.o. beroep aan huis in de vorm van het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching (hoofdgebouw);
- 90 m² b.v.o. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater- en concertzaal met ondersteunende horeca (hoofdgebouw);
- bed and breakfast, zeven kamers, uitsluitend in combinatie met de activiteiten van het beroep aan huis (hoofdgebouw en bijgebouwen).
2.3 Ruimtelijke Consequenties
Alle toekomstige functies worden binnen de te herbouwen boerderij en bijgebouwen gerealiseerd, en binnen het bestaande vakantiehuis dat niet door de calamiteit verloren is gegaan. Alle benodigde parkeervoorzieningen zijn op een locatie buiten het plangebied gerealiseerd, ter plaatse van het nabijgelegen café De Aanleg (binnen het plangebied zelf zijn alleen de parkeerplaatsen aanwezig zoals die zijn toegestaan op basis van het huidige bestemmingsplan). Hierdoor is er geen sprake van een verandering van de ruimtelijke uitstraling van het gebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de kleinschaligheid van de voorgestelde ontwikkeling, is rijksbeleid hiertoe niet van belang. Er zijn geen rijksbelangen in het geding. Er wordt daarom alleen ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid, dat een relatie heeft met de genoemde ontwikkeling en/of het plangebied.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Deze 13 nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Ecologische hoofdstructuur;
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
In artikel 2.10 en verder van het Barro is beschreven dat de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) bij provinciale verordening aangewezen en beschreven moet worden. In de provinciale verordening dient ook beschreven te worden hoe de wezenlijke kenmerken en waarden beschermd worden. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als EHS. In paragraaf 2.2 wordt hier op ingegaan.
Verder raakt het bestemmingsplan geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale Staten hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is het strategisch kader voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Drenthe en bevat themagerichte beleidslijnen. De omgevingsvisie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POPII). De provincie geeft in de Omgevingsvisie Drenthe met betrekking tot dit plan een aantal beleidsregels. Bij de omgevingsvisie hoort een functiekaart.
Functiekaart
Op de functiekaart is het gebied aangeduid als 'natuur'. Deze gronden zijn
overwegend bedoelt voor de ontwikkeling en instandhouding van ecologische waarden. Andere functies kunnen onderdeel blijven uitmaken van deze gebieden, zo zijn in deze gebieden ook aspecten van cultuurhistorie en landschap van belang. Andere ontwikkelingen zijn aanvaardbaar zolang deze verenigbaar zijn met, of ten
dienste staan van, de natuurontwikkeling. Vestiging en uitbreiding van verblijfsrecreatie wordt getoetst aan het beleid voor de EHS. De waterhuishouding wordt afgestemd op de natuur- en bosdoelstellingen en sluit zo dicht mogelijk aan bij een ‘natuurlijke’ waterhuishouding.
De beoogde ontwikkeling betreft de functiewijziging van een door een calamiteit verloren gegane monumentale boerderij, welke momenteel herbouwd wordt. De voormalige boerderij is lang geleden gebouwd en was daardoor op een zekere wijze met de omliggende natuur verweven. De nieuwe boerderij zal op dezelfde locatie herbouwd worden. Hierdoor blijft de verwevenheid met de natuur behouden. De nieuwe functies worden allemaal inpandig gerealiseerd waardoor er geen sprake is van onverenigbaarheid met de omgeving.
Kernkwaliteiten
De structuurvisie kent naast de functiekaart ook een aantal kernkwaliteiten. Voor het plangebied gelden de kernkwaliteiten 'archeologie', 'cultuurhistorie', 'landschap', 'natuur' en 'stilte en duisternis'.
Archeologie
Al het archeologisch erfgoed is aangeduid als deze kernkwaliteit. De voornaamste doelstellingen zijn het in de bodem bewaren van archeologisch waardevolle elementen en het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ten aanzien van archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.9.
Cultuurhistorie
De ambitie is het herkenbaar houden van cultuurhistorie en het versterken van de ruimtelijke identiteit. De voormalige -cultuurhistorisch waardevolle- bebouwing is volledig verloren gegaan door een calamiteit, het instandhouden is hier dus niet van toepassing. De directe omgeving, eveneens van cultuurhistorische waarde, blijft door de beoogde ontwikkeling onveranderd.
Landschap
De ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen. De toekomstige bebouwing komt op dezelfde plaats als de voormalige boerderij. Alle activiteiten gaan plaatsvinden binnen dit gebouw. Er is zodoende geen sprake van aantasting van de landschappelijke waarden.
Natuur
De kernkwaliteit 'natuur' is gelijk aan de functie 'natuur' op de functiekaart.
Stilte en duisternis
In deze gebieden wordt zo min mogelijk licht- en geluidhinder nagestreefd. De beoogde activiteiten zullen allemaal binnen de bebouwing plaatsvinden. Hierdoor is er geen strijd met deze ambitie.
Provinciale Omgevingsverordening Drenthe
De provinciale belangen zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de
Provinciale omgevingsverordening Drenthe.
Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied ligt binnen de ecologische hoofdstructuur. In de verordening is beschreven dat eventuele ontwikkelingen binnen dit gebied geen significante nadelige gevolgen mogen hebben voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Voorbeelden van ontwikkelingen die dergelijke gevolgen kunnen hebben zijn de aanleg en uitbreiding van woningbouw, de aanleg van nieuwe infrastructuur, uitbreiding of aanleg van veehouderijen en opstelling van windturbines. De beoordeling over ‘significantie’ moet van geval tot geval worden gemaakt. Wanneer beoordeling van een voorgenomen ingreep leidt tot de conclusie dat deze significante negatieve effecten heeft, maar toch doorgang moet vinden, is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor realisatie van maatregelen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dit niet volstaat, de dan nog resterende effecten te compenseren. Per saldo moet de EHS er beter van worden. In paragraaf 4.6 wordt dieper ingegaan op de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
Nationaal landschap Drentsche Aa
Het plangebied valt binnen de begrenzing van het Nationaal landschap Drentsche Aa. Een ruimtelijk plan binnen dit gebied voorziet alleen in nieuwe ontwikkelingen als is onderbouwd dat die bijdragen aan behoud en versterking van de kenmerken van het Nationaal Landschap Drentsche Aa conform het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Drentsche Aa en het Cultuurhistorisch Kompas.
Door middel van dit bestemmingsplan worden een aantal nieuwe functies mogelijk gemaakt. Deze activiteiten gaan echter allemaal plaatsvinden binnen de toekomstige bebouwing en hebben derhalve geen effect op het omliggende nationale landschap. Per saldo treed er dus geen verandering op in de bijdrage en versterking van het nationaal landschap. De beoogde ontwikkeling is daarmee niet in strijd met dit beleid.
Kernkwaliteiten
In de verordening staat verder dat onderbouwd moet worden op welke wijze aan de kernkwaliteiten wordt bijgedragen. Onder het kopje Omgevingsvisie hierboven is aangegeven op welke wijze het plan bijdraagt aan de kernkwaliteiten.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Buitengebied Aa en Hunze
De gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied kan gezien worden als een visie op hoofdlijnen op de toekomst van het buitengebied. Het beleidsdocument is in november 2011 vastgesteld.
Kleinschalige verblijfsrecreatie (bed&breakfast)
De gemeente staat positief tegen kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer of bed & breakfast .Initiatieven voor bed & breakfast en andere kleinschalige overnachtingsmogelijkheden in bijvoorbeeld (vrijkomende) boerderijen worden als positief gezien. Kansen liggen er voor koppeling met routestructuren en bezienswaardigheden, bijvoorbeeld op het vlak van cultuurhistorie.
Het realiseren van een bed & breakfast op een cultuurhistorisch waardevolle locatie zoals Boerderij Kamps is in lijn met dit beleid. Bovendien draagt een bed & breakfast bij aan het versterken van de economische vitaliteit van het buitengebied.
Uitvoeringsprogramma
Als het gaat om de beoogde versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de economische vitaliteit in het buitengebied dan is een belangrijke rol weggelegd voor particuliere initiatiefnemers, door middel van de realisatie van kleinschalige initiatieven of door gebiedsontwikkeling.
De beoogde ontwikkeling is in lijn met dit uitgangspunt. Het herbouwen van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij en het toevoegen van functies als een theater/concertzaal in combinatie met ondergeschikte horeca en bed & breakfast, kan gezien worden als versterking van zowel de ruimtelijke kwaliteit als de economische vitaliteit van het buitengebied.
Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Aa en Hunze
De nota van uitgangspunten bevat de uitwerking van de bestemmingen voor het bestemmingsplan Buitengebied en borduurt feitelijk voort op de structuurvisie, waarin het beleid op hoofdlijnen is geschetst.
Bed & breakfast
Uitgangspunten:
- bed & breakfastvoorzieningen zijn in principe toegestaan binnen de bestaande bebouwing in het gehele buitengebied;
- de activiteiten dienen in principe in het hoofdgebouw plaats te vinden. Bijgebouwen kunnen echter in bijzondere gevallen eveneens in aanmerking komen, mits aan een aantal uitgangspunten wordt voldaan;
- bed & breakfast is mogelijk in ‘burgerwoningen’, agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven;
- voor bed & breakfast faciliteiten tot 4 personen zijn geen planologische maatregelen noodzakelijk;
- bed & breakfast met een omvang van 4 t/m 10 personen is mogelijk via een afwijking;
- voor een capaciteit van meer dan 10 personen geldt dat een wijzigingsprocedure moet worden doorlopen;
- een bed & breakfastvoorziening is gevestigd in het hoofdgebouw, waar tevens gewoond wordt. De hoofdfunctie zal daarbij behouden blijven;
- de uiterlijke kenmerken van het gebouw mogen niet veranderd worden.
De beoogde ontwikkeling voldoet - wat betreft de toekomstige functie bed & breakfast- aan de bovengenoemde uitgangspunten. De functie wordt deels in het hoofdgebouw gerealiseerd (een 'burgerwoning') en is ondergeschikt aan de woonfunctie. Het uiterlijk van de toekomstige boerderij is niet beïnvloed door de aanwezigheid van een bed & breakfast.
Drie van de bed & breakfast kamers worden in het vakantiehuis gerealiseerd, wat gezien kan worden als een vrijstaand bijgebouw. Dit is toegestaan indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet het bijgebouw direct nabij het hoofdgebouw gelegen zijn, moet het bijgebouw in de omgeving passen, mag er geen hinder voor omwonenden optreden en dient er sprake te zijn van een kleinschalig karakter. Aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Horeca
Nieuwe horecavormen worden uitsluitend toegestaan in de volgende twee gevallen:
- als ondergeschikte vorm bij recreatieve voorzieningen en bij (vrijkomende) agrarische bedrijfsbebouwing, mits sprake is van versterking van de recreatieve structuur;
- als ondergeschikte vorm bij overige bedrijfsmatige activiteiten, die in overwegende mate een eigen publiek trekken en in economische zin ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit.
De realisatie van ondergeschikte horeca bij de culturele functies valt onder het tweede punt aangezien de culturele functies een eigen publiek trekken en de horeca extra inkomsten genereert. De horeca is uitsluitend ten behoeve van de theatervoorstellingen en concerten. Dat wil zeggen dat er bijvoorbeeld geen sprake is van verstrekking van drank en etenswaren aan passanten of toeristen.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan dient te worden onderzocht of in de toekomstige situatie en tijdens de uitvoering van het plan sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan diverse sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
4.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe functies mogelijk, te weten een concert/theaterzaal met ondersteunende horeca en een bed & breakfast ten dienste van het beroep aan huis. Geen van de nieuwe functies kan aangemerkt worden als een geluidgevoelige functie. Het is dan ook niet noodzakelijk onderzoek te doen naar wegverkeerslawaai. Bovendien ligt de boerderij in een rustige omgeving op ruime afstand van de doorgaande weg. Ter plaatse is geen sprake van onevenredige geluidhinder door wegverkeer.
4.2 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
Het terrein wordt ontsloten door de Asserstraat. Dit is een doorgaande verbinding met een maximum snelheid van 60 km/h. De weg heeft een werkdagetmaalintensiteit van rond de 10.000 motorvoertuigen per etmaal.
Parkeren
Er worden 7 bed & breakfast-vertrekken gerealiseerd, alsmede ca. 90 m² b.v.o. cultuur en ontspanning, in de vorm van een theater/concertzaal. De bed & breakfast is ondergeschikt aan het beroep aan huis en zal alleen gelijktijdig met deze activiteiten gebruikt worden. Daarom wordt er in deze paragraaf gerekend met de oppervlakte van de activiteiten van het beroep aan huis en niet met die van de bed & breakfast.
De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Voor de theaterzaal wordt uitgegaan van de kencijfers voor 'theater/schouwburg' in een niet stedelijk buitengebied. Op basis van 90 m² b.v.o. resulteert dit in een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn aangelegd bij het nabijgelegen Café de Aanleg, bij de T-splitsing Asserstraat-Deurze. Deze parkeerplaats ligt op ca. 500 m van het plangebied.
Het bedrijf aan huis met de bijbehorende bed & breakfast wordt bij de berekening van de parkeerbehoefte buiten beschouwing gelaten omdat deze activiteiten niet tegelijkertijd met activiteiten van de theater/concertzaal plaatsvinden. De theater/concertzaal heeft een grotere parkeerbehoefte dan het bedrijf aan huis. Daar komt bij dat het bedrijf aan huis reeds vergund is en bij recht is toegestaan binnen de vigerende woonbestemming. Het parkeren ten aanzien van deze activiteiten vindt plaats op de reeds aanwezige parkeerplaatsen op eigen terrein.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie van de theater/concertzaal bedraagt ca. 20 motorvoertuigen per weekdag. Het verkeer wordt voor het overgrote deel afgewikkeld via de Asserstraat. Deze weg wordt gekenmerkt door een reeds hoge intensiteit, maar een toename van 20 motorvoertuigen per weekdag zal geen significante effecten op de doorstroming hebben.
4.3 Luchtkwaliteit
Toetsingskader en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn-stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
Toetsing en conclusie
In het plangebied worden aantal nieuwe functies mogelijk gemaakt, die een zeer beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. Hierdoor valt de ontwikkeling onder de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Toetsing aan de grenswaarden is daardoor niet aan de orde. Overigens ligt de achtergrondconcentratie voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de gehele provincie Drenthe dusdanig laag, dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zo is de achtergrondconcentratie NO2 minder dan 10 µg/m3 en de achtergrondconcentratie PM10 minder dan 18 µg/m3 ter plaatse van het plangebied.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Anderzijds moeten beoogde ontwikkelingen met gevoelige functies op voldoende afstand van bestaande hinderveroorzakende functies liggen omdat deze anders in hun bedrijfsvoering gehinderd worden.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
De theater/concertzaal kan gezien worden als een hinderveroorzakende functie. Deze heeft volgens de VNG-richtlijnen een richtafstand van 30 m tot gevoelige functies. De dichtstbijzijnde gevoelige functie is een bedrijfswoning ten zuiden van de Asserstraat, op ca. 140 m afstand. Aan de richtafstand wordt dus voldaan. De toekomstige nieuwe functies zelf worden niet aangemerkt als hindergevoelig. Er hoeft dus geen rekening gehouden te worden met omliggende hinderveroorzakende bedrijven.
4.5 Externe Veiligheid
Toetsingskader en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.
Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) 1) en het groepsrisico (GR) 2). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Om te onderzoeken of er in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten zijn toegestaan is de risicokaart gebruikt (www.risicokaart.nl). Er bevinden zich geen risicovolle objecten in de directe omgeving, evenmin is er sprake van transportroutes van gevaarlijke stoffen. Er zijn dan ook geen beperkingen ten aanzien van de externe veiligheid.
4.6 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een boerderij, een grasveld en bos.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan maakt een functiewijziging van wonen naar gemengd mogelijk. Het initiatief is ontstaan voor een theater/concertzaal voor maximaal 80 bezoekers met ondergeschikte horeca en een bed & breakfast te realiseren. Er is een vergunning afgegeven voor het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching. De bed & breakfast zal alleen in combinatie met deze activiteiten gebruikt worden en heeft een ondergeschikt karakter. Er is dus geen sprake van een op zichzelf staande recreatieve verblijfsfunctie.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. In de Omgevingsvisie Drenthe (2010) is het uitgangspunt gekozen een robuust Natuurnetwerk Drenthe, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), te realiseren. De bescherming van dit netwerk is geregeld in de Provinciale Omgevingsverordening.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Bureauonderzoek Flora- en faunawet
Onderzoek
Het bosgebied vormt broedgebied voor vogels. Hier kunnen ook vaste nesten van broedvogels en vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde vleermuizen aanwezig zijn. Tevens kan het bosgebied en met name de overgang naar het grasveld foerageergebied bieden aan vleermuizen. Het grasveld maakt ook deel uit van het leefgebied van licht beschermde soorten als konijnen, hazen en reeën. De boerderij is zeer recent herbouwd en heeft nog geen functie voor beschermde soorten.
Toetsing
Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van een zeer recent herbouwde boerderij. Hiervoor hoeven geen (verbouw)werkzaamheden uitgevoerd te worden die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde soorten. Overtreding van de Flora- en faunawet is dan ook uitgesloten.
Voortoets
Onderzoek
Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied, tevens EHS. Voor de EHS wordt aangesloten bij de natuurdoelen van het Natura 2000-gebied.
Figuur 4.1 Ecologische Hoofdstructuur (links) en Natura 2000 (rechts)
Het Drentsche Aa-gebied in het midden en noorden van Drenthe is een van de laatste gave stroomdalen van ons land. Het bestaat uit oud Drents cultuurlandschap met madelanden (graslanden), bosjes, houtwallen, essen (akkers), heide, jeneverbesstruwelen, esdorpen, hunebedden en landgoederen. Door het gebied lopen een groot aantal beken en beekjes, waaronder de Drentsche Aa, Schipborgsche Diep, Zeegser loopje, Anloër diepje, Gasterensche Diep, Deurzerdiep, Andersche Diep en Amerdiep. Het Natura 2000-gebied bestaat, naast de madelanden van de Drentsche Aa, uit de onderdelen Balloërveld, Oudemolen, Gasterse Duinen (in weerwil van de naam vooral een nat gebied), Gasterse Holt, Kampsheide, Eexterveld, De Strubben, De Vijftig Bunder en de omgeving van Zeegse. Ten zuiden van dit gebied liggen nog de afzonderlijke bijbehorende terreinen Geelbroek, omgeving van Amen en Andersche Diep. Het Ballooërveld (Defensie) is een uitgebreid heidegebied met enig naaldbos en archeologisch belangrijke elementen (grafheuvels, celtic fields, hessenwegen). De Gasterse Duinen is een heuvelachtig gebied met stuifzand, heide, gagelstruwelen en bos. Kampsheide omvat droge en vochtige heide, jeneverbesstruwelen, ven, naald- en loofbos, alsmede grafheuvels en celtic fields. De Vijftig Bunder is een heidegebied in het noorden, op de overgang van het stroomdal van de Drentsche Aa.
Het Drentsche Aa-gebied is een Habitatrichtlijngebied en is op 3 september 2013 definitief aangewezen.
Tabel 4.1 Instandhoudingsdoelen Drentsche Aa-gebied
SVI Landelijk | Doelst. Opp.vl. | Doelst. Kwal. | Doelst. Pop. | ||
Habitattypen | |||||
H2310 | Stuifzandheiden met struikhei | -- | = | > | |
H2320 | Binnenlandse kraaiheibegroeiingen | - | = | > | |
H3160 | Zure vennen | - | = | > | |
H3260A | Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) | - | > | > | |
H4010A | Vochtige heiden (hogere zandgronden) | - | > | > | |
H4030 | Droge heiden | -- | = | = | |
H5130 | Jeneverbesstruwelen | - | = | > | |
H6230 | *Heischrale graslanden | -- | > | > | |
H6410 | Blauwgraslanden | -- | > | > | |
H6430A | Ruigten en zomen (moerasspirea) | = | = | ||
H7110B | *Actieve hoogvenen (heideveentjes) | -- | = | > | |
H7140A | Overgangs- en trilvenen (trilvenen) | -- | > | > | |
H7140B | Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) | - | > | > | |
H7150 | Pioniervegetaties met snavelbiezen | - | = | = | |
H9160A | Eiken-haagbeukenbossen (hogere zandgronden) | -- | > | > | |
H9190 | Oude eikenbossen | - | = | = | |
H91D0 | *Hoogveenbossen | - | > | > | |
H91E0C | *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) | - | > | > | |
Habitatsoorten | |||||
H1099 | Rivierprik | - | = | = | > |
H1145 | Grote modderkruiper | - | = | = | = |
H1149 | Kleine modderkruiper | + | = | = | = |
H1163 | Rivierdonderpad | = | = | = | |
H1166 | Kamsalamander | - | > | > | > |
* prioritaire soort
Legenda | |
SVI landelijk | Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) |
= | Behoudsdoelstelling |
> | Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling |
=(<) | Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering |
In figuur 4.2 is de ligging van de habitattypen in de omgeving van het plangebied weergegeven. Ten westen van het plangebied liggen trilvenen. De achtergronddepositie van stikstof is hier circa 300 mol hoger dan de kritische depositie waarde van dit habitattype.
Figuur 4.2 Ligging habitattypen (uitsnede ontwerpkaart Habitattypen actueel, september 2012. Bron: www.drentscheaa.nl)
Toetsing
Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van een bestaande boerderij. Directe effecten als areaalverlies, versnippering en verandering van de waterhuishouding kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Door de toename van de verkeersintensiteiten zou er wel verstoring of een vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie op kunnen treden.
Het plangebied heeft geen functie voor de aangewezen vissen. Het plangebied vormt vanwege het relatief droge karakter ook geen leefgebied voor de kamsalamander. Verstoring van habitatsoorten wordt daarom uitgesloten.
De verkeersgeneratie bedraagt slechts ca. 20 motorvoertuigen per weekdag. Dit verkeer wikkelt zich hoofdzakelijk af via de Asserstraat, zowel in westelijke als in oostelijke richting. De Asserstraat kent reeds een hoge verkeersbelasting. De toename van 20 motorvoertuigen leidt hier niet tot een waarneembare toename van de stikstofdepositie. Negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie wordt dan ook uitgesloten.
Conclusie
In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor. De functiewijziging leidt echter niet tot overtreding van de Flora- en faunawet.
Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied, tevens EHS. De functiewijziging leidt niet tot areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding of verstoring. Doordat de verkeergeneratie zeer gering is, treedt vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie ook niet op. Significant negatieve effecten worden uitgesloten.
Het aspect ecologie staat de functiewijziging niet in de weg.
4.7 Water
Toetsingskader en beleid
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Hunze en Aa's.
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De plannen zijn aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (www.watertoets.nl). Uit de watertoets blijkt dat dit bestemmingsplan -dat een functiewijziging zonder fysieke aanpassingen betreft- geen belangen van het waterschap raakt. Het plan heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan.
4.8 Bodem
Toetsingskader en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik.
Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe functies mogelijk. Deze functies worden niet aangemerkt als gevoelige functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Ten aanzien van archeologische resten in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
De gemeente Aa en Hunze heeft een eigen archeologisch beleid. Het belangrijkste instrument hierbij is de archeologische verwachtings- en beleidskaart. Zie onderstaande figuur 4.1, de blauwe cirkel duidt het plangebied aan.
De boerderij zelf is vrijgegeven van archeologische verwachtingswaarden. Het omliggende landgoed kent zowel een middelhoge als een hoge verwachtingswaarde. Bij gronden met een middelhoge verwachtingswaarde is een verkennend booronderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm. Voor gronden met een hoge verwachtingswaarde is dit respectievelijk 500 m² en dieper dan 30 cm.
De gronden worden zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' (middelhoge verwachtingswaarde) en 'Waarde -Archeologie 2' (hoge verwachtingswaarde), voor zover er sprake is van archeologische verwachtingswaarden.
Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Hoewel de historische boerderij Kamps (daterende uit 1588 en voormalig rijksmonument) volledig verloren is gegaan door een calamiteit, is het omliggende landgoed nog volledig intact. Dit landgoed kenmerkt zich, evenals de voormalige boerderij, door een hoge cultuurhistorische waarde en een lange geschiedenis.
De nieuwe functies die de beoogde ontwikkeling vormen zullen allen binnen de herbouwde boerderij gerealiseerd worden. Het parkeren zal plaatsvinden buiten het plangebied. Zodoende is er geen sprake van een verandering of aantasting van het landgoed Kamps. De cultuurhistorische waarden worden derhalve niet verstoord. Overigens heeft de gemeente (nog) geen gemeentelijk cultuurhistorisch beleid vastgesteld.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Gemengd
Het gehele perceel heeft de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: wonen, een bedrijf aan huis in combinatie met dienstverlening (de cursussen, workshops en persoonlijke coaching), cultuur en ontspanning (de theaterzaal), ondergeschikte horeca en bed and breakfast.
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de plankaart aangegeven door middel van een maatvoeringsaanduiding.
Waarde - Archeologie 1 en 2
De binnen het plangebied aanwezige archeologische verwachtingswaarden zijn vertaald in twee dubbelbestemmingen. In de voorschriften is bepaald dat bij bepaalde bodemverstorende ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg geweest met de betrokken overlegpartners. Daarnaast is, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, het voorontwerpbestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegd. De uitkomsten hiervan zijn in hoofdstuk 7 verwoord.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen. Het plan wordt ten slotte door de gemeenteraad al dan niet gewijzigd vastgesteld (zie hoofdstuk 8).
6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid
Normstelling en beleid
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan.
Als sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten "anderszins verzekerd" zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk is. Anderszins verzekeren kan bijvoorbeeld via het afsluiten van een (privaatrechtelijke) overeenkomst.
Toetsing en conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan worden een aantal nieuwe functies ten opzichte van de bestaande functie mogelijk gemaakt. Omdat het alleen een functiewijziging betreft is er geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Zodoende is de afdeling grondexploitatie uit de Wro niet van toepassing en kan afgezien worden van het opstellen van een exploitatieplan.
Kosten voor het opstellen van het plan en leges zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de initiatiefnemers en de gemeente wordt een overeenkomst gesloten waarin het verhaal van overige kosten, zoals eventuele planschade, privaatrechtelijk geregeld is.
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de door het Rijk aangewezen overlegpartners, de Provincie Drenthe en het Waterschap Hunze en Aa's. Alleen de provincie Drenthe heeft een reactie ingediend, waarin zij aangeeft dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen. De overlegreactie is opgenomen in Bijlage 1.
7.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 9 januari t/m 19 februari 2014 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren brengen.
Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 maart 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
7.4 Vaststelling Bestemmingsplan
De gemeenteraad van de gemeente Aa en Hunze heeft het bestemmingsplan op 25 juni 2014 vastgesteld. Tijdens de raadsvergadering is een amendement ingediend om het aantal kamers voor Bed & Breakfast te beperken. Dit amendement is aangenomen. Het bestemmingsplan is dus gewijzigd vastgesteld, in die zin dat in artikel 3, lid 3.3 onder e is opgenomen dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bed & breakfast in het hoofdgebouw met een maximum van 4 kamers en een maximum van 10 personen in strijd is met de bestemming.
Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten