Hunebedcentrum
Bestemmingsplan - Gemeente Borger-Odoorn
Vastgesteld op 26-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hunebedcentrum met identificatienummer NL.IMRO.1681.00BP0017-VG02 van de gemeente Borger-Odoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 additionele voorzieningen:
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie;
1.7 avondperiode:
de periode van 19.00 uur tot 23.00 uur;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bestaande:
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
- 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.13 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.19 dagperiode:
de periode van 07.00 uur tot 19.00 uur;
1.20 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij kunst, cultuur, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:
- middelgrote evenementen met een maximum van 4.000 bezoekers per dag;
- kleine evenementen met een maximum van 1.500 bezoekers per dag;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.23 ondergeschikte horeca:
niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;
1.24 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.25 nachtperiode:
de periode van 23.00 uur tot 07.00 uur;
1.26 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. voetpaden;
3.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 2 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - Museum En Kenniscentrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. museum en kenniscentrum ten behoeve van prehistorisch erfgoed;
- b. ondergeschikte horeca;
- c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- e. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
- f. fiets- en voetpaden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- j. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
- 2. de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
- b. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- 1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken en de bouwaanduiding bijgebouwen worden gebouwd;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen, aan- en/of uitbouwen bedraagt maximaal 300 m² voor het gehele bouwperceel;
- 3. ingeval zowel een goot- als bouwhoogte wordt toegepast, bedragen deze maximaal respectievelijk 3 m en 6 m, mits wat betreft de bouwhoogte een verschil van 25% ten opzichte van de hoofdgebouwen in acht worden genomen. Bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de bouwhoogte maximaal 3 m;
- 4. de aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde ervan van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 8 m, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen maximaal 2 m bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- natuur en landschap;
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2, sub b, onder 4:
voor het oprichten van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde ervan van het hoofdgebouw;
- b. lid 4.2, sub b, onder 4:
voor het oprichten van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen tot 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde ervan van het hoofdgebouw.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Ondergeschikte horeca is uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
- 1. binnen het plangebied mogen alleen horeca-activiteiten plaatsvinden gedurende de dagperiode en de avondperiode tot 22:30 uur;
- 2. de horeca-activiteiten zijn gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de horeca-activiteiten, voor zover binnenpands, bedraagt maximaal 300 m2 danwel maximaal 20% van het bestaande hoofdgebouw;
- 4. gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan.
- b. Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit rechtstreeks voortvloeit uit de activiteiten van het museum en kenniscentrum en daaraan ondergeschikt is.
- c. Het houden van een evenement is uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
- 1. een evenement heeft een aan de bestemming gerelateerd karakter;
- 2. het aantal dagen waarop evenementen plaatsvinden is beperkt tot maximaal 9 per jaar:
- op maximaal 2 dagen per jaar zijn middelgrote evenementen toegestaan.
- op maximaal 7 dagen per jaar zijn kleine evenementen toegestaan. Parkeren mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
- 3. de activiteiten vinden uitsluitend plaats in de dagperiode (7:00 - 19:00 uur), met uitzondering van op- en afbouwactiviteiten;
- 4. geluidversterking in de open lucht in de vorm van muziek- en spreekinstallaties is niet toegestaan;
- 5. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenementenparkeerterrein' is uitsluitend toegestaan tijdens middelgrote evenementen.
- d. Het gebruik van de gronden als seksinrichting is niet toegestaan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van het archeologisch monument;
5.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.
- b. Het bepaalde in artikel 5.2 onder a geldt niet indien door de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt een rapport overlegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- c. Het bepaalde in artikel 5.2 onder a geldt niet indien het een bouwwerk betreft dat volgens de bestemmming vergunningsvrij gebouwd mag worden.
- d. Indien uit het in lid 5.2 onder b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
- a. Voor bouwwerken kan, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door het bevoegd gezag van de aanvrager een rapport worden verlangd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- b. Indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat:
- 1. een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
- 2. openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;
- 3. (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten en bergbezinkbassins worden aangelegd;
9.2 Afwegingskader
De in artikel 9.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. natuur en landschap.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Omgevingsvergunning voor afwijken
Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hunebedcentrum.