Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk
Bestemmingsplan - Gemeente Borger-Odoorn
Vastgesteld op 30-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. het plan: het bestemmingsplan Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk, van de gemeente Borger-Odoorn;
b. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.00BP0048-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c. aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
d. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
e. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
f. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. bestaande: - het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
de grens van een bestemmingsvlak;
i. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
j. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
k. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
l. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
m. bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf: een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter;
n. geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in het bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
o. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
p. peil: 1 . peil gebouw:
de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
2 . peil ander bouwwerk:
de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
q. rijstrook: het deel van een rijbaan dat de breedte heeft van een voertuig, plus enige speling aan beide zijden;
r. risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
s. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
t. verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter: het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop kampeermiddelen kunnen worden geplaatst;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. Dakhelling: Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. De goothoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. De inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
d. De bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. De oppervlakte van een bouwwerk: Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, overstekken, schoorstenen, gevel – en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
- paden;
- bruggen, dammen en/of duikers;
- sloten, onder meer ten behoeve van de aan- en afvoer en berging van water, bermen en beplanting;
- parkeervoorzieningen;
- gebouwen ten behoeven van openbare nutsvoorziengen;
met de daarbijbehorende;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, anders dan gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen tot een inhoud van 25 m3.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, en/of viaducten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12,00 m bedragen;
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van wegen of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan, anders dan invoegers en uitvoegers.
Artikel 4 Leiding - Gas
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding -gas';
- afsluiters;
- belemmeringenstrook;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,
waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 1,2 en 3' van ondergeschikte betekenis is;
- andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Afwijken Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
- de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
- geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met het bouwwerk de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding kan worden geschaad.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1 Omgevingsvergunning Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het permanent opslaan van goederen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
4.4.4 Strijd met de bestemming Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) de integriteit en werking van de buisleiding worden geschaad.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- bovengrondse hoogspanningslijnen;
met daarbij behorende:
- veiligheidszone;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
- Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 40 m bedragen;
- indien het bouwwerk een grotere hoogte heeft dan 85 m ten opzichte van N.A.P., kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend indien en voor zover uit een radarverstoringsonderzoek is gebleken dat geen ontoelaatbare verstoring van de radar van de Koninklijke Luchtmacht plaatsvindt.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningslijnen.
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van voor magnetische veld gevoelige bestemmingen. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 5.4 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- is aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van terreinen met zeer hoge, hoge en archeologische waarden.
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, tenzij het betreft:
- bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² gelegen in de historische kernen ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). De gebouwen die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, mits:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
- het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
- het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
- niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,10 m onder de bouwvoor;
- het graven of vergraven van waterlopen;
- het aanbrengen van drainage;
- het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
- het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
- het permanent verlagen van het waterpeil.
Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning;
- aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
- één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘waarde – archeologie 2’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voorzover:
- de gronden van archeologische betekenis (zogenaamde AMK-terreinen): deze gronden zijn in het plan bestemd als Waarde - Archeologie 2;
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 7.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen, met dien verstande dat de genoemde oppervlakteondergrens niet geldt voor de in lid 7.1, sub a genoemde gronden, dan wel zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de in lid 7.1, sub a genoemde gronden.
- Voorzover de in lid 7.2, sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
- De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een (onderzoeks)rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist wanneer door de deskundige, genoemd in lid 7.2, sub d, is aangegeven dat onderzoek niet noodzakelijk is en in de gevallen genoemd in lid 7.3.
- Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog.
- Het in lid 7.2, sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub c in die zin dat geen archeologisch onderzoek is vereist voor het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m², doch niet meer dan 500 m² (uitsluitend in geval het een binnen het bestemmingsplangebied of bouwvlak aaneengesloten project betreft van ten hoogste 500 m², dat niet kan worden opgedeeld in deeluitwerkingen). De afwijking van het bepaalde in lid 7.2, sub c geldt niet voor de in lid 7.1, sub a genoemde gronden, dan wel de gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de in lid 7.1, sub a genoemde gronden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van terreinen met hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarden.
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m –Mv wordt geroerd, met uitzondering van:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 1000 m2 wordt uitgebreid;
- bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
8.3 Afwijking van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, mits:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlak groter dan 1000 m² is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
- het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
- het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
- niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,10 m onder de bouwvoor;
- het graven of vergraven van waterlopen;
- het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
- het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
- het permanent verlagen van het waterpeil.
Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik, waaronder drainage, of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
- één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbel-bestemming Waarde - Archeologie 3 wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat:
- een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
- openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt;
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter.
11.2 Uitsluiting seksinrichting Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
11.3 Afstemming flora- en faunawet Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied Odoorn – Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk’.