KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Meten
Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 3 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 4 Archeologie 1
Artikel 5 Archeologie 2
Artikel 6 Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 8 Overgangsrecht Bouwen
Artikel 9 Inwerkingtreding
Artikel 10 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Waarom Een Beheersverordening
1.3 Waaruit Bestaat Deze Beheersverordening
1.4 Wat Regelt Deze Beheersverordening
1.5 Hoe Werkt De Verordening
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Perceelsgebonden Functies
2.2 Functies Openbare Ruimte
Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
3.2 Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Juridische Regeling
4.2 Procedure Beheersverordening
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum
Bijlage 2 Plankaart Borger Centrum
Bijlage 3 Facetbestemmingsplan Uniforme Regeling Aan- En/of Uitbouwen En Bijgebouwen

Borger - Centrum2012

Beheersverordening - Gemeente Borger-Odoorn

Vastgesteld op 05-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Besluitdocument

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Borger - Centrum 2012 van de gemeente Borger-Odoorn;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01 met bijbehorende bestanden;

1.3 bestaand legaal gebruik:

het (al dan niet aanwezige) gebruik van de gronden en bouwwerken zoals toegestaan conform:

  1. a. een in werking getreden wijzigingsplan;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het gebruik;

1.4 bestaande legale bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

1.5 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.6 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.7 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.8 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voorzover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

2.3 Inhoud

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels

Artikel 3 Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt binnen het besluitvlak "bestaand":
    1. 1. de regeling zoals opgenomen in Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum inclusief het Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen, met inachtneming van het bepaalde in lid b;
    2. 2. en de daarbij behorende kaarten c.q. kaartfragmenten, zoals opgenomen in Bijlage 2Plankaart Borger Centrum, met inachtneming van het bepaalde in lid b;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in lid a, is de regeling in Bijlage 1 Voorschriften BorgerCentrum inclusief het Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen enbijgebouwen voorzover het betreft de in de artikelen genoemde leden 'Nadere eisen' en 'Wijzigingsbevoegdheid', alsmede artikel 9 (uit te werken bestemming), 'Wijzigingsbevoegdheid', 'Overgangsbepalingen', 'Strafbepaling' en 'Slotbepaling' niet van toepassing;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in lid a, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;
  4. d. in aanvulling op het bepaalde in lid a geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 3 Bouw- en gebruiksregels is geregeld, het volgende:
    1. 1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
    2. 2. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  5. e. daar waar in Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum inclusief het Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen 'aanlegvergunningen' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  6. f. daar waar in Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum inclusief het Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen 'vrijstelling verlenen' staat wordt gelezen: 'afwijken';
  7. g. daar waar in Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum inclusief het Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen 'vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 4 Archeologie 1

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie 1' gelden de volgende regels.

4.1 Bouwregels

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, dan nadat overleg is gepleegd met de gemeente.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Archeologie 3

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie 3' gelden de volgende regels.

6.1 Bouwregels

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 8 Overgangsrecht Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Beheersverordening Borger - Centrum 2012

van de gemeente Borger-Odoorn.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borger-Odoorn is in de afrondende fase van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Voor de meeste gebieden zijn inmiddels bestemmingsplannen vastgesteld of in voorbereiding, zo ook voor het centrum van Borger. Dit bestemmingsplan kan echter niet voor 1 juli 2013 worden vastgesteld. De gemeente heeft daarom gekozen voor dit gebied een beheersverordening vast te stellen. Deze is bedoeld ter overbrugging van de periode tot aan de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan voor het gebied. Zo kan met deze beheersverordening tijdig aan de actualisatieplicht uit de Wet ruimtelijke ordening worden voldaan.

De beheersverordening is van toepassing op een bepaald gebied, het verordeningsgebied genoemd. Voor het verordeningsgebied van deze beheersverordening gelden momenteel het bestemmingsplan Borger Centrum (vastgesteld 26 februari 1992), inclusief het facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen (vastgesteld 28 juni 2004). Deze worden hierna "het (voorheen) geldende bestemmingsplan" genoemd.

Bovendien zijn in de loop van de tijd vrijstellings-, ontheffings- en wijzigingsprocedures gevoerd om (perceelsgebonden) ontwikkelingen mogelijk te maken. Deze beheersverordening geeft in één keer een nieuwe en uniforme juridische regeling voor het verordeningsgebied. In figuur 1 is de ligging van het verordeningsgebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het verordeningsgebied Borger Centrum

Het verordeningsgebied betreft een groot deel van het centrum van Borger. De begrenzing van het verordeningsgebied is hoofdzakelijk bepaald door de plangrenzen van het (voorheen) geldende bestemmingsplan. Daarnaast is ook de begrenzing van actuele geldende bestemmingsplannen rond het verordeningsgebied bepalend geweest. De begrenzing van het verordeningsgebied is in bovenstaande figuur weergegeven. Recentelijk zijn voor twee percelen in het centrum nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld, namelijk "Borger-Centrum, deelplan Hoofdstraat 45" (vastgesteld 23-11-2010) en "Aldi Borger" (vastgesteld 08-03-2012). Omdat deze plannen actueel zijn, zijn ze niet meegenomen in het verordeningsgebied.

1.2 Waarom Een Beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan of een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

  • in het verordeningsgebied sprake is van een feitelijk bestaande situatie en;
  • in het verordeningsgebied alleen sprake is van perceelsgebonden ontwikkelingen1) en;
  • een beheersverordening door middel van een snelle procedure kan worden vastgesteld en past in het beleid van verdergaande deregulering.

1) Een perceelsgebonden ontwikkeling is een kleinschalige ontwikkeling die op een perceel mogelijk wordt gemaakt.

1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door de al gerealiseerde bebouwing en het openbare gebied. De bestaande situatie wordt nader beschreven in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Ontwikkelingen

In het verordeningsgebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet zijn toegestaan op grond van het (voorheen) geldende bestemmingsplan. Op basis van het (voorheen) geldende bestemmingsplan zijn enkele (kleinschalige) perceelgebonden ontwikkelingen mogelijk. Dit houdt in dat bijvoorbeeld een bestaand gebouw mag worden uitgebreid tot een bepaalde oppervlakte.

1.2.3 Procedure

Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grondgebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in 4.2.

1.3 Waaruit Bestaat Deze Beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
  • een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van deze toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument, waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat Regelt Deze Beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie en het (voorheen) geldende bestemmingsplan zijn daarbij het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen “ruimtelijke ontwikkelingen” bevatten. Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het onder meer om:

  1. 1. uitbreidingsmogelijkheden voor gebouwen en bouwwerken;
  2. 2. aanpassing van het gebruik van een terrein en/of gebouw;
  3. 3. algemene afwijkingsregels.

Daarmee is geen sprake van “ruimtelijke ontwikkelingen”. De ruimte die de beheersverordening biedt, is gebaseerd op de bestaande mogelijkheden uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In zo een geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van deze beheersverordening.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Er zijn echter aandachtspunten die invloed kunnen hebben op de systematiek van de verordening. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de verbeelding of specifieke bepalingen in de regels. In het verordeningsgebied is inderdaad sprake van enkele gebieden met specifieke regelingen. Hierover wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe Werkt De Verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het verordeningsgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Verordeningsgebied. Het verordeningsgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele verordeningsgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.
  • Besluitvlak. Op het hele verordeningsgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele verordeningsgebied het besluitvlak 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak. In een andere situatie, bijvoorbeeld het besluitvlak 'Veiligheidszone - lpg', worden aanvullende regels gegeven die gericht zijn op het voorkomen van de bouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone.
  • Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op het geldende bestemmingsplan.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven kan ook sprake zijn van afwijkingsregels. Ook deze kunnen zijn gekoppeld aan een besluit(sub)vlak.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.

Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.

Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.

In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de bestaande situatie in het verordeningsgebied. De bestaande situatie maakt onderscheid in perceelsgebonden functies 2) en functies in de openbare ruimte. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de bestaande functies. In onderstaande luchtfoto staat een weergave van de situatie van het verordeningsgebied.

2) Een perceelsgebonden functie is de functie van het betreffende perceel. In een beheersverordening is deze aan het perceel gekoppeld, zodat alleen die functie mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0002.png"

Luchtfoto verordeningsgebied (Bron: Google)

2.1 Perceelsgebonden Functies

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, bestaat het verordeningsgebied uit het gebied dat aangemerkt is als het centrum van Borger. In dit gebied is van oudsher een concentratie van centrumvoorzieningen aanwezig. De belangrijkste perceelsgebonden functies worden hierna kort beschreven, zodat een beeld ontstaat van de bestaande situatie.

2.1.1 Wonen

Het wonen is de meest voorkomende functie in het verordeningsgebied. Het wonen is gecombineerd met winkels en andere functies, maar ook als zelfstandige functie aanwezig. Waar sprake is van een combinatie met andere functies, betreft het appartementen boven deze andere functies. Wanneer het wonen een zelfstandige functie is, gaat het om grondgebonden woningen. De verschijningsvorm van deze functie is in het gebied dan ook zeer divers. Er is sprake van wonen in oudere bebouwing, maar ook in relatief nieuwe gebouwen. De (voorheen) geldende bestemmingsregels bieden voldoende opties voor verdere perceelsgebonden ontwikkeling van deze functie. In deze verordening zijn geen aanvullende regels nodig.

2.1.2 Detailhandel

De detailhandel is in Borger goed vertegenwoordigd. Het gaat daarbij om detailhandel in de food- en non-foodsector, zoals supermarkten en kledingwinkels. De gebouwen waarin de detailhandel plaatsvindt variëren in afmeting en architectuur. Deels is het gerealiseerd in de bestaande oudere bebouwing van het dorp, deels heeft voor deze functie nieuwbouw plaatsgevonden. De (voorheen) geldende bestemmingsregels bieden voldoende opties voor verdere perceelsgebonden ontwikkeling van deze functie. In deze verordening zijn geen aanvullende regels nodig.

2.1.3 Horeca

Het dorp Borger ligt in een omgeving die toeristisch aantrekkelijk is. Het dorp wordt dan ook door veel (dag)recreanten bezocht. In het centrum van Borger zijn daarom meerdere horecavoorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een restaurant, een snackbar en een hotel. Ook bij deze voorzieningen is sprake van een variatie aan bebouwingsvormen; ouder en nieuwer, kleiner of groter. De (voorheen) geldende bestemmingsregels bieden voldoende opties voor verdere perceelsgebonden ontwikkeling van deze voorzieningen. In deze verordening zijn geen aanvullende regels nodig.

2.1.4 Kantoren

Naast de detailhandel en horeca is ook sprake van kantoren (met en zonder baliefunctie). Een voorbeeld van een dergelijke functie is een makelaarskantoor. Afhankelijk van de grootte van het kantoor is deze gevestigd in een eigen gebouw, of in een gebouw met meerdere functies. De (voorheen) geldende bestemmingsregels bieden voldoende opties voor verdere perceelsgebonden ontwikkeling van deze functie. In deze verordening zijn geen aanvullende regels nodig.

2.1.5 Overige functies

Naast de hiervoor genoemde functies en voorzieningen is ook sprake van andere functies, waaronder overheidsfuncties en maatschappelijke en medische voorzieningen. Zo is in het gebied sprake van bijvoorbeeld een politiebureau, een kerk en een apotheek. De (voorheen) geldende bestemmingsregels bieden voldoende opties voor verdere perceelsgebonden ontwikkeling van deze functie. In deze verordening zijn geen aanvullende regels nodig.

2.2 Functies Openbare Ruimte

Naast de perceelgebonden functies maakt de openbare ruimte ook een belangrijk deel uit van het verordeningsgebied. Bij deze beheersverordening gaat het om wegen, water en natuur.

2.2.1 Wegen

In het verordeningsgebied zijn meerdere wegen aanwezig. In eerste instantie loopt door het gebied de provinciale weg (N374, Borgerveldweg, Buinerweg). Deze heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het dorp en de omgeving daarvan. Daarnaast is de Hoofdstraat in het gebied een belangrijke ontsluitingsweg voor het dorp. De overige straten zijn vooral bedoeld als erfontsluitingswegen. Naast deze wegen zijn in het verordeningsgebied fiets- en voetpaden en parkeerplaatsen aanwezig. Deze zijn aangelegd ten dienste van de bereikbaarheid van de omgeving en de aangrenzende functies. Een voorbeeld van een dergelijk parkeerterrein is het parkeerterrein achter de supermarkt aan de Hoofdstraat. Opvallend is het voetgangersgebied op de Grote Brink, dit is afgesloten voor doorgaand verkeer. De (voorheen) geldende bestemmingsplanregels geven hiervoor een passende regeling die in deze beheersverordening overgenomen wordt. Aanvullende regelingen zijn niet nodig.

2.2.2 Groen

Borger is een dorp waar veel groen aanwezig is, zowel in het dorp zelf als daaromheen. In het verordeningsgebied zijn ook grotere groenstructuren aanwezig. Daarbij gaat het vooral om geleidend groen langs de hoofdwegen Borgerveldweg, Buinerweg en Hoofdstraat. Dit geleidend groen bestaat uit gras met hogere laanbeplanting (bomen). Verder zijn enkele kleinere groenstructuren in het gebied aanwezig, waaronder aan de Torenlaan. Tot slot is bij woningen en andere gebouwen sprake van erfbeplanting in voor- en/of achtertuinen in het gebied. De (voorheen) geldende bestemmingsplanregels geven hiervoor een passende regeling die in deze beheersverordening overgenomen wordt. Aanvullende regelingen zijn niet nodig.

2.2.3 Water

Borger ligt hoog, door de ligging op de Hondsrug. Het is daarom een relatief droog gebied. In het verordeningsgebied is dan ook geen open water aanwezig. Het (voorheen) geldende bestemmingsplan biedt geen regelingen voor de aanleg van water. De noodzaak hiervoor is ook niet aanwezig. Deze verordening geeft daarom geen aanvullende regelingen met betrekking tot deze functie.

Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten

Geldend beleid en uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de juridische regeling in deze beheersverordening. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op voor de beheersverordening van belang zijnde beleidsuitgangspunten en omgevingsaspecten.

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijksniveau zijn dit onder andere de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" (SVIR) en het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het rijksbeleid geeft geen uitgangspunten voor deze beheersverordening.

Op provinciaal niveau geldt de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid van de provincie Drenthe. Het verordeningsgebied valt volledig binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is er sprake van de kernkwaliteit CHK (cultuurhistorie). Daarbij is in de verordening aangegeven dat het belangrijk is om de cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied te documenteren en waar mogelijk te waarborgen. Daarnaast is het gebied binnen de robuuste systemen aangewezen als sociaal-economisch systeem. Deze verordening moet bijdragen aan de ontwikkeling van de hoofdfunctie in het systeem. Bovendien bevat het geen ontwikkelingen die de robuustheid van het systeem schaden. Bovenstaande heeft geen aanvullende regelingen in de verordening tot gevolg. Deze verordening maakt immers datgene mogelijk dat in het (voorheen) geldende bestemmingsplan ook mogelijk was.

Op gemeentelijk niveau gelden diverse beleidsstukken, bijvoorbeeld de 'Toekomstvisie Borger-Odoorn' en het "Woonplan 2010-2014". De gemeentelijke beleidsstukken geven geen nieuwe uitgangspunten voor deze beheersverordening. Waar nodig zijn uitgangspunten overgenomen in de regelingen van het (voorheen) geldende bestemmingsplan.

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

Door de vaststelling van deze verordening wordt geen grotere hinder op de omgeving verwacht. De mogelijkheden uit de (voorheen) geldende regelingen worden immers overgenomen. In het (voorheen) geldende bestemmingsplan is enige uitwisseling van functies en dus ook van milieucategorieën mogelijk. De categorieën kunnen echter niet zwaarder worden. Bovendien is sprake van een situatie die ter plaatse al jaren zo bestaat en door deze verordening niet in grote mate veranderd kan worden.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer, scheepvaart, luchtvaart en industrie. Van spoorweg-, luchtvaart- en industrielawaai is in dit verordeningsgebied geen sprake. In de omgeving van het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen, beroepsvaartroutes, (laag)vliegroutes en bedrijven aanwezig die invloed hebben op de gebieden.

Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Een deel van de wegen in het verordeningsgebied vallen hieronder en hebben dus geen wettelijke zone. Er zijn echter enkele uitzonderingen, waaronder de provinciale weg N374 en de Hoofdstraat, waar een maximumsnelheid van 50 km/uur geldt. De beheersverordening maakt de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Bestaande geluidsgevoelige objecten zijn op hun huidige plaats vastgelegd, waardoor ze ook niet dichter naar een zoneringsplichtige weg gebouwd kunnen worden. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). De provinciale weg N374 is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het verordeningsgebied twee risicovolle inrichtingen aanwezig (zie onderstaande uitsnede van de risicokaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0003.png"

Fragment risicokaart.nl

Bij de risicovolle inrichtingen gaat het om een LPG-tankstation (Buinerweg) en om een vuurwerkopslag (Hoofdstraat).

Het LPG-tankstation heeft contouren voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6). Deze zijn aangegeven op de voorgaande afbeelding en liggen niet binnen het verordeningsgebied. Daarnaast is het invloedsgebied van het groepsrisico van belang bij een dergelijke inrichting. Bij LPG-tankstations is deze vastgelegd op 150 meter. Het invloedsgebied ligt daarmee over het verordeningsgebied heen. Het levert daarvoor echter geen belemmeringen op. Het groepsrisico wijzigt door de regeling van deze beheersverordening niet ten opzichte van de bestaande (planologische) situatie. Een uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan.

De tweede risicovolle inrichting is een opslag van vuurwerk bij een rijwielhandel aan de Hoofdstraat. Zoals ook op voorgaande afbeelding te zien is, heeft deze geen vastgelegd plaatsgebonden risico. De opslag van vuurwerk is dan ook tijdelijk van aard, alleen rond de jaarwisseling. Er is dan ook tijdelijk sprake van een groepsrisico. Voor dit groepsrisico geldt dat wat bij het LPG-tankstation ook geldt.

In het verordeningsgebied is een transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Rond een dergelijke route zijn plaatsgebonden risicocontouren aanwezig, in dit geval liggen deze (PR 10-6) op de rand van de weg (0 meter). Het groepsrisico is voor deze weg berekend en daarbij is bepaald dat deze kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Het groepsrisico wordt hiermee aanvaardbaar geacht en geeft geen belemmeringen voor het omliggende gebied en geen uitgangspunten voor deze verordening.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het verordeningsgebied geen negatieve effecten op. Voor de bestaande situatie was dit al zo. Deze beheersverordening laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Door het langdurige gebruik van het verordeningsgebied voor de verschillende functies is enige verontreiniging van de bodem niet uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het verordeningsgebied echter niet toegestaan. Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor deze beheersverordening niet nodig.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt grotendeels onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Met deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Andere ontwikkelingen dan in het (voorheen) geldende bestemmingsplan worden niet voorzien. In het gebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die invloed kunnen hebben op het watersysteem. Waterschapsdoelstellingen komen dan ook niet in het geding.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

De gemeente heeft archeologisch beleid vastgesteld. Daarbij zijn kaarten gevoegd, waarin eventuele archeologische (verwachtings)waarden opgenomen zijn. In het verordeningsgebied is sprake van een terrein van hoge archeologische waarde (AMK); een (voormalige) es. Voor het AMK-terrein staat het behoud van de bestaande situatie voorop. Wanneer ontwikkelingen plaatsvinden, geldt dat bij ingrepen groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek vereist is. Rond dit gebied is een buffer aanwezig, waarbij bij ingrepen vooraf overleg met de gemeente nodig is. Tot slot heeft een groot deel van het gebied een hoge verwachtingswaarde (essen). Daarvoor geldt dat bij ingrepen een verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek nodig is. In onderstaande afbeelding staat een fragment van de archeologische beleidskaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01_0004.png"

fragment archeologische beleidskaart Borger-Odoorn

De aanwezige en verwachte archeologische waarden hebben invloed op deze verordening. Perceelsgebonden ontwikkelingen met de genoemde omvang zijn niet uit te sluiten en het (voorheen) geldende bestemmingsplan geeft nog geen regeling voor archeologische (verwachtings)waarden. In deze verordening is een specifieke regeling opgenomen voor dit aspect. In 4.1 wordt hierop verder ingegaan.

Cultuurhistorie

Het verordeningsgebied kent gebouwde rijks- en gemeentelijke monumenten. Daarnaast zijn gebouwen aangegeven die vallen onder de jongere bouwkunst en karakteristiek genoemd kunnen worden. De gemeente heeft voor de gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden geen beleid vastgesteld.

Een specifieke regeling is niet nodig. De rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet. De gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden zijn in het (voorheen) geldende bestemmingsplan Borger Centrum aangeduid. Daarnaast gaat de beheersverordening uit van het behoud van de bestaande situatie van de bebouwing en maakt het alleen ontwikkelingen mogelijk wanneer deze in het (voorheen) geldende bestemmingsplan waren opgenomen. Wanneer wijzigingen aan hoofdvorm en/of gevel plaatsvinden is een toetsing van de omgevingsvergunningaanvraag aan de verordening nodig.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In het verordeningsgebied zijn geen beschermde Natura 2000- en EHS-gebieden aanwezig. Op enige afstand oostelijk van het verordeningsgebied is wel een EHS-gebied begrensd. Het verordeningsgebied heeft hier echter geen invloed op. Enerzijds vanwege de afstand tot het gebied en anderszins omdat de verordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die in het (voorheen) geldende bestemmingsplan ook al niet mogelijk waren.

Soortenbescherming

Het verordeningsgebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen. Echter, de bestaande situatie van het verordeningsgebied verandert niet, waardoor mogelijke verblijfs-, doorvlieg en foerageergebied van beschermde soorten niet aangetast wordt. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is bij deze verordening niet nodig.

3.2.9 Kabels en leidingen

In het verordeningsgebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen aanwezig.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.

4.1 Juridische Regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. De bestaande situatie is weergegeven in hoofdstuk 2. Deze vormt de basis voor de gebruiks- en de bouwregels.

Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. Daarnaast is de (voorheen) geldende regeling een belangrijke basis voor de regeling in de verordening.

4.1.1 Bouw- en gebruiksregels

De bouw- en gebruiksregels geven aan wat er gebouwd mag worden en hoe gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden. De basis hiervoor is de regeling uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan. Omdat de terminologie van die regelingen anders is dan in de huidige wetgeving, staat in de bouw- en gebruiksregels ook hoe deze gelezen moeten worden. Een voorbeeld is dat vrijstelling en ontheffing nu gelezen moeten worden als "omgevingsvergunning voor afwijking van de beheersverordening".

4.1.2 Specifieke regels

Specifieke regels kunnen opgenomen worden voor aspecten die in de bestaande situatie wel aanwezig zijn en invloed hebben op de omgeving, maar nog niet in het (voorheen) geldende bestemmingsplan geregeld zijn. Voorbeelden van dergelijke aspecten zijn riool- en waterleidingen, archeologisch waardevolle gebieden en veiligheidszones rond inrichtingen waarbij gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Een regeling voor deze aspecten is meestal vanuit wetgeving, regelgeving en beleid vereist. De regeling is daarbij gericht op het behoud en de bescherming van de bestaande situatie en de voorkoming van een vergroting van het risico. De regels gelden bovendien als toetsingskader wanneer een omgevingsvergunning voor een perceelsgebonden ontwikkeling gewenst is. Bij de regels zijn hiervoor toetsingscriteria opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat een vergunning verleend kan worden.

In het verordeningsgebied is sprake van specifieke regels in verband met archeologie. Het (voorheen) geldende bestemmingsplan biedt namelijk nog geen regeling ter bescherming van (te verwachten) archeologische waarden. Het archeologisch beleid zoals beschreven in 3.2.7 is leidend voor de regelingin deze verordening.

4.2 Procedure Beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Evenmin kent de wet een verplichting voor het bieden van inspraak. De gemeente Borger-Odoorn houdt geen inspraak voor deze verordening, omdat dit voor het ten grondslag liggende bestemmingsplan al uitgebreid is gedaan. Bovendien wordt in een later stadium een nieuw bestemmingsplan voor dit grondgebied vastgesteld, waarin de gelegenheid tot inspraak wordt geboden.

Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk buiten de (voorheen) geldende regelingen om. De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Hierop zijn hoofdstuk 3a van de Wro en hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Ook moet een beheersverordening op grond van artikel 139 Gemeentewet bekend worden gemaakt, omdat de Wro voor de beheersverordening geen van de Gemeentewet afwijkende bepalingen bevat en de beheersverordening onmiskenbaar een gemeentelijke verordening is. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt, zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard en al in het (voorheen) geldende bestemmingsplan geregeld. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet. Voor dat bestemmingsplan is een uitgebreide planologische procedure doorlopen, waarbij verschillende momenten van inspraak zijn geweest. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd. De beheersverordening is op 5 september 2013 vastgesteld (zie vaststellingsbesluit in de bijlagen).

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie. Bij de mogelijk gemaakte ontwikkelingen gaat het vooral om perceelsgebonden ontwikkelingen. Deze vinden over het algemeen plaats op het moment dat een initiatiefnemer hiervoor geld beschikbaar heeft. Daarmee is in de meeste gevallen de financiële haalbaarheid van een ontwikkeling aangetoond.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet nodig. De Wet ruimtelijke ordening geeft namelijk aan dat een exploitatieplan alleen van toepassing is bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum

Bijlage 1 Voorschriften Borger Centrum

Bijlage 2 Plankaart Borger Centrum

Bijlage 2 Plankaart Borger Centrum

Bijlage 3 Facetbestemmingsplan Uniforme Regeling Aan- En/of Uitbouwen En Bijgebouwen

Bijlage 3 Facetbestemmingsplan Uniforme regeling aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen