KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 7 Bedrijventerrein
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Centrum
Artikel 10 Detailhandel
Artikel 11 Dienstverlening
Artikel 12 Gemengd
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Horeca
Artikel 15 Kantoor
Artikel 16 Maatschappelijk
Artikel 17 Natuur
Artikel 18 Sport
Artikel 19 Tuin
Artikel 20 Tuin - Collectief
Artikel 21 Tuin - Landschapswaarden
Artikel 22 Verkeer
Artikel 23 Water
Artikel 24 Wonen
Artikel 25 Woongebied
Artikel 26 Leiding - Riool
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opgave Bestemmingsplan
1.3 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Plangebied
2.2 Geldende Bestemmingsplan
2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied
2.4 Functionele Structuur Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Natuur En Ecologie
4.5 Geluid
4.6 Milieuzonering Bedrijven
4.7 Milieueffectrapportage (Mer)
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Juridisch Systeem
5.2 Regels
5.3 Verklaring Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Algemeen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen
Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 4 Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (Lok)
Bijlage 5 Parkeernormen
Bijlage 1 Watertoets

Zuidwolde 2023

Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden

Ontwerp op 12-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zuidwolde 2023 met identificatienummer NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bijwonen dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bijwonen die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning deel uitmakend van in een rij aaneengebouwde woningen;

1.9 aangebouwd bijgebouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.10 achtererf:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van een gebouw uitgedrukt in procenten van nader aangegeven gronden;

1.15 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop, dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is ook een bedrijfsgebouw;

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een andere planologische toestemming;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (waaronder een overkapping die hooguit aan twee zijden tegen gevels aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is);

1.24 bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden en pony's in eigen beheer;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 cultuurgrond:

grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt;

1.32 dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.35 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.37 erker:

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.42 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.45 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.46 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.47 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.48 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor niet meer dan 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in dit plan genoemde bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of nabij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.50 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.51 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.52 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.53 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

1.54 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;

1.55 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.58 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  1. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  1. b. indien in het water wordt gebouwd:
  • het Normaal Amsterdams Peil;

1.60 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.61 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 restaurant of café-restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.63 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.64 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 stacaravan:

een caravan, die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt;

1.66 twee-aaneenwoning:

een woning van het type twee-aaneengebouwd;

1.67 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.68 verblijfsrecreatie:

een verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekendrecreatie en/of het vakantieverblijf;

1.69 voorerf

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.70 voorgevel:

de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel, indien een perceel met meerdere zijnde aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.71 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.72 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.73 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.74 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekappen, liftkokers, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuurgrond;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  3. c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  2. e. ondergeschikte nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. infrastructurele voorzieningen;
  2. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  4. i. tuinen en erven;
  5. j. bedrijfsgebouwen, waaronder ook de bedrijfswoning;
  6. k. bijbehorende bouwwerken (aan-/uitbouwen en bijgebouwen) bij de bedrijfswoning;
  7. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 sub d en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind;
  2. b. lid 3.2.1 sub f en toestaan dat de dakhelling van gebouwen voor maximaal 50% van het dakoppervlak wordt verlaagd tot 0º.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5:

  1. a. en toestaan dat gronden als kleinschalig kampeerterrein worden gebruikt;
  2. b. en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    2. 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
    3. 3. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw;
    4. 4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    5. 5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd;
    6. 6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    7. 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    8. 8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    9. 9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    10. 10. vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuurgrond;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  3. c. de bebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  4. d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen;
  5. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  6. f. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. infrastructurele voorzieningen;
  2. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. j. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  4. k. tuinen en erven;
  5. l. bedrijfsgebouwen;
  6. m. bedrijfswoningen;
  7. n. bijbehorende bouwwerken bij de edrijfswoning;
  8. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. het bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.1 sub b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gebouwen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de gebouwen landschappelijk worden ingepast conform Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden(LOK);
    3. 3. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 1.500 m² bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte van het aaneengesloten bouwperceel maximaal 1,5 ha zal bedragen;
    4. 4. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  2. b. lid 4.2.1 sub f en toestaan dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  3. c. lid 4.2.1 sub g en toestaan dat tunnelkassen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de hoogte van een tunnelkas ten hoogste 1,2 m zal bedragen;
    2. 2. geen tunnelkas op een es, beekdal of in een open gebied wordt gebouwd (Provinciale omgevingsverordening);
    3. 3. de tunnelkas gebruikt wordt bij open grondteelt ten behoeve van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  4. d. lid 4.2.1 sub j en k en toestaan dat wordt afgeweken van de dakhellingsvereisten ten behoeve van een serrestal, mits:
    1. 1. de serrestal landschappelijk wordt ingepast conform Bijlage 4 Landschappelijk Ontwikkelingskader DeWolden (LOK);
    2. 2. geen serrestal wordt gebouwd in gebieden waarvoor de welstandnota geldt;
  5. e. lid 4.2.1 sub j en toestaan dat de dakhelling van een aan-, uitbouw, bedrijfsgebouw of overkapping voor maximaal 25% van het bedrijfsgebouw (niet zijnde de bedrijfswoning) tot een maximum van 100 m² wordt verlaagd tot 0°;
  6. f. lid 4.2.1 sub m en toestaan dat de goothoogte van bedrijfswoningen voor maximaal 25% van de gootlengte wordt vergroot tot 5,5 m;
  7. g. lid 4.2.2 sub a en toestaan dat silo's en bassins buiten het agrarisch bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. 1. deze opslag noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (bedrijfseconomische redenen), dan wel om redenen van ontsluiting of milieu opslag binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
    2. 2. de opslag direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd. In uitzonderingsgevallen kan meegewerkt worden aan mestopslag op grotere afstand van bouwpercelen, mits daartoe een uitdrukkelijk bedrijfstechnische noodzaak aanwezig is. Dit is niet toegestaan in de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden, alsmede in de milieubeschermingsgebieden en in de zones nabij natuurgebieden;
    3. 3. de silo of bassin goed landschappelijk wordt ingepast conform Bijlage 4 LandschappelijkOntwikkelingskader De Wolden (LOK)
    4. 4. de oppervlakte van een silo of een bassin ten hoogste 750 m² zal bedragen;
    5. 5. de hoogte van een silo of een bassin ten hoogste 3,5 m, exclusief afdekking zal bedragen;
    6. 6. ten behoeve van mestsilo's of -bassins tevens de in lid 3.6 4.6 sub c genoemde afwijking is toegepast;
  8. h. lid 4.2.2 sub d en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot 12 m.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensieve veehouderij, behalve ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  3. c. het gebruik van bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  4. d. het gebruik van gebouwen als (plattelands)woning, niet zijnde bedrijfswoning;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  6. f. het gebruik van de gronden als erf, buiten het bouwperceel;
  7. g. het dempen van beken, dobben en poelen;
  8. h. het gebruik van gebouwen ten behoeve van gestapelde stallen;
  9. i. het gebruik van woonhuizen ten behoeve van in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, anders dan het gebruik van de gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep dan wel kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorzover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de werkzaamheden dienen ondergeschikt te blijven aan de bestemming;
    2. 2. het woongedeelte dient ten minste 70% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen op het bouwperceel te beslaan;
    3. 3. er mag geen grootschalige opslag van goederen plaatsvinden, alsook geen opslag van goederen op het buitenterrein;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden anders dan in de in Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen opgenomen detailhandel;
    5. 5. er mag maximaal 0,5 m2 aan verwijsborden c.q. reclame-uitingen geplaatst worden;
    6. 6. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden;
    7. 7. de benodigde ruimte mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van de hoofdbewoner van het perceel;er mag geen stapeling van ondergeschikte functies plaatsvinden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. a. lid 4.5 en toestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met co-vergisting, mits:
    1. 1. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. er in hoofdzaak sprake is van mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf, al dan niet aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, dan wel de output van de vergister (het digestaat) in hoofdzaak op het bedrijf of de bedrijven van het samenwerkingsverband worden gebruikt;
    3. 3. de vergistinsinstallatie landschappelijk wordt ingepast conform Landschappelijk Ontwikkelingskader DeWolden (LOK);
    4. 4. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. 5. maatregelen worden getroffen waardoor de ammoniakdepositie op nabijgelegen natuurbeschermingsgebieden gelet op de instandhoudingsdoelstelling niet significant zal toenemen;
  2. b. lid 4.5 en toestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een zorgboerderij;
  3. c. lid 4.5 en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, mits;
    1. 1. deze afwijking niet wordt toegepast binnen de aanduidingen 'veiligheidszone -g munitie-opslagplaats A' en 'veiligheidszone - munitie-opslagplaats B';
    2. 2. deze opslag noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (bedrijfseconomische redenen), dan wel om redenen van ontsluiting of milieu opslag binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
    3. 3. de opslag voor zover op basis van bedrijfstechnische redenen mogelijk direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  4. d. lid 4.5 en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    2. 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
    3. 3. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw;
    4. 4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    5. 5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd;
    6. 6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    7. 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    8. 8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    9. 9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    10. 10. vesting geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  5. e. lid 4.5 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven, mits:
    1. 1. de functie inherent is aan de agrarische bestemming;
    2. 2. vestiging van de detailhandel in bestaande bebouwing plaatsvindt;
    3. 3. geen reclame-uitingen worden gebruikt;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
  6. f. lid 4.5 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. gebruik van de woning ten behoeve van de bedrijfsvoering van het bijbehorend agrarisch bedrijf niet meer noodzakelijk is;
    2. 2. het gebruik van de plattelandswoning dient te passen in de karakteristiek van het gemeentelijk buitengebied ter plaatse en de voorgenomen ontwikkelingsrichting daarvan, zoals dat blijkt uit de gemeentelijke Structuurvisie 2030 (vastgesteld maart 2011);
    3. 3. onderbouwd dient te worden dat ter plaatse van de beoogde plattelandswoning nu, maar ook in de toekomst, een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden. Daarbij worden in elk geval betrokken de bekende uitbreidingsplannen van het agrarische bedrijf waarvan de plattelandswoning (voorheen) onderdeel uitmaakt(e);
    4. 4. gebruik wordt gemaakt van de bestaande inrit.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, over een oppervlakte van meer dan 100 m² voor zover niet gelegen binnen een bouwperceel, met uitzondering van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen;
    2. 2. het kappen en/of rooien van houtgewas en/of -singels;
    3. 3. het verharden van agrarische perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4 m;
    4. 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
    5. 5. het aanleggen van fiets-, voet- en ruiterpaden buiten het bouwperceel;
    6. 6. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
    7. 7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    8. 8. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
    9. 9. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    10. 10. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;
    11. 11. het aanleggen van wegen ten behoeve van gebiedsontsluiting;
    12. 12. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen.
  1. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
  1. c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, dan wel bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met of van minder invloed zijn dan de hier bedoelde bedrijven
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' ;
  3. c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  4. d. productiegebonden detailhandel;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. wegen en paden;
  2. i. groenvoorzieningen en water;
  3. j. tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van gronden en opstallen voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle en vuurwerkbedrijven.
  2. b. gebruik van gronden en opstallen voor geluidzonerings- en m.e.r.-plichtige inrichtingen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.1 sub a in die zin dat tevens bedrijven mogen worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
    1. 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    2. 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten dienste van het openbare nut, met uitzondering van gasdrukregelstations;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken;
  3. d. erven, paden, verhardingen en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. het bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven;
  2. b. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  3. c. bedrijven tot en met categorie 3.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  4. d. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Staat van bedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  5. e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
  6. f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  7. g. de locaties van het vulpunt van lpg, de opslag van lpg en de afleverzuil voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg':
  8. h. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  9. i. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's;
  10. j. internetdetailhandel;
  11. k. zelfstandige kantoren;
  12. l. de opwekking van elektriciteit uit windenergie in de vorm van kleine windturbines.
  13. m. tuinen, erven en terreinen;
  14. n. paden en wegen;
  15. o. nutsvoorzieningen;
  16. p. groenvoorzieningen;
  17. q. waterlopen en waterpartijen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  18. r. inritten en parkeervoorzieningen;
  19. s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale en/of externe veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en/of risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. detailhandelsactiviteiten anders dan:
    1. 1. productiegebonden detailhandel, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
    2. 2. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's;
    3. 3. internetdetailhandel, met dien verstande dat hierbij geen uitstalling ten verkoop/showroom is toegestaan;
  3. c. het uitgeven van bouwpercelen groter dan 2.500 m²;
  4. d. de bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  5. e. de buitenopslag van goederen op gronden gelegen vóór de naar de bestemming 'Verkeer', dan wel een ontsluitingsweg zonder verkeerbestemming, gekeerde zijde van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 7.1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die weliswaar niet zijn genoemd, dan wel moeilijk inschaalbaar zijn in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of behoren tot een categorie anders dan de in artikel 7.1 genoemde, doch naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid niet bezwaarlijker zijn te achten dan de wel genoemde inrichtingen in de voornoemde categorieën, mits het geen inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of Bevi-inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  2. b. 7.5 sub c en worden toegestaan dat bouwpercelen met een maximale oppervlakte van 5.000 m² worden uitgegeven.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoog)opgaande beplantingen;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. d. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  2. e. nutsvoorzieningen;
  3. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, waarbij supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  2. b. horecabedrijven, categorie I t/m categorie IV van de Lijst van horecabedrijven, tenzij bestaande horeca een hogere categorie betreft, in dat geval telt dat als maximum
  3. c. kantoren;
  4. d. dienstverlening
  5. e. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijsttoelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  6. f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  7. g. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  8. h. op een bouwperceel met de aanduiding 'garage', uitsluitend bergingen';
  9. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. wegen en paden;
  2. k. groenvoorzieningen en water;
  3. l. tuinen, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 9.2.1en lid 9.2.2 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een 'maximum goothoogte' van niet meer dan 4 m wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  2. b. lid 9.2.1en lid 9.2.2 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een goothoogte van niet meer dan 7 m wordt vergroot tot niet meer dan 9 m.
  3. c. lid 9.2.2 in die zin dat een woning wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  4. d. lid 9.2.3 en 9.2.4 in die zin dat een grotere oppervakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, waarbij:
    1. 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    2. 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1.
  5. e. lid 9.2.6 in die zin dat het gebouw mag worden uitgebreid in de diepte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestaande gebouw, mits de hoofdvorm van het karakteristieke gebouw niet wordt aangetast.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree', de ingang van de supermarkt is toegestaan.
  2. b. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen', het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt is toegetaan, waabij het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.1 in die zin dat tevens horecabedrijven worden gevestigd die in bijlage Lijst vanhorecabedrijven zijn genoemd in een hogere categorie dan de in lid 9.1 toegestane categorie, mits
    1. 1. ht horecabedrijf in een individueel geval gelijkwaardig is aan de toegestane categorie;
    2. 2. het gaat om horecabedrijven die passend zijn binnen een dorpscentrum en van beperkte omvang zijn.

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, waarbij een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'
  2. b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. wegen en paden;
  2. g. groenvoorzieningen en water;
  3. h. tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 10.2.1 sub c en toestaan dat bijgebouwen worden gebouwd bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt; ;
  2. b. lid 10.2.1 sub c en toestaan dat de dakhelling van aan- en uitbouwen wordt verlaagd tot 0º.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  3. c. uitsluitend een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. d. uitsluitend groenvoorziening, ter plaatse van de aanduidig 'groen';
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. wegen en paden;
  2. i. groenvoorzieningen en water;
  3. j. tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree', de ingang van de supermarkt is toegestaan.
  2. b. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen', het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt is toegetaan, waabij het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden.

11.5 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  1. a. bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, dan wel bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met of van minder invloed zijn dan de hier bedoelde bedrijven
  2. b. kantoren;
  3. c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen en water;
  3. f. tuinen, erven en terreinen;
  4. g. uitsluitend parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;

met daarbij behorende:

  1. c. fiets- en voetpaden;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. bruggen, dammen en/of duikers;
  6. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden voor parkeren;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kampeermiddelen.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven, categorie I t/m IV van de Lijst van horecabedrijven;
  2. b. horecabedrijven, categorie VII, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 7';
  3. c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. terassen;
  2. h. wegen en paden;
  3. i. groenvoorzieningen en water;
  4. j. tuinen, erven en terreinen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 14.2.1 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een 'maximum goothoogte' van niet meer dan 4 m wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  2. b. lid 14.2.1 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een goothoogte van niet meer dan 7 m wordt vergroot tot niet meer dan 9 m.
  1. a. lid 14.2.1 in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  2. b. lid 14.2.2 in die zin dat meer bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd:
    1. 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    2. 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1. º

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 14.1 in die zin dat tevens horecabedrijven worden gevestigd die in bijlage Lijst vanhorecabedrijven zijn genoemd in een hogere categorie dan de in lid 14.1 toegestane categorie, mits
    1. 1. het horecabedrijf in een individueel geval gelijkwaardig is aan de toegestane categorie;
    2. 2. het gaat om horecabedrijven die passend zijn binnen een dorpscentrum en van .beperkte omvang zijn.

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bestaande bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormenvan bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. bestaande horeca terrassen;

met de daarbij behorende:

  1. g. wegen en paden;
  2. h. groenvoorzieningen en water;
  3. i. tuinen, erven en terreinen.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. nutsvoorzieningen ;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. groenvoorzieningen en water;
  3. g. tuinen, erven en terreinen.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 16.2.1 sub a en toestaan dat de maximaal 200 m2 buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. b. lid 16.2.1 sub d voor een verhoging van de goothoogte tot 8 m over ten hoogst 20% van het bebouwingsvlak.

16.4 Specifieke gebruiksregel

In het bestemmingsvlak waar de aanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. agrarisch medegebruik;
  2. e. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag de hoogte niet meer dan 5 m bedragen tenzij het een erfafscheiding betreft, dan mag de hoogte maximaal 2 m bedragen.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. het bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 sub b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maar wel een overkapping zijnde ten behoeve van natuur/educatie maximaal 3 m mag bedragen.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
    2. 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
    3. 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan100 m2;
    4. 4. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden;
    5. 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
    6. 6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    7. 7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    8. 8. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen;
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  3. c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag naast het gebruik van de gronden als manege ook maximaal 12 keer per jaar een evenement worden georganiseerd op het manegeterrein.

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. nutsvoorzieningen ;

met de daarbij behorende:

  1. e. erven en terreinen;
  2. f. wegen, paden en verhardingen;
  3. g. groenvoorzieningen en water.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van opgaande beplanting ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  4. d. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. e. ontsluiting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. i. voorzieningen, parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Tuin - Collectief

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Collectieff' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. collectieve tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. een gezamenlijke op- en afrit naar woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met daarbij behorende:

  1. c. overige bouwwerken
  2. d. nutsvoorzieningen
  3. e. werken, gebouwwerken, en werkzaamheden
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Tuin - Landschapswaarden

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. de bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, bestaande uit kenmerkende bomen;

Deze gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

21.2 Bouwregels

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ter plaatse van deze gronden een omgevingsvergunning vereist:

  1. a. het kappen en/of rooien van houtwallen en/of -singels;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  3. c. het aanleggen van openbare fiets-, voet- en/of ruiterpaden;
  4. d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bruggen, dammen en/of duikers;
  6. f. sloten, bermen en beplanting;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen en waterwegen;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
  2. e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hiervoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bijwonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  2. b. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  3. c. detailhandel, met uitzondering van supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. d. ondergeschikte nutsvoorzieningen.
  5. e. op een bouwperceel met de aanduiding 'parkeerterreiner', ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen

met de daarbij behorende:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. tuin, erven en terreinen.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 24.2.1 in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  2. b. lid 24.2.2 in die zin dat:
    1. 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    2. 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1;
  3. c. lid 24.2.3 in die zin dat het gebouw mag worden uitgebreid in de diepte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestaande gebouw, mits de hoofdvorm van het karakteristieke gebouw niet wordt aangetast.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de bewoning van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken;
  2. b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 25 Woongebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonhuizen;
  2. b. aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen' waarvan het oppervlak niet meer bedraagt dan 60 m²;

met daarbij behorende:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. tuin, erven en terreinen.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de rioolleidingen.

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' hebben een Hoge of middelhoge verwachting en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de arceologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden hebben een Hoge verwachting en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 28.2.1 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de arceologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn zijn als Terreinen op de archeologische waardenkaart aangewezen en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 29.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

31.2 Gebouwen voor nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  1. a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m³;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het bewonen van een vrijstaand bijgebouw;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan overeenkomstig dit plan toegestaan gebruik en bestaand;
  3. c. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting/prostitutiebedrijf;
  5. e. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  6. f. het storten van puin en afvalstoffen;
  7. g. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

32.2 Geen strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met dit plan wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruiken van een aan het hoofdgebouw vastgebouwd bijbehorend bouwwerk (bij een woning) ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet-bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning (mantelzorg);
  2. b. het gebruiken van gronden binnen het bouwvlak voor hobbymatige paardensport in een bestaande paardenbak (zonder lichtmasten);
  3. c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige of incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties;
  4. d. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
  5. e. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het plan specifiek zijn geregeld;
  6. f. hoogspanningsleidingen;
  7. g. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

32.3 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden.

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 Veiligheidszone - lpg

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  2. b. het bepaalde in de verordening en toestaan dat bouwgrenzen in de bestemming Wonen worden overschreden door:
    1. 1. uitbreiding van het hoofdgebouw, indien gelegen in een bouwvlak met een diepte van minder dan 12 m, uitsluitend aan de niet naar de straat gekeerde zijde binnen een afstand tot de voorgevel van het woonhuis van 12 m;
    2. 2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    3. 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    4. 4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden;
      • de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
      • de gezamenlijke oppervlakte per erker ten hoogste 6 m2 bedraagt;
      • de oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel onverminderd van toepassing blijft;
  3. c. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. d. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het gebied niet wezenlijk wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. g. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
  8. h. de bestemmingsregels en logiesverstrekking toestaan, waarbij in elk geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
    1. 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
    2. 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    3. 3. in een bijbehorend bouwwerk mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
    4. 4. het bijbehorend bouwwerk dient in de directe nabijheid te staan van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
    5. 5. de uiterlijke kenmerken van het bijbehorend bouwwerk moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    6. 6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
    7. 7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
    8. 8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
    9. 9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
    10. 10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    11. 11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

Artikel 35 Overige Regels

35.1 Volgorde dubbelbestemmingen

Bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en voor overig gebruik is, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn voor één of meer van de dubbelbestemmingen zoals die zijn omschreven in de artikelen 16 tot en met 20 van de regels, het navolgende schema van toepassing:

Dubbelbestemming Artikelnummer Prioritering
Leiding - Riool 26 1
Waarde - Archeologie 1 27 2
Waarde - Archeologie 2 28 3
Waarde - Archeologie 3 29 4

35.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

35.3 Parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  3. c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    1. 1. voor bestaand gebruik;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  4. d. bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  5. e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het gestelde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het gestelde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de bestemmingsplan Zuidwolde 2023'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Wolden heeft op 30 juni 2016 de beheersverordening Zuidwolde vastgesteld. Sindsdien zijn er vier postzegelbestemmingsplannen binnen het beheersgebied vastgesteld. Zuidwolde is een middelgrote kern van de gemeente De Wolden. De gemeente wenst met oog op de komst van de Omgevingswet de beheersverordening te laten actualiseren naar een volwaardig bestemmingsplan. De bestemmingsplannen die na de beheersverordening zijn vastgesteld worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan. De desbetreffende plannen zijn;

  • Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde: (vastgesteld 14-12-2017)
  • Kerkinge 11, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020)
  • Hoek Landschapslaan en Tripklompenlaan, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020)
  • Zuidwolde, deelplan hoek Ommerlaan/Turfweg: (vastgesteld 25-11-2021)

1.2 Opgave Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is conserverend van aard zijn. Dit betekent, dat het bestemmingsplan zich richt op behoud van de huidige (planologische) situatie. Nieuwe ontwikkelingen, behoudens in de vorm van een ontheffing, vrijstelling en/of (omgevings-)vergunning, zullen niet mogelijk gemaakt worden. Ontheffingen, vrijstellingen en/of (omgevings-)vergunningen zullen worden meegenomen in de actualisatie teneinde één actueel en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan te bewerkstelligen. Het conserverende karakter leidt niet tot uitsluiting van elke ontwikkeling. Kleinschalige ontwikkelingen blijven mogelijk door af te wijken van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan.

1.3 Opbouw Toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

De kern Zuidwolde ligt in het zuidoosten van de gemeente de Wolden en is tevens de grootste kern. Het plangebied omvat de bebouwde kern van Zuidwolde. Enkele percelen binnen de kern behoren niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze percelen behoorde ook niet tot het beheersgebied van de beheersverordening. De ontwikkelgebieden van Zuidwolde liggen buiten het plangebied.

2.2 Geldende Bestemmingsplan

De vigerende beheersverordening 'Zuidwolde' is op 30 juni 2016 door de gemeenteraad van de gemeente De Wolden vastgesteld.

Doelstelling is om voornoemd beheersverordening te actualiseren, waarbij sprake is van een conserverend karakter. Dit houdt in dat de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgesteld en nieuwe ontwikkelingen in principe niet mogelijk worden gemaakt binnen het geactualiseerde bestemmingsplan. Echter zullen wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden in de vorm van verleende ontheffingen, vrijstellingen en/of omgevingsvergunningen, worden meegenomen. Deze wijzigingen worden geïnventariseerd en verwerkt in de regels en de verbeelding, oftewel het juridisch bindende gedeelte.

Onderstaande afbeelding betreft de verbeelding van het geldende 'beheersverordening Zuidwolde'. Het geactualiseerde 'bestemmingsplan Zuidwolde' omvat daarmee de huidige 'beheersverordening Zuidwolde'. Verder worden de onderstaande bestemmingsplannen die ooit deel uitmaakte van de beheersverordening meegenomen in deze actualisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0001.png"

figuur 1 Ligging en begrenzing van het plangebied

Bestemmingsplannen die worden meegenomen in de actualisatie

  • Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde: (vastgesteld 14-12-2017);
  • Kerkinge 11, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020);
  • Hoek Landschapslaan en Tripklompenlaan, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020);
  • Zuidwolde, deelplan hoek Ommerlaan/Turfweg: (vastgesteld 25-11-2021).

2.3 Ruimtelijke Structuur Plangebied

Het esdorp Zuidwolde is in de vroege Middeleeuwen ontstaan op de hoge zandgronden te midden van uitgestrekte moerasgebieden. Op de zandkoppen in dit moeras ontstonden vele kleine esgehuchten en esdorpen, zoals Drogt, Nolde, Ten Arlo, Linde, Lubbinge en Steenbergen. De meeste namen van de vele buurtschappen in de omgeving van Zuidwolde zijn afgeleid van de lokale omstandigheden. Vuile Riete komt van 'voele riete', dichtgegroeide beek, en Pieperij is een verbastering van 'piepe in de riete' wat zoveel betekent als een duiker in een stroompje. Zuidwolde was voor deze buurtschappen het hoofddorp.

De omgeving van Zuidwolde veranderde ingrijpend door de grootschalige hoogveenontginningen die vanaf de 17e eeuw plaatsvonden op initiatief van de familie Van Echten. Hierdoor ontstonden vele nieuwe buurtschappen. Het grootste deel van het veen is echter pas na 1850 ontgonnen. Het dorp is sindsdien aanzienlijk uitgebreid.

Er was sprake van een voor een esdorp opvallend langgerekt bebouwingslint aan weerszijden van de Hoofdstraat. Dit langgerekte patroon werd in de vooroorlogse periode versterkt door een verdere uitbreiding in de richting van de buurtschappen Steenbergen en Schottershuizen. Na de oorlog vonden uitbreidingen vooral aan de oost- en westzijde van het dorp plaats, waarbij de langgerekte dorpsstructuur vrijwel geheel verloren is gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0002.png"

figuur 2 Luchtfoto van Zuidwolde (2022)

2.4 Functionele Structuur Plangebied

2.4.1 Wonen

De hoofdfunctie van het dorp Zuidwolde is wonen. Het grootste deel van de bebouwing (en daarbij horende percelen) in het plangebied heeft dan ook deze functie, zoals ook te zien in de hiervoor opgenomen afbeelding (gele kleur). Meestal betreft het eengezinswoningen, in sommige gevallen is sprake van meergezinswoningen in appartementengebouwen of woongebouwen voor ouderen en/of andere doelgroepen.

Bij sommige woningen is een aan huis verbonden beroep of bedrijf aanwezig. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een kleinschalige kantoorfunctie als een administratiekantoor. Dit zijn vaak kleinschalige functies die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie wonen.

Bij de meeste woningen is een tuin en/of erf aanwezig dat gebruikt wordt voor de woonfunctie (tuin, oprit, bijgebouwen).

Bij de woningen, appartementengebouwen en overige woongebouwen zijn bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen zijn qua afmeting over het algemeen ondergeschikt aan de hoofdgebouwen. Functioneel horen ze nadrukkelijk bij de woonfunctie. In sommige gevallen wordt een bijgebouw gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Daarnaast zijn in sommige gevallen woningen bij andere functies aanwezig; de bedrijfswoningen. Deze andere functies worden hierna kort besproken.

2.4.2 Bedrijven

In Zuidwolde zijn enkele op zichzelf staande bedrijven en is een bedrijventerrein aanwezig. De op zichzelf staande bedrijven liggen midden tussen de woonbebouwing, bijvoorbeeld aan de Hoofdstraat. Bij deze bedrijven gaat het om onder meer een loodgietersbedrijf. Bij dergelijke bedrijven is vaak op hetzelfde perceel een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijvigheid wordt uitgeoefend in een aangebouwd of vrijstaande bijgebouw.

Aan de zuidoostzijde van het dorp ligt het bedrijventerrein Zuider-Kerkes. Op dit terrein komen grotere bedrijven voor dan in de rest van het dorp. Het gaat bijvoorbeeld om constructiebedrijven, bouwbedrijven, groothandelsbedrijven en perifere detailhandelsbedrijven. Daarnaast zijn ook specifieke functies als een tankstation en een brandweerkazerne op dit terrein te vinden. Op enkele plaatsen zijn ook op dit terrein bedrijfswoningen aanwezig bij de bedrijven, bijvoorbeeld langs de Nijverheidsweg.

2.4.3 Centrum

In de Hoofdstraat, vooral het gedeelte tussen de Meppelerweg/Steenbergerweg en Oosterweg, zijn verschillende functies aanwezig. Het gaat daarbij om detailhandel, dienstverlenende bedrijfjes, horeca en kantoren. De detailhandel strekt van kleinere winkels als boetiekjes, tot grotere vormen van detailhandel als een Blokker. Bij de dienstverlening kan gedacht worden aan kapsalons. De horeca is ook in verschillende vormen aanwezig, van een snackbar tot een zalencentrum. Bij de kantoren gaat het bijvoorbeeld om een bank en een verzekeringskantoor. Bedrijfswoningen komen bij de hiervoor genoemde functies voor, zowel inpandig als in een apart pand. Wel is sprake van maximaal 1 woning per pand.

2.4.4 Maatschappelijke voorzieningen

In het dorp zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om kleinere voorzieningen als een tandartspraktijk en grotere voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld een verzorgingshuis, het gemeentehuis van De Wolden en twee brede scholen. Deze maatschappelijke voorzieningen zijn verspreid over het hele dorp aanwezig, er is geen sprake van een nadrukkelijke clustering. Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.4.5 Sport

In Zuidwolde zijn meerdere sportvoorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om het sportveldcomplex aan het Sportlaantje en om sportscholen, bijvoorbeeld aan de Zuider Esweg. Het sportveldcomplex herbergt velden voor onder meer voetbal en een tenniscomplex. Daarbij horen gebouwen waarbij het gaat om een sportzaal, sporthal en kantine. Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.4.6 Wegen

Het overgrote deel van de openbare ruimte van het plangebied bestaat uit een verblijfsgebied waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Dit zijn namelijk de woonstraten (erfontsluitingswegen) in de woonwijken. De wegen op het bedrijventerrein Zuider-Kerkes zijn wel erfontsluitingswegen, maar hierop geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur.

Het dorp kent enkele hoofdontsluitingswegen, namelijk de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg (maximum snelheid 50 km/uur). De Oosterweg oostelijk van de Hoofdstraat en de Hoofdstraat tussen de Steenbergerweg en de Oosterweg zijn nog wel hoofdontsluitingswegen voor het dorp, maar de maximumsnelheid is daar 30 km/uur.

Buiten de grenzen van het plangebied liggen grotere ontsluitingswegen; waaronder de N48 van Hoogeveen naar Ommen (maximum snelheid 100 km/uur). De N48 is te bereiken via een ongelijkvloerse kruising (nabij de Nijverheidsweg) met doorgaande route richting de Oosterweg en Steenbergerweg.

2.4.7 Water

In het plangebied zijn geen grotere van belang zijnde waterlopen en -partijen aanwezig. Wel kan sprake zijn van vijvers en kleinere sloten.

2.4.8 Groen

Het dorp is omgeven door een groen gebied dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en bos. Op sommige plaatsen komt het omringende landschap binnen de grenzen van het plangebied. Hiervan is bijvoorbeeld sprake langs de Oosterweg (oostelijk in het dorp) en aan de zuidzijde van het dorp. Het gaat daarbij om groenstructuren met bebossing en (in mindere mate) grasland. Bij de Oosterweg is bovendien sprake van een oudere laanbeplanting (hogere bomen). Om het dorp heen loopt een wandelroute, het Vlinderommetje genaamd, door het groen.

Kleinere groenstructuren zijn in het hele dorp aanwezig. Daarbij gaat het onder meer om zichtgroen en trapveldjes. In het openbaar groen in het dorp zijn verspreid liggend ook speelvoorzieningen aanwezig. De kleinere groenstructuren zijn verspreid in het dorp aanwezig.

In de groenstructuren is over het algemeen geen sprake van gebouwen. Wel kan sprake zijn van hekwerken en meubilair als (picknick)banken en verlichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in 4 opgaven:

  • Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

De Omgevingsagenda.

Voor Noord Nederland wordt in 2021 een omgevingsagenda opgesteld, waar Drenthe onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Geonstateerd wordt dat in de NOVI geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen zijn waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR (inmidels vervangendoor de NOVI) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit actualisatieplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk en hoeft daarom niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Staten hebben op 28 september 2022 de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022 en op 3 oktober 2018 de Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld. De omgevingsverodening is daarna enkele malen op onderdelen gewijzigd,de laatste keer op 6 september 2022 (NNN kaaart 2022 vastgesteld),

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het beleid en regels van de provincie Drenthe, deze actualisatie maakt immers geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk


Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 De Wolden Structuurvisie 2030 (2011)

Gemeente De Wolden heeft op 10 maart 2011 de “Structuurvisie 2010-2030” vastgesteld. Met deze structuurvisie legt De Wolden een basis voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling voor de komende 20 jaar. De structuurvisie is een nadere uitwerking van de strategische toekomstvisie “De Wolden actief en betrokken”. De structuurvisie bestaat uit een visie, een uitvoeringsprogramma en een plankaart.

De visie voor 2030 richt zich op het versterken van de kenmerken en kwaliteiten die de plattelandsgemeente heeft. De plattelandsgemeente die wordt gekenmerkt door de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (het landschap) en de leefbaarheid op het platteland de maatschappelijke aantrekkelijkheid om in het gebied te wonen en te werken.

3.3.2 Ontwerpstructuuvisie Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040 van gemeente De Wolden

De gemeente De Wolden heeft 11 januari 2022 de ontwerp structuurvisie Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040 ter inzage gelegd.

Samen aan zet! Dat is waar De Wolden voor staat. Samenwerken met en tussen inwoners, ondernemers, organisaties en gemeente zit in ons bloed en loopt als een rode draad door deze visie. Inwoners die graag de handen uit de mouwen stekenvoor de lokale dorpsgemeenschappen en ondernemers en organisaties die zich elk op een eigen manier inzetten voor de leefbaarheid in De Wolden. In De Wolden zijn we samen aan zet om het wonen, werken en recreëren in de gemeente nog aangenamer te maken. Samen werken we vol vertrouwen aan de toekomst.

De toekomstvisie

Deze toekomstvisie verbindt het verleden, heden en de toekomst van De Wolden. Een van oorsprong jonge plattelandsgemeente, ontstaan uit een fusie van de gemeenten Ruinen, Ruinerwold, Zuidwolde en de Wijk. Deze toekomstvisie is de opvolger van de toekomstvisie die De Wolden in 2005 heeft gemaakt. De gemeenteraad heeft de opdracht gegeven om één integrale visie te maken, waarin de sociale en fysieke leefomgeving met elkaar verbonden zijn. Daarom wordt deze toekomstvisie ook als omgevingsvisie gebruikt in het kader van de Omgevingswet.

Inwoners, ondernemers en organisaties zetten stip op de horizon

Bij het maken van deze toekomstvisie is nogmaals de grote betrokkenheid van inwoners, ondernemers en organisaties gebleken. Al in 2019 zijn verschillende dorpsbelangenorganisaties samen met de gemeenteraad aan de slag gegaan om alle belangrijke sociale en fysieke thema’s voor de toekomst in beeld te brengen. Deze thema’s hebben een plek gekregen in de toekomstvisie en zijn de basis geweest voor een intensief participatieproces.

Maar liefst 45 organisaties waaronder lokale initiatieven, welzijnsorganisaties, natuur- en landbouworganisaties, ondernemersverenigingen, woningcorporaties, de veiligheidsregio, het waterschap, provincie Drenthe en omliggende gemeenten hebben in (online) gesprekken richting gegeven aan deze toekomstvisie. Daarnaast waren inwoners goed vertegenwoordigd in het participatieproces. Tijdens de participatieperiode hebben meer dan 1200 inwoners hun mening gegeven over de toekomst van De Wolden. Met behulp van een online peiling, advertenties in de krant, het verspreiden van ansichtkaarten, het maken van tekeningen en een verdiepende vragenlijst hebben inwoners aangegeven hoe zij de toekomst voor zich zien.

De inhoud van deze toekomstvisie is voor een belangrijk deel bepaald door de samenleving. Inwoners en organisaties die het belang van gezondheid inzien, het landschap van De Wolden willen behouden en versterken en de leefomgeving willen verduurzamen. Niet voor niets zijn dit de hoofdambities van de toekomstvisie geworden: vitale samenleving, duurzame leefomgeving en landschap als drager. Deze ambities en doelstellingen vertegenwoordigen waarden die verbonden zijn met zes onderliggende thema’s: positieve gezondheid, wonen en leven, energie en klimaat, milieu en circulariteit, economie en landbouw en toerisme en recreatie. De wensen en behoeften uit de samenleving zijn het vertrekpunt geweest voor de keuzes die per thema zijn gemaakt.

De Wolden in 2040

In 2040 is De Wolden een gemeente waar groen, verbinding en vernieuwing hand in hand gaan en waar het landschap ruimte biedt aan bestaande en nieuwe functies. Een gemeente waar het welzijn van ons allen voorop staat, waar we duurzaam omgaan met de beschikbare ruimte en manieren hebben gevonden om de kwaliteiten van het landschap te behouden voor huidige en toekomstige generaties. Een gemeente waar het begrip naoberschap opnieuw is uitgevonden en waar initiatieven uit de samenleving nog meer ruimte krijgen.

Het fraaie en afwisselende landschap met karakteristieke dorpen biedt huisvesting aan een groeiend aantal Woldenaren. Daarnaast is de gemeente een plek waar dagjesmensen en vakantiegangers hun hart kunnen ophalen. En dat terwijl de sector toerisme en recreatie nu al één van de belangrijkste economische pijlers is in de gemeente.

Leidraad voor samenwerking

Er is geen garantie dat bestaande kwaliteiten voor de toekomst behouden blijven. Investeren, ontwikkelen en stimuleren blijft nodig. Daarom kijken we in deze visie niet alleen naar ‘dat wat is’, maar ook naar ‘dat wat komt’. We willen behouden wat voor ons waardevol is en tegelijkertijd inspelen op nieuwe ontwikkelingen zoals de energietransitie, de transitie van de agrarische sector en de woningbouwopgave.

Deze visie is geen glazen bol waarmee we in de toekomst kunnen kijken, maar geeft wel richting aan de toekomst van De Wolden. Het is een leidraad voor samenwerking met inwoners, ondernemers en andere partners.

De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor het bestemmingsplan van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het plangebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

4.1.1 Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

4.1.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied worden geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan, waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het aspect bodem bestaan dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Normstelling

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische monumenten kaarten en gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld.

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn cultuurhistorische waarden in de vorm van rijksmonumenten aanwezig. Hiervoor geldt dat deze beschermd worden via de Monumentenwet. Om die reden wordt in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen voor de rijksmonumenten. Daarnaast heeft de gemeente enkele gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden aangewezen. Daarbij is van belang dat de hoofdvorm van de bebouwing behouden blijft. Dit is geregeld door middel van het de aanduiding 'karakteristiek'.

De gemeentelijke archeologische beleidskaart geeft duidelijkheid over mogelijk aanwezig archeologische waarden. Bij die kaart is het beleid opgenomen. Een fragment hiervan is in figuur 4 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0004.png"

figuur 4 fragment archeologische beleidskaart De Wolden

Zoals uit bovenstaande afbeelding en beleidskader blijkt zijn er enkele gebieden aanwezig waar archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Aan de Hoofdstraat ligt daarbij een gebied dat aangemerkt is als "middeleeuwse begraafplaatsen (buiten gebruik)", waarvoor altijd onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen.

Daarnaast gaat het om een 'gebied met een hoge of middelhoge verwachting' (zalmroze) en een 'gebied met hoge verwachting (essen)' (bruin). Voor beide gebieden geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer ingrepen groter zijn dan 1.000 m2 en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. Voor het gebied met de hoge verwachting (essen) geldt daarbij dat het (deels) gaat om provinciaal van belang zijnde gebieden. Er is daarom bij ingrepen, via de gemeente, overleg met de provinciaal archeoloog noodzakelijk.

Tot slot zijn historische elementen aanwezig, namelijk een 'historische kern' (roze). Hierbij is onderzoek nodig voor ingrepen vanaf 100 m2 en dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld.

De overige gebieden hebben een lage verwachting. Hiervoor is pas onderzoek noodzakelijk op het moment dat ingrepen groter zijn dan 3 hectare en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld.

Het bestemmingsplan is gericht op het behoud van de bestaande situatie en het slechts in geringe mate toestaan van perceelsgebonden ontwikkelingen. Omdat archeologie daarbij een belangrijk toetsingskader is, is het hiervoor opgenomen beleid overgenomen in dit bestemmingsplan. Vanuit archeologie en cultuurhistorie bestaan bij het behoud van de bestaande situatie geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Water

4.3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente De Wolden is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

4.3.2 Normstelling

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

  1. 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  2. 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
  3. 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 21 oktober 2022 gïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 1). Op basis daarvan kan worden geconstateerd dat er geen waterschapsbelang is bij de ruimtelijke activiteit. Het waterschap gaat akkoord met het plan. Conform de melding van het waterschap is onderstaande waterparagaaf opgeomen.

Waterparagraaf

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat bij de digitale melding bij het waterschap is aangegeven, dat het plan alleen een functieverandering omvat, omdat het een conserverend plan betreft zonder nieuwe ontwikkelingen en geen nieuw gebruik. De keuze voor een optie 'geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden en geen functiewijzing' is echter geen onderdeel van de vragen bij de digitale watertoets. De ingevulde optie sluit het beste aan bij het conerverende karakter van voorliggend plan.

4.3.3 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied liggen vrijwel geen waterlopen en -partijen. De wel aanwezige kleinere waterlopen en -partijen (sloten, vijvers) vallen niet onder het beheer van het waterschap Drents Overijssels Delta. Bovendien zijn in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan, waardoor de waterhuishouding kan veranderen. Het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie, veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk. Vanuit het aspect water bestaan dan ook geen belemmeringen voor het plangebied.

4.4 Natuur En Ecologie

4.4.1 Normstelling

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

In de nabijheid van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Wel zijn direct rond het plangebied gebieden aanwezig die onder het regime van de Natuur Netwerk Nederland (NNN) vallen. Deze zijn aangegeven en begrensd zoals op onderstaand fragment van het provinciaal beleid aangegeven. Het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie waarbij geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een toetsing aan beschermde natuurgebieden is daarom niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0005.png"

figuur 5 NNN-gebieden rondom Zuidwolde (provinciale omgevingsverordening 2021)

Soortenbescherming

Voor het plangebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft voornamelijk in gebruik als woongebied. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'ecologie' geen belemmering.

4.5 Geluid

4.5.1 Normstelling

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Uitgezonderd van de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg in het plangebied en de N48 grenzend aan het plangebied, zijn er geen zoneplichtige wegen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

Zoals eerder aangegeven geldt op de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg een maximumsnelheid van 50 km/uur. Op de N48 geldt een maximumsnelheid van 100 km/uur. Genoemde wegen hebben een wettelijke zone die over het plangebied valt. Het bestemmingsplan maakt het echter niet mogelijk nieuwe geluidgevoelige gebouwen in deze geluidszones op te richten. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en hiermee wordt voldaan aan de Wgh.

4.6 Milieuzonering Bedrijven

4.6.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied is, met uitzondering van het bedrijventerrein Zuider-Kerkes, de centrumfuncties aan de Hoofdstraat en het sportcomplex aan het Sportlaantje/Zuider Esweg, vooral te karakteriseren als een “rustige woonwijk”.

In het plangebied blijft de situatie van de "rustige woonwijk" gehandhaafd, omdat de feitelijk bestaande situatie wordt vastgelegd. De bestaande milieuhygiënische situatie blijft daarom gehandhaafd en een verslechtering is niet mogelijk.

Rondom het plangebied kunnen functies voorkomen die een milieuzone hebben, bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf. De milieuvergunningen (of omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten) van de functies in de omgeving van het plangebied zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het plangebied. Hierdoor kunnen die functies op de huidige locaties blijven functioneren. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7 Milieueffectrapportage (Mer)

4.7.1 Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

Drempelwaarde besluit m.e.r

Dit bestemmingsplan voorziet in directe eindbestemmingen. In dit bestemmingsplan zijn geen ingrijpende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Daarom wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan m.e.r.- (beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden. Middels dit bestemmingsplan worden echter geen activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. mogelijk gemaakt, maar wordt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of vergunning is verleend.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn binnen de diverse bestemmingen geen ingrijpende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Gezien het feit dat:

  • dit bestemmingsplan een overwegend conserverend en beheersgericht karakter heeft;
  • de in de regels staan geen ingrijpende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen die kunnen leiden tot een wezenlijk ander plan; en
  • de (al aanwezige en/of toegestane) activiteiten binnen de bestemmingen van een ander schaalniveau zijn en (vele malen) kleinschaliger zijn dan activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.;

wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van belangrijk nadelige milieugevolgen die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

4.8.2 Onderzoek en conclusie

Op dit moment is in het plangebied geen sprake van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

In het plangebied is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft immers een bestaande situatie waar geen overschrijding van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Normstelling

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente De Wolden is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied zijn risicovolle inrichtingen aanwezig (bron: risicokaart.nl), namelijk een chlooropslag bij het zwembad (Sportlaantje) en een tankstation met LPG (Nijverheidsweg). De risico's worden onder meer gevormd door mogelijke ontploffingen in verband met het werken met LPG.

Aan de Nijverheidsweg 40 in de plaats Zuidwolde ligt een LPG-tankstation (Argos Zuidwolde). LPG-tankstations zijn risicobronnen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen en waarvoor regels gelden voor externe veiligheid. De regels voor LPG-tankstations zijn uitgewerkt in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Op basis van de Revi gelden voor LPG-tankstations generieke afstanden voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.

Voor het zwembad gelden geen eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het zwembad met de chloorbleekloogopslag wordt op grond van de ministeriële regeling provinciale risicokaart als een risicobron aangemerkt, maar valt niet onder het Bevi en Revi. De chlooropslag kan bij vermenging met een zuur een giftige gaswolk in de omgeving verspreiden.

In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Drenthe weergegeven, een fragment is in figuur 6 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0007.png"

figuur 6 Fragment risicokaart Zuidwolde

Voor beide inrichtingen is een vergunning (milieu) afgegeven waarin de bedrijfsactiviteiten beperkt zijn. Voor het tankstation staat hierin bijvoorbeeld aangegeven welke doorzet maximaal mogelijk is (vergund is 999 m3). Daarbij horen risicocontouren (plaatsgebonden risico 10-6) rond het vulpunt, de afleverzuil en opslagtank, deze zijn op de risicokaart aangegeven (zie voorgaande afbeelding). Voor de chlooropslag bij het zwembad is vastgelegd dat deze maximaal 5.000 liter bedraagt. Er zijn geen generieke risicocontouren beschikbaar voor dergelijke opslagtanks in zwembaden.

Zoals aangegeven kan bij een risicovolle inrichting ook sprake zijn van een invloedsgebied van het groepsrisico. Dit is van toepassing voor het LPG-tankstation. Bij dergelijke tankstations heeft het invloedsgebied een omvang van 150 meter rond het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir.

Voor de bepaling van de bestaande situatie rond de aanwezige transportroute gevaarlijke stoffen en het tankstation is een advies uitgebracht. Dit advies is toegevoegd in de bijlagen. De belangrijkste conclusie hiervan is dat de genoemde risicobronnen geen belemmeringen opleveren in de bestaande situatie.

De eerder genoemde zones vallen over het plangebied heen en zijn in het bestemmingsplan overgenomen. Een wijziging (vergroting) van de risico's rond de genoemde inrichtingen is niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt immers geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk rond de genoemde inrichtingen en voorkomt een vergroting / verschuiving van de risicovolle objecten.

Transportroutes gevaarlijke stoffen

Zoals te zien is op het voorgaande fragment van de risicokaart vindt door het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Wel zijn westelijk en noordelijk van het dorp grotere (ondergrondse) gasleidingen aanwezig en is de N48 aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld LPG).

Rond de transportroute over de N48 is de plaatsgebonden risicocontour (10-6) 0 meter. De gasleiding ten noorden van het dorp heeft een diameter van 220 mm en een druk van 40 bar. De gasleiding heeft een belemmeringenzone van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. Omdat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 kleiner is dat deze belemmeringenzone, is die laatste leidend. De contour van de belemmeringenzone komt niet over het plangebied heen. Ook het groepsrisico levert geen belemmeringen op, omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van de genoemde weg en buisleiding ligt.

De hiervoor genoemde zones vallen niet over het plangebied heen. Een wijziging (vergroting / verschuiving) van de risico's rond de genoemde transportroutes is niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt immers geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk rond de genoemde transportroutes.

4.10 Verkeer En Parkeren

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling.

4.10.1 Onderzoek en conclusie

Op dit moment is in het plangebied geen sprake van een verkeer of parkeerprobleem. Dit plan zal ook geen functies toevoegen die een verkeersaantrekkende werking zullen hebben, het betreft immers de bestaande situatie. Het onderdeel verkeer een parkeren vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.11 Duurzaamheid

Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat kan worden geconcludeerd dat duurzaamheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Juridisch Systeem

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zo veel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de in de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

5.2 Regels

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen

De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de bouwregels;
  • Nadere eisen; in enkele bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen, waarbij het college nadere eisen kan stellen aan de situering en verschijningsvorm van bebouwing;
  • Specifieke gebruiksregels: bepalingen wat onder strijdig gebruik wordt aangemerkt;
  • Afwijken van gebruiksregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de gebruiksregels;

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is

opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene bouwregels

In dit artikel staan regels voor ondergronds bouwen.

  • Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het bestemmingsplan.

  • Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de veiligheid vanwege een lpg-tankstation.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Algemene procedure regels

Dit artikel beschrijft de te volgen procedure bij het besluit tot nadere eisen.

  • Overige regels

In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in een regeling voor prioritering van dubbelbestemmingen, de doorwerking van wettelijke regelingen en een regeling die de aanleg van voldoende parkeren borgt.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verklaring Van De Bestemmingen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Hieronder volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen.

Agrarisch

De agrarische gronden die in gebruik zijn ten behoeve van een agrarisch bedrijf hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Op deze gronden is bedrijfsbebouwing mogelijk binnen de bouwvlakken.

Agrarisch met waarden

De bestemming 'Agrarisch met waarden' is behouden ter plaatse van de gronden welke niet in gebruik worden genomen ten behoeve van woondoeleinden. De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch grondgebruik, met daaraan ondergeschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden en openbare nutsvoorzieningen. Daarbij behorende infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, tuinen en erven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die staan vermeld in de Staat van bedrijven en behorende tot categorie 1 en 2. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduding bedrijfswoning toegestaan. Dit betreft de bedrijven die niet op een bedrijventerein zijn gelegen maar verspreid door Zuidwolde voorkomen..

Bedrijf - Nutsvoorziening

De openbare nutsvoorzieningen die vanwege hun grootte niet onder de bestemming Verkeer of Groen vallen hebben deze bestemming toegekend gekregen.

Bedrijventerrein

Deze bestemmin is toegekend aan de gronden die behoren tot het bedrijventerein Zuider-Kerkes. Op de gronden met de besteming Bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat vanbedrijven toegestaan. Daar waar aangeduid zijn zwaardere bedrijven toestaan (tot maximaal milieucategorie 3.2 Bedrijfswoningen zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bijwonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m². Daarnaast zijn enkele bedrijven specifiek bestemd, te weten een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg en een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, waarbij ook de locaties van het vulpunt van lpg, de opslag van lpg en de afleverzuil voor lpg met aanduidingenzijn vastgelegd.

Tevens is toegestaan detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's, internetdetailhandel, zelfstandige kantoren en de opwekking van elektriciteit uit windenergie in de vorm van kleine windturbines.

Bos

De gronden zijn bestemd voor hoog opgaande beplanting.

Centrum

Deze gronden zijn bestemd voor detailhandel, waarbij supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', horecabedrijven, kantoren, dienstverlening en woningen. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan waar deze als zodanig zijn aangeduid.

Detailhandel

De binnen het plangebied aanwezige winkels zijn voorzien van de bestemming 'Detailhandel'. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten. Supermarkten zijn niet toegestaan

Dienstverlening

Op deze gronden is dienstverlening toegestaan en een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning. Dienstverlening omvat het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

Gemengd

Binnen deze bestemming zijn detailhandel, met uitzondering van supermarkten, bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 of daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn en kantoren toegestaan.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die een verschillende uitstraling hebben; het gaat zowel om kleine strookjes groen als om structureel groen. In beginsel zijn overal inritten, paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeerplaatsen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Horeca

Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven toegestaan die staan vermeld in de Lijst van horecabedrijven en tot en met categorie IV. Horecabedrijven met een hogere categorie zijn specifiek als zodanig bestemd.

Kantoor

Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. In deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Wat onder 'maatschappelijke voorzieningen' wordt verstaan, is vastgelegd in de begripsbepalingen

Natuur

De gebieden waarbij het behoud van de natuur- en landschappelijke waarden voorop staan zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'.

Sport

In deze bestemming zijn sport- en speelvoorzieningen met de daarbij behorende terreinen opgenomen. Gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten zijn niet toegestaan. Gebouwen, zoals een sportkantine, waarvan een definitie is opgenomen, zijn toegestaan in het bestemmingsvlak dat is voorzien van een bouwvlak. Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht. Gedacht kan worden aan lichtmasten. Hiervoor zijn maximale bouwhoogten opgenomen.

Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.

Tuin - Landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend aan tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waarbijsprake is van de noodzaak tot bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, bestaande uit kenmerkende bomen. Deze gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Verkeer

De wegen binnen het bestemmingsplan is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan die noodzakelijk zijn voor de verkeersfunctie, zoals lichtarmaturen bewegwijzering.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor de functie wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bouwpercelen zijn voorzien van een bouwaanduiding 'vrijstaand', 'aaneengebouwd' of 'twee-aaneen'. Hiermee is bepaald dat de woonhuizen vrijstaand, aaneengebouwd of twee-aaneen gerealiseerd dienen te worden. Waar de aanduiding 'gestapeld' is opgenomen zijn appartmenten toegestaan. Kortom de regels zijn de juridische basis voor een goede woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Woongebied

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor de functie wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen woonhuizen enerzijds en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande of halfvrijstaande woningen. Deze bouwregels zijn zo vormgegeven dat het recht doet aan het plangebied en de omgeving. De toegelaten omvang van de bebouwing, afstanden tot de perceelsgrenzen zorgen ervoor dat het woongebied een landelijke, open en groene uitstraling krijgt en geen gevoel van stedelijkheid ontstaat. Kortom de regels zijn de juridische basis voor een goede woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functioneel inrichting van de kern Zuidwolde. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de voorschriften toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties verstuurd. Tevens wordt het ontwerp-bestemmingsplan gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Een exploitatieplan waarin kostenverhaal wordt geregeld is daarom niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 2 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen

Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen

Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven

Bijlage 3 Lijst van horecabedrijven

Bijlage 4 Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (Lok)

Bijlage 4 Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (LOK)

Bijlage 5 Parkeernormen

Bijlage 5 Parkeernormen

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets