Kleine Kernen Zuid 2010
Bestemmingsplan - De Wolden
Vastgesteld op 29-03-2012 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kleine Kernen Zuid 2010 van de gemeente De Wolden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.BP00198-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 3 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woning
een woning deel uitmakend van in een rij aaneengebouwde woningen;
1.7 aan huis verbonden bedrijf
kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1 Lijst aan huis toelaatbare beroepenen bedrijven, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.8 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 1 Lijst aan huis toelaatbare beroepenen bedrijven, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 agrarisch bedrijf
een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij of een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege);
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.12 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.27 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;
1.31 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.32 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.33 erker
een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;
1.34 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.35 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf/paardenhouderij waar het rijden met paarden primair is gericht op de ruiter/amazone;
1.38 geschakeld woonhuis
een woonhuis waarbij het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
1.39 hoofdgebouw
het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;
1.40 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken, zoals vermeld in Bijlage 2 Lijst van horecabedrijven;
1.41 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.42 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;
1.43 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.44 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor niet meer dan 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.45 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.46 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.47 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.48 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.49 natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.50 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.51 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.52 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.53 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
1.55 paardenbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.56 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien de ondera en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.57 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.58 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.59 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.60 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.61 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.62 serre
een uitbouw in de zin van een glazen overdekte ruimte aangebouwd aan een woning;
1.63 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.64 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.65 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.66 twee-aaneenwoning
een woning van het type twee-aaneengebouwd;
1.67 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.68 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.69 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.70 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.71 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.72 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.73 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.74 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.75 zolder
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. - b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. - c. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren. - d. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. - e. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. - f. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. - g. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
- c. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- d. de waterhuishouding;
- e. extensieve (dag)recreatie;
met daarbijbehorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
- c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuur(wetenschappe)lijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- d. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- e. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten en watergangen zoals deze bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- f. extensieve (dag)recreatie;
met daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede wonen in een bedrijfswoning;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. ontsluitingspaden;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- m. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte;
- n. detailhandel niet is toegestaan;
- o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- p. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen, gasdrukregel- en meetstations daar niet onder begrepen;
met daarbijbehorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- e. erven;
- f. terreinen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water en waterhuishouding;
- d. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
met daarbijbehorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- g. parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. wonen in een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', tevens een seksinrichting;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen,
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens sport en spel;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. paden en verhardingen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. water en watergangen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sport- en speelactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, alsmede daaraan ondergeschikte en daarbijbehorende horeca;
met daarbijbehorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- e. wegen;
- f. paden;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- g. voorzieningen, een inrit daar onder begrepen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
- f. water en watergangen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterwegen;
met daarbijbehorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage 1 Lijst aan huis toelaatbare beroepen en bedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
- b. de waterhuishouding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van cultuurhistorische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Woongebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage 1 Lijst aan huis toelaatbare beroepen en bedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
- b. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Gebruik
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Afwijken
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Algemene Procedureregels
21.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht Bouwwerken
23.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
23.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
23.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 24 Overgangsrecht Gebruik
24.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
24.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
24.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
24.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kleine Kernen Zuid 2010.
maart 2012.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Toelaatbare Beroepen En Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Functieverandering Wonen Naar Niet-agrarische Bedrijvigheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling van de bebouwde kom van de kernen Veeningen, Drogteropslagen, Fort en Linde, die gelegen zijn ten westen en ten zuiden van de kern Zuidwolde in de gemeente De Wolden. Het plan betreft een herziening van de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen. Gelet op de veroudering van de bestaande plannen is een actualisering van het juridisch-planologische kader gewenst. De actualisering heeft enerzijds betrekking op een aanpassing aan verschillende feitelijke situaties, waarbij ook het niet geregelde deel zal worden betrokken. Anderzijds betreft de actualisering een aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten en aan gewijzigde juridische kaders. Dit betekent een minder gedetailleerde opzet van het plan, hoewel het voorliggende plan naar huidige maatstaven nog steeds als een gedetailleerd plan moet worden beschouwd. Wel biedt het plan meer flexibiliteit dan in de oude situatie het geval was.
Daarnaast is voor Drogteropslagen de toekomstige woonuitbreiding meegenomen. Tevens is het plan aangepast aan de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wabo.
De volgende bestemmingsplannen worden in voorliggende herziening (deels) vervangen:
Veeningen
- "Veeningen-West", vastgesteld op 26-11-1980 en goedgekeurd op 22-12-1981;
- "Veeningen", vastgesteld op 08-07-1981 en goedgekeurd op 23-11-1982;
- 1e uitwerkingsplan, vastgesteld op 11-04-1983 en goedgekeurd op 24-05-1983;
- 2e uitwerkingsplan, vastgesteld op 07-07-1986 en goedgekeurd 12-08-1986;
- "Veeningen-West 1993", zoals dat op 24-11-1993 is vastgesteld en goedgekeurd is op 25-01-1994 door Gedeputeerde Staten;
- "Veeningen-West 2001", zoals dat op 28-06-2001 is vastgesteld en goedgekeurd is op 29-01-2002 door Gedeputeerde Staten;
- "Veeningen-West 2008", zoals dat op 27-08-2009 is vastgesteld. Als gevolg van de nieuwe wetgeving is het plan niet meer naar Gedeputeerde Staten voor goekeuring opgestuurd.
Drogteropslagen
- "Drogteropslagen", vastgesteld op 25-3-1981 en goedgekeurd op 11-5-1982;
- "Drogteropslagen 1e uitwerkingsplan ex art. 11 WRO", vastgesteld op 11-4-1983 en goedgekeurd op 10-5-1983;
- "Drogteropslagen 1e herziening", vastgesteld op 28-8-1985 en goedgekeurd op 10-10-1985;
- "Drogteropslagen '87", vastgesteld op 25-1-1989 en goedgekeurd op 9-5-1989;
- "Drogteropslagen 1e wijziging" (Drogteropslagen 46), vastgesteld op 7-5-2002 en goedgekeurd op 18-6-2002;
- "Drogteropslagen 2e wijziging" (Drogteropslagen 48a), vastgesteld op 8-3-2005 en goedgekeurd op 30-5-2005.
Fort
- "Fort 1995", vastgesteld op 29-11-1995 en goedgekeurd op 13-2-1996;
- "Fort 1995, uitwerking ex. art. 11 WRO", vastgesteld op 10-12-2002 en goedgekeurd op 4-2-2003.
Linde
- "Linde", vastgesteld op 26-11-1980 en goedgekeurd op 22-12-1981;
- "Linde 1e uitwerkingsplan ex. art. 11 WRO", vastgesteld op 11-4-1983 en goedgekeurd op 10-5-1983;
- "Linde 2e uitwerkingsplan ex. art. 11 WRO", vastgesteld op 2-2-1987 en goedgekeurd op 24-3-1987;
- "Linde 3e uitwerkingsplan ex. Art. 11 WRO", vastgesteld op 16-1-1989 en goedgekeurd op 7-3-1989;
- "Linde 1995", vastgesteld op 19-7-1995 en goedgekeurd op 28-11-1995;
- "Linde 1995, 2e fase", vastgesteld op 5-10-1999 en goedgekeurd op 7-12-1999.
Het onderhavige bestemmingsplan dat uit vier kaartbladen bestaat is voor het grootste deel consoliderend van aard, dat wil zeggen het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Daarnaast worden in Veeningen enerzijds een aantal nieuwe ontwikkelingen, die in het vigerende plan nog niet waren benut, nu opnieuw mogelijk gemaakt en anderzijds wordt een klein deel buiten het plan gelaten, omdat hiervoor een apart plan in procedure wordt gebracht. In Drogteropslagen wordt een nieuw woongebied opgenomen voor de toekomstige woningbouw. Zoals hiervoor reeds opgemerkt, is het plan flexibeler van opzet dan de vigerende bestemmingsplannen. In beginsel wordt verder geen vergaande ontwikkelingsruimte geboden.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Kleine Kernen Zuid 2010" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000, (plannummer: NL.IMRO.1690.BP00198-0401)
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied opgenomen gronden weergegeven en in de regels zijn bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen.
Het plan gaat vergezeld van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en een beschrijving van de planopzet zijn vermeld. De resultaten van de inspraak en van het gevoerde overleg als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn eveneens opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kernen Veeningen, Drogteropslagen, Fort en Linde. Bij de begrenzing van het plangebied (4 kaartbladen) is primair uitgegaan van die van het vigerende plannen. De recent in een bestemmingsplan opgenomen uitbreidingsplannen, ook al zijn ze nog niet allemaal gerealiseerd zijn in deze planopzet meegenomen. Zie ook de bijlagen 1 t/m 4 waar de kernen apart op zijn aangegeven.
Bijlage 1 Situering plangebied Drogteropslagen, Bijlage 2 Situering plangebied Fort, Bijlage 3 Situering plangebied Linde en Bijlage 4 Situering plangebied Veeningen.
Hoofdstuk 2 Onderzoek
2.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Bro moeten burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de uitkomsten vermelden van het onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van het gebied.
Zoals in de inleiding reeds vermeld, betreft het onderhavige plan voornamelijk een aanpassing aan de huidige regelgeving en opvattingen aangaande de ruimtelijke ordening. Dit bestemmingsplan wordt dan ook gekenmerkt door het regelen en vastleggen van de bestaande functies en structuren. Als uitgangspunt geldt, dat ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen, als een gegeven worden geaccepteerd.
Vanwege de kleine woonuitbreiding bij Drogteropslagen hebben daar alsnog diverse onderzoeken plaatsgevonden. De onderzoeken spitsen zich toe op de voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. In dit kader zal hierna achtereenvolgens aandacht worden besteed aan de relevante beleidskaders, de huidige situatie in het gebied en de van belang zijnde onderzoeksfactoren. Het betreft de milieuhygiëne, de bodem, de archeologie, de ecologie, de waterhuishouding en de externe veiligheid.
2.2 Beleidskader
2.2.1 Provinciaal Ruimtelijk beleid
Het provinciaal ruimtelijk beleid is voor een groot gedeelte neergelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Drente II zoals dat in 2004 door Provinciale Staten is vastgesteld. De groep kleine kernen, waartoe alle vier behoren, hebben daarin in hoofdzaak een woonfunctie voor de plaatselijk aanwezige bevolking en voor het omliggende op de kern georiënteerde buitengebied. Bevolkingsgroei wordt in het algemeen voor deze kernen niet nagestreefd.
Voor de ontwikkeling van bedrijvigheid hebben de kleine kernen slechts in beperkte mate een functie voor incidentele kleinschalige lokale bedrijvigheid.
Voorzieningen, die in hoofdzaak een lokale functie hebben, kunnen in deze kernen worden gevestigd.
De provincie stimuleert dat het Drents eigene, het Drentse gezicht, in de stedenbouwkundige plannen tot uitdrukking komt. Daarvoor geldt in het algemeen een ontwikkelingsgerichte benadering. Gemeenten en ontwerpers zijn als eerste verantwoordelijk voor de realisering van een goede stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit.
De volgende factoren kunnen bijdragen aan goede planvormingen.
- Het gebruik van patronen en structuren van de omgeving door waardevolle terreingegevens te benutten, zoals bijvoorbeeld beplanting, houtwallen en nat-droog overgangen.
- Aansluiten bij stedenbouwkundige structuurkenmerken van de oorspronkelijke nederzetting. Dit speelt met name in de cultuurhistorische waardevolle nederzettingen.
- Gebruikmaken van verweving van functies door, voor zover mogelijk, ook in een woonwijk mogelijkheden te bieden voor de vestiging van goed inpasbare voorzieningen en kleine bedrijfjes, die geen overlast veroorzaken.
2.2.2 Gemeentelijk beleid
De gemeente onderschrijft het beleid van de provincie dat de kleine kernen in hoofdzaak een woonfunctie hebben voor de plaatselijk aanwezige bevolking en voor het omliggende op de kern georiënteerde buitengebied. En ook dat de kleine kernen slechts in beperkte mate een functie hebben voor het kunnen realiseren van incidentele kleinschalige lokale bedrijvigheid. Nieuwe grootschalige voorzieningen horen niet in de kleine kernen thuis.
Volgens de Woonvisie van december 2004 zouden er in de periode van 2004 tot 2010 9 woningen gebouwd mogen worden. Dit is bij gebrek aan een uitbreidingsplan niet tot stand gekomen. Door het onderhavige plan gaat het alsnog mogelijk worden dit te realiseren.
2.3 Huidige Situatie
2.3.1 Ruimtelijke karakteristiek
Veeningen
Veeningen behoort tot de oudst bewoonde gebieden van de gemeente De Wolden. De gemeente De Wolden is ontstaan bij de gemeentelijke herindeling van 1998, waarbij de gemeente Zuidwolde en de grootste gedeelten van de gemeenten Ruinen, Ruinerwold en de Wijk zijn samengevoegd tot één gemeente. De naam Veeningen werd voor het eerst in 1386 genoemd als "Venijghe", wellicht een afgeleide van Veene, die de eerste kolonist kan zijn. De gemeente ligt deels op de Drentse zandgronden met zijn karakteristieke beekdalen en deels op de zuidkant van het Drents plateau met een uitloper van de Gronings-Drentse Veenkoloniën. In het landschap is deze overgang duidelijk zichtbaar. De kern Veeningen kan tot het esdorpenlandschap worden gerekend. Dit in Drente veel voorkomende landschap bestaat globaal uit een aantal terugkerende onderdelen:
- Dorp, es en omgeving.
- Beekdal.
- Veld- of heideontginningen.
De gronden aan de westzijde van Veeningen behoren tot de veld- of heideontginningen. Het gebied is in de eerste helft van de 19e eeuw ontgonnen ten behoeve van het agrarisch gebruik.
De kern Veeningen heeft niet de duidelijke kenmerken van een esdorp. De stedenbouwkundige structuur wordt gekenmerkt door een tweetal geografische elementen, te weten: de Schoolweg en de Veeningen. Door de aanleg van een wijkenstelsel is een opstrekkend verkavelingpatroon ontstaan. Het gebied is relatief open met beplanting op de randen, zoals langs de Veeningerwijk en langs de Meppelerweg. Met name het opstrekkende verkavelingpatroon is in het verleden als uitgangspunt gehanteerd bij de ontwikkelde stedenbouwkundige plannen. Dit heeft geresulteerd in een verkaveling die georiënteerd is op de in het landschap aanwezige noord-zuidrichting.
Deze verkavelingsystematiek is ook voor de jongste uitbreidingen, Veeningen-West 2001 en Veeningen 2008, gehanteerd. Deze uitbreidingen zijn overigens ook meegenomen in deze herziening. De oudste bebouwing is gelegen aan de laatst genoemde weg, die een belangrijke verbinding vormt tussen Zuidwolde en Meppel. De Schoolweg vormt een belangrijk element. Aan de weg is aan beide zijden een bebouwingslint gelegen. In het kader van de ruilverkaveling Zuidwolde zijn onder andere aan de zuidzijde van Veeningen enkele landschapselementen aangelegd.
Drogteropslagen
Het landschap rond Drogteropslagen is ontstaan door de ontginning van hoog- en laagveengebied en het behoort tot het zogenaamde "slagenlandschap". De wijze van ontginning heeft zodanig plaatsgevonden, dat er "slagen" zijn ontstaan, zodat men ook wel spreekt van een "slagenlandschap".
Het nederzettingspatroon wordt gevormd door een lintbebouwing langs de enige weg (Drogteropslagen). De bebouwing in dit lint bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen met één bouwlaag. Slechts de recentere woningen bestaan uit halfvrijstaande woningen met soms twee bouwlagen. Binnen het bebouwingslint is nog een enkel agrarisch bedrijf aanwezig. De nokrichting van de oudere bebouwing is overwegend loodrecht op de weg.
In het algemeen is er sprake van een lintbebouwing met een vrij "open" karakter. De bebouwing wordt afgewisseld door tuinen of stroken agrarisch gebied, waardoor op veel plaatsen een uitzicht op de achterliggende agrarische gronden, de houtsingels en de boswallen aanwezig blijft.
In Drogteropslagen komt slechts in geringe mate beplanting voor. De aanwezige beplanting wordt gevormd door een eikenbeplanting langs de weg, een bosperceel achter de openbare basisschool en wat incidentele erfbeplantingen. Daarnaast ligt de bebouwing aan het Oosterhof in het groen.
Fort
De naam Fort doet wellicht denken aan een verwijzing naar de "Voorde", de doorwaadbare plaats in de Reest, die voor 1600, toen er nog geen brug was, werd gebruikt in de verbinding naar het zuiden.
Fort ligt landschappelijke gezien in het heideontginningslandschap. Dit landschap is ontstaan door het in cultuur brengen van de heide voor de vestiging van boerderijen. Na het midden van de 19e eeuw is dit heidelandschap grotendeels verdwenen en vervangen door een onregelmatig in ontwikkeling sterk achtergebleven heideontginningslandschap. De bebouwing heeft zich in de loop van de jaren ten westen van de weg Fort en ter weerszijden van 't Holweg ontwikkeld. Vervolgens is een extra verbinding gemaakt met woningbouwmogelijkheden tussen de Meeuwenweg en 't Holweg via de Jan Westerhuisstraat. De jongste uitbreiding heeft zich voorgedaan ten noorden van het bebouwingslint van 't Holweg met een verbinding naar 't Jaagpad, waar op enkele plaatsen nog mogelijkheden zijn voor een realisering van een woning.
Linde
De kern Linde is gelegen in het heideontginningslandschap. Dit landschapstype is ontstaan door het in cultuur brengen van de heide voor de vestiging van boerderijen en het gebruik als agrarische gronden. Het landschap wordt gekenmerkt door een onregelmatig, in ontwikkeling sterk achtergebleven landschap, overwegend arm aan bomen en visueel open. Het nederzettingspatroon wordt gevormd door een lintachtige bebouwing langs de wegen hetgeen ook met Linde het geval is. De stedenbouwkundige structuur wordt bepaald door een tweetal wegen, de Linderweg en de Dennenweg, waarbij de bebouwing tot voor kort uitsluitend langs de Linderweg is gesitueerd. Linde heeft mede door de lintbebouwing geen echt "dorpshart". Wel kan gesteld worden dat de basisschool met het dorpshuis bepaalde centrumfuncties vervullen.
De bebouwing in Linde is vrijwel geheel van jonge datum, dit vanwege het feit dat de oorspronkelijke nederzetting Linde gevestigd was op de kruising van de Linderweg en de Ommerweg. Door het in cultuur brengen van de heidegronden is de bebouwing van de nederzetting in latere jaren in de huidige situering ontstaan. Aanvankelijk werd eerst de school gebouwd (oude dorpshuis) waarna zich de verdere bebouwing ontwikkeld heeft. De jongste nieuwbouw is gerealiseerd aan de L. Struikstraat.
2.3.2 Ruimtelijk-functionele structuur
De kleine kernen zijn gericht op de woonfunctie. Daarnaast is er een aantal andere functies aanwezig verspreid over het plangebied.
Wonen
De woonfunctie is verreweg de belangrijkste functie voor het grootste deel van de bebouwing in de vier kernen. De woningen zijn in hoofdzaak gebouwd als vrijstaande woningen. Daarnaast komen nog halfvrijstaande woningen voor en alleen in Veeningen nog enkele rijtjeswoningen. Het betreffen veelal woningen met de nokrichting evenwijdig aan de weg.
Werken
In de kernen is een beperkt aantal bedrijven aanwezig. De panden welke bestemd zijn met een bedrijfsbestemming zijn in Linde het voormalige staalconstructiebedrijf, waar de opstallen nu voor opslag worden gebruikt en in Veeningen het installatiebedrijf aan de Schoolweg alsmede het voormalige timmer- en aannemingsbedrijf aan de Veeningen, dat nu als opslagbedrijf fungeert. Verder vindt er aan de Veeningen ook nog een activiteit plaats in de vorm van een massagesalon. Deze is weliswaar bezig met een verplaatsing, mar vooralsnog wordt nog steeds uitgegaan van de huidige bestemming, wel nog met een aanduiding "seksinrichting". In Linde kan men nog bij iemand thuis een parketvloer uitzoeken.
Voorzieningen
Iedere kern heeft een dorpshuis en een basisschool. In Linde en Veeningen zijn in het dorpshuis ook een gymnastiekzaal ondergebracht.
In Drogteropslagen is verder nog een kantoor gevestigd.
Daarnaast zijn in alle vier de kernen (een) sportveld(en) aanwezig.
Voor de gemeentelijke voorzieningen zijn de inwoners van de vier kernen vooral op Zuidwolde georiënteerd.
2.4 Onderzoeken
2.4.1 Milieuhygiënische aspecten
2.4.2 Waterhuishouding
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
De watertoets is uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt verwezen naar de korte procedure. Dit houdt in dat de gemeente direct door kan gaan met de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf uit dit document wordt toegepast.
Deze standaard waterparagraaf ziet er als volgt uit.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Uitbreiding Drogteropslagen.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de
waterhuishouding.
"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".
Zie voor de samenvatting Bijlage 6 Samenvatting watertoets.
Zowel het regenwater als het afvalwater wordt in de kernen afgevoerd door middel van een gescheiden rioolstelsel. Bij een gescheiden stelsel wordt het vuil-/afvalwater en regen-/hemelwater gescheiden ingezameld en getransporteerd. Bij een traditioneel gescheiden rioolstelsel wordt het schone regenwater direct geloosd op het oppervlaktewater. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
2.4.3 Archeologie
Recentelijk is de Archeologische Monumenten Kaart opgesteld. Op deze kaart is aangegeven dat er alleen aan de oostzijde van Veeningen een hoge trefkans in de bodem aanwezig is. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.) heeft desgevraagd aangegeven dat aan de oostzijde van Veeningen, ter plaatse van de Veeninger esch, in het verleden een vuurstenen bijl uit het Mesolithicum is aangetroffen.
Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden is de verwachting aan de westzijde laag. Aan deze zijde wordt mede daarom de toekomstige uitbreidingen van de kern Veeningen gerealiseerd. Ten noorden van Veeningen is een terrein van hoge archeologische waarde gelegen (Oud-Veeningen).
In Drogteropslagen is de trefkans laag aan de noordzijde en middelhoog aan de zuidzijde, in Fort is de trefkans laag, in Linde laag aan de zuidzijde en aan de noordoostkant en voor de rest middelhoog (zie de bijlagen 7, 8, 9 en 10).
Bijlage 7 Archeologische situatie Drogteropslagen, Bijlage 8 Archeologische situatieFort, Bijlage 9 Archeologische situatie Linde en Bijlage 10 Archeologische situatieVeeningen.
2.4.4 Externe veiligheid
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de Provincie Drenthe bekeken. Op de kaart is te zien dat er geen gevaarlijke stoffen over wegen die in of bij het plangebied liggen, worden getransporteerd, dat er geen buisleidingen in of bij het plangebied liggen en dat er geen route gevaarlijke stoffen in of bij het plangebied ligt.
Tevens is op de kaart te zien dat er geen risicovolle bedrijven/stationaire objecten in of bij het plangebied zijn gevestigd.
Concluderend kan gesteld worden dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de uitvoering van het plan.
2.4.5 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde1 , of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan is in hoofdlijnen conserverend van aard en laat alleen in Drogteropslagen (geringe) nieuwe ontwikkelingen toe en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
- 1. Die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.
2.4.6 Ecologie
Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 4 kilometer van) een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Vogel- of Habitatrichtlijn ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen van het plan voor de flora en fauna worden onderzocht.
De Flora- en faunawet geldt voor gebieden waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat specifieke gebied ook wettelijk beschermd is. Dit betekent dat bij een functiewijziging een natuurtoets moet worden uitgevoerd conform de vereisten van de Flora- en faunawet.
In de directe omgeving van de hier aan de orde zijnde kleine kernen bevinden zich geen zogenaamde speciale beschermingszones (sbz's), die zijn aangewezen op grond van de Habitat- of Vogelrichtlijn.
Aangezien er enkele nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk worden gemaakt, die van invloed zouden kunnen zijn op een vogel- en/of habitatrichtlijngebied en de in het plangebied voorkomende flora en fauna, is er een specifiek onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek worden hierna (samengevat) weergegeven.
Zie voor de volledige rapportage Bijlage 11 Quickscan natuurtoets.
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Algemeen
Zoals hiervoor reeds is aangegeven heeft het onderhavige plan een conserverend karakter. Dit betekent in het algemeen dat met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de huidige functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen, dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen.
Ten aanzien van de juridische planregeling, waarin beperkingen zijn gesteld ten aanzien van maatvoeringen, gebruiksvormen en dergelijke, wordt verwezen naar het hoofdstuk "toelichting op de regels" (hoofdstuk 4). Voor zover wenselijk zal hierna een aanvullende beschrijving van de planregeling worden gegeven. Hiertoe worden de belangrijkste functies in het plangebied toegelicht. Een en ander spitst zich toe op de verbeelding (plankaarten).
3.2 Woningen
De bebouwingsgrenzen zijn in het algemeen langs de voorgevels en zijgevels van de woningen dan wel woningblokken aangegeven, waarbij de diepte van de bebouwingsstrook voornamelijk 12 meter bedraagt. Dit biedt voldoende mogelijkheden om zonder aantasting van de stedenbouwkundige karakteristiek van de verschillende woonbuurten tot uitbreiding van de woningen of het bouwen van bijgebouwen over te gaan. Daarnaast is het een maat die voldoende mogelijkheden biedt tot het creëren van een woning met een oppervlakte die is afgestemd op de thans geldende normen ten aanzien van de woonkwaliteit, voor zover deze wordt bepaald door oppervlakte en inhoud van een woning. Tenslotte kan worden gesteld dat deze maatvoering zodanig is dat het "open" karakter van de "binnenterreinen" gehandhaafd blijft. Binnen de woonbestemming zijn er mogelijkheden een zogenaamd "beroep aan huis" uit te oefenen.
In Fort is een "wro-zone - wijzigingsgebied" opgenomen voor een drietal woningen. Deze liggen met de voorgevel nogal ver van de weg af. Door deze wijzigingsmogelijkheid kunnen ze bij vernieuwbouw dichter naar de weg opschuiven. Voorwaarde is wel dat ze dan alle drie tegelijk verplaatst worden.
Ten aanzien van aangebouwde bijgebouwen (hieronder worden ook aan- en uitbouwen begrepen) bij woningen kan worden gewezen op het feit dat het plan geen onderscheid maakt in het toegestane gebruik van deze bijgebouwen ten opzichte van het gebruik van de hoofdgebouwen. Dit betekent, dat een aangebouwd bijgebouw zowel direct (bijvoorbeeld als keuken), alsook indirect (bijvoorbeeld als garage), ten behoeve van de woonfunctie kan worden gebruikt. Het onderscheid tussen hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw wordt uitsluitend bepaald door de verschijningsvorm. Bij een bijgebouw dient sprake te zijn van vormonderscheid ten opzichte van het hoofdgebouw. Er dient dus geen sprake te zijn van één, architectonisch geheel. Het maken van een onderscheid in gebruiksvormen wordt voor wat betreft aangebouwde bijgebouwen niet relevant geacht.
In tegenstelling tot het bovenstaande, gelden voor vrijstaande bijgebouwen wél gebruiksbeperkingen. Een vrijstaand bijgebouw mag niet voor doeleinden van bewoning worden aangewend. Een gebruik als bijvoorbeeld garage is wél toegestaan, een gebruik als slaapkamer niet. Reden hiervoor is dat bij een vrijstaand bijgebouw, veel eerder dan bij een aangebouwd bijgebouw, het risico bestaat dat dit als min of meer zelfstandige woonruimte wordt gebruikt, hetgeen ongewenst wordt geacht.
3.3 Tuinen
Bij de bestemmingsregeling voor de tuinen is uitgegaan van het principe dat die gebieden die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn, de bestemming "Tuin" krijgen. Bij de meeste woningen betreft dit de ruimte vóór de woningen. In enkele situaties, met name bij enkele hoeksituaties of eindsituaties van bebouwingen, is het vanuit ruimtelijk oogpunt gewenst dat dit gebied niet dichtslibt met bebouwing (schuurtjes, kassen et cetera).
3.4 Woongebied
In Drogteropslagen is in het verlengde van het gebiedje Oosterhof een locatie gereserveerd voor de toekomstige woningbouw. Het gaat hier om 8 à 10 woningen. Een verkavelingsplan is er nog niet.
3.5 Voorzieningen
Aan de gebouwen met bijzondere functies (school en dorpshuis) is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Onderlinge uitwisselbaarheid tussen deze functies is mogelijk.
De bestaande winkel is afzonderlijk bestemd ("Detailhandel"). Deze winkel is momenteel niet in gebruik. In het plan is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de mogelijkheid biedt deze bestemming om te zetten naar de bestemming "Wonen". Hierdoor is een passend gebruik van deze panden mogelijk. Het horecabedrijf in Veeningen was een categorie VI-bedrijf ingevolge de door de gemeente vastgestelde lijst met horecabedrijven. Deze lijst maakt vooralsnog onderdeel uit van de regels. Wel is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de mogelijkheid biedt deze bestemming om te zetten naar de bestemming "Wonen"
3.6 Overige Functies
De overige in het plangebied voorkomende functies zijn alle van een specifieke bestemmingsregeling voorzien en derhalve positief bestemd. De bestemmingen "Groen" en "Bos" betreft evenals de bestemming "Tuin" gronden welke onbebouwd dienen te blijven. In tegenstelling tot de bestemming "Tuin" zijn deze gronden echter niet gerelateerd aan een bouwperceel dan wel aan een particuliere eigendomssituatie. Op de tot "Groen" aangewezen gronden zijn overigens ook speelvoorzieningen en paden en dergelijke toegestaan.
Alle wegen zijn onder de bestemming "Verkeer" gebracht. Dus zowel de doorgaande wegen als de overige straten die een functie vervullen ter ontsluiting van de aanliggende erven alsook een onverharde weg in Fort vallen hieronder. Het bestaande voetpad tussen de uitbreiding Veeningen-West en de Schoolweg is in het onderhavig plan ondergebracht in de bestemmingen "Wonen" en "Tuin".
Hoofdstuk 4 Jurische Toelichting
4.1 Algemeen
De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (in werking getreden per 1 juli 2008) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008) (in werking getreden op 1 januari 2010) toegepast.
De SVBP2008 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen.
Ook schrijft de SVBP2008 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten. In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.
Op grond van artikel 3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
- a. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
- b. bestemmingen die bij of krachtens wet worden voorgeschreven;
- c. regels die bij of krachtens wet worden voorgeschreven;
- d. (voor zover nodig) uitwerkings- en wijzigingsplannen en afwijkingen bij een omgevingsvergunning.
Daarnaast dient het plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak zijn vermeld.
Dit bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat:
- 1. aan alle verschillende kaartobjecten IMRO2008-coderingen zijn toegekend;
- 2. de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling GML;
- 3. de toelichting en regels in digitale vorm aan de kaart zijn gekoppeld.
De digitale verplichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is ingegaan op 1 januari 2010 en vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan.
4.2 De Regels
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsregels en specifieke gebruiksregels. Onder omstandigheden kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
4.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Agrarisch
Deze bestemming heeft betrekking op de binnen het plangebied aanwezige agrarische gronden. De gronden kunnen gebruikt worden voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf alsmede het weiden van vee. De bestemming laat ruimte voor extensief dagrecreatief medegebruik.
Bij deze bestemming is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van nader aangegeven werken en werkzaamheden (o.a. het aanplanten van bomen, het kappen van houtgewas, het graven en dempen van watergangen).
In Drogteropslagen is nog de mogelijkheid opgenomen om te zijner tijd een gebied met de bestemming "Agrarisch" te wijzigen in "Woongebied". Dit kan niet eerder dan nadat het naastgelegen gebied met de bestemming "Woongebied" praktisch volledig is uitgegeven.
Agrarisch met waarden
Bij deze bestemming is sprake van agrarisch gebruik in gebieden met landschappelijke en/of natuur(wetenschappelijke) waarden. Mede met het oog op die waarden kent deze bestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
De bestemming laat ruimte voor extensief dagrecreatief medegebruik en bestaande paardenbakken zijn aangeduid.
Bedrijf
Deze gronden zijn bestemd voor binnen het plangebied voorkomende bedrijvigheid. De toelaatbaarheid van een bedrijfssoort is gerelateerd aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen. In de bestaande milieuregelgeving wordt de bestaande situatie voldoende afgedekt. Over het algemeen betreft het tamelijk "lichte" bedrijven, die weinig milieuhinderlijk zijn ten opzichte van de omliggende woonbebouwing.
Gemengd
Deze bestemming heeft betrekking op percelen die gebruikt kunnen worden voor detailhandel, dienstverlening, kantoor en nader aangegeven horeca.
Maatschappelijk
De gronden met deze bestemming mogen gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. Ingevolge de begripsbepaling worden hieronder onder meer begrepen educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Tuin
Deze bestemming betreft gronden die in beginsel gevrijwaard dienen te blijven van gebouwen. De tot "Tuin" bestemde gronden behoren tot het bouwperceel en tellen dus mee bij de eventuele berekening van het bebouwingspercentage van het bouwperceel.
Wonen en Woongebied
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten.
In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen.
Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale bouwhoogte, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens.
Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zijn in beginsel twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen. Deze bepaling is met name van belang voor erfafscheidingen.
In afwijking van de regels kan een overschrijding van het bouwvlak worden toegestaan, alsmede een bescheiden afwijking van de gegeven goothoogte, dakhelling en dergelijke.
Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg). Ook is nadrukkelijk bepaald dat het gebruiken van gronden binnen het bouwvlak voor hobbymatige paardensport in een bestaande paardenbak (zonder lichtmasten) is toegestaan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van in het plan aangegeven maten en aantallen, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het toestaan van afwijkingen mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen daarbij zorgvuldig belangen moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een "wro-zone - wijzigingsgebied 2" opgenomen om een drietal woningen in Fort de mogelijkheid te geven om bij vernieuwbouw dichter naar de weg op te schuiven. Deze liggen thans met de voorgevel nogal ver van de weg af. Voorwaarde is wel dat ze dan alle drie tegelijk verplaatst worden.
Overgangsregels
Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Volgens artikel 9, lid 2 van het Bro '85 dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. is de economische uitvoerbaarheid hierbij aangetoond.
Op de grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is het geval in Drogteropslagen. Onder omstandigheden kan de gemeenteraad besluiten dat niet te doen. Dit zal hier gebeuren omdat de gemeente alle grond zelf in eigendom heeft. Hieruit kan worden vastgesteld dat het plan economisch uitvoerbaar is. Daarbij wordt uitgegaan van grondprijzen die in de gemeente De Wolden als acceptabel worden bestempeld.
Hoofdstuk 6 Overleg
6.1 Inspraak
In het kader van de inspraak heeft de gemeente De Wolden het voorontwerpplan gedurende de periode van 23 september 2010 tot en met 3 november 2010 voor een ieder ter inzage gelegd. Verder zijn alle verenigingen van dorps- en/of streekbelang geïnformeerd. Tijdens de inspraakperiode zijn 2 reacties van inwoners en 1 reactie van Streekbelang Drogteropslagen ontvangen.
Naar aanleiding van deze reacties is een Inspraaknotitie vervaardigd. Deze is als Bijlage 12 Inspraaknotitie (anoniem) toegevoegd. De inspraakreacties hebben er wel toe geleid, dat het voorontwerpbestemmingsplan op onderdelen is aangepast. Daarnaast zijn ook diverse ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
6.2 Overleg
Er is ook op basis van het Besluit op de ruimtelijke ordening overlegd met de volgende instanties:
- Provincie Drenthe, Productgroep Ruimte en Water;
- VROM Inspectie, Regio Noord;
- Waterschap Reest & Wieden.
Er is alleen een reactie van de Provincie ontvangen. Zie ook Bijlage 12 Inspraaknotitie(anoniem).
maart 2012.