KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsanalyse
4.1 Archeologie
4.2 Ecologie
4.3 Water
4.4 Milieuzonering
4.5 Bodem
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingen
5.3 Algemene Regels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Toelaarbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Woningen
Bijlage 1 Archeologie
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Geluid
Bijlage 5 Bouwtekeningen Nieuwe Woning
Bijlage 6 Reactienota
Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Burgemeester Tonckensstraat 46a Zuidwolde (Dr)

Bestemmingsplan - De Wolden

Vastgesteld op 28-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Burgemeester Tonckensstraat 46a Zuidwolde van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.BP00277-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaarbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij woningenBijlage 1 Lijst aan huis toelaatbare beroepen en bedrijven, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 3 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij of een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.23 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 halfvrijstaande woning:

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een ouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

een in de Staat van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.28 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.29 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte constructie vormt, die hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.30 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. c. indien in of op het water wordt gebouwd:

het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabijgelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

  1. d. het als zodanig door of namens burgemeester en wethouders te bepalen peil;

1.31 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.32 plankaart:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Burgemeester Tonckenstraat, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.1690.BP00277-0401 met legenda.
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Burgemeester Tonckenstraat;

1.33 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 serre:

een uitbouw in de zin van een glazen overdekte ruimte aangebouwd aan een woning;

1.36 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.37 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.38 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.39 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.6 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. voorzieningen, een inrit daar onder begrepen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 Lijst toelaarbare beroepen envormen van bedrijvigheid bij woningen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. zelfstandige bewoning van bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd bewoning ten dienste van de mantelzorgfunctie.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning voor het afwijken gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, een gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
  1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
  3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

met dien verstande dat:

  1. 1. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  2. 2. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m;
  3. 3. de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer bedraagt dan 6 m2;
  4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  1. g. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
  2. h. de bestemmingsregels en kan logiesverstrekking worden toegestaan, waarbij in ieder geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
  1. 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
  2. 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijgebouw gerealiseerd worden;
  3. 3. er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  4. 4. in een bijgebouw mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
  5. 5. het bijgebouw dient in de directe nabijheid van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
  6. 6. de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
  7. 7. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
  8. 8. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
  9. 9. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
  10. 10. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
  11. 11. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
  12. 12. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.

7.2 Afwegingskader

Een in 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepende overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Burgemeester Tonckensstraat 46a Zuidwolde'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op het perceel Burgemeester Tonckenstraat ten westen van 46 (kadastraal bekend: H1874) in Zuidwolde is de bouw van een nieuwe woning niet toegestaan. Om het initiatief te kunnen faciliteren is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het college van burgemeester en wethouders van De Wolden heeft bij brief d.d. 2-9-2010 haar principemedewerking toegezegd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een regeling geboden die de bouw van een nieuwe woning mogelijk moet maken.

Het perceel heeft in het huidige bestemmingsplan Buitengebied De Wolden de bestemming 'agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarden'. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt de bestemming gewijzigd naar Wonen. In de toelichting bij dit bestemmingsplan wordt de ruimtelijke onderbouwing voor de bestemmingsplanwijziging geboden. Daarnaast wordt een set planregels en een verbeelding geboden voor het bestemmingsplan.

In de toelichting worden alle relevante omgevingsaspecten belicht en wordt onderbouwd op welke manier het bouwplan past in het provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleid. Tevens wordt het bouwplan beknopt beschreven en wordt de haalbaarheid onderbouwd alsmede op welke wijze is overlegd met verschillende overleginstanties.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie

Het perceel ligt aan de Burgemeester Tonckenstraat aan de rand van het dorp Zuidwolde. Het ligt precies op de overgang van bebouwde kom naar buitengebied. Richting het noorden begint de dorpskom en staan verschillende woningen in eenzelfde rooilijn. Richting het westen, in de richting van het dorp Veeningen, komen verspreid woningen en agrarische bedrijven voor. Tegenover het perceel ligt de dorpskom van Zuidwolde. Kenmerkend voor de landschappelijke en stedenbouwkundige structuur van het gebied is het afwisselende karakter. Grote en kleine percelen met verschillende soorten bebouwing wisselen elkaar af waarbij de bebouwingsdichtheid naar het noorden toe steeds groter wordt. Aan de westkant van het perceel ligt voornamelijk open weidegebied met verschillende bossages. Meer westelijk ligt ook landbouwgrond die nog als zodanig in gebruik is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0001.jpg"

figuur 1: locatie in het dorp Zuidwolde (kaart: google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0002.jpg"

figuur 1a: omgeving perceel (luchtfoto: google maps)

Het perceel is het laatste in een rij van vrijstaande kavels aan de westkant van de Burgemeester Tonckenstraat. Het betreffen hier vooral voormalige boerderijen en gelijksoortige bebouwing. Opvallend zijn de grote en groen ingerichte voorerven. De bebouwing is afwisselend. De Burgemeester Tonckenstraat is niet breed en langs de rijbaan bevindt zich een wandelpad dat door een haag gescheiden wordt van de rijbaan. ter hoogte van het betreffende perceel houdt het wandelpad op. Langs de weg staan bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0003.jpg"

figuur 2: locatie bouwplan in de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0004.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0005.jpg"

figuur 3 en 4: huidige situatie bouwlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0006.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0007.jpg"

figuur 5 en 6: Burgemeester Tonckensstraat ter plaatse van het betreffende perceel

Stedenbouwkundige inpassing

Het perceel is ongeveer 850 m2 groot. Het is nu in gebruik als landbouwgrond en is niet bebouwd. In de toekomstige situatie zal hier een woning worden gebouwd. De woning wordt gebouwd als zogenaamde burgerwoning. De woning wordt gebouwd in aansluiting op de bestaande woningen in de straat. Het groene karakter van de omgeving wordt hiermee zoveel mogelijk benadrukt en gerespecteerd.

De woning wordt in dezelfde rooilijn gebouwd als de naastgelegen woningen. Hiermee wordt het lint aan deze zijde van de weg doorgezet. Het bebouwingslint wordt hiermee niet aangetast. De bouw van de woning vormt een logische afronding van het dorp. In die zin ontstaat er ook niet een stedenbouwkundige “vreemd” element in het open agrarisch gebied. In de Bijlage zijn de bouwtekeningen van de woning bijgevoegd met hierop ook een situatieschets van het perceel in de toekomst. Hieronder volgt een impressie met behulp van een maquette. De ontsluiting van de woning is aan de noordkant van het perceel. Het parkeren zal op eigen terrein gebeuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00277-0401_0009.jpg"

figuur 7 en 8: maquette (vooraanzicht en achteraanzicht)

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de betreffende ontwikkeling zich verhoudt tot het ruimtelijk beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. Het bouwplan raakt geen rijksbelangen.

3.1 Provinciaal Beleid

Het ruimtelijk beleid voor de provincie Drenthe is vastgelegd in Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld op 2 juli 2010). De provincie richt zich op taken van provinciaal belang. In de omgevingsvisie is dit uitgewerkt. Het is de ambitie van de provincie om de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dat gebeurt door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Voor dit bestemmingsplan zijn de aspecten wonen en archeologie van provinciaal belang. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie of het Woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus. Bovenlokale afstemming is nodig om vraag en aanbod op de woningmarkt in balans te houden en om doorstroming op gang te brengen. Binnen deze bovenlokale afstemming voert de provincie de regie.

Voor het aspect archeologie is de provinciaal archeoloog benaderd (zie onder archeologie).

Voor het overige is de Omgevingsvisie en daaraan gekoppelde Omgevingsverordening Drenthe niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Stuctuurvisie

Het ruimtelijk beleid voor de gemeente is vastgelegd in de structuurvisie 2010-2030 (vastgesteld 10-3-2011). De gemeente De Wolden kiest in de structuurvisie ervoor om haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Het zijn van een plattelandsgemeente betekent in De Wolden dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Opvallend aspect van het plattelandskarakter is het dynamische landschap, dat is gevormd door een verweving van functies. Landbouw vindt plaats naast natuurontwikkeling en recreatie komt voor in en nabij de meest aantrekkelijke gebieden. In kernen en buitengebied wordt gewoond.

De zes grootste dorpen van de gemeente, die worden gezien als de belangrijkste dorpen van de sociale structuren, worden aangemerkt als kerndorpen. Het gaat hierbij om Zuidwolde, De Wijk, Ruinen, Ruinerwold, Alteveer-Kerkeveld en Koekange. Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Door de goede bereikbaarheid en de aantrekkelijke ligging van De Wijk en Zuidwolde, nabij Meppel en Hoogeveen, wordt in deze kernen prioriteit gelegd bij planmatige uitbreidingen. Deze dorpen zijn aantrekkelijk voor forensen en de gemeente zet zich in voor ruime kwalitatief hoogwaardige uitbreidingslocaties. Hiermee wordt ook ingezet op extra nieuwe inwoners.

Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. Indien in of bij de dorpen geen ruimte meer voor uitbreiding is, kan worden ingezet op landschappelijk bouwen in het buitengebied. De mogelijke uitbreidingslocaties van Zuidwolde liggen aansluitend aan de bestaande bebouwing, hebben een goede bereikbaarheid en sluiten aan bij landschappelijke, historische bebouwingsstructuur. Op de rug van Zuidwolde, liggen uitbreidingsrichtingen in noordelijke-, zuidelijke- en westelijke richting.

Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. Indien in of bij de dorpen geen ruimte meer voor uitbreiding is, kan worden ingezet op landschappelijk bouwen in het buitengebied. De mogelijke uitbreidingslocaties van Zuidwolde liggen aansluitend aan de bestaande bebouwing, hebben een goede bereikbaarheid en sluiten aan bij landschappelijke, historische bebouwingsstructuur. Op de rug van Zuidwolde, liggen uitbreidingsrichtingen in noordelijke-, zuidelijke- en westelijke richting.

Het betreffende perceel ligt niet in een dergelijk aangewezen gebied, maar sluit in andere opzichten aan bij de gedachte uit de structuurvisie met betrekking tot landschappelijk bouwen en het respecteren van bestaande dorpsstructuren. De woning wordt gebouwd in een bestaand lint zodat er geen aantasting van landschappelijke structuren plaatsvindt. Het perceel is goed bereikbaar past qua korrelstructuur en maatvoering in de stedenbouwkundige structuur van het gebied.

Woonvisie

In 2004 is de woonvisie 2004-2009 vastgesteld. Hierin stonden de doelen met betrekking tot het aantal te bouwen woningen binnen de gemeente opgesteld. Tussentijds heeft een herijking plaatsgevonden en is het Strategisch Plan 2007 vastgesteld. Het Strategisch Plan analyseerde op welke plekken versneld gebouwd kon gaan worden zodat de gemeente toch de doelen uit de woonvisie kon realiseren.

Van 28 april 2011 tot en met 8 juni 2011 heeft het Concept Woonplan 2011-2015 “Kansen voor wonen in vitale kernen” ter inzage gelegen. Op dit moment worden de reacties hierop verwerkt. Met het woonplan wil de gemeente sturing geven aan de ontwikkelingen op de woningmarkt. Tot 2020 mag De Wolden van de provincie 525 woningen bouwen. Ongeveer 400 woningen wil de gemeente bouwen in de kerndorpen. In deze kernen neemt de gemeente het initiatief. In de kleinere kernen heeft de gemeente een faciliterende rol.

Woonplan

In het woonplan worden andere keuzes gemaakt dan in de woonvisie (2004-2009). De Wolden heeft in het woonplan een aantal prioriteiten gesteld: De Wolden wil binnen de regio landelijke en dorpse woonmilieus aanbieden die bijdragen aan de totale regionale woonkwaliteit. Bij voorzieningen kiest de gemeente voor het uitgangspunt ‘kwaliteit gaat voor afstand’, waarbij gekozen wordt voor concentraties in de kerndorpen. Dit krijgt vorm via een gebiedsgerichte aanpak. De gemeente wil verder onevenwichtigheden in de lokale woningmarkt verminderen. Daarnaast zet De Wolden zich in om mensen met een intensieve) zorgvraag zo lang mogelijk in hun huidige (sociale) omgeving, en bij voorkeur ook woning, te laten blijven wonen.

Conclusie

De bouw van een enkele woning in het kerndorp Zuidwolde past binnen het gevraagde kwaliteitskader van de structuurvisie. Het regionale woonoverleg heeft ingestemd met het toevoegen van een woning op deze locatie. Het Woonplan is op 12 juli 2012 vastgesteld. Dit plan is opgenomen in het uitvoeringsprogramma.

Welstand

Het bouwplan is beoordeeld door de welstandscommissie Drents Plateau. Op 28-1-2011 heeft deze haar goedkeuring gegeven aan het bouwplan. Hiermee is er voor wat betreft de welstandsafweging geen belemmering meer voor uitvoering van dit bouwplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsanalyse

4.1 Archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied. Hiervoor is contact gezocht met de provinciaal archeoloog van Drents Plateau (zie Bijlage). Volgens de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) heeft de locatie een middelhoge verwachting (trefkans) voor archeologie. Van de locatie zijn tot nog toe geen archeologische vindplaatsen bekend. In de gemeente De Wolden geldt voor dergelijke verwachtingszones een vrijstelling voor archeologisch onderzoek als de oppervlakte van de bodemingrepen beperkt blijft tot 500 m². De totale oppervlakte van het bouwplan blijft binnen 500 m². Er hoeft geen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat, mochten er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de inititatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de provinciaal archeoloog en bij de contactpersoon archeologie van de gemeente.

De gemeente heeft een concept archeologische kaart laten opstellen. De archeologische beleidskaart is op 26 januari 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Hierop staat voor het perceel aangegeven dat er een lage verwachtingswaarde aanwezig is. Gezien zowel het provinciale als het in voorbereiding zijnde gemeentelijke beleid voor wat betreft archeologie, is verder onderzoek niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan.

4.2 Ecologie

Door de in april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is de verplichting ontstaan om ruimtelijke plannen aan deze wet te toetsen. Het doel van de wet is om in het wild levende planten en dieren te beschermen. Door Buro Bakker uit Assen is het voorliggende plan getoetst aan deze Flora- en Faunawetgeving.

Vanwege het mogelijk voorkomen van broedvogels in het plangebied moet het verwijderen van het opgaand groen buiten het broedseizoen plaatsvinden (half maart tot half juli). Wanneer er zich geen vogels hebben gevestigd, kan ook binnen deze periode gewerkt worden. De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht blijft wel van kracht.

Voor een volledig verslag van het ecologisch onderzoek wordt verwezen naar de Bijlage.

4.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Burgemeester Tonckensstraat te Zuidwolde. De initiatiefnemers zullen bij de ontwikkeling van het plan de opmerkingen van het waterschap in acht nemen.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2, namelijk 500 m2. Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer (a) niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of (b) er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Het gebruik van materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater

In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien er grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg en wordt geloosd in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels.

Wetgeving grondwateronttrekking


Er vindt bij de uitvoering van het plan mogelijk een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat er voor grote grondwateronttrekkingen een vergunningplichtig/ meldplicht geldt.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast (zie Bijlage). De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".

4.4 Milieuzonering

Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het dit bestemmingsplan raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen. Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, is de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) geraadpleegd. In deze brochure zijn richtafstanden van bedrijven tot woonbebouwing aangegeven.

Binnen een straal van 100 (en 200 meter voor intensieve veehouderijen) meter tot het perceel bevinden zich geen bedrijven die nadelige hinder kunnen veroorzaken voor de nieuw te bouwen woning. De dichtstbijzijnde bedrijven zijn een kwekerijbedrijf en een museum op circa 100 meter (rand bouwblok). Er moet worden opgemerkt dat binnen de invloedssfeer van bedrijven in deze omgeving meerdere woningen staan. Het is niet aannemelijk dat de nieuw te bouwen woning extra beperkingen op zal leggen voor deze bedrijven in de nabije omgeving. Dit aspect is verder niet relevant voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

Volgens de geraadpleegde kaart “bodeminformatie” op de website van de provincie Drenthe is er geen aanleiding om nader bodemonderzoek te verrichten voor dit bestemmingsplan. Ook uit het bodemarchief van de gemeente blijkt niet dat de locatie verdacht is. Er zijn geen historische activiteiten bekend. Aangenomen kan worden dat er niet anders dan een agrarische functie op het perceel is uitgeoefend en daarmee wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. In het kader van de procedure voor het krijgen van een omgevingsvergunning is t.z.t. wel een bodemonderzoek nodig.

4.6 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd wanneer en op welke wijze akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Tevens maakt deze wet duidelijk welke normen c.q. grenswaarden van toepassing zijn op het onderzoek. Bureau Vrancken heeft voor het gebied een geluidsniveaukaart opgesteld voor de situatie tot 2018. Het bureau is om advies gevraagd (zie Bijlage). De nieuw te bouwen woning komt te staan in een gedeelte van de Burg. Tonckensstraat waar weinig verkeer wordt verwacht in 2018. Bij het samenstellen van de geluidsniveaukaart is voor dat gedeelte gemotiveerd geen geluidsbelasting vastgesteld. Op de plaats waar de woning gebouwd wordt, zal de geluidsbelasting op 10 meter van het midden van de weg lager of gelijk zijn aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Een hogere waarde procedure hoeft dan ook niet gevolgd te worden.

In Nederland hebben op traditionele wijze gebouwde woningen een geluidswering van 20 dB. Van traditionele woningbouw mag in deze situatie verwacht worden dat zij aan artikel 3.2.1. van het Bouwbesluit 2003 zullen voldoen. Dat houdt in dat de binnenwaarde vanwege het wegverkeer de 33 dB niet overschrijdt.

4.7 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (als onderdeel van de Wet Milieubeheer) geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in dit gebied is het wegverkeer.

Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het betreffende bestemmingsplan maakt de bouw van één enkele woning mogelijk. Het plan draagt dus “niet in betenende mate” bij aan de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan moet op dit punt uitvoerbaar geacht worden.

4.8 Externe Veiligheid

Volgens de risicokaart op www.risicokaart.nl bevinden zich in de omgeving het perceel geen risicovolle inrichtingen. De dichtstbijzijnde risicobron in dit verband is een verkooppunt voor motorbrandstoffen waaronder lpg. Deze ligt op tenminste 1.200 meter. Op eveneens ca. 1.200 meter ligt aan de westkant een transportleiding van de Gasunie. Vanwege de grote afstand mag worden verondersteld dat de uitvoering van dit bestemmingsplan geen gevolgen heeft voor de externe veiligheid. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Kabels en leidingen

In en om het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de in de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

5.2 Bestemmingen

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven. Voorts zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zijn in beginsel twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen. Deze regel is met name van belang voor erfafscheidingen.

Met omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels kan een overschrijding van het bouwvlak worden toegestaan, alsmede een bescheiden afwijking van de gegeven goothoogte, dakhelling e.d. Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Tuin

Deze bestemming betreft gronden die in beginsel gevrijwaard dienen te blijven van gebouwen. De tot "Tuin" bestemde gronden behoren tot het bouwperceel en tellen dus mee bij de eventuele berekening van het bebouwingspercentage van het bouwperceel.

5.3 Algemene Regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is. Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal het verlenen van de omgevingsvergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van het plan toegelicht.

Economische haalbaarheid

De betreffende grond voor de nieuwbouw is in eigendom van de aanvrager. Het oprichten van een bouwblok ten behoeve van een woning zorgt niet voor een beperking van de activiteiten uitgevoerd door (agrarische) bedrijven en burgerwoningen in de omgeving. Met de gemeente is een planschadeovereenkomst opgesteld waardoor eventuele planschade voor omliggende percelen kan worden verhaald op de aanvrager. Omdat de uitbreiding een particuliere ontwikkeling betreft, zijn hier voor de gemeente geen verdere financiële consequenties aan verbonden.

Maatschappelijke haalbaarheid

In het kader van het verplichte vooroverleg (Bro) is het bestemmingsplan toegezonden aan de provincie Drenthe. De provincie geeft aan dat er geen provinciaal belang is gemoeid met dit bestemmingsplan.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 16 februari 2012 tot en met 28 maart 2012. Er zijn vier reacties ingediend. Voor een uitgebreide samenvatting van de reacties en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar de Bijlage.

De inspraakreacties hebben er toe geleid dat het bestemmingsplan wordt aangepast. Het bouwvlak wordt aangepast. De rooilijn van het betreffende bouwvlak wordt gelijkgetrokken met de panden Burgemeester Tonckensstraat 36 en 36a. Voorts is een hinderlijke schrijffout in de naam van de straat Burgemeester Tonckensstraat aangepast in het document.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens ter inzage gelegd voor zienswijzen. Een ieder heeft dan de mogelijkheid voor het indienen van een zienswijze. De reacties zullen worden samengevat en beantwoord. Hiervan wordt te zijner tijd op deze plek een verslag ingevoegd. Tegen het uiteindelijke besluit kunnen belanghebbenden beroep instellen.

Voor de reactienota op de inspraakreacties en de reactie van de provincie (vooroverlegreactie) wordt verwezen naar de bijlage.

Bijlage 1 Lijst Toelaarbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Woningen

Bijlage 1 Lijst toelaarbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij woningen

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 1 Archeologie

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek

Bijlage 4 Geluid

Bijlage 4 Geluid

Bijlage 5 Bouwtekeningen Nieuwe Woning

Bijlage 5 Bouwtekeningen nieuwe woning

Bijlage 6 Reactienota

Bijlage 6 Reactienota

Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Bijlage 7 Nota zienswijzen