KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Regionaal Beleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige Situatie
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 4 Milieu- En Onderzoeksaspecten
4.1 Bodemonderzoek
4.2 Wegverkeerslawaai En Parkeren
4.3 Milieuhinder
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Ecologie
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7 Water
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 M.e.r.-beoordeling
4.10 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingen
5.3 Overige Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Terinzagelegging
Bijlagen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Aanvullende Notitie Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Verkeersgeneratie Supermarkten In Zuidwolde
Bijlage 4 Faunaonderzoek
Bijlage 5 Advies Natuurwaarden
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Overlegreactie Provincie Drenthe
Bijlage 9 Overlegreactie Waterschap Reest En Wieden

Hoofdstraat 64 t/m 68, Zuidwolde

Bestemmingsplan - gemeente De Wolden

Vastgesteld op 30-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hoofdstraat 64 t/m 68, Zuidwolde van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.BP00331-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 appartementen:

boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde halfvrijstaande woningen, dan wel woningen in gesloten bebouwing), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau is gewaarborgd;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bestaande:

  1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;

1.12 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13 bouwwerk:

elke bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.14 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.15 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 horeca:

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

1.18 horecabedrijf, categorie I:

een horecabedrijf, dat wat betreft exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg spoort en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie;

1.19 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.20 peil:

  • peil gebouw:

de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;

  • peil ander bouwwerk:

de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, overstekken, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, toegangsportalen en brandtrappen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven, detailhandel en kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horeca, in de vorm van lichte horeca-activiteiten (categorie I), uitsluitend op de begane grond;
  3. c. wonen, uitsluitend op verdiepingen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. verblijfsgebied.

3.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. 1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. 2. het aantal appartementen bedraagt maximaal 3, met dien verstande dat de appartementen uitsluitend op de verdiepingen worden gebouwd;
  3. 3. de maximum bouwhoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  4. 4. maximaal één supermarkt is toegestaan, met dien verstande dat de bedrijfsoppervlakte ten behoeve van de supermarkt maximaal 1.400 m2 bedraagt;
  5. 5. kantoren en horeca zijn toegestaan met dien verstande dat de bedrijfsoppervlakte in totaal maximaal 300 m² per bedrijf bedraagt.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m buiten het bouwvlak en binnen het bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding aangegeven 'maximum bouwhoogte';
  2. 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 m;
  3. 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m, met uitzondering van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel waarvoor een maximum bouwhoogte van 1 m geldt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Bedrijven dienen wat betreft de laad- of losruimte te voorzien op eigen terrein.

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, daaronder in ieder geval begrepen het gebruik als seksinrichting.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gebouwen ten behoeve van extra kantoren, met dien verstande dat kan worden voldaan aan de dan geldende parkeernormering volgens de CROW.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven;
  2. b. fiets-/voetpad;
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte van de bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  2. 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 m;
  3. 3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat:
  • een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 0,5 m wordt aangebracht;
  • openbare nutsvoorzieningen en openbare nutsgebouwtjes worden aangelegd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 10 m³ bedraagt en de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m bedraagt;
  • (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, worden aangelegd.

6.2 De afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • de verkeersveiligheid;
  • het straat- en bebouwingsbeeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 7 Overgangsrecht

  • A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  1. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • B. Overgangsrecht gebruik
  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoofdstraat 64 t/m 68, Zuidwolde.

Hoofdstuk 1 Inleiding

AANLEIDING

Aanleiding voor dit bestemmingsplan is het herontwikkelen van de locatie Hoofdstraat 64 tot en met 68 in Zuidwolde.

Direct naast de bovengenoemde locatie is de locatie van de voormalige Rabobank gelegen. Op deze locatie wordt ruimte geboden aan een supermarkt (A-merken), kleinschalige winkels en/of kantoren met daarboven appartementen (fase 1). De bebouwing op deze locatie is grotendeels gerealiseerd. De locatie Hoofdstraat 64 tot en met 68 is een vervolg op de herontwikkeling van de zogenaamde Rabolocatie. Ook op deze locatie (fase 2) is ruimte voor enige detailhandel, een supermarkt (discount) en enkele bovenwoningen. Aan de achterzijde van beide locaties wordt parkeerterrein aangelegd. Voor de ligging van beide locaties zie de navolgende kaart.

VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN

Het plangebied viel tot eind februari 2013 onder de bestemmingsplannen Zuidwolde-West en Zuidwolde-dorp. Deze plannen zijn vervangen door de beheersverordening Zuidwolde die sinds eind februari 2013 van kracht is. Een klein deel valt onder het bestemmingsplan Hoofdstraat 66 tot en met 74, vastgesteld op 24 juni 2010.

De nieuwe ontwikkelingen passen niet in het vigerende beleid, derhalve is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan zal voldoen aan de nieuwe (digitale) vereisten op basis van de Wet ruimtelijke ordening.

LEESWIJZER

Het volgende hoofdstuk gaat in op het relevante overheidsbeleid. In hoofdstuk 3 worden de bestaande en de toekomstige situatie behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de verschillende milieu- en onderzoeksaspecten die in dit plan een rol spelen. In hoofdstuk 5 komt de juridische vormgeving van het plan aan bod. Tot slot komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0002.jpg"

Gebied 2 betreft onderhavig bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Beleid

Dit hoofdstuk gaat in op het relevante rijksbeleid, regionaal, provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.1 Rijksbeleid

Het beleid van het Rijk omtrent de ruimtelijke ordening is onder andere neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Wet ruimtelijke ordening met het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Wro en Bro).

Een beleidsuitgangspunt dat van toepassing is op het onderhavige planvoornemen betreft het aspect 'duurzame verstedelijking'. In de SVIR is hiertoe de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel hiervan is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten en is als procesvereiste opgenomen in het Bro.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

2.2 Regionaal Beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten Hoogeveen, Meppel en Westerveld overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft in dit kader ook plaatsgevonden voorafgaand aan de op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op deze herstructureringslocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Hoofdstraat 64 tot en met 68 te Zuidwolde is behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat de voorliggende ruimtelijke ontwikkeling past in de regionale woningbouwaantallen en het kwalitatieve programma tot 2020.

De regionale afstemming is vervolgens in oktober 2012 in de Regionale Woonvisie Zuidwest-Drenthe door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest-Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding van dit bestemmingsplan daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen (twee stuks) leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie

Het omgevingsbeleid van de provincie Drenthe is vervat in de Omgevingsvisie (juni 2011) met bijbehorende Omgevingsverordening (februari 2012).

In deze visie is de provinciale ambitie verwoord om Drenthe als woonprovincie te versterken met aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Hierbij spelen de volgende punten een rol:

  • gemeenten maken afspraken over soort en aantal woningen;
  • bestaande woningen worden aangepast aan nieuwe woonwensen;
  • nieuwe vormen van wonen, met experimentele architectuur.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het kader van onder andere woningbouw, dient de SER-ladder in acht te worden gehouden. De SER-ladder wordt gebruikt in het kader van het thema 'zuinig ruimtegebruik'. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient altijd eerst optimaal gebruik te worden gemaakt van de beschikbare ruimte, die zo nodig door herstructurering beschikbaar wordt gesteld. Is dan nog ruimte nodig, dan wordt gezocht naar mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen door meervoudig ruimtegebruik. Alleen als die mogelijkheden er ook niet zijn, is uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Dit is de methodiek van de SER-ladder.

2.3.2 Waterplan

In het gemeentelijk waterbeleid wordt aangegeven dat zowel in nieuwbouwwijken als in bestaand stedelijk gebied het gebruik van een gescheiden riolering het streven is. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater dat naar de rioolzuiveringsinstallatie wordt vervoerd. Het hemelwater wordt hierbij zichtbaar afgekoppeld (onder andere afgevoerd via het oppervlaktewater). In de volgende hoofdstukken wordt hierop nader ingegaan.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie

In de gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 (maart 2011) wordt ten aanzien van het aspect wonen aangegeven dat voldoende ruimte moet worden gecreëerd voor woningbouw. Hierbij wordt ingezet op een flexibel woningbouwbeleid waarbij aanbod gerelateerd wordt gebouwd in de grootste kernen, waartoe Zuidwolde ook wordt gerekend. Waar nodig wordt eveneens ingezet op herstructurering, dit mede om leegstand en verpaupering tegen te gaan. De woningbehoefte en het daarmee samenhangende bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan.

Daarnaast wil de gemeente, door het aanbieden van een kwalitatief goede omgeving, een gunstig vestigingsklimaat aanbieden aan ondernemers in een aantal kernen, waaronder Zuidwolde. Hiermee wordt eveneens beoogd de leefbaarheid in de kern te behouden en te versterken. Het bestemmingsplan past binnen het beleid van de structuurvisie.

2.4.2 Woonplan

Op 12 juli 2012 is het Woonplan 2011-2015 vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van het wonen is neergelegd. Hierbij wordt ingegaan op de vraag naar woningen in totaal en de verdeling naar doelgroep voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020 en 2030.

De gemeente legt de prioriteit bij voldoende betaalbare woningen voor lagere inkomens en middeninkomens, woningen voor senioren in kernclusters nabij voorzieningen en betaalbare woningen voor starters en jonge huishoudens.

Voor de kern Zuidwolde wordt voor 2020 een geringe daling van het aantal inwoners verwacht, waarbij wel een toename is te zien van het aantal personen van 55 jaar en ouder. Mede gelet hierop is een lichte stijging van het aantal woningen voorzien.

Wat betreft de nieuwbouw van woningen in Zuidwolde wordt ingezet op met name seniorenwoningen in allerlei vormen (woon-zorgcombinaties en nultredenwoningen) en in mindere mate op gezinswoningen (95 'seniorenwoningen', in totaliteit 155 woningen voor de kern Zuidwolde). Dit bestemmingsplan is passend in het hiervoor beschreven woonplan.

2.4.3 Welstandsnota

De gemeente is in het bezit van een welstandsnota (Welstandsnota 2013, vastgesteld 13 december 2012). Het plangebied valt echter in het zogenaamde welstandsvrije gebied, derhalve vindt geen toetsing plaats. Wel is ten tijde van het bestemmingsplan Hoofdstraat 66 tot en met 74 (de eerste fase) een beeldkwaliteitsambitie afgesproken. Deze ambitie geldt qua uitstraling ook voor dit bestemmingsplan (de tweede fase). In dit plan is hiermee rekening gehouden.

2.4.4 Energieakkoord

De gemeente heeft het Energieakkoord in oktober 2007 ondertekend. Hierin is aangegeven dat Noord-Nederland zich wil inspannen op een aantal strategische thema's. Dit zijn de volgende thema's:

  • energiebesparing in de gebouwde omgeving, glastuinbouw en industrie;
  • duurzame energie;
  • biotransportbrandstoffen en duurzame mobiliteit;
  • schoonfossiele energie: het voorbereiden voor en eventuele realisatie van CO2-opslag;
  • kennis en innovatie.

Met name het eerste aandachtspunt is in het kader van onderhavig plan relevant. Dit komt in het kader van de omgevingsvergunningsaanvraag nader aan de orde.

2.4.5 Ruimtelijk-economische visie detailhandel

In 2003 is de Ruimtelijk-economische visie detailhandel verschenen. Hierin is aangegeven dat in Zuidwolde het draagvlak van voldoende omvang is voor een compleet en uitgebreid boodschappencentrum. Het is op de langere termijn gewenst om het winkelaanbod zo veel mogelijk te concentreren binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden, waaronder het plangebied kan worden geschaard.

Het plangebied wordt beschouwd als een wenselijke locatie voor de situering van een discountsupermarkt. Direct naast deze supermarkt is immers een supermarkt met veel A-merken (servicesupermarkt, Jumbo) in ontwikkeling. Doordat de supermarkten verschillen van aard en verschillende doelgroepen bedienen, versterken ze elkaar. Uit onderzoek blijkt dat met name fullservicesupermarkten en in mindere mate ook discountsupers combinatiebezoek met andere winkels opleveren in de directe omgeving. Hierdoor vindt een versterking van de winkelstructuur plaats (onderzoek Droogh, Trommelen en Partners).

2.5 Conclusie

Met het voorliggende planvoornemen wordt bestaand stedelijk gebied geschikt gemaakt voor functies die (kwalitatief en kwantitatief) passen binnen het beleid van de (lokale) overheden, onder andere op het gebied van wonen en commercie.

Het voorliggende plan is onderdeel van het centrumgebied. Door het toepassen van de herstructurering (verplaatsing van het loon- en grondverzetbedrijf naar het bedrijventerrein) krijgt dit gebied een verbeterde uitstraling, waarmee de aantrekkelijkheid voor zowel ondernemers als inwoners wordt vergroot. Het behoud van de leefbaarheid in deze (centrum)kern wordt door de aanwezigheid van detailhandel gewaarborgd.

Met de ontwikkeling van een tweetal woningen wordt invulling gegeven aan de in het gemeentelijk woonplan genoemde vraag naar woningen in Zuidwolde. Hierbij wordt aanvullend opgemerkt dat er door een veranderende bevolkingssamenstelling minder vraag is naar uitbreidingslocaties en meer naar wonen nabij voorzieningen. Dit krijgt in onderhavig plan concreet gestalte.

Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige Situatie

Dit hoofdstuk gaat in op de huidige en de toekomstige situatie. Voor zover relevant komt ook de historische situatie aan de orde.

3.1 Bestaande Situatie

De planlocatie ligt in het centrumgebied van Zuidwolde. Het centrumgebied van Zuidwolde wordt gevormd door de gemengde woon- en winkelbebouwing langs de Hoofdstraat. De grootste winkelconcentratie van de Hoofdstraat ligt tussen de kruising Hoofdstraat-Steenbergerweg en de kruising Hoofdstraat-Oosterweg. Het beleid van de gemeente De Wolden is om het winkelareaal in dit gebied te versterken en om met name het noordelijke en zuidelijke uiteinde van dit gebied aan te vullen met twee 'trekkers'. Onder trekker wordt in dit geval verstaan: een samenvoeging van een aantal sterke winkelformules waaronder één of twee supermarkten, gecombineerd met overige winkel- en kantoorfuncties, woningen en een goede parkeerfaciliteit. Dit bestemmingsplan behelst de planologische en stedenbouwkundige inkadering van fase 2 van de noordelijke 'trekker'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0003.jpg"

Luchtfoto

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0004.png"

Aanzicht oorspronkelijke situatie (zuidzijde, vanaf de Hoofdstraat bezien), de Rabobank en de Outletstore zijn gesloopt (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0005.png"

Aanzicht nieuwe situatie (zuidzijde, vanaf de Hoofdstraat bezien)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0006.png"

Aanzicht bestaande situatie (noordzijde, vanaf de Hoofdstraat bezien) (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0007.png"

Aanzicht bestaande situatie, braakliggende locatie tussen Hoofdstraat 66 en het nieuwe appartementen en winkelcomplex

Het nieuw te ontwikkelen gebied betreft de locatie direct naast de voormalige Rabolocatie op de hoek van de kruising Hoofdstraat-Wethouder Klunderstraat. De voormalige Rabobank is vervangen door hoogwaardige nieuwbouw van winkels, supermarkt (Jumbo) en bovenwoningen (deels nog in aanbouw). De bestaande, te amoveren panden die bij de naastliggende herontwikkeling betrokken zijn, betreffen de volgende:

  • het pand van Hentenaar makelaardij (Hoofdstraat 66-68);
  • het pand van het bedrijf Middelveld met (bedrijfs)woning (Hoofdstraat 64).

Het bedrijf Middelveld zal vanwege milieutechnische redenen verplaatst worden naar het bedrijventerrein in Zuidwolde.

Het pand van Hentenaar makelaardij (Hoofdstraat 66-68) bestaat uit een samengestelde bouwmassa die is afgedekt met twee zadeldaken. Het verharde terrein aan de achterzijde van dit pand is in gebruik als stallingsruimte voor landbouwmachines. Dit terrein is in de huidige situatie bereikbaar via de inrit vanaf de Wethouder Klunderstraat, die zich naar achteren toe als een plein verbreedt. Op het perceel van het bedrijf Middelveld staat aan de voorzijde een woning met lage gootlijn met daarachter forse bedrijfsbebouwing.

Aan de westzijde van de planlocatie staan zes vrijstaande woningen (Braamkamp 17 tot en met 27). Deze woningen grenzen met hun tuin aan het pleinachtige binnengebied. Enkele van deze woningen hebben garages die vanaf het binnenplein bereikbaar zijn. Deze bereikbaarheid zal in de nieuwe situatie moeten worden gehandhaafd. De meest recente woning van dit zestal (Braamkamp 27) grenst met de entreezijde aan de inrit naar het binnenplein.

3.2 Nieuwe Situatie

PROGRAMMA

De herontwikkeling van deze locatie betreft de realisatie van een bouwblok grenzend aan de nieuwe bebouwing op de voormalige Rabolocatie. Tussen beide bouwmassa's is een passage gepland naar het te realiseren achterliggende parkeergebied. Deze passage zal alleen voor voetgangers toegankelijk zijn. Het parkeergebied is vanaf de Wethouder Klunderstraat te bereiken. Het bouwblok bevat commerciële ruimten op de begane grond en appartementen op de bovenliggende etages.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0008.jpg"

Nieuwe situatie

Het achterliggende parkeergebied heeft een primaire functie voor de commerciële ruimten in het project. Door de ligging nabij de noordelijke centrumentree en de realisatie van een voetgangerspassage van het parkeergebied naar de Hoofdstraat, is een goede uitgangssituatie gecreëerd om bijvoorbeeld doelgericht supermarktbezoek te combineren met het centrumbezoek aan Zuidwolde. Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de door CROW aanbevolen parkeerkencijfers.

Bebouwing

Het bouwblok is georiënteerd op de Hoofdstraat en herbergt op maaiveldniveau een tweetal kleinschalige winkels/kantoren (zie voor de oppervlaktes de tekening hiervoor) met daartussenin de toegangsruimte inclusief garage/carport voor de bovenwoningen. Aan de achterzijde van deze winkels/kantoren wordt een supermarkt gevestigd. Deze supermarkt is met de entreepartij georiënteerd op het achterliggende parkeerterrein, direct naast de voetgangerspassage. De bevoorrading vindt (overdekt) plaats geheel aan de westzijde van de bebouwing. Op de eerste verdieping is ruimte voor een tweetal appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0010.jpg"

De bebouwing aan de Hoofdstraat bestaat uit twee bouwlagen met een kap (circa 10 m hoog), dan wel uit slechts één forse bouwlaag met een platte afdekking. De bebouwing heeft een verticale geleding op dorps formaat. De bebouwing ligt (bij benadering) in de voorgevel van de bestaande bebouwing van de Hoofdstraat. Het stedenbouwkundige beeld sluit hierdoor goed aan bij de aanwezige en recentelijk gerealiseerde bebouwing.

Kleur en materiaalgebruik

De bebouwing wordt gerealiseerd middels puur en 'naturel' gebruik van bouwmaterialen; bouwmaterialen die door hun verwering in de tijd een mooier en natuurlijker aanzien krijgen. De hoofdbouwvolumes zullen in metselwerk worden uitgevoerd met een ingetogen kleurstelling. Dit leidt tot een natuurlijk en dorps beeld. De kappen worden uitgevoerd met donkere dakpannen. Er wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het uiterlijk en de sfeer van het te gerealiseerde pand aan de Hoofdstraat 70 tot en met 74.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0011.jpg"

Schets fase 1 (links) en fase 2 (rechts). Fase 1 is recentelijk gerealiseerd

Hoofdstuk 4 Milieu- En Onderzoeksaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de voor dit bestemmingsplan relevante milieu- en onderzoeksaspecten.

4.1 Bodemonderzoek

Op de locatie is bodemonderzoek verricht. Dit betreft het Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van Hoofdstraat 66-68 Zuidwolde (Ecoreest, 10 oktober 2003). Gezien de ouderdom van het onderzoek van de locatie Hoofdstraat 66-68 heeft een actualisatie van dit onderzoek plaatsgevonden.

Dit heeft vorm gekregen in een actueel onderzoek voor de locaties Hoofdstraat 64 tot en met 72 (Ecoreest, 4 april 2013). Uit dit onderzoek blijkt dat er in de bovengrond en het grondwater van deellocatie B overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De tussenwaarden nader onderzoek zijn niet overschreden.

Ter plaatse van deellocatie A (onderhoudswerkplaats) zijn geen parameters in verhoogde mate aangetroffen. De onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie ter plaatse van de onderhoudswerkplaats (deellocatie A), wordt gelet op het niet aantreffen van de verdachte parameters verworpen.

De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie ter plaatse van het overige terrein (deellocatie B), wordt formeel verworpen.

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein (bedrijvigheid), wordt geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de bestemming van het terrein.

Uit de resultaten van de tot nu toe verrichtte onderzoeken blijkt dat onderhavig plan uitvoerbaar is. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de desbetreffende onderzoek(en) in de bijlage.

4.2 Wegverkeerslawaai En Parkeren

WET GELUIDHINDER

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd wanneer en op welke wijze akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Tevens maakt deze wet duidelijk welke normen c.q. grenswaarden van toepassing zijn op het onderzoek.

GELUIDSZONE

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt, uitgezonderd:

  • de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • de wegen waarop een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

In de onderhavige situatie is de Hoofdstraat een weg waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Zoals hiervoor is aangegeven, zijn dergelijke wegen vrijgesteld van een formeel akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder. Wel dient in het kader van goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met het geluid afkomstig van deze wegen.

BEREKENINGEN

De geluidsbelasting is naar aanleiding van het bestemmingsplan Hoofdstraat 66 tot en met 74 reeds bepaald. Uit de resultaten (Berekening geluidsbelasting vanwege wegverkeer op het Centrumplan te Zuidwolde, NAA, d.d. 18 september 2009) blijkt dat de geluidsbelasting op de appartementen Hoofdstraat 66 tot en met 74 ten gevolge van verkeer op de Hoofdstraat ten hoogste 57,1 dB bedraagt. Dit betekent een overschrijding van 9 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er wordt van uitgegaan dat de naastliggende geplande appartementen (Hoofdstraat 64 tot en met 68) ongeveer dezelfde belasting zullen hebben.

Overeenkomstig de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet 'zoneplichtig' en behoeft geen verdere actie te worden ondernomen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (en een goed leefklimaat voor de bewoners) wordt bij de uitwerking van het plan wel gekeken naar eventuele mogelijke maatregelen om de geluidsbelasting op de appartementen of in de ruimten te beperken. Er kunnen drie typen maatregelen worden genomen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en ontvangersmaatregelen), die hierna aan de orde komen. Ontvangersmaatregelen zijn het meest voor de hand liggend.

BRONMAATREGELEN

Het toepassen van een geluidsreducerend wegdek1 heeft bij dergelijke lage snelheden minder effect. Het aandeel motorgeluid zal bij een lage snelheid vaak bepalend zijn in plaats van het geluid van de banden op het asfalt.

Daarnaast is de inrichting van de Hoofdstraat een typisch 30 km/uur-zonegebied, waarbij middels de afwisseling van klinkers met asfalt wordt getracht de snelheid op deze weg laag te houden. Door deze weg volledig uit te voeren met asfalt, zal de snelheid op de weg naar verwachting toenemen.

OVERDRACHTS-MAATREGELEN

De weg betreft een erfontsluitende weg waarlangs geen scherm mogelijk is.

ONTVANGERS-MAATREGELEN

Om een goed leefklimaat in de woningen te garanderen, is een aanvaardbaar binnengeluidsniveau, conform de eisen van het Bouwbesluit, in de nieuw te bouwen appartementen gewenst. Bij de indeling van de appartementen wordt dan ook rekening gehouden met de interne geluidssituatie en worden de meest geluidsgevoelige ruimten niet op zwaar geluidsbelaste locaties gepland.

Parkeerbalans

De gemeente heeft als gevolg van de geplande ontwikkeling een parkeerbalans opgesteld. Het overgrote deel van de parkeerplaatsen wordt met de aanleg van fase 1 (het bestemmingsplan Hoofdstraat 64 tot en met 70) aangelegd, een klein gedeelte nog tegelijk met de werkzaamheden van fase 2 (onderhavig plan). Op basis van de CROW-normen is er sprake van een sluitende balans.

  1. 1. Het gebied wordt te zijner tijd ontwikkeld als shared space-gebied en wordt volledig beklinkerd.

4.3 Milieuhinder

4.3.1 Industrielawaai en overige hinder

Er is in het plangebied een bedrijf gevestigd. Het betreft een agrarisch loonwerk en grondverzetbedrijf (Hoofdstraat 64, Middelveld) dat bij tijd en wijle hinder voor de omwonenden oplevert. Dit bedrijf wordt op afzienbare termijn verplaatst naar het bedrijventerrein. Hiermee wordt de bestaande hinder fors verminderd. Voor het overige komt er in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijvigheid voor die onevenredige hinder voor de woonomgeving oplevert. Daarbij zij tevens opgemerkt dat het gebied getypeerd wordt als een dorps centrumgebied en niet als een rustige woonwijk.

4.3.2 Wet milieubeheer/contactgeluid

Op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen en milieubeheer(Activiteitenbesluit) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuw te vestigen Aldi-supermarkt (titel: Onderzoek geluiduitstraling naar de omgeving van een Aldi supermarkt in Zuidwolde, NAA, 16 april 2013).

Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluiduitstraling van de toekomstige supermarkt naar de omgeving. De resultaten worden getoetst aan de voorschriften uit het voornoemde Besluit algemene regels voor inrichtingen en milieubeheer.

De geluidbelasting vanwege de supermarkt is vastgesteld door de afzonderlijke geluidsbronnen te inventariseren en daarvan de geluidsoverdracht naar de omgeving te berekenen. De onderscheiden geluidsbronnen zijn de volgende:

  • installaties voor het koelen en vriezen;
  • het lossen van goederen en het laden van emballage;
  • het parkeren van bezoekers;
  • het achteruitrijden van vrachtwagens inclusief achteruitrijsignaal;
  • het rijden met winkelkarren;
  • het pakken van winkelkarren, en;
  • het stallen van winkelkarren.

Bij de berekeningen is wat betreft de geluidsproductie uitgegaan van de volgende maatregelen en uitgangspunten ter beperking van de geluidsbelasting op de omgeving.

  • De condensorbank ten behoeve van het koelen en vriezen is van een geluidsarm type.
  • Lossen vindt voornamelijk plaats met een elektrisch aangedreven palletwagen.
  • Koelinstallaties op de vrachtwagens worden op het terrein uitgeschakeld.
  • Het laad- en losperron krijgt een naadloze verharding. Hierdoor wordt de geluidsuitstraling van het rijden met de palletwagen en rolcontainers beperkt.
  • Door het verdiept laden en lossen kan 'gelijkvloers' worden gewerkt en dit verkort de laad- en lostijd aanzienlijk.
  • Het losperron wordt voorzien van een overkapping en aan de noordzijde voorzien van een muur.
  • Door de situering van de toerit naar het laden en lossen is de rijsnelheid stapvoets, waardoor de geluidsuitstraling van vrachtwagens wordt beperkt.
  • De geluidsproductie van de winkelwagens is vastgesteld aan de hand van eerder onderzoek van een vestiging van een Aldi-supermarkt in Assen.

Directe hinder

Berekend zijn de geluidsniveaus ter plaatse van de omliggende bestaande woningen en de nieuw te realiseren woningen boven de Aldi-supermarkt.

De geluidsniveaus als gevolg van het in bedrijf zijn van de Aldi-supermarkt zijn vastgesteld conform de procedures van de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' uit 1999. De daarin genoemde methoden en procedures mogen als 'standaard' worden gezien.

Uit het onderzoek blijkt dat de Aldi-supermarkt bij de omliggende woningen een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van ten hoogste 50 dB(A) veroorzaakt. In de inrichting vinden activiteiten plaats in de dag-, avond- en nachtperiode. De dagperiode is maatgevend voor de etmaalwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau.

De maximale geluidsniveaus bij woningen bedragen ten hoogste 67 dB(A) in de dagperiode, 63 dB(A) in de avondperiode en 46 dB(A) in de nachtperiode.

Voor zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau wordt bij alle woningen voldaan aan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit. Ook de nieuw te bouwen woningen boven de Aldi-supermarkt voldoen aan de grenswaarde, waardoor geen aanvullende maatregelen benodigd zijn.

Indirecte hinder

Naast directe hinder kan er ook indirecte hinder ontstaan. Onder indirecte hinder wordt verstaan: de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door activiteiten die, hoewel ze plaatsvinden buiten het terrein van de inrichting, aan de inrichting zijn toe te rekenen. Indirecte hinder zou kunnen ontstaan door transportbewegingen van (vracht)auto's van en naar de inrichting via de openbare weg.

De woningen aan de Wethouder Klunderstraat 5 en 13 zijn in twee verschillende richtingen gelegen ten opzichte van de in- en uitrit naar de supermarkt en zijn het dichtst nabij de Wethouder Klunderstraat gelegen binnen het onderzoeksgebied. De geluidsbelasting op deze woningen bedraagt ten hoogste 49 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Conclusie

De Aldi-supermarkt voldoet daarmee aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder.

Het bestemmingsplan kan op dit aspect dan ook als uitvoerbaar worden beschouwd.

Cumulatie

Omdat de Aldi-supermarkt voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteiten-besluit is cumulatie van geluid formeel niet aan de orde. Los daarvan is echter op grond van een goede ruimtelijke ordening besloten inzichtelijk te maken welke cumulatieve geluidsbelastingen optreden bij de omliggende woningen.

Daartoe is gebruikgemaakt van de volgende akoestische onderzoeken en uitgangspunten.

  • Het rekenmodel van de Aldi-supermarkt zoals eerder genoemd in deze paragraaf.
  • Het rekenmodel voor de Jumbo-supermarkt (ten tijde van het onderzoek was nog niet bekend welke supermarktketen zich hier zou vestigen): 'Onderzoek geluidsuitstraling supermarkt in het Centrumplan in Zuidwolde', d.d. 15 mei 2009.
  • Het rekenmodel van de Jumbo-supermarkt is geïmporteerd in het model van de Aldi-supermarkt waarbij een aantal wijzigingen is aangebracht in het model van Jumbo-supermarkt (extra toegang naar parkeerterrein, wijziging rijroute winkelkarren van en naar Jumbo vanwege de Aldi-supermarkt en het aantal en nummering van de immissiepunten).
  • Voor de aantallen en de verdelingen over het parkeerterrein is door BügelHajema Adviseurs B.V. te Assen op 10 april 2013 een notitie opgesteld genaamd 'Verkeersgeneratie supermarkten in Zuidwolde'. In de berekeningen is fase 2 met een vrije afwikkeling aangehouden. Daarbij is tevens rekening gehouden met de verkeersgeneratie van de overige commerciële ruimten. Deze zijn meegenomen als detailhandel.

Berekend is de cumulatieve geluidsbelasting op de omliggende woningen en de nieuwbouwappartementen.

De geluidsbelasting is op de volgende waarneempunten hoger dan 50 dB(A):

  • Braamskamp 19: 51 dB(A)
  • Braamskamp 21: 52 dB(A)
  • Braamskamp 23: 51 dB(A)
  • Braamskamp 27: 54 dB(A)
  • Appartement boven Jumbo tweede bouwlaag: 57 dB(A)

De cumulatieve geluidsbelasting op de bestaande woningen bedraagt ten hoogste 54 dB(A) (woning Braamskamp 27). Op de nieuw te bouwen appartementen bedraagt deze ten hoogste 57 dB(A) op de appartementen boven de Jumbo. Bij de berekeningen is tevens rekening gehouden met de verkeersgeneratie van de overige commerciële ruimten.

In hoeverre de berekende waarden toelaatbaar zijn, is afgewogen door de gemeente De Wolden. Daarbij is niet alleen rekening gehouden met het aspect geluid. Ook aspecten zoals wenselijkheid, noodzaak supermarkt, dorpsontwikkeling en de oorspronkelijke situatie speelden bij deze afweging een rol.

Hoewel er formeel geen wettelijk kader is om bij aan te sluiten, omdat cumulatie formeel niet nodig is, is desondanks aangesloten bij de wettelijke vereiste binnenwaarde van maximaal 35 dB(A).

Het Bouwbesluit geeft aan dat een 'standaard' woning minimaal een isolatiewaarde van 20 dB(A) moet realiseren. De woningen aan de Braamskamp zijn visueel gezien in een dermate goede staat, dat verwacht mag worden dat hieraan wordt voldaan. Gelet op het feit dat de woningen aan de Braamskamp een maximale geluidsbelasting op de gevel kennen van 54 dB(A) (nr. 27) zal de binnenwaarde van 35 dB(A) niet worden overschreden. Maatregelen aan deze woningen zijn dus niet aan de orde.

Wat betreft de appartementen boven de Jumbo geldt het volgende. Het appartement aan de westzijde boven de Jumbo-supermarkt kent een te hoge gecumuleerde waarde (57 dB(A)). Een standaard demping van 20 dB(A) op grond van het Bouwbesluit zorgt niet voor een binnenwaarde van maximaal 35 dB(A). Er zouden hier eventueel maatregelen moeten worden getroffen. In het kader van de bouw van deze appartementen worden echter al maatregelen getroffen op grond van het bestemmingsplan voor de bouw van de Jumbo. Onderzocht zal worden of deze maatregelen voldoende zijn of dat er nog aanvullende maatregelen moeten worden genomen.

Wellicht dat overwogen kan worden om deze gevel als 'doof' uit te voeren. Een dove gevel is een gevel zonder te openen ramen of deuren.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Besluit externe veiligheid

INLEIDING

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi, artikel 1, lid 1, sub a en m). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.

Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden.

ONDERZOEK

Om te bepalen of nabij het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de Risicokaart geraadpleegd. Op de risicokaart is aangegeven dat er in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen zijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0012.jpg"

Uitsnede risicokaart (plangebied rood omcirkeld)

4.4.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

INLEIDING

Ten aanzien van wegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen moet getoetst worden aan het (concept) Besluit transportroutes gevaarlijke stoffen.

ONDERZOEK

Ook ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen provinciale wegen en rijkswegen zijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er ligt geen spoorlijn of vaarweg in de directe omgeving van het plangebied.

4.4.3 Buisleidingen

INLEIDING

Ten aanzien van buisleidingen dient het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in acht te worden genomen.

ONDERZOEK

Uit de Risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen buisleidingen aanwezig zijn waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

4.5 Ecologie

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Hierna volgen de resultaten van onderzoek.

Beschermde gebieden

Beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Omgevingsvisie Drenthe liggen op geruime afstand van het plangebied. Gezien de terreinomstandigheden van het huidige plangebied en de aard van de voorgenomen ontwikkeling zijn geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden te verwachten. Voor het betreffende plan is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Omgevingsvisie Drenthe en de Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

Beschermde soorten

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (zie hiervoor de betreffende bijlage) worden, behalve voor vleermuizen en huismus, geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.

Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.

Vleermuizen

In het plangebied kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen niet worden uitgesloten. Aanvullend onderzoek is nodig om de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen uit te sluiten, dan wel aan te tonen. Overeenkomstig het vleermuisprotocol dient het pand Hoofdstraat 66-68 in de periode mei-oktober enkele malen te worden onderzocht op het gebruik door vleermuizen.

Aanvullend onderzoek vleermuis en huismus

Tijdens de uitvoering van het aanvullende onderzoek is aangetoond dat gewone dwergvleermuis een paarplaats in het plangebied heeft. Ook is een broedgebied van huismus in het plangebied aangetroffen.

Als gevolg van dit plan gaat een nest van de huismus verloren. Dit kan een negatief effect hebben op de lokale stand van de huismus. Overtreding van de Flora- en faunawet treedt op als deze broedplaats wordt vernietigd, terwijl de mussen de plek nog gebruiken. Alleen als deze dieren een nieuwe, alternatieve nestplaats in gebruik nemen, is er geen sprake van overtreding bij het verwijderen.

Er gaat ook een tijdelijke paarplaats van gewone dwergvleermuis verloren. Paarplaatsen worden elke nazomer opnieuw bepaald. Alleen bij verstoring tijdens de nazomer is sprake van overtreding van de Flora- en faunawet.

Aanbevelingen (mogelijkheden voor mitigatie en compensatie; activiteitenplan)

Gewone dwergvleermuis

Artikel 11: Het is verboden voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren.

De vleermuizen mogen niet in de paartijd (tussen 1 augustus en 1 oktober) op hun paarplaatsen verstoord worden. Vernietigen van de paarplaats is alleen toegestaan als er in de directe omgeving veel alternatieve paarplaatsen bestaan. Daar kunnen het volgende paarseizoen de vleermuizen gebruik van maken. Dat is in deze situatie het geval. Men dient dus alleen af te zien van sloop en verwijderen van de beplanting op nummer 66 tussen 1 augustus en 1 oktober, omdat anders de ecologische functionaliteit van het gebied voor de dwergvleermuis in het geding is.

Huismus

Artikel 11: Het is verboden voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde soorten te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren.

Zolang de mussen hun nest gebruiken, mag het nest niet worden verwijderd (en het gebouw niet worden gesloopt). Voor de meeste vogelsoorten geldt dit verbod alleen voor de broedtijd. In de broedtijd van huismus (ongeveer van 1 maart tot 1 augustus) mag het nest dan ook zeker niet worden gestoord. De huismus gebruikt zijn nest echter het hele jaar. Daarom is het nest jaarrond beschermd. Pas als de dieren uit eigen beweging een ander nest betrekken (natuurlijk buiten de broedtijd), mag het oude nest verwijderd worden.

Door in de onmiddellijke nabijheid van de bestaande nestplaats alternatieve nestplaatsen te creëren, kunnen de mussen deze na de broedtijd betrekken en volgend jaar op die plek blijven broeden. Deze verhuizing kan gestimuleerd worden door zo spoedig mogelijk vervangende nestruimte aan te bieden in of aan omringende gebouwen en buiten de broedtijd de oude nestplaats bloot te leggen (niet verwijderen), door de pannen te verwijderen. De nestplaats is dan minder aantrekkelijk en de dieren kiezen dan zelf voor de aangeboden alternatieven. Daarna mogen de beide schuurtjes worden gesloopt, omdat de ecologische functionaliteit van het gebied voor de huismus behouden is.

Er zijn mussenkasten met drie nestruimtes (mussen zijn groepvogels) beschikbaar. Deze kunnen het verdwijnen van de nestplaats onder de pannen enkele jaren lang vervangen. Per bestaande nestplaats dient ten minste één drievoudige nestkast in de onmiddellijke omgeving te worden opgehangen, bij voorkeur onder de dakrand. Een permanente oplossing is het aanbrengen van vogelvides onder nieuwe pannendaken (bijvoorbeeld op het nieuwe gebouw ernaast). Per bestaande nestplaats dient ten minste 1 m vogelvide binnen 50 m van de bestaande plaats te worden aangebracht.

Samenvattend:

  1. 1. ophangen van mussenkasten of mussenvides in het gebied;
  2. 2. ongeschikt maken van daken van gebouwen tussen 1 oktober en 1 maart;
  3. 3. slopen van hoofdgebouwen en beplanting op nummer 64 en 66 tussen 1 oktober en 1 maart.

Deze maatregelen dienen onder begeleiding van een ecoloog plaats te vinden.

Ontheffingen

Indien mussen alternatieve nestgelegenheid wordt aangeboden en er gesloopt wordt buiten de broedtijd van de huismus en paartijd van de dwergvleermuis, is er geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Dan is ontheffing voor de sloop niet nodig. Men kan de voorgenomen maatregelen laten toetsen door de Dienst Regelingen (niet verplicht). Dat moet dan door het opstellen van een activiteitenplan en een aanvraag voor ontheffing gebeuren. De inhoud van het activiteitenplan is hiervoor beschreven. Als het goed is, krijgt men dan een positieve afwijzing, eventueel met aanvullende voorwaarden aldus het ecologisch bureau. Voor nadere informatie hieromtrent wordt naar de hieronder genoemde bijlagen verwezen.

De rapportages 'Advies Natuurwaarden' en 'Fauna-onderzoek' zijn als bijlagen opgenomen.

4.6 Archeologie En Cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet en het Bro, is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.6.1 Archeologie

De gemeente De Wolden beschikt over een eigen archeologiebeleid. Conform de beleidskaart ligt het plangebied nabij een gebied met een (middel)hoge verwachting (Archeologie - 3).

Gelet op het planvoornemen en de gemeentelijke beleidsregels is advies gevraagd aan de (gemeentelijk) archeoloog. De archeoloog geeft aan dat – gezien de verharding en bebouwing op het perceel - de kans klein is dat hier iets aangetroffen wordt. Wel geldt de wettelijke meldingsplicht mocht er bij sloop of in een bouwput iets aangetroffen worden. Het betreft immers nog net de noordrand van de historische kern Zuidwolde, zoals op de navolgende kaart zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0013.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart

4.6.2 Cultuurhistorie

In het plangebied, dan wel in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig. Op enige afstand van het plangebied ligt een gebied dat wordt beschouwd als een historische kern, dan wel als zone rondom een historische nederzettingslocatie.

4.7 Water

4.7.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

In dit kader dient de watertoets te worden uitgevoerd. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Reest en Wieden. Het waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.

4.7.2 Onderzoek

Het onderhavig planvoornemen is voorgelegd aan het Waterschap Reest en Wieden middels de digitale watertoets. Het waterschap geeft een positief wateradvies. Dit wateradvies wordt hieronder weergegeven, zo ook is als bijlage opgenomen.

Wateradvies

Het waterschap merkt op dat in het plangebied sprake is van wateroverlast. Ten behoeve hiervan zijn/zullen waterbuffers (worden) aangelegd, één in het plangebied en één ter hoogte van het gemeentehuis.

Ten aanzien van de waterhuishouding wordt opgemerkt dat het plan geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen heeft. Het plan heeft ook geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid ten aanzien van de hemelwaterafvoer van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer (a) niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of (b) er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Ten aanzien van het oppervlaktewater merkt het waterschap op dat er rekening wordt gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Mocht er in het plan een grondwateronttrekking plaatsvinden, dan verwijst het waterschap naar het volgende. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat de gemeente voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig is. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht.

Hiervoor kan contact worden gezocht met de medewerker van het waterschap.

Tot slot merkt het waterschap op dat de beantwoording van de vragen uit de digitale watertoets er toe geleid heeft dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III aldus het waterschap.

Het Waterschap Reest en Wieden geeft dan ook een positief wateradvies.

4.8 Kabels En Leidingen

De ligging van kabels en leidingen onder het maaiveld in combinatie met bijbehorende voorzieningen (bijvoorbeeld gemalen) kan een belangrijke complicerende factor zijn voor de oprichting van bebouwing. Een eventuele omlegging kan namelijk aanzienlijke financiële consequenties hebben. Ook kan sprake zijn van belemmeringen op het gebied van milieuhygiëne en overlast.

Door middel van een zogenaamde KLIC-melding wordt voor aanvang van de bouwwerkzaamheden bij kabel- en leidingbeheerders informatie opgevraagd over de ligging van ondergrondse kabels en leidingen ter plaatse van het plangebied.

4.9 M.e.r.-beoordeling

4.9.1 Inleiding

Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie.

Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.9.2 Onderzoek

Het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden die zijn opgenomen in het Besluit m.e.r. Uit de verrichte milieuonderzoeken blijkt voorts dat het planvoornemen geen (significante) negatieve effecten op de omgeving legt. Voor onderhavig planvoornemen hoeft derhalve geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen.

4.10 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/NIBM

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

4.10.1 Onderzoek

In de navolgende tabel zijn de functies en het bijbehorende aantal ritten per etmaal opgenomen op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012). Hierbij is uitgegaan van een gemiddeld aantal verkeersbewegingen voor woningen, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen appartementen/grondgebonden of koop/huur. Voor de commerciële ruimten is uitgegaan van een gemiddeld aantal ritten voor een buurt- en dorpscentrum, waarbij geen rekening is gehouden met het combineren van een bezoek aan bijvoorbeeld de supermarkt met een bezoek aan de nieuwe commerciële functies (uitwisselbaarheid van het centrumgebied).

Gezien de aanwezigheid van Makelaardij Hentenaar (Hoofdstraat 66-68) en het bedrijf Middelveld met (bedrijfs)woning (Hoofdstraat 64), zal de toename van het aantal ritten in werkelijkheid minder bedragen.

Functie Ritten per etmaal Totaal aantal riten/etmaal
3 appartementen 6 per appartement 18
1.100 m2 discountsupermarkt 84,7 per 100 m2/bvo 932
450 m2 commerciële ruimte 51,85 per 100 m2/bvo 233
Totaal 1.183

Voor kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00331-0401_0014.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool (juni 2012) blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven.

Deze ontwikkeling is bezien in het grotere geheel van de nieuwbouw aan de Hoofdstraat 66 tot en met 74. In het vigerende bestemmingsplan Hoofdstraat 66 tot en met 74 is ook onderzoek naar de luchtkwaliteit gedaan. Ook uit dit onderzoek bleek dat de nieuwe ontwikkeling niet tot een onevenredige vermindering van de luchtkwaliteit zal leiden.

Aangezien uit beide onderzoeken blijkt dat beide nieuwe ontwikkelingen niet tot evenredige vermindering van de luchtkwaliteit zal leiden en gezien het feit dat de toename van het aantal ritten in werkelijkheid minder zal bedragen, kan nader onderzoek naar de luchtkwaliteit daarmee achterwege blijven. Het project is ten aanzien van de luchtkwaliteit uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Inleiding

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding (voorheen plankaart) en de regels.

Bij de opzet van de regels is aangesloten op de wettelijke regelingen, namelijk de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die per 1 juli 2008 in werking zijn getreden. Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

5.2 Bestemmingen

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen:

  • Centrum;
  • Verkeer - Verblijfsgebied.

Bij het bepalen en uitwerken van de bestemmingen is tevens rekening gehouden met de in deze toelichting omschreven ruimtelijke kwaliteiten en uitgangspunten.

Centrum

De gronden bestemd als Centrum zijn opgenomen ten behoeve van de nieuwe bebouwing aan de Hoofdstraat. De nieuwe bebouwing bestaat uit een supermarkt en een tweetal kleinschalige winkels/kantoren. Ook zijn op de begane grond lichte horeca-activiteiten mogelijk, zoals een lunchroom, ijssalon of koffiehuis. Boven deze commerciële ruimten zullen maximaal twee appartementen worden gerealiseerd.

Binnen de bestemming Centrum zijn tevens parkeervoorzieningen begrepen.

Bebouwing mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. In de verbeelding zijn de maximale (goot- en) bouwhoogten ter plaatse aangeduid.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied heeft betrekking op wegen met een functie ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Ook fiets- en voetpaden, verblijfsgebied, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen vallen binnen deze bestemming. Gebouwen mogen binnen de bestemming niet worden gerealiseerd.

5.3 Overige Regels

Naast de bovengenoemde bestemmingsregels zijn er nog:

  • inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  • algemene regels (anti-dubbeltelregel en afwijkingsregels);
  • overgangs- en slotregels (overgangsrecht en slotregel).

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten (d.d. 12 september 2013).

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 3 mei tot en met 13 juni 2013. Gedurende deze periode kon eenieder een inspraakreactie geven aan het college van burgemeester en wethouders. Ook is een informatieavond gehouden op 15 mei 2013. Tegelijkertijd is het bestemmingsplan toegezonden aan provincie en waterschap voor wettelijk vooroverleg.

Gedurende deze periode is één inspraakreactie ingediend. Tevens is een vooroverlegreactie van de provincie Drenthe en het Waterschap Reest en Wieden ontvangen. Deze zijn als bijlage aan het plan toegevoegd.

7.1 Overleg

Provincie Drenthe

Door de provincie Drenthe is aangegeven dat voor het bestemmingsplan het aspect zorgvuldig ruimtegebruik (herstructurering) aan de orde is. Het bestemmingsplan geeft voor de provincie geen aanleiding tot op- of aanmerkingen.

Reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Waterschap Reest en Wieden

Het Waterschap Reest en Wieden verzoekt de standaard waterparagraaf in de toelichting van het bestemmingsplan op te nemen.

Reactie

De standaard waterparagraaf is in de toelichting opgenomen.

7.2 Inspraak

De inspraakreactie is een bezwaar tegen de mogelijkheid een horecazaak te vestigen op de begane grond van het nieuwe pand. Gevreesd wordt voor overlast voor de bovenwoningen.

Reactie

De horecafunctie (horeca categorie 1) is als mogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen, vanwege de gemeentelijke wens voor het toestaan van uitwisseling van in het centrum passende functies. Of in een pand nu een winkel, een kantoor eventueel met baliefunctie of een lichte horecafunctie (broodjeszaak/ijssalon/koffiehuis) zit, maakt in een centrumgebied minder uit, maar dat er een passende functie in een pand zit, maakt wel degelijk uit.

Deze flexibiliteit was opgenomen in het bestemmingsplan voor Hoofdstraat 66 t/m 72 (Rabolocatie) om nog wat ruimte te geven aan de zich hier te vestigen functies en is opgenomen in de recent vastgestelde beheersverordeningen voor Zuidwolde, Ruinen en de Wijk. Hiermee is het gemakkelijker gemaakt om (lege) panden voor andere functies, passend in een dorpscentrumgebied, te gebruiken, dan wat er feitelijk zit.

De definitie voor 'horeca categorie 1' zoals in het voorontwerpbestemmingsplan gehanteerd, is gelijk aan de definitie zoals ook opgenomen in het bestemmingsplan Hoofdstraat 68-74. Geconstateerd is echter dat de definitie zoals opgenomen in de beheersverordening Zuidwolde net anders verwoord is. Aangezien de beheersverordeningen recenter zijn vastgesteld, zal de definitie aangepast worden in die voor 'lichte horeca' overeenkomstig de beheersverordening Zuidwolde.

Lichte horeca zijn vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt. Voorbeelden zijn lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie.

In vergelijking met de definitie voor 'horeca categorie 1', zoals deze was opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, geeft de definitie 'lichte horeca' duidelijker aan dat de toegestane functie moet sporen met de openingstijden van winkelvoorzieningen en dat logies hier dus geen onderdeel van mag uitmaken.

7.3 Terinzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 10 oktober 2013 tot en met 20 november 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan, omdat het met name uitvoeringsaspecten betreft.

Bijlagen

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Aanvullende Notitie Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Verkeersgeneratie Supermarkten In Zuidwolde

Bijlage 4 Faunaonderzoek

Bijlage 5 Advies Natuurwaarden

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Overlegreactie Provincie Drenthe

Bijlage 9 Overlegreactie Waterschap Reest En Wieden