Ruinerwold Zuid
Bestemmingsplan - gemeente De Wolden
Vastgesteld op 28-04-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Ruinerwold Zuid van de gemeente De Wolden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1690.BP00376-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning deel uitmakend van in een rij aaneengebouwde woningen;
1.7 aangebouwd bijgebouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
1.8 aan huis verbonden bedrijf:
kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.9 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.10 achtererf:
erf achter de lijn die het hofodgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.13 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (waaronder een overkapping die hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijde open is);
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.26 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.27 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.28 erker:
een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;
1.29 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 geschakelde woning:
een eengezinswoning waarbij de muren of muren van aanbouwen gedeeltelijk aan (aanbouwen van) andere woningen grenzen;
1.32 hoofdgebouw:
het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;
1.33 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.34 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.35 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aard is verbonden;
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
1.37 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.38 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.39 twee-aaneen gebouwde woning:
een eengezinswoning waarvan het hoofdgebouw is verbonden met het hoofdgebouw van één andere gelijksoortige en gelijkvormige woning (niet zijnde een tussenwoning), inclusief woningen met met elk een afzonderlijke dakconstructie;
1.40 uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.41 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;
1.42 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.43 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.44 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.45 woning:
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.46 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.47 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. - b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. - c. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren. - d. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. - e. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. - f. De horizontale diepte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een gebouw, gemeten loodrecht van de gevel. - g. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. - h. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend. - i. De ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een gebouw:
vanaf het peil tot de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) gebouw.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. buffer- en infiltratievoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
met daarbij behorende:
- c. paden en verhardingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. ondergeschikte nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bruggen, dammen en/of duikers;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
In de groenvoorzieningen ten westen en oosten van het woongebied dient een elzensingel te worden aangeplant en in stand te worden gehouden als landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen woningen in de bestemming Woongebied.
Artikel 4 Woongebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
- b. ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
- c. groenvoorzieningen, alsmede buffer- en infiltratievoorzieningen voor regenwater, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groen en water';
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- i. gebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- l. tuinen;
- m. erven;
- met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
- met dien verstande dat de situering van de groenvoorzieningen en buffer- en infiltratievoorzieningen voor regenwater ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groen en water' indicatief zijn bedoeld. De defintieve situering mag maximaal 5 meter afwijken van de aangegeven situering.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruik
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijken
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken
9.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
9.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik
10.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
10.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ruinerwold Zuid.
Hoofdstuk 1 Inleiding
KlokBouwOntwikkeling heeft een locatie gelegen aan de Buitenhuizerweg te Ruinerwold, kadastraal bekend Ruinerwold M1124, in eigendom. Voor de ontwikkeling van deze locatie is op 23 april 2014 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente De Wolden. Het betreft hier in eerste instantie de ontwikkeling van 20-22 woningen waarvan conform het Woonplan 2012-2015 minimaal 50% sociale woningbouw dient te zijn.
1.1 Vigerend Plan
Het plangebied maakt deel uit van de Beheersverordening Buitengebied (vastgesteld d.d. 31 oktober 2013) en heeft hierin de bestemming Agrarisch met waarden. Deze bestemming is in strijd met het voorgenomen plan om woningen te bouwen. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Wolden heeft aangegeven in principe medewerking te verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling van ca 20 woningen.
1.2 Leeswijzer
De toelichting gaat achtereenvolgens in op de volgende aspecten:
- de huidige situatie;
- de beleidsaspecten (gemeentelijk en provinciaal);
- de resultaten van de milieuonderzoeken, inclusief archeologie, flora en fauna, watertoets;
- de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling;
- de juridische vormgeving;
- de economische uitvoerbaarheid;
- de resultaten van de inspraak en het overleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historie En Landschap
Cultuurhistorie
Ruinerwold is van oudsher een lintdorp in de laagveenontginningen van De Wolden. Het dorp is in de Middeleeuwen ontstaan, eerst op de zandrug langs de Dr. Larijweg en later in het verlengde daarvan bij Haakswold. Vanaf deze smalle zandrug is het omliggende veen in lange, opstrekkende percelen ontgonnen. Op de zandrug, op de kop van de percelen, werden boerderijen gebouwd die een lang en gevarieerd bebouwingslint vormen.
Kaartbeeld rond 1900
In de negentiende eeuw groeide er een tweede bebouwingslint langs de Wolddijk. Deze dijk beschermt het achterliggende lint van de Dr. Larijweg tegen overstromingen van de Wold Aa. Nog steeds zijn beide linten aan de oostzijde van Ruinerwold goed zichtbaar door de karakteristieke tussenliggende open ruimte.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ontwikkelde zich een bebouwingskern rond de kruisingen van de Havelterweg, Dr. Larijweg, Kerkweg en Dijkhuizen. Door deze kernvorming raakte de open ruimte tussen beide bebouwingslinten stap voor stap verdicht. De meest recent toegevoegde bebouwing is een kleine nieuwe woonbuurt aan de oostzijde van de kern.
In de jaren negentig is aan de zuidkant van het lint Wolddijk-Dijkhuizen-Haakswold een nieuwe woonwijk gebouwd. Ook is in diezelfde tijd ten westen van de Kerkweg een bedrijventerrein aangelegd.
Buitenhuizen en Blijdenstein zijn kleine buurtschappen die nauw verbonden zijn met Ruinerwold. Ze liggen ten zuiden van Ruinerwold en ten zuiden van het plangebied op enige afstand van de kern van Ruinerwold. De buurtschappen zijn altijd eigenstandig herkenbaar gebleven door de openheid en onbebouwde ruimte tussen de buurtschappen en Ruinerwold.
Landschap
De laagveenontginningen, waarvan Ruinerwold deel uitmaakt, worden gekenmerkt door een smalle, opstrekkende percelering. De perceelsgrenzen bestaan vaak uit greppels of sloten, met aan een of twee zijden elzensingels. De elzensingels geven het landschap rond Ruinerwold een besloten karakter.
De bebouwingslinten van de Dr. Larijweg, de Wolddijk en Dijkhuizen staan dwars op deze percelering. De Dr. Larijweg bestaat uit een aaneenschakeling van boerderijen in een wisselende rooilijn ten opzichte van elkaar en de weg. Langs de erfgrens staan vaak hagen. De Dr. Larijweg staat bekend om zijn perenbomen aan de weg.
De bebouwing aan de Wolddijk ligt meest ' buitendijks', vaak direct aan de weg, maar ook in de tweede en derde lijn. De bebouwing is zeer gevarieerd, maar de erven en bebouwing staan haaks op de weg. Ook ten zuiden van de Wolddijk is de smalle percelering nog goed zichtbaar: door sloten in de omgeving van Ruinen en door de aanwezige elzensingels richting Ruinerwold, wat de omgeving daar een besloten karakter geeft.
Schematische voorstelling laagveenontginningen (bron: LOK De Wolden)
2.2 Huidige Inrichting
Het plangebied ligt aan de zuidkant van de kern Ruinerwold. Ten zuiden van het plangebied ligt het bebouwingslint van Buitenhuizen, dat als buurtschap nog goed herkenbaar is.
In het plangebied is momenteel geen bebouwing; het is agrarische grond.
Aan de noordzijde grenst het gebied aan de bebouwde kom. Deze bebouwde kom is nu de rand van het dorp. De dorpsrand bestaat uit woningbouw met achtertuinen richting het landschap. De rand wordt getypeerd door de woningen met lage goothoogte die schuilgaan achter het groen van de achtertuinen.
De straat Mickelhorst loopt door tot aan het plangebied. Om de dorpsrand heen loopt een sloot van het waterschap met een brede, openbaar toegankelijke berm. Het plangebied is vanaf de noordzijde via deze berm en een dam te bereiken.
Beeld vanaf de Mickelhorst
De westelijke perceelssloot
Het plangebied bestaat uit twee opgestrekte percelen grond. De perceelgrenzen worden gevormd door sloten. Langs de westelijke perceelssloot staat aan één zijde, op het aangrenzende eigendom een lage houtsingel met els en eik. In het plangebied zijn de voor dit landschap zo kenmerkende elzensingels langs de sloten verdwenen.
2.3 Water
Het plangebied valt onder het beheer van het Waterschap Reest en Wieden.
De primaire watergang
De sloot langs de noordzijde van het plangebied is een primaire watergang. Deze is in eigendom en wordt inclusief de schouwstrook onderhouden door het waterschap. Voor de perceelsloten van het plangebied geldt geen schouwplicht.
De oostelijke perceelssloot
De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen de +1.50m en +1.90m N.A.P.
Volgens de peilbeheerkaart van het waterschap is het zomerpeil 1,25 m NAP en het winterpeil + 0,85 m NAP.
Waterbeheergebieden met peilmaten
Op de primaire watergang ten noorden van de Pieter Jochemswal 2 is een overstort van het gemengde rioolstelsel van Ruinerwold.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Het beleid van het Rijk omtrent de ruimtelijke ordening is onder andere neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012), het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Wet ruimtelijke ordening met het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Wro en Bro).
SVIR
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen, zijn - voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Ladder Duurzame Verstedelijking
Deze drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is “een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten”. Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder van Duurzame Verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking bestaat uit drie treden (zie vorenstaande afbeelding). Deze stappen zijn geen blauwdruk voor alle nieuwe ontwikkelingen. Dat zou volgens het ministerie voorbij gaan aan de specifieke lokale omstandigheden, die van invloed zijn op de inpassing van ruimtevragende functies en het regionale maatwerk dat de overheden moeten kunnen leveren. De stappen die worden gevraagd, bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Trede 1 - Regionale vraag
In ruimtelijke plannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat sprake is van een actuele regionale behoefte. Het gaat hier om de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtevraag.
De afstemming van de regionale woningbouw afstemming vindt onder andere plaats via de Regionale Woonvisie. De Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (eerste fase) is in oktober 2012 door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012.
Op basis van de volgende uitgangspunten is tot onderstaande verdeling gekomen van de bevolkingsprognose XVIII:
- In de Omgevingsvisie is leidend dat het stedelijk gebied twee derde van de opgave kan realiseren en de plattelands gemeenten/kernen een derde van deze opgave.
- De verdeling van de woningbouwruimte die in de handreiking 2009 is opgenomen en is gebaseerd op de huishoudensprognose XVII van 2009.
Naar aanleiding van de vaststelling van de regionale woonvisie en bevolkingsprognose XVIII is het Uitvoeringsprogramma aangepast. Op 31 januari 2013 is deze gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Daarin wordt voor Ruinerwold het aantal nieuw te bouwen woningen van 35 naar 20 teruggebracht (voor de periode 2016-2020) en wordt een alternatieve locatie voor de uitbreidingslocatie Vondersland gezocht.
In juli 2012 is het Woonplan 2011-2015 vastgesteld. Hier wordt ingegaan op de vraag naar woningen in totaal en de verdeling naar doelgroep voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020 en 2030. De gemeente wil onevenwichtigheden in de lokale woningmarkt verminderen en heeft hiertoe prioriteiten gesteld. De gemeente wil de helft van de nieuw toe te voegen woningen laten bestaan uit sociale huur-en koopwoningen (tot € 180.000). Ook wil ze ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens (tot 35-40 jaar). Voor senioren worden aanpassingen in de bestaande woningvoorraad gestimuleerd.
Het uitbreidingsplan Ruinerwold Zuid, waar de helft van de woningen als starterswoningen in het goedkope marktsegment worden gebouwd, sluit aan bij de vorengenoemde prioriteitsstelling en de geraamde regionale vraag
Trede 2 - Bestaand stedelijk gebied
In 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2010-2013 vastgesteld. De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.
Er is op dit moment geen alternatieve locatie binnen het komgebied van Ruinerwold voorhanden waar de beoogde woningbouw kan worden gerealiseerd.
Van de drie uitbreidingslocatie die in de structuurvisie worden genoemd, is het plangebied op dit moment de enige reeële optie (zie ook paragraaf 3.4.2 Afweging woningbouw locaties).
Trede 3 – Openbaar Vervoer
Het plangebied is goed ontsloten op het openbaar vervoer. In het centrum van Ruinerwold op circa 8 minuten loopafstand van de toekomstige woonbuurt halteert de lijnbus 32 van Qbuzz. Deze lijndienst onderhoudt een uursdienstregeling tussen de NS-stations van Hoogeveen en Meppel. De reistijd tussen NS-station Meppel en het centrum van Ruinerwold bedraagt 10 minuten.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
Het omgevingsbeleid van de provincie Drenthe is vervat in de Omgevingsvisie (juni 2010) met bijbehorende Omgevingsverordening (februari 2012). Nieuwe inzichten en ontwikkelingen in Drenthe hebben geleid tot een beperkte aanpassing van de Omgevingsvisie Drenthe 2010. De geactualiseerde Omgevingsvisie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.
In de Omgevingsvisie is de provinciale ambitie verwoord om Drenthe als woonprovincie te versterken met aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Hierbij spelen de volgende punten een rol:
- gemeenten maken afspraken over soort en aantal woningen;
- bestaande woningen worden aangepast aan nieuwe woonwensen;
- nieuwe vormen van wonen, met experimentele architectuur.
Nieuwe ontwikkelingen in het kader van onder andere woningbouw dienen te worden gemotiveerd aan de hand van de drie treden van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf 3.1 Rijksbeleid). Bij de Omgevingsvisie is een handreiking opgenomen voor duurzame verstedelijking in Drenthe. Doelen bij het toepassen van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in Drenthe zijn onder andere zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe, het tegengaan van overaanbod met kwaliteitsverlies en leegstand en focus op bestaand stedelijk gebied.
Afweging
In het onderhavige plan, de zuidelijke uitbreiding van Ruinerwold zal agrarische grond die grenst aan de zuidelijke dorpsrand bebouwd worden. In het kader van de regionale afstemming is een regionale woonvisie opgesteld. Onder regionaal beleid wordt daarop ingegaan. In de gemeentelijke structuurvisie De Wolden is een afweging gemaakt ten aanzien van de locaties voor nieuw te bouwen woningen (zie onder gemeente). In deze afweging waar de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' een van de weginginstrumenten is geweest wordt betreffende locatie aangemerkt als uitbreidingslocatie.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Woonvisie
De afstemming van de regionale woningbouw afstemming vindt onder andere plaats via de Regionale woonvisie. De Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (eerste fase) is in oktober 2012 door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld.
De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012.
Alle bestemmingsplannen die nog niet 'hard' zijn worden besproken. De gemeente monitort regelmatig de ontwikkelingen en jaarlijks worden de plannen herijkt. Uitgangspunt van de regionale woonvisie is dat de gemeente in de pas blijft lopen binnen de aantallen die de gemeente op regionaal verband is toegewezen. Daarnaast wordt in de gaten gehouden of er niet teveel onderlinge concurrentie ontstaat tussen de plannen van buurgemeenten.
Afstemming van ontwikkelingen binnen de regio is ook gewenst gelet op de afvlakking van de groei, het palet aan woonmilieus in de regio en de relatie met andere functies (werken, recreatie en voorzieningen). De Wolden biedt binnen de regio landelijke en dorpse woonmilieus die bijdragen aan de totale regionale woonkwaliteit. Met de buurgemeenten wil De Wolden in de regionale woonvisie nadere afspraken maken over de afstemming. De inzet van de gemeente is hierbij de toevoeging van 270 woningen (2011-2016) en 170 woningen (2016-2021) (conform provinciale prognose), 75% in de hoofdkernen, 25% in de kleine kernen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie
De gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 is een strategische beleidsdocument met een uitvoeringsparagraaf. De structuurvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2011 en is alleen bindend voor de opsteller, in dit geval de gemeente.
De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.
Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. Indien in of bij de dorpen geen ruimte meer voor uitbreiding is, kan worden ingezet op landschappelijk bouwen in het buitengebied. De planmatige uitbreidingsrichtingen voor woningbouw in de vijf kerndorpen zijn met sterren op de visiekaart weergegeven. Ook voor onderhavige woonlocatie is met een ster aangegeven, zie navolgende uitsnede van de visiekaart.
Indicatieve uitbreidingen Ruinerwold
De uitbreidingsmogelijkheden aangegeven met de sterren zijn;
- oostelijk; de Perenhof
- westelijk; Vondersland
- zuidelijke uitbreiding
- zuidoostelijke uitbreiding
Het plangebied betreft de zuidelijke uitbreiding. De structuurvisie voorziet hier een uitbreiding met een mooi woonklimaat. Een aandachtspunt is dat het dorp Blijdenstein een aparte nederzetting blijft en niet aan Ruinerwold vastgroeit.
De woningbehoefte en het daarmee samenhangend bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan.
3.4.2 Woonplan
Op 12 juli 2012 is het Woonplan 2011-2015 vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van het wonen is neergelegd. Hierbij wordt ingegaan op de vraag naar woningen in totaal en de verdeling naar doelgroep voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020 en 2030.
De gemeente wil onevenwichtigheden in de lokale woningmarkt verminderen. De woningmarktopgave wordt deels door uitvoerende partijen (ontwikkelaars, woningcorporaties) zelf opgepakt. Daar wil de gemeente ruimte voor bieden. Enkele specifieke woningmarktopgaven worden echter minder vanzelfsprekend opgepakt. Voor die onderdelen geeft de gemeente sturing aan woningmarktontwikkelingen, te beginnen door het stellen van prioriteiten (prioriteiten 2 en 3 overlappen overigens met 1):
Prioriteit 1:
Voldoende aanbod sociale huur- (tot € 650,--) en koopwoningen (tot € 180.000),--: huishoudens met een laag en middeninkomen hebben in De Wolden beperkte mogelijkheden. Met nieuwe richtlijnen vanuit het Rijk over de toewijzing van sociale huurwoningen komt hier een nieuwe doelgroep bij: inkomens boven € 38.000,--. Zij kunnen niet terecht in een sociale huurwoning. Voor hen is een aanvullend aanbod sociale koopwoningen gewenst. De gemeente wil de helft van de toevoegingen laten bestaan uit sociale huur- en koopwoningen. Dit doet zij door in anterieure overeenkomsten hierover afspraken te maken met ontwikkelende partijen en dit vervolgens vast te leggen in bestemmingsplannen. Voor kleine locaties (minder dan vijf woningen) voorziet de gemeente in een compensatieregeling indien hier de sociale doelstelling niet haalbaar is.
Prioriteit 2:
Voldoende geschikte woningen voor senioren: voor de groeiende en gedifferentieerde groep senioren (vanaf 55 jaar; met onderscheid naar 55 - 75 jaar en 75+) wil de gemeente nieuwe woonconcepten toevoegen. Deels door aanpassing van de bestaande woningvoorraad te stimuleren (particulier en sociaal); toevoeging in de kerndorpen van geschikte nieuwe woonvormen (soms ook met zorginfrastructuur).
Prioriteit 3:
Ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens: Jongeren in De Wolden hebben last van de onevenwichtigheid op de lokale woningmarkt. Daarom wil de gemeente in alle kernen ruimte bieden aan ontwikkelingen voor jonge huishoudens (tot 35 - 40 jaar). Naast nieuwbouw van sociale huur- en koopwoningen, wil de gemeente flankerende instrumenten inzetten: afspraken over de verkoop van huurwoningen (KoopGarant) en mogelijkheden voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). De prioriteitstelling heeft belangrijke financiële consequenties voor de exploitatie van woningbouwplannen. Om dit haalbaar te maken, wil de gemeente ontwikkelende partijen ruimte bieden voor meer 'traditionele' koopwoningen.
Uitvoeringsprogramma woonplan
In het Uitvoeringsprogramma van het woonplan is de zuidelijke uitbreiding een zogenaamd 'zacht plan'. De Perenhof en Vondersland zijn de twee harde plannen. De Perenhof is op een paar woningen na vol gebouwd.
Op 31 januari 2013 is het herijkte Uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daarin wordt voor Ruinerwold het aantal nieuw te bouwen woningen van 35 naar 20 teruggebracht (voor de periode 2016-2020) en wordt een alternatieve locatie voor Vondersland gezocht.
Afwegingen woningbouwlocaties
Als alternatieve locaties voor Vondersland zijn de in de structuurvisie aangegeven de zuidoostelijke uitbreiding en de zuidelijke uitbreiding van Ruinerwold.
De zuidoostelijke uitbreiding voor Ruinerwold is gesitueerd op de bestaande sportvelden. Er is nog geen aanvang gemaakt met de voorbereiding van een besluit over de ruimtelijke en financiële implicaties en eventuele nieuwe sportlocaties. Een oplevering in 2016 van de eerste woningen is voor deze locatie niet te verwachten. Daarmee is de zuidelijke uitbreiding een reëel - en enig - alternatief voor Vonderland. Circa 3 ha zijn in eigendom van een partij die hier wel woningen wil ontwikkelen.
Prioriteitstellingen
In de planvorming is rekening gehouden met twee genoemde prioriteiten uit het woonplan:
- de helft van de woningen zal bestaan uit sociale koopwoningen;
- er worden voldoende woningen voor starters gerealiseerd.
De uitbreiding zal bestaan uit maximaal 22 woningen, waarvan 10 met een koopsom tot € 180.000.
In overleg met de gemeente en afhankelijk van de marktvraag wordt nader bezien of de ontwikkeling uitgebreid kan worden met per fase 10 extra woningen.
3.4.3 Waterplan
In het gemeentelijk waterbeleid wordt aangegeven dat zowel in nieuwbouwwijken als in bestaand stedelijk gebied het gebruik van een gescheiden riolering het streven is. Hierbij wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater dat naar de rioolzuiveringsinstallatie wordt vervoerd. Het hemelwater wordt hierbij zichtbaar afgekoppeld (onder andere afgevoegd via het oppervlaktewater).
3.4.4 Rioleringsplan
Op 12 september 2013 is het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan vastgesteld .In vergelijking met meer stedelijk gemeenten heeft De Wolden een relatief lage bebouwingsdichtheid en daardoor een uitgestrekt rioolstelsel. De onderhouds- en verbetermaatregelen worden daardoor meer verspreid getroffen. Thema’s in het nieuwe verbrede Gemeentelijke Riolerings Plan zijn:
- samenwerking waterketen;
- verbetermaatregelen robuust systeem;
- in stand houden voorzieningen;
- klimaatbestendig rioolsysteem;
- beperken milieubelasting door afvalwater;
- verminderen rioolheffing voor de inwoners.
3.4.5 Landschappelijk OntwikkelingsKader De Wolden
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd.
Er worden in het LOK randvoorwaarden aangegeven waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Er worden 'rode' en 'groene' middelen aangereikt die gebruikt kunnen worden voor het creeëren van bij het landschap en het dorp passende dorpsranden. Het LOK biedt dan ook goede aanknopingspunten voor deze planontwikkeling aan de rand van het dorp en de vormgeving van de nieuwe dorpsrand.
In het LOK is de volgende passage over Ruinerwold opgenomen: De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap. Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelsgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen.
Tevens is in het LOK opgenomen welke beplanting het beste past bij een bepaald gebied:
- Bosstroken en singelbeplanting op de perceelsgrenzen (bij Ruinerwold deels verdwenen);
- Erfbeplantingen, kleine boselementen en langs wegen;
- Elzensingels (met hulst) op perceelsgrenzen.
Als aandachtspunt is opgenomen dat de gebieden van oudsher een sterk besloten karakter hebben door de vele elzensingels. De gemeente wil graag dat nieuwe onwikkelingen juist de opstrekkende verkaveling accentueren. Hoewel de percelering in en rond het plangebied is opgeschaald en niet meer zo smal is als vroeger, is de opstrekkende verkavelingsrichting nog duidelijk zichtbaar.
Stedenbouwkundig komt dit ook duidelijk naar voren. Het raamwerk van groene randen (de perceelsrandbeplanting) sluit aan bij de landschappelijke hoofdstructuur. De bomenrij stopt niet bij de woonbuurt maar loopt nog 30 meter verder zuidwaarts langs de sloot. Dit sluit aanbij het LOK. Binnen het raamwerk van de perceelsrandbeplantingen is gekozen voor een ruimtelijke opzet met een centraal groen veld waar de woningen omheen gegroepeerd zijn aan een rondgaande straat. Het ensemble van de straat, plantsoentje en woningen krijgt hiermee een dorpskarakter.
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Bodem
Om te bepalen of de bodem van voldoende kwaliteit is (verontreinigingen), is een bodemonderzoek verricht (EcoReest; Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van: Buitenhuizerweg te Ruinerwold; projectnummer 141395, d.d. 9 december 2014).
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in het grondwater overschrijdingen van de streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Gelet op de natuurlijke herkomst van de gemeten gehalten aan zware metalen in het grondwater wordt de onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, hiermee derhalve bevestigd.
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, kan worden geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn.
De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein.
Het gehele onderzoek is als Bijlage 1 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
4.2 Archeologie
In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet en het Bro, is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.
De gemeente De Wolden beschikt over een eigen archeologiebeleid. Volgens de archeologische beleidskaart ligt het plangebied in een gebied met een lage verwachting, hierbinnen is een verkennend archeologisch onderzoek, en zo nodig een karterend en/of waarderend onderzoek, verplicht bij ingrepen groter dan 3 ha. en dieper dan 30 cm. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1,3 ha. Daarmee vervalt de verplichting van een archeologisch onderzoek.
Hoewel onderzoek vooraf niet nodig is blijft voor de toekomstige bodemingrepen (o.a. te verlenen bouwvergunningen) artikel 53 van de monumentenwet van toepassing. Dit artikel houdt in dat indien archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dat hiervan direct melding dient te worden gedaan bij de gemeente De Wolden en de provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden, Westerbrink 1, 9405 BJ , Assen, 0592-365220
4.3 Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Het hinderonderzoek richt zich op hinder in de vorm van geur, geluid, stof en gevaar vanwege bedrijven in de omgeving. De mogelijke hinder vanwege omliggende bedrijven wordt inzichtelijk gemaakt door gebruik te maken van de aanbevolen richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). In deze uitgave is de minimum afstand van woningen tot bedrijven aangegeven. Hierbij wordt uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'.
Daarnaast zijn ook milieuafstanden aanwezig op basis van agrarische wet- en regelgeving, waaronder de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet ammoniak en veehouderij.
4.3.1 Omgeving
De volgende milieurelevante bedrijven zijn in de nabijheid van de woningbouwlocatie gelegen.
Adres | Activiteit | Benodigde afstand |
Buitenhuizerweg 2 te Ruinerwold | Rundveehouderij | Zie paragraaf 4.3.2 |
Buitenhuizerweg 4 te Ruinerwold | Varkenshouderij | Zie paragraaf 4.3.2 |
Buitenhuizerweg 6 te Ruinerwold | Rundveehouderij | Zie paragraaf 4.3.2 |
4.3.2 Geur
Op de locatie Buitenhuizerweg 3 te Ruinerwold was een rundvee- en varkenshouderij gevestigd. De geldende vergunning is op 30 december 2009 geheel ingetrokken. Er vinden geen bedrijfsactiviteiten meer plaats. Er is een woonbestemming op het perceel van toepassing. Daarom is dit bedrijf niet als milieurelevant meegenomen.
In de directe omgeving van de geplande locatie bevinden zich een varkenshouderij en twee melkrundveehouderijen die mogelijk woningbouw kunnen belemmeren.
Op het perceel Buitenhuizerweg 4 te Ruinerwold staat een varkenshouderij. Voor dit perceel is op 30 juni 2011 een veranderingsvergunning Wet milieubeheer verleend voor het houden van de volgende dieraantallen:
Diercategorie | Rav-code | Factor Geur emissie | Factor NH3 emissie | Aantal dieren | Geur emissie | NH3 emissie |
Kraamzeugen (inclusief biggen tot spenen) | D 1.2.6 | 27,9 | 4,00 | 80 | 2.232,0 | 320,00 |
Guste en dragende zeugen | D 1.3.12.4 | 4,7 | 2,80 | 243 | 680,4 | 153,09 |
Biggenopfok (gespeende biggen) | D 1.1.100.1 | 7,8 | 0,69 | 1.008 | 7.862,4 | 695,52 |
Dekberen, 7 maanden en ouder | D 2.4.4 | 2,8 | 0,83 | 1 | 2,8 | 0,83 |
Vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking | D 3.2.15.4.2 | 3,5 | 0,45 | 25 | 87,5 | 11,25 |
TOTALEN | 1.357 | 10.865,1 | 1.180,69 |
Voor het aspect geurhinder is de Wet geurhinder en veehouderij het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. In artikel 3, lid 1, onder c en d is bepaald dat de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen buiten een concentratiegebied 2,0 odour units per kubieke meter lucht (ouE/m3) in de bebouwde kom en 8,0 ouE/m3 buiten de bebouwde kom mag bedragen.
De raad van gemeente De Wolden heeft op 4 maart 2010 een geurverordening vastgesteld. Deze geurverordening is echter niet van toepassing op ruimtelijke plannen.
V-Stacks vergunning
Om te bepalen of het plangebied binnen de geurcontouren van deze veehouderij is gelegen, zijn berekeningen met V-Stacks vergunning uitgevoerd (zie Bijlage 2). In deze berekeningen is uitgegaan van de worst case situatie waarbij het emissiepunt van Buitenhuizerweg 4 op die locatie van het bouwvlak van dit bedrijf is gelegd dat het dichtst bij de het plangebied ligt. De waarneempunten zijn gelegd op de meest nabijgelegen te realiseren woningen in het plangebied. Uit de berekening blijkt dat de hoogste geurbelasting op de dichtstbij gelegen geprojecteerde woning 2.0 ouE/m3bedraagt. Door middel van een bouwvlak wordt de minimaal aan te houden afstand tot de veehouderij aan de Buitenhuizerweg 4 geborgd.
Als wordt uitgegaan van de vergunde situatie en daarmee de bestaande rechten van het bedrijf dan bedraagt de maximale geurbelasting op de dichtstbij gelegen geprojecteerde woning 1,6 ouE/m3 .
Het bedrijf heeft in 2015 een principeverzoek ingediend voor het uitbreiden van het huidige bouwblok in noordelijke richting en daarmee ook in de richting van de kern Ruinerwold en het plangebied. Dit verzoek is afgewezen, omdat uit de geurberekening, die is uitgevoerd voor dit principeverzoek bleek dat, zelfs met toepassing van luchtwassers met de grootste geurreducerende werking, de grenswaarden van de Wet geurhinder en veehouderij overschreden zouden worden. Door het uitbreiden van de bestaande stallen binnen het huidige bouwblok gaat de geurbelasting naar beneden ten opzichte van de huidige vergunde situatie, omdat er nieuwe luchtwassers zouden worden geplaatst. Als de stallen verder zouden uitbreiden buiten het bouwblok, dan zou de geurbelasting hoger worden in vergelijking met uitbreiding binnen het huidige bouwblok.
Samengevat kan worden gesteld dat de geurnorm van 2,0 ouE/m3 op de geprojecteerde woningbouw niet wordt overschreden in de vergunde situaite en ook niet als wordt uitgegaan van de worst case scenario, waarbij alle geur geëmitteerd wordt vanaf de rand van het bouwblok die het meest dichtbij de grens van het plangebied ligt. Uit de beoordeling van het principeverzoek is gebleken dat er uitbreidingsmogelijkheden zijn binnen het bouwblok, waarbij de geurbelasting lager kan worden in vergelijking met de vergunde situatie. Er zijn op dit moment geen concrete uitbreidingsplannen bij de gemeente bekend. De planontwikkeling vormt dan ook geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de varkenshouderij aan Buitenhuizerweg 4.
Achtergrondniveau geurbelasting
Naast de geurbelasting van het individuele bedrijf aan Buitenhuizerweg 4 is ook het achtergrondniveau van geur veroorzaakt door bestaande veehouderijen in de omgeving in beschouwing genomen. Hiervoor is een berekening gemaakt van de geuremissie van alle intensieve veehouderijen binnen een straal van 2 km van de beoogde woningbouwlocatie. Inclusief het bedrijf aan de Buitenhuizerweg 4 zijn dit drie agrarische bedrijven.
In de Handreiking geurhinder en veehouderij uit 2014 van het RIVM worden voor het aspect geurhinder de 'milieukwaliteitscriteria' gehanteerd, die in de onderstaande tabel zijn opgenomen.
Classificatie achtergrondbelasting (RIVM) | |
Achtergrondbelasting Geur – Ou/m3 | Classificatie leefklimaat |
1 – 1,5 | zeer goed |
1,5 – 3,5 | goed |
3,5 – 6,5 | redelijk goed |
6,5 -10 | matig |
10 – 14 | tamelijk slecht |
14 - 19 | slecht |
19 – 25 | zeer slecht |
> 25 | extreem slecht |
Deze geven de relatie weer tussen de achtergrondbelasting en een classificatie van het woon- en leefmilieu. Uit deze tabel valt af te lezen dat bij een achtergrondbelasting van 1,5-3,5 Ou/m3 het RIVM een gebiedsclassificatie van "goed" heeft vastgesteld. Uit de berekening van de achtergrondbelasting blijkt dat de uitbreiding deze achtergrondbelasting kent. De berekening is opgenomen in Bijlage 2.
Er wordt dan ook geconcludeerd dat, gezien de individuele geurbelasting veroorzaakt door de varkenshouderij aan Buitenhuizerweg 4 en de achtergrondconcentratie veroorzaakt door de bestaande intensieve veehouderijen in de omgeving van het plangebied, er ter plaatse van de gepojecteerde woningbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Op de percelen Buitenhuizerweg 2 en 6 zijn rundveehouderijen gelegen. Tot een veehouderij waar dieren aanwezig zijn waarvoor geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld moet een afstand van 100 meter worden aangehouden indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen. De te realiseren woningen zullen onderdeel van de bebouwde kom gaan uitmaken. De onderstaande tabel geeft de situatie weer.
Adres | Gewenste afstand tot ontwikkeling woningen | Voldoende afstand |
Buitenhuizerweg 2 | 100 meter | Ja |
Buitenhuizerweg 6 | 100 meter | Ja |
De afstand van de gewenste locaties tot aan de bedrijfsonderdelen van de rundveehouderijen aan de Buitenhuizerweg 2 en 6 is voldoende.
4.3.3 Bedrijven en milieuzonering
Bij de beoordeling of woningbouw in de omgeving van bedrijven mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009).
De onderstaande tabel geeft de situatie weer:
Adres | Aard inrichting | Gewenste afstand | Werkelijke afstand * | Voldoende afstand t | |
Buitenhuizerweg 2 | Rundveehouderij | 100 meter | 275meter | Ja | |
Buitenhuizerweg 4 | Varkenshouderij | 200 meter | 260 meter | Ja | |
Buitenhuizerweg 6 | Rundveehouderij | 100 meter | > 200 meter | Ja |
*gemeten vanaf de rand van de perceelgrens, afstand bij benadering
Uitgaande van de tabel van de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" wordt aan de richtafstand voor geur voldaan.
4.3.4 Conclusie
De Wet geurhinder en veehouderij vormen geen belemmering voor de realisatie van het plan. Dit is gebaseerd op de uitkomsten van de V-Stacks vergunning berekening en op de uitkomsten van de berekening van de achtergrondbelasting. .
Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.
4.4 Verkeer En Wegverkeerslawaai
Algemeen
Het plan bestaat uit het realiseren van ca 22 woningen. Deze woningen generen verkeer. Daarom dient aandacht te worden geschonken aan de aspecten verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, en geluidhinder.
Aan de hand van de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeers-generatie" van 2012 is berekend indien de ontwikkeling 20 woningen betreft dit ongeveer 160 ritten per etmaal genereert en als de ontwikkeling 30 woningen zou betreffen dit ongeveer 240 ritten per etmaal genereert.
Verkeersafwikkeling
De enige mogelijkheid om de locatie te ontsluiten, is via de doodlopende tak in de Mickelhorst ter hoogte van nummer 17. Het huidige profiel van dit deel van de Mickelhorst is smal, ongeveer 3,8 m. Voor de ontsluiting van de betreffende woningen dient de Mickelhorst te worden verbreed tot een breedte die passend is voor het te verwerken verkeersaanbod. Langs de Mickelhorst liggen openbare groenstroken met voldoende afmetingen. Over de gewenste wegverbreding zal nader overleg plaats vinden met de afdeling Openbare werken.
Een toename van 160 tot 240 motorvoertuigen/etmaal op de Mickelhorst is wat betreft de afwikkeling van het verkeer geen probleem. Filevorming zal hierdoor beslist niet ontstaan.
Wel verdient het uit oogpunt van calamiteiten aanbeveling de nieuwe buurt van een tweede ontsluiting te voorzien. Gedacht kan worden aan een fiets/voetpad naar Pieter Jochemswaal ter hoogte van nr 2. Deze ontsluiting kan eventueel ook door de hulpdiensten worden gebruikt. Hierover vindt overleg plaats met de hulpdiensten.
Verkeersveiligheid
De bestaande wijk is ingericht als 30 km/uur-gebied. Ook het nieuwe deel zal op deze wijze worden ingericht. Als vuistregel voor maximale verkeersintensiteiten in een 30 km/uur-gebied waarbij geen voorzieningen zijn getroffen voor voetgangers bedraagt ongeveer 1.000 tot 1.500 motorvoertuigen/etmaal. Ook na de realisatie van de 22 woningen zullen deze verkeersintensiteiten niet worden bereikt. De vormgeving van de aansluiting en wegen zal omwille van de herkenbaarheid op dezelfde wijze plaatsvinden als in het overige deel van de wijk.
Geluidhinder
Formeel behoeft geen onderzoek te worden gedaan naar geluidhinder omdat het hier een 30 km/uur-gebied betreft. Deze wegen zijn vrijgesteld van akoestisch onderzoek. Volledigheidshalve is er echter globaal gekeken naar het geluidsaspect. Uit een globale berekening blijkt dat de geluidsbelasting van de meest nabijgelegen woning ruim onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft (43 dB). Daarmee wordt het woon- en leefmilieu voldoende gewaarborgd.
Desalniettemin zullen met name de bewoners aan weerszijden van het betreffende deel van de Mickelhorst meer verkeerslawaai ervaren dan in het verleden. Want nu maakt slechts één woning gebruik van het doodlopende deel, in de toekomst zijn dat er meer.
Het resultaat van de berekening is als Bijlage 3 aan dit plan toegevoegd.
4.5 Luchtkwaliteit
Regelgeving
De regels ten aanzien van luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
NSL/nibm
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 22 woningen. Op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) is de verkeersgeneratie ritproductie van een woning (uitgaande van het gemiddelde aantal ritten) bepaald op 7,8 ritten per etmaal. De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve afgerond 156 ritten.
Nibm-tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil de nibm-tool mei 2014 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.
4.6 Externe Veiligheid
Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen (Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen), vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen (Besluit externe veiligheid trasnsportroutes met bijbehorend Basisnet) en vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen).
De belangrijkste risicomaten zijn het plaatsgebonden risico, weergegeven in de 10-6-contour (grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten) en het groepsrisico (ontwikkelingen in het invloedsgebied getoetst aan een oriënterende waarde).
Om te bepalen of in de omgeving van het plangebied risicovolle objecten liggen, is de risicokaart geraadpleegd.
Uit deze kaart komt naar voren dat nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen, risicovolle wegen of risicovolle buisleidingen aanwezig zijn.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van risicovolle objecten. Daarmee worden geen belemmeringen op het plangebied gelegd en is het planvoornemen uitvoerbaar.
4.7 Water
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
In dit kader moet de watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Reest en Wieden.
Het waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.
Het planvoornemen is voorgelegd aan het Waterschap Reest en Wieden middels de digitale watertoets. Op grond van de digitale watertoets heeft het waterschap aangegeven dat de 'normale procedure' moet worden gevolgd. De uitgangspuntennotitie is als Bijlage 4 aan dit plan toegevoegd.
Het plan ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Rond het plangebied liggen schouwsloten en watergangen van het waterschap. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP1,25 m (opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden).
De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP 1,80 m.
De bodem (deklaag) van het perceel bestaat voornamelijk uit een zand ondergrond.
De maximale grondwaterstand ligt tussen 40 en 80 cm onder het maaiveld (Gt VI0).
In relatie tot een duurzaam stedelijk waterbeheer zal rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Er wordt gestreefd naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen (geen uitlogende materialen) om het regenwater schoon te houden.
Er wordt in het plan rekening gehouden met gescheiden waterstromen. Het regenwater wordt binnen het plangebied verwerkt. Bij het gescheiden afvoeren van regenwater wordt rekening gehouden met de drempelhoogte in relatie tot de fluctuatie van het ontvangende water.
Om wateroverlast en grondwateroverlast rond de bebouwing te voorkomen, zal de bebouwing op voldoende hoogte worden aangelegd.
Ter compensatie voor de versnelde afvoer van afstromende regenwater door het toenemen van de verhardingen in het gebied zal aan de zuidzijde van het plangebied een plasdrasstrook worden gerealiseerd. Deze plasdras strook heeft een ecologische en een waterbergende functie.
4.8 Natuurwaarden
Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw) en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 20 november 2014 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.
Terreinomstandigheden
Het plangebied ligt ten zuiden van en grenst aan de kern van Ruinerwold. Het grenst daarmee aan een bestaand woongebied langs de weg de Mickelhorst. Ten oosten, westen en zuiden liggen intensieve akkerbouwpercelen, hoofdzakelijk maïs. Ook het plangebied zelf bestaat hoofdzakelijk uit maïsakkers, en wordt doorsneden met enkele sloten.
Plangebied vanuit het noorden
Plangebied vanuit het zuidoosten
4.8.1 Soortenbescherming
Flora- en faunawet
Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Ffw van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.
Inventarisatie
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF)1 via Quickscanhulp.nl2 (© NDFF - quickscanhulp.nl 19-11-2014 11:41:23) blijkt dat in een straal van 1 kilometer rond het plangebied de laatste vijf jaar verschillende op basis van de Ffw middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. Het betreft voornamelijk waarnemingen van vaatplanten (daslook en waterdrieblad), zoogdieren (vleermuizen) en vogels. Daarnaast zijn de zwaarder beschermde soorten kleine modderkruiper en noordse winterjuffer uit de directe omgeving bekend. Op basis van het veldbezoek blijkt echter dat het plangebied een beperkte natuurwaarde heeft. De beplanting in het plangebied bestaat vooral uit oeverbegroeiing langs sloten met onder meer riet, liesgras en mattenbies. Langs de meest westelijke sloot komt iets hoger opgaande beplanting voor met soorten als zwarte els, boswilg, zomereik en braam. Deze beplanting staat langs de westzijde van de sloot, buiten het plangebied. Ten noorden van het plangebied komen diverse erfbeplantingen voor. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden gezien de terreinomstandigheden ook niet verwacht.
1 Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens: de Gegevensautoriteit Natuur heeft vastgesteld dat ze kloppen. Informatie is te vinden op www.natuurloket.nl.
2 Quickscanhulp.nl is een online applicatie waarmee een afgeleide van data uit de NDFF wordt weergegeven. Het is daarmee een hulpmiddel voor ervaren ecologen om te bepalen of een beschermde soort wel of niet in het plangebied kan voorkomen. Quickscanhulp.nl geeft aan op welke afstand waarnemingen van beschermde soorten in relatie tot het plangebied zijn aangetroffen. Voor Quickscanhulp.nl worden alleen gevalideerde waarnemingen gebruikt, de Gegevensautoriteit Natuur staat hiervoor in.
In het plangebied komt geen bebouwing voor en zijn geen bomen met holtes aanwezig. Verblijfplaatsen voor vleermuizen alsmede nestplaatsen van huismus, gierzwaluw of andere vogelsoorten met een jaarrond beschermde nestplaats komen niet voor. Wel heeft het plangebied een beperkte functie als foerageergebied voor vogels als zwarte kraai, spreeuw en merel en mogelijk ook voor vleermuizen als laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Alle vleermuissoorten alsmede nesten van vogels zijn streng beschermd.
De sloten in en rond het plangebied zijn met behulp van een fijnmazig schepnet bemonsterd op het voorkomen van kleine modderkruiper. Deze is echter niet aangetroffen. Gezien de matige waterkwaliteit van de sloten is het voorkomen van deze soort ook niet waarschijnlijk. Wel is de niet beschermde tiendoornige stekelbaars in alle sloten aangetroffen.
Binnen het plangebied wordt verder de aanwezigheid van enkele op basis van de Ffw licht beschermde soorten verwacht. Het betreft onder meer bosmuis, huisspitsmuis en veldmuis. Ook licht beschermde amfibieën als bruine kikker en bastaardkikker komen waarschijnlijk voor. In de opgaande beplanting langs de meest westelijke sloot komen mogelijk soorten als merel, roodborst en vink tot broeden. Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd. Nestplaatsen van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats zijn niet aangetroffen en worden evenmin verwacht.
Toetsing
De werkzaamheden in het plangebied betreffen het omzetten van intensief agrarisch gebied met enkele sloten tot een woongebied met bijbehorende infrastructuur. Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zal het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen niet veranderen. Ook vogels kunnen het plangebied als foerageer- en broedgebied blijven gebruiken, sommige soorten profiteren mogelijk van de functieverandering, andere soorten juist niet.
Voor vogels geldt dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er (in de directe omgeving) in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Ffw kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. Wanneer buiten het broedseizoen wordt begonnen met de werkzaamheden moeten, wanneer uitloop plaatsvindt in het broedseizoen, zonder grote tussenperioden worden doorgewerkt.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verder verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij exemplaren worden verwond en/of gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Ffw.
Nader onderzoek steenuilen
Naar aanleiding van een ingediende zienswijze, is in verband met de eventuele aanwezigheid van uilen aan de Buitenhuizerweg, ten zuiden van het plangebied, een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek is een verblijfplaats met drie steenuilen waargenomen op het erf van Buitenhuizerweg 2. Op de overige erven aan de Buitenhuizerweg zijn geen uilen aanwezig. Wel nemen bewoners met regelmaat uilen (kerkuil en steenuil) waar.
Geconcludeerd wordt dat van de beoogde woningbouwplannen geen negatieve effecten op de functionele leefomgeving van de aanwezige steenuilen en kerkuil zijn te verwachten. Het nemen van vervolgstappen,zoals het aanvragen van een ontheffing op de Flora- en faunawet zijn in deze situatie niet aan de orde. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.
4.8.2 Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het Natuurbeleidsplan waarin het concept van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is opgenomen.
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale EHS is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).
Inventarisatie
Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Nbw 1998 of de EHS. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied in het kader van de Nbw 1998 betreft het Natura 2000-gebied Holtingerveld, gelegen op een afstand van ongeveer 6 kilometer ten noorden van het plangebied. Het dichtstbijgelegen element van de Ecologische hoofdstructuur betreft singels en bosjes langs de Buitenhuizerweg op circa 1 kilometer afstand.
Toetsing
Gezien de terreinomstandigheden en ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkelingen, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht.
4.8.3 Conclusie
Op basis van de ecologische onderzoek is een voldoende beeld ontstaan. Uit het ecologisch onderzoek is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.
Met inachtname van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Voor het plan is verder geen vergunning op grond van de Nbw 1998, dan wel een ontheffing van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe voor het aspect Natuur nodig.
Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de om-standigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële ef-fecten en cumulatie.
Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht moet het bevoegd gezag zijn eventuele keuze om géén m.e.r.-beoordeling uit te voeren voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden die zijn opgenomen in het Besluit m.e.r. Uit de verrichte milieuonderzoeken blijkt voorts dat het planvoornemen geen (significante) negatieve effecten op de omgeving legt. Voor het planvoornemen hoeft derhalve geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Uitgangspunten
Voor de uitgangspunten van de planopzet zijn de hierboven beschreven beleidskaders ( de Woonvisie, het Woonplan en het Landschappelijk Ontwikkelingskader), de hierboven beschreven onderzoeken en de marktontwikkelingen bepalend. Hieronder volgt een kort resumé van de uitgangspunten.
Het woonprogramma
Conform de woonvisie en de herijking van het Uitvoeringsprogramma is het maximaal te bouwen woningen voor het nieuwe plan 22 woningen. Van deze woningen zal de helft bestaan uit goedkope koopwoningen met een prijs tot €180.000, de zogenaamde starterswoningen. Dit betekent dat circa 10 van de te bouwen woningen rijtjes woningen zullen zijn en dat de overige woningen bestaan uit twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Voor de tussenwoningen is het minimale streefoppervlak voor de kavel 135 m2.
De landschappelijke uitgangspunten en inpassing
In het Landschappelijk Ontwikkeling Kader wordt voor de laagveenontginningen zoals in Ruinerwold aangegeven dat lintbebouwing met een wisselende rooilijn, al dan niet met bebouwing in de tweede lijn, passend is. Ten zuiden van het plangebied ligt het oude bebouwingslint van Buitenhuizen. Hier moet afstand tot worden gehouden. De uitbreiding dient daarom dicht tegen de bestaande dorpsrand aan te liggen en niet te ver zuidwaarts het open gebied in te steken.
De inpassing van een dorpsrand kan met bomenrijen, elzensingels en struweel worden gecompleteerd. De kenmerkende opstrekkende verkavelingsrichting is in en rondom het plangebied duidelijk zichtbaar, ondanks dat de percelering is opgeschaald en niet meer zo smal is als eertijds. Deze opstrekkende verkaveling vormt een belangrijke landschappelijke drager van het gebied, die ook binnen het plangebied een sterke drager kan zijn. Bestaande en her te planten elzensingels aan de rand van het plangebied kunnen een fraaie en passende groene grens zijn. Langs deze groene dorpsrand mogen geen parkeervoorzieningen worden aangelegd.
Flexibiliteit en uitbreidbaarheid
Gelet op de moeilijk te voorspellen marktontwikkelingen is het wenselijk dat er enige flexibiliteit in de planopzet zijn. De situering van de rijtjes woningen moet kunnen variëren. En veel kavels moeten geschikt zijn voor een vrijstaande of twee twee-onder-een kapwoningen. Voor een goede toekomstwaarde van de hoekwoningen en de twee-onder-een kapwoningen is het belangrijkrijk dat er voldoende ruimte is voor een garage.
Het woningbouw plan moet later op eenvoudige wijze uit te breiden zijn in zuidelijke richting.
Zicht vanaf de Mickelhorst op het plangebied
Verkeer en parkeren
De enige mogelijkheid om de locatie voor autoverkeer te ontsluiten is via de doodlopende tak in de Mickelhorst ter hoogte van nummer 17. In het plangebied moet een goede 'rondrij route' zijn, zodat het autoverkeer twee kanten op kan en de vuilniswagen eenvoudig door kan rijden. Voor langzaam verkeer wordt een tweede aansluiting gecreëerd tussen Mickelhorst 1 en Pieter Jochemswal 2. Voor de dimensionering van de straten en voor de berekening van de benodigde parkeerplaatsen wordt de ASVV 2012 gehanteerd.
Water
Ter compensatie voor de versnelde afvoer van afstromende regenwater door de toegenomen verhardingen in het gebied dient 10% van het verharde oppervlak te worden ingezet als wateroppervlak. Voor deze berekening worden de woningkavels als 75% verhard beschouwd.
Planopzet
Er is gekozen voor een planopzet waarbinnen een raamwerk van groene randen een flexibele invulling mogelijk is. Het raamwerk van groene randen (de perceelsrandbeplanting) sluit aan bij de landschappelijke hoofdstructuur, die wordt gevormd door de opstrekkende noord-zuid percelering. Langs de bestaande westelijke en oostelijk perceelssloot die de randen van de woonbuurt zijn, wordt een elzen bomenrij terug geplant. Deze bomenrij stopt niet bij de woonbuurt maar loopt circa 30 m verder zuidwaarts langs de sloot. Dit is passend bij de opstrekkende percelering van het landschap èn vanaf de Kerkweg zal de bomenrij het zicht op de nieuwe woonbuurt grotendeels afschermen. Langs de zuidrand wordt een combinatie van een waterbuffering en groen aangelegd. De omvang van de waterbuffering wordt nader onderzocht. Deze zone wordt in contrast met de elzen rijen ruig en natuurlijk aangelegd en zal mogelijk bestaan uit riet, bloemenmengsels, struweel en flauwe taluds.
Binnen het raamwerk met de perceelsrandbeplantingen is gekozen voor een ruimtelijke opzet met een centraal groen veldje waar de woningen om heen gegroepeerd zijn aan een rondgaande straat die aansluit op de Mickelhorst. Het ensemble van straat, plantsoentje en woningen moet een klassiek dorpskarakter krijgen. Op het groene veldje kan door een combinatie van groen, spelen en een wadi/wateropvang een deel van de te bergen wateropgave realiseerd worden
Voorbeeld uit de wijk Huurlingsedam van combinatie wadi, groen en spelen
De noord-zuid straten zijn doorgetrokken tot aan de nieuwe zuidelijke dorpsrand. Op die wijze is de hoofdbebouwingsrichting evenwijdig aan de opstrekkende laagveenverkaveling en de perceelsrandbeplanting en kan eventueel in de toekomst verder zuidwaarts uitgebreid worden.
Indicatieve ontwerpverkaveling
Bebouwing
De bebouwing bestaat uit circa 22 eengezinswoningen. Er worden circa 11 woningen als rijtjeshuis gebouwd met een koopsom tot € 180.000. De rijtjes zullen uit maximaal 5 woningen bestaan. In de hierboven getoonde indicatieve ontwerpverkaveling zijn twee rijtjes met circa 4 woningen en één rijtje met circa 3 woningen getekend. De overige woningen bestaan uit twee-onder-een kap woningen en vrijstaande woningen.
De woningen zijn georiënteerd op de straat of het woonpad. Aangezien de straat rondom het centrale groene pleintje loopt, oriënteren de aanliggende woningen zich ook op het groene pleintje.
De bebouwing in de noordrand, in het verlengde van de bestaande Mickelhorst, staat in een wisselende rooilijn langs de gebogen entreestraat. De entree straat heeft als begeleiding van de buiging een laanbeplanting langs de noordzijde.
De noord-zuid bebouwingsstroken lopen evenwijdig met de perceelsrandbeplanting langs de bestaande sloten.
De woningen hebben een maximale hoogte van twee bouwlagen met een kap.
Straat en paden
De route voor de auto's in het woonbuurtje, vanaf de aansluiting op de Mickelhorst en rondom het centrale groene pleintje, wordt vormgegeven als een klassieke straat met betonnen straatklinkers. Langs de straat komt aan de woningzijde een stoep met trottoirtegels en waar nodig een langsparkeerstrook. Tegenover de rijtjes woningen zullen insteekparkeerplaatsen aangelegd worden. De entreestraat, in het verlengde van de bestaande Mickelhorst, wordt begeleid met een enkelzijdige laanbeplanting.
De insteekstraatjes tussen het groene pleintje en de zuidrand worden vormgegeven als een woonerf en uitgevoerd in trottoirtegels. Naast de insteek ligt een groenstrook. Dit is de ruimtereservering voor een eventuele toekomstige straat met stoepen indien er verder zuidwaarts uitgebreid wordt. Tot dan is er door de brede insteek vanaf de middengebied ruim zicht op het buitengebied.
Tussen de Pieter Jochemswal 2 en de Mikkelhorst 1 en langs de waterschapssloot wordt een half verhard voetpad aangelegd, die uitkomt op het groene pleintje. Voor het langzaam verkeer uit de woonbuurt is dit de korte route naar de basisschool en andere dorpsvoorzieningen.
Parkeren
De parkeervoorzieningen moeten passen bij het dorpse karakter van Ruinerwold. Dit betekent dat er dicht bij huis, bij voorkeur op het eigen erf geparkeerd kan worden. Parkeerplaatsen in de openbare ruimte liggen eenvoudig langs de straat en er is voldoende ruimte om een incidentele parkeerpiek op te vangen. Een concentratie van verharding met insteekparkeerplaatsen of parkeerterreinen wordt vermeden.
Voor de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de ASVV 2012.
Er is uitgegaan van een woonomgeving in een "niet stedelijk gebied" en "rest bebouwde kom". Van deze parkeercijfers is het gemiddelde genomen. Dit resulteert in een parkeernorm van 2,3 parkeerplaats voor een vrijstaande koopwoning, 2,2 parkeerplaats voor een twee-onder-een kap woning en 2,0 parkeerplaats voor een koop tussen of hoek woning .
Voor de meeste woningen zal, met uitzondering van de tussen woningen op eigen erf op de oprit voor de garage geparkeerd worden. Voor het parkeren op eigen erf wordt een gemiddeld berekeningsaantal van 1,3 parkeerplaats aangehouden. In Bijlage 6 staat de parkeerberekening voor de ontwerpverkaveling.
Conclusie
De hierboven getoonde ontwerpverkaveling met ca 29 parkeerplaatsen in het openbaar gebied voldoet aan de parkeernorm uit de ASVV 2012.
Groen en water
In het plangebied zijn verschillende types groen en water te onderscheiden.
In het gebied
Centraal in de woonbuurt ligt een groen veldje. Het veldje zal in samenspraak met de nieuwe bewoners ingericht worden. Een deel van het groene veldje zal als wadi voor de wateropvang worden ingericht. Bij de entree en als ruimte reservering langs de insteekstraten liggen kleine groenstrookjes. Ter accentuering van de toegangsstraat is er langs de noordzijde van deze straat een bomenrij getekend.
Langs de randen
De woonbuurt wordt omringd door water. Langs de noordzijde loopt de primaire watergang van het waterschap, langs de oost- en westzijde liggen de bestaande, agrarische sloten en langs de zuidrand wordt de waterberging voor het plan aangelegd. Door het verschil in functie van de watergangen zullen de watergangen er verschillend uitzien.
- de primaire watergang
Deze watergang blijft ongewijzigd. Er komt een nieuwe dam voor de toegang naar het plangebied en één dam wordt indien nodig voor de langzaam verkeersroute op een andere plek gesitueerd. Langs de west en noordzijde zullen de tuinen doorlopen tot aan de watergang. Wel moet een strook van 5 meter vanaf de watergang worden vrijgehouden voor een schouwpad. De ontwikkelaar zal dit in een kettingbeding laten vastleggen.
- de bestaande perceelssloten
De bestaande sloot die in het plangebied komt te liggen wordt gedempt. De overige bestaande perceelssloten worden de begrenzing van de woonbuurt. Voor een goede en passende landschappelijke inpassing worden langs deze randsloten op de insteek elzen geplant op een onderlinge afstand van circa 8 m. Deze elzen bomen rij loopt circa 30 m à 40 m het agrarische gebied in. Tussen de insteek en de achtertuinen komt een berm voor het onderhoud en een ommetje. Hiertoe wordt een smal half verhard pad aangelegd. De randsloten worden enigszins hergeprofileerd ten behoeve van de berging van regenwater.
- de zuidsloot
Langs de zuidrand van het plangebied wordt mogelijk het resterende deel van de waterberging voor het plangebied aangelegd.
Deze zone wordt natuurlijk aangelegd met flauwe taluds met een grote gradient tussen nat en droog en schrale grond.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Inleiding
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden een aantal in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zo veel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de in de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.
6.2 Bestemmingen
Groen
De gronden met de bestemming 'Groen" zijn bestemd voor twee groenstroken die bedoeld zijn voor de landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen woningen. In de specifieke gebruiksregels is geregeld dat in de groenstrook een bomenrij van elzen moeten worden aangeplant en instand gehouden (zie ook Hoofdstuk 5 Planbeschrijving).
Verder is aan de noordkant langs de hoofdwatergang een groenstrook opgenomen.
Tot slot is aan de zuidkant van het plangebied de bestemming 'Groen' opgenomen. Hierop is de aanduiding 'waterberging' gelegd, omdat die mogelijk gedeeltelijk als bufer- en infiltratievoorziening zal worden ingericht.
Woongebied
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
Centraal in het plangebied is een locatie aangeduid als 'specifieke vorm van groen - groen en water'. Dit betreft een geprojecteerd groen veldje c.q. wadi. De ligging van dit groen- en watergebiedje is indicatief. De definitieve situering kan 5 meter afwijken. Dit is afhankelijk van de definitieve verkaveling.
In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Er mogen maximaal 22 woningen worden gebouwd. De woningen mogen tot maximaal twee respectievelijk vier aaneen worden gebouwd. Verder zijn er regels gesteld wat betreft de maximale goot- en bouwhoogten, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens. Via een wijzigingsbevoegdheid is er op één locatie in het plangebied een maximaal aantal aaneen te bouwen woningen van vijf mogelijk. Deze locatie is aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'.
Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m2 bedragen, zodat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
In het kader van het onderhavige planvoornemen wordt er een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente De Wolden en de ontwikkelaar.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 11 juni tot en met 8 juli 2015 ter inzage gelegen. gedurende deze periode heeft een dertiental insprekers een inspraakreactie ingediend en is één vooroverlegreactie binnengekomen.
De inspraakreacties en de vooroverlegreactie zijn samengevat en beantwoord in de Nota van inspraaken overleg die als Bijlage 7 die bij deze toelichting is opgenomen.
Bijlage 1 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid
Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Geurberekeningen
Bijlage 3 Rekenblad
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Oplegnotitie Steenuilenonderzoek
Bijlage 5 Oplegnotitie steenuilenonderzoek