KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Waarde - Archeologie
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
1 Inleidend Hoofdstuk
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Verantwoording
1.4 Leeswijzer
2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Ruimtelijke Kwaliteit
3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Waterschapsbeleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Water
4.8 Ecologie
5 Planbeschrijving
6 Juridische Vormgeving
7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Inspraak En Overleg

Dijkhuizen 18, Ruinerwold

Bestemmingsplan - gemeente De Wolden

Vastgesteld op 26-01-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied Dijkhuizen 14, 16 en 18, Ruinerwold met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00397-0401 van de gemeente De Wolden;

1.2 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijgebouw

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererf

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van een gebouw uitgedrukt in procenten van nader aangegeven gronden;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop, dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is ook een bedrijfsgebouw;

1.15 bestaand

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van de beheersverordening;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (waaronder een overkapping die hooguit aan twee zijden tegen gevels aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is);

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.28 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.30 erker

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horecabedrijf en/of -instelling

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.37 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  3. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in dit plan genoemde bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of nabij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.39 landschappelijke waarden

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.40 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 natuurlijke waarden

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

1.42 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;

1.43 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.44 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.46 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.48 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 restaurant of café-restaurant

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.52 verblijfsrecreatie

een verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekendrecreatie en/of het vakantieverblijf;

1.53 voorerf

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.54 voorgevel

de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel, indien een perceel met meerdere zijnde aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.55 voorgevelrooilijn

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.56 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.57 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.58 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekappen, liftkokers, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. horeca, categorie I t/m V van de Lijst van horecabedrijven, tenzij bestaande horeca een hogere categorie betreft, in dat geval telt dat als maximum. Voor nieuwvestiging geldt dat het volgens milieuwetgeving mogelijk moet zijn en er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd;
  3. maatschappelijke voorzieningen;
  4. kantoren;
  5. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding sc-wt.;
  6. bestaande bedrijven;
  7. ondergeschikte nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. wegen en paden;
  2. groenvoorzieningen en water;
  3. tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat woningen tevens ter plaatse van de aanduiding ‘woning toegestaan’ mogen worden gebouwd;
    2. de goothoogte zal ten hoogste 4 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
    3. de dakhelling van een gebouw bedraagt niet minder dan 30° en niet meer dan 60° dan wel de bestaande dakhelling.
  2. Voor gebouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud, oppervlakte en (bouw)hoogte niet meer bedraagt dan de bestaande maatvoering.
  3. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied, met een maximum van 100 m², dan wel, indien ten tijde van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan een grotere oppervlakte aanwezig is, de oppervlakte met een maximum van 200 m2;
    2. bij de berekening van de oppervlakte en/of het percentage als bedoeld in lid 1 wordt niet meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen;
    3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    4. de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 1 m tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    5. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis te worden gebouwd en in geval van een platte afdekking minimaal 1 m.
  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
    2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2 sub a onder 1 en toestaan dat een woonhuis voor een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 het bouwvlak dan wel de aanduidingsgrens mag overschrijden;
  2. lid 3.2 sub a onder 2 en toestaan dat ten behoeve van de bouw van een lessenaarsdak de goothoogte aan één zijde van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 9 m;
  3. lid 3.2 sub a onder 3 en toestaan dat de dakhelling van gebouwen over een oppervlakte van ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte wordt verlaagd tot 0º;
  4. lid 3.2 sub c onder 1 en toestaan dat indien reeds meer dan 200 m2 of meer aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, maar minder dan 500 m2, een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken mag plaatsvinden tot maximaal 50% van het oppervlak aan aangebouwde bijbehorende bouwwerken boven de 200 m2.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor:
  1. andere bedrijven, mits het bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met of van minder invloed is dan het bestaande bedrijf, een en ander met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. horeca, categorie VI en VII van de Lijst van horecabedrijven.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  • het behoud en herstel van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Daar waar de gronden op de Archeologische beleidskaart zijn aangegeven als 'historische kernen', 'hoge of middelhoge verwachting' voor zover de oppervlakte waarop de bouwaanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:
  1. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
    • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van het bevoegd gezag is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.2 voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² uit te voeren daar waar de gronden op de Archeologische beleidskaart zijn aangegeven als 'historische kernen' ', zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
    3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd.
  2. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
    2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. het normale onderhoud betreffen;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
  3. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

  1. Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in elk geval wordt begrepen:
    1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan overeenkomstig dit bestemmingsplan toegestaan gebruik en bestaand;
    2. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
    3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting/prostitutiebedrijf;
    4. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    5. het storten van puin en afvalstoffen;
    6. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
  2. Onder een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt niet verstaan:
    1. het gebruiken van een aan het hoofdgebouw vastgebouwd bijbehorend bouwwerk (bij een woning) ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet-bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning;
    2. het gebruiken van gronden binnen het bouwvlak voor hobbymatige paardensport in een bestaande paardenbak (zonder lichtmasten);
    3. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige of incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties;
    4. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het plan specifiek zijn geregeld;
      2. hoogspanningsleidingen;
      3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

  1. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
    2. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bouwgrenzen in de bestemming Wonen worden overschreden door:
      1. uitbreiding van het hoofdgebouw, indien gelegen in een bouwvlak met een diepte van minder dan 12 m, uitsluitend aan de niet naar de straat gekeerde zijde binnen een afstand tot de voorgevel van het woonhuis van 12 m;
      2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
      3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
      4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
        •  de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden;
        •  de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
        •  de gezamenlijke oppervlakte per erker ten hoogste 6 m2 bedraagt;
        •  de oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel onverminderd van toepassing blijft;
    3. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    4. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het gebied niet wezenlijk wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht;
    5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
    6. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
    7. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
    8. de bestemmingsregels en logiesverstrekking toestaan, waarbij in elk geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
      1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
      2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
      3. in een bijbehorend bouwwerk mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
      4. het bijbehorend bouwwerk dient in de directe nabijheid te staan van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
      5. de uiterlijke kenmerken van het bijbehorend bouwwerk moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
      6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
      7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
      8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
      9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
      10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
      11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
    • het bebouwingsbeeld;
    • de woonsituatie;
    • de verkeersveiligheid;
    • de sociale veiligheid;
    • de milieusituatie;
    • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
    • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

  1. Overgangsrecht bouwwerken
    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
    3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  2. Overgangsrecht gebruik
    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Dijkhuizen 18, Ruinerwold Vastgesteld door de gemeenteraad van De Wolden op 26 januari 2017.

1 Inleidend Hoofdstuk

1.1 Aanleiding

Op de percelen Dijkhuizen 14, 16 en 18 te Ruinerwold is een bedrijfspand met twee woningen gesitueerd. Ter plaatse is Hair & Beauty Van den Berg en een nagelstudio gevestigd.
Het plan omvat het voornemen de bestaande inpandige woning Dijkhuizen 18 geheel te gaan inrichten tot bedrijfsruimte en de woonfunctie te verplaatsen naar de op het achtererf gelegen karakteristieke pakhuis van de voormalige molen. Ten behoeve van de verplaatsing van de woonfunctie zal het pakhuis deels verbouwd en deels herbouwd worden. De woonfunctie van het pand Dijkhuizen 18 zal met dit plan komen te vervallen. Er blijft sprake van twee woningen op het perceel Dijkhuizen 14 – 18 te Ruinerwold.
Op grond van de vigerende beheersverordening is de ver- en herbouw van het pakhuis tot een woning niet bij recht toegestaan.
Bij schrijven van 30 maart 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders aangegeven in principe medewerking te verlenen aan dit plan met een partiele herziening van de beheersverordening Ruinerwold.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern van Ruinerwold aan de doorgaande centrale straat door Ruinerwold. Aan Dijkhuizen zijn afwisselend woningen, winkels en andere bedrijfspanden gesitueerd. In dit bebouwingslint zijn gebouwen hoofdzakelijk direct gesitueerd aan de weg. Vanaf Dijkhuizen zijn enkel stegen met achterliggende (woon)bebouwing gesitueerd. Achter het perceel is de uitbreidingswijk van Ruinerwold gelegen.
afbeelding

1.3 Verantwoording

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de toekomstige situatie in het plangebied en het uiteindelijke planvoornemen. In hoofdstuk 6 is de juridische opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.

2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

De percelen Dijkhuizen 14, 16 en 18 te Ruinerwold zijn in eigendom van de heer Lucel van den Berg. In de panden Dijkhuizen 14 en 16 voert de familie Van den Berg sinds 2009 Hair & Beauty Van den Berg. Het gezin is woonachtig in het achterdeel en op de verdieping van Dijkhuizen 14.
In het pand Dijkhuizen 18 is sinds 4,5 jaar op de begane grond de schoonheidssalon en de kantine van Hair & Beauty Van den Berg gesitueerd. Op de bovenverdieping van Dijkhuizen 18 is een (tweede) woning gevestigd. Daarnaast is op de verdieping van Dijkhuizen 18 een nagelstudio gesitueerd welke wordt verhuurd aan een pedicure. Door de realisatie van de nagelstudio is de woning Dijkhuizen 18 inmiddels zeer klein. De nagelstudio zou graag de gehele verdieping in gebruik willen nemen. Hierdoor zou de woonruimte geheel gewijzigd worden naar bedrijfsruimte. De woning Dijkhuizen 18 was de laatste jaren niet bewoond.
De kapsalon is in jaren doorontwikkeld tot een kapperszaak met werkgelegenheid voor 11 mensen uit Ruinerwold en omstreken. Door de voorziene overname door de 2 dochters van de heer van den Berg is het voortbestaan van de kapsalon en behoud van de werkgelegenheid verzekerd.
Op het achtererf van Dijkhuizen 18 is het pakhuis van het voormalige veevoerbedrijf Bosman en later Everts gesitueerd. De voormalige korenmolen van het veevoerbedrijf is in 1930 afgebrand. Het pakhuis is tot 1955 in bedrijf geweest. Sinds 2009 is dit voormalige pakhuis in eigendom van de heer Van den Berg en doet sindsdien dienst als opslagruimte voor verenigingen en huishoudelijk gebruik.
Het voorste deel van het voormalige Pakhuis is constructief in goede staat. Het achterste deel is verzakt en vertoond scheurvorming door inrotten van de koppen van de balklaag, waardoor de stabiliteit sterk is aangetast. Het dak is constructief in redelijke staat, maar is nog voorzien van asbest bedekking welke op korte termijn vervangen dient te worden. Het vervangen van de dakbedekking zal het verband van de constructie in zoverre verstoren, dat met grote zekerheid gesteld kan worden, dat het achterste deel zal instorten. Dit brengt met zich mee dat de vervanging van de asbestbedekking een compleet restauratie plan gemoeid zal zijn om zorg te dragen dat dit karakteristieke pand voor het dorp Ruinerwold behouden zal blijven.

2.2 Gewenste Situatie

De behoefte naar uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak, behoud van de woning Dijkhuizen 18 en de vereiste restauratie aan het voormalige pakhuis, hebben geresulteerd in het voornemen het voormalige pakhuis te ver- en herbouwen tot woning. Daarbij zal de woonfunctie van de bovenverdieping van Dijkhuizen 18 geheel komen te vervallen.
Het perceel is gelegen binnen het plangebied van de beheersverordening Ruinerwold en is daarin aangeduid met de bestemming "Centrum", "Groen" en "Waarde Archeologie". De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor o.a. detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, wonen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer bedraagt dan één per gebouw, dan wel niet meer dan het bestaande aantal woningen, bestaande bedrijven en ondergeschikte nutsvoorzieningen.
De uitbreiding van de bedrijfsruimte ten behoeve van de pedicurepraktijk op de gehele bovenverdieping van Dijkhuizen 18 is bij recht toegestaan.
Zoals aangegeven zijn in de panden Dijkhuizen 14 en 18 twee bestaande woningen gesitueerd. Door verplaatsing van de bestaande woning (nummer 18) wordt voldaan aan voornoemde bepaling betreffende het aantal woningen.
Echter is in artikel 5.2.a.1 (Bouwregels) bepaald dat hoofdgebouwen binnen een bouwvlak dienen te worden gebouwd. Ter plaatse van het pakhuis is geen bouwvlak aangeduid. Daarmee is de ver- en herbouw van het voormalige pakhuis tot woning niet bij recht toegestaan.
afbeelding

2.3 Ruimtelijke Kwaliteit

Het pand Dijkhuizen 18 zal met dit plan volledig in gebruik genomen worden als bedrijfsruimte. Deze functie is passend binnen het straatbeeld van de centrale woon-winkelstraat van Ruinerwold.
Met dit plan zal het bestaande voormalige pakhuis gerenoveerd worden en een woonfunctie verkrijgen. Daarbij wordt het achterste c.q. westelijke deel, dat in een matige toestand verkeerd, herbouwd. De woonruimten zijn hoofdzakelijk aan de zuidelijke zijde gelegen met uitzicht op de groene open ruimte van het weiland. Het voorste deel van de begane van het pakhuis zal in gebruik blijven als berging ten behoeve van de bedrijven en woningen Dijkhuizen 14, 16 en 18.
Omdat de bestaande steeg tussen Dijkhuizen 18 en 20 redelijk smal is zal de voorgenomen woning worden ontsloten via de Voorenwolde. Daartoe zal direct achter de percelen Dijkhuizen 20, 22 en 24 een inrit worden aangelegd (zie afbeelding 3). De verdere verharding is voorzien aan de oostzijde van het pakhuis om de groene ruimte zoveel mogelijk te behouden.
De aangegeven beukenhaag is de begrenzing van het eigendom van de heer Van den Berg. Met de erfinrichting is het behoud van het open en groene karakter van het weilandje voorzien.
Met deze ontwikkeling wordt voorzien in de bestaande behoefte aan bedrijfsontwikkeling en woonruimte. Daarbij kan de gewenste ontwikkeling binnen bestaande bouwvolumes worden ingepast en wordt verdere verdichting voorkomen.
afbeelding
Tevens wordt een karakteristiek gebouw in ere hersteld en van een passend functie voorzien. Voor deze ontwikkeling zal het aanzicht vanuit de bestaande uitbreidingswijk en vanaf de Voorenwolde richting Dijkhuizen fors worden verbeterd. Tevens zal de bestaande open groene ruimte worden verstrekt door de oriëntatie van het de woonruimten en open inrichting van het omliggende erf.
afbeelding

3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Conclusie
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Drenthe
Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De actualiseerde visie zal inwerking treden op 20 augustus 2014.
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
Op de visiekaart 2020 is de kern Ruinerwold aangeduid als overige functies
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop is archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern met een waarde is aangeduid op de kaart cultuurhistorie hoofdstructuur. Op de kaart cultuurhistorie hoofdstructuur is het plangebied niet met een specifieke waarde aangeduid. De straat Dijkhuizen wordt op deze kernkwaliteit kaart aangeduid met "Lijnvormige objecten Cultuurhistorisch Kompas (OGV, 2010)". Dit plan brengt geen wijzigingen met zich mee welke van invloed zijn op de structuur en ligging van Dijkhuizen.
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
Gedeputeerde staten van Drenthe maken bekend dat provinciale staten van Drenthe op 23 september 2015 de actualisatie van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) hebben vastgesteld. Deze verordening zal per 15 oktober 2015 in werking treden. De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen.
Paragraaf 3.2.3 van de verordening gaat in op het zorgvuldig ruimtegebruik of te wel de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij is aangegeven dat een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur mag voorzien indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) stelt aan bestemmingsplannen volgens de Ladder der duurzame verstedelijking dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Als eerste dient te worden bepaald of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Bij uitspraak van 11 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:915) heeft de Raad van State zich uitgesproken dat de vraag of er sprake is van e een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient te worden bezien in onderlinge samenhang met het planologisch beslag op de ruimte waarin dit plan mogelijk maakt, in vergelijking met het voorgaande plan en in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging.
Met dit plan vindt enkele een functiewijzing binnen het bestaande bouwvolume plaats. Dat het betreffende gebouw in gelijke vorm en omvang wordt herbouwd brengt daarin geen verandering. Daarbij wordt de (tweede) woonfunctie op het perceel verplaatst. Daarmee kan mede gezien de voornoemde uitspraak geconstateerd worden dat er met dit plan geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Daarmee hoeft in dezen de Ladder der duurzame verstedelijking niet te worden toegepast.
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Waterschapsbeleid

Vanaf 1 januari 2016 zijn de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland gefuseerd tot Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta). Het plangebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Voor het gebied is het ontwerp waterbeheerplan 2016 - 2021 Reest en Wieden van toepassing. Het waterplan is opgesteld in samenhang met de waterschappen binnen het beheersgebied Rijn-Oost. Bij het opstellen van dit beheersplan waren de omgevingsplannen (Drenthe en Overijssel) en een waterhuishoudingsplan (provincie Gelderland) kader stellend.
Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten we in de samenwerking met onze partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor onze primaire taakgebieden:
  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
Bij ruimtelijke plannen adviseert het waterschap om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Ruimtelijke aanpassingen kunnen bijdragen aan het voorkomen van een overstroming of wateroverlast en het beperken van eventuele gevolgen. Daarnaast gaat het ook om de bijdrage die inwoners, gemeenten, provincies en belangenorganisaties zelf kunnen leveren aan waterveiligheid. De betrokkenheid vanuit de samenleving bij de gewenste veiligheid is een belangrijk aandachtspunt in de planperiode.
Doelstellingen voor ruimtelijke plannen:
  • Het beperken van de gevolgen van wateroverlast en overstromingen (overlast, schade en slachtoffers).
  • Het vergroten van het bewustzijn van de (resterende) eigen verantwoordelijkheid van de inwoners, overheden en bedrijven.
Dit plan omvat een verplaatsing van de woonfunctie binnen bestaande (te herbouwen) bebouwing waardoor voornoemde waterbelangen niet belemmerd kunnen worden.
Conclusie
Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
Ruinerwold is een van de vijf grootste dorpen van de gemeente en wordt aangemerkt als kerndorp.
Bij de kerndorpen zet de gemeente betreft woningbouw in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen.
Welstandsnota 2013
In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft er toe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan.
Het plangebied is op de kaart behorende bij de welstandnota 2013 aangewezen als welstandvrij gebied.
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.

4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

4.1 Milieuzonering

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
Met dit plan wordt een bestaande woning plaatst binnen het bestaande bouwvolume van het bestaande woon-werk perceel Dijkhuizen 18. De verplaatsing van deze woning kan gevolgen hebben voor nabij gelegen inrichtingen.
In de nabijheid van het plangebied is op het perceel Dijkhuizen 12 is een autobedrijf met tankstation gevestigd. Volgens de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ dient tot een autobedrijf met tankstation een richtafstand van 30 m in acht te worden genomen.
Deze richtafstand is echter niet van toepassing op bestaande woningen. Daarbij zijn reeds twee woningen dichter bij het voornoemde autobedrijf met tankstation gelegen. De verplaatsing van de bestaande woning kan geen belemmering voor het autobedrijf met tankstation opleveren.
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.

4.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
In het verleden is het pand in gebruik geweest voor de bewerking en opslag van graanproducten. Dit gebruik is reeds tientallen jaren geleden gestaakt. Volgens de bodem informatiekaart van de provincie Drenthe is op deze locatie geen historische activiteit bekend. Sinds 2009 is het pand in eigendom van initiatiefnemer en in gebruik als (huishoudelijke) berging.
Het perceel ruimtelijke bestemd voor het gebruik als woon en werkperceel. De verplaatsing van de bestaande woning naar het te ver- en herbouwen bijgebouw brengt daarin geen verandering.
Conclusie:
Op basis van historische informatie en het huidig gebruik is er vooralsnog geen belemmering te verwachten is voor de functiewijziging van het gebouw.

4.3 Geluid

Met dit plan is sprake van de verplaatsing van een gevoelig geluidsgevoelig object. De bestaande woning is op zeer korte afstand tot de doorgaande centrale weg (Dijkhuizen) door Ruinerwold gelegen.
De nieuwe woning wordt naar de op het achtererf gelegen bijgebouw verplaatst. De afstand tot de weg Dijkhuizen wordt daarmee 30 meter vergroot. Daarmee zal de geluidsbelasting op de gevel van de woning, ten opzichte van de bestande situatie, fors afnemen. De verkeersintensiteit op Dijkhuizen bedraagt circa 1500 motorvoertuigen per etmaal. Gezien deze relatief lage verkeersintensiteit en het feit dat de nieuwe woning wordt afgeschermd tegen het wegverkeerslawaai door bebouwing die dichter bij de weg ligt, mag er vanuit worden gegaan dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.
Aan de oostzijde van het plangebied is de Vorenwolde gelegen. De Vorenwolde en omliggende gebied is gelegen binnen een op grond van de wegenverkeerswet aangegeven 30-km zone. Daarmee behoeft ten aanzien van de Vorenwolde geen afweging in het kader van de Wet geluid hinder plaats te vinden.
In het kader van de omgevingsvergunning bouwen zullen de minimale geluid(isolatie) eisen van het Bouwbesluit in acht worden genomen.
Conclusie:
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Met dit plan wordt een bestaande woning Dijkhuizen 18 plaatst binnen het bestaande bouwvolume van het bestaande woon-werk perceel. De bestaande woonruimte wordt in gebruik genomen als bedrijfsruimte.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Dit plan worden geen extra woning mogelijk gemaakt. Tevens vindt er geen wijziging van de infrastructuur plaats en geen bouw van een kantoorlocatie. Er is daarmee in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
Dit plan voorziet in verplaatsing van een kwetsbare functie.
Volgens www.risicokaart.nl van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving. Tevens zijn in de nabije omgeving geen transport routes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen gelegen.
Conclusie
Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering om dit bestemmingsplan vast te stellen.

4.6 Cultuurhistorie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Monumenten
De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart deels aangeduid met de waarde "historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties". In deze gebieden is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm –Mv.
Het plan omvat de her- en/of verbouw van een bestaand gebouw. De daarmee gepaarde bodemingreep is kleiner dan de gestelde eis.
Indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 53 van de Monumentenwet).
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).
Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 2. Daarbij is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol dienen te spelen. De cultuurhistorie kan daarbij inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
De cultuurhistorie is bij dit plan betrokken door het karakteristieke voormalige pakhuis te renoveren en een nieuwe passende functie te geven. Met dit plan kan het pakhuis bewaard blijven.
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.7 Water

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang.
Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III
Conclusie
In het kader van dit plan is de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets volgt dat er geen waterschapsbelang is. Dat houdt in dat de planvorming doorgang kan vinden.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming vindt plaats via de Natuurbeschermingswet. (‘Natura 2000-gebieden’).
Het bestaande pakhuis is in gebruik als opslagruimte voor verenigingen en huishoudelijk gebruik. Het perceel sluit aan op de bestaande woon- en werkbebouwing. Het gebied is daarmee aan te merken als een verstoord gebied.
Het plan voorzien op de verplaatsing van een woonfunctie binnen een bestaand woon-werkperceel. Daarbij zal een deel van de bebouwing gesloopt en wederom opgebouwd worden. De te slopen bouwdelen bevatten enkelsteensmuren en een onbeschoten dak. waardoor er nauwelijks verblijfplaatsen voor fauna aanwezig is.
Gezien voorstaande is het aannemelijk dat het plangebied geen bijzondere functie voor beschermde plant- of diersoorten heeft dan wel dat deze door de beperkte ruimtelijke ingreep worden aangetast.
Bij de voorbereiding en bouw van de voorgenomen woning zal de algemene zorgplicht zoals vermeld in de Flora- en Faunawet in acht genomen moeten worden.
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

5 Planbeschrijving

Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening om te voorzien in de ver- en herbouw van het bestaande bijbehorende bouwwerk tot woning. Waarbij de woonfunctie van de verdieping van het pand Dijkhuizen zal komen te vervallen en in gebruik genomen als bedrijfsruimte.
Het perceel is gelegen binnen het plangebied van de beheersverordening Ruinerwold en is daarin aangeduid met de bestemming "Centrum", "Groen" en "Waarde Archeologie".
De bestaande indeling van bestemmingsvlakken met bouwvlak zoals bepaald in de vigerende verordening zijn grotendeels overgenomen in dit plan. Ter hoogte van de aan te leggen tuin, conform het inrichtingsplan, is de bestemming Centrum met dit plan vergroot.
De gronden ter hoogte van de aan te leggen inrit zijn in overleg met de behandelende ambtenaar buiten dit plan gelaten. Binnen de bestemming Groen kunnen paden ten behoeve van de bestemming worden aangelegd waardoor de inrit naar de woning kan worden aangelegd conform de beheersverordening Ruinerwold.
De opzet van de bestemmingsregels is zoals aangegeven in het handboek bestemmingsplannen De Wolden gebaseerd op de beheersverordening Ruinerwold. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen zijn niet opgenomen in dit plan.
Volgens de regels Centrum van de vigerende verordening kunnen hoofgebouwen, waaronder tevens een woning wordt verstaan, enkel het bouwvlak worden gebouwd. Dit plan voorziet ten behoeve van de ver- en herbouw van het pakhuis tot woning in een aanduiding ‘woning toegestaan’.
Volledigheidshalve is de aanduiding en bijbehorende bepalingen, Waarde-Archeologie, zoals vastgelegd in de verordening, overgenomen in dit plan.

6 Juridische Vormgeving

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.

7.2 Inspraak En Overleg

Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
Door de initiatiefnemer zijn de eigenaren respectievelijk bewoners van de aangrenzende woningen geïnformeerd over het voornemen tot bouw van een compensatiewoning en sloop van een deel van de bestaande voormalig agrarische bebouwing. Daarbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.
Zienswijzen Het voorliggend bestemmingsplan is als ontwerp ter visie worden gelegd gedurende de periode van 13 oktober tot en met 23 november 2016. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Van de mogelijkheid om gedurende deze termijn zienswijzen bij het college in te dienen is geen gebruik gemaakt. Vaststelling Het voorliggend bestemmingsplan is door de gemeenteraad bij besluit van 26 januari 2017 vastgesteld.