Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde
Bestemmingsplan - gemeente De Wolden
Vastgesteld op 14-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP0405-0401 van de gemeente De Wolden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 achtererfgebied
erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden bedrijf
kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.7 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 1, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 agrarisch bedrijf
een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij of een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege);
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.23 erfbebouwingsgebied
dat deel van het bouwperceel dat 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen is, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.24 erker
een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;
1.25 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw
het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;
1.28 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.29 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.30 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie tussen hulpbehoevende en hulpverlenende en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de hulpverlenende dan wel de hulpbehoevende woont in het bijbehorend hoofdgebouw.
1.31 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.32 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.33 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
1.34 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien de ondera en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.35 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.36 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 serre
een uitbouw in de zin van een glazen overdekte ruimte aangebouwd aan een woning;
1.38 twee-aaneenwoning
een woning van het type twee-aaneengebouwd;
1.39 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.40 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.41 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.42 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.43 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. - b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. - c. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren. - d. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. - e. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. - f. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. - g. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. voorzieningen, een inrit daar onder begrepen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage1 Lijst aan huis toelaatbare beroepen en bedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
- b. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruik
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijken
Artikel 8 Algemene Procedureregels
8.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Bouwen
10.2 Gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde.
Bijlage Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Toelaatbare Beroepen En Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan vormt het verzoek van de eigenaren van de woning Westerveldseweg 7a om een woning met mantelzorgwoning te mogen bouwen op hun perceel.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied betreft de woning, tuin en schuur van de woning Westerveldseweg 7a. Westelijk van het bestaande pand wordt een nieuwe woning met aangebouwde mantelzorg woning beoogd. Het perceel wordt vervolgens kadastraal gesplitst.
1.3 Leeswijzer
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding en een toelichting daarop. In deze toelichting wordt het initiatief beschreven (hoofdstuk 2). Ook wordt nagegaan of het initiatief passend is bij het (gemeentelijk) beleid en of er geen milieutechnische of overige belemeringen zijn (hoofdstuk 3). Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de regels en de verbeelding van dit plan (hoofdstuk 5) en wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6). Deze uitvoerbaarheid bestaat uit 2 delen, de economische uitvoerbaarheid, is het plan financieel haalbaar en de maatschappelijke uitvoerbaarheid, wat zijn de reacties op het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
De locatie is gelegen aan de Westerveldseweg en betreft een groot perceel (I 224), tegenover de woningen Westerveldseweg 16a, 16b en 16c, aan de rand van de bebouwde kom van Zuidwolde. Onderstaande figuren geven een luchtfoto en aanzichtfoto van de huidige situatie van de locatie.
Afbeelding 1 luchtfoto perceel Westerveldseweg 7a (bron: Geoviewer DeWolden)
Afbeelding 2 aanzicht huidige situatie plangebied (bron:Cyclomedia DeWolden)
Het perceel is gelegen in het plangebied van de beheersverordening Zuidwolde. Het perceel is aangeduid als woongebied, waarbij slechts ter plaatse van de bestaande woning Westerveldseweg 7a een woning met bijbehorende gebouwen toegestaan is. Op een groot deel van het perceel rust overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan Zuidwolde Dorp, een aanduiding 'erfbebouwing uitgesloten'. Het perceel is dus als zodanig te gebruiken voor 1 woonhuis met tuin. Het bouwen van een nieuwe woning met mantelzorgwoning, past derhalve niet in de beheersverordening, vandaar dat voor dit initiatief een eigen bestemmingsplan opgesteld is.
2.2 Het Plan
De eigenaren van het perceel en de woning Westerveldseweg 7a hebben verzocht om 2 woningen en een mantelzorgwoning te mogen bouwen in de tuin naast Westerveldseweg 7a. Dit verzoek is afgewezen, maar door het college is aangegeven dat wel positief gestaan wordt tegenover de bouw van 1 woning met mantelzorgwoning. Het nu voorliggende initiatief sluit hierbij aan. Onderstaande figuur geeft een aanzicht van de beoogde woning weer. Links naast het hoofdgebouw (van de weg af gezien) en verbonden met het hoofdgebouw, zal de mantelzorgunit in dezelfde stijl als aanbouw opgetrokken worden. Afbeelding 4 geeft een plattegrond weer van de nieuwe situatie.
Afbeelding 3: impressie voorgevel nieuw te bouwen woning
Afbeelding 4: situatieschets nieuwe woning en mantelzorg woning
Hoofdstuk 3 Planologische Afwegingsaspecten
Dit hoofdstuk gaat in paragraaf 3.1 in op het achterliggende gemeentelijk beleidskader en in paragraaf 3.2 in op de voor dit bestemmingsplan relevante milieu- en overige onderzoeksaspecten.
3.1 Beleidskader
3.1.1 Rijksbeleid
3.1.2 Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.
3.1.3 Gemeentelijk beleid
3.2 Onderzoeken
3.2.1 Milieuhygiënische aspecten
3.2.2 Waterhuishouding
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
De watertoets is uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Uit deze toets volgt de korte procedure. Dit houdt in dat de gemeente direct door kan gaan met de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf uit dit document wordt toegepast.
Deze standaard waterparagraaf ziet er als volgt uit.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Westerveldseweg naast 7a.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een zeer geringe invloed op dewaterhuishouding.
"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".
3.2.3 Archeologie
In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet en het Bro, is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.
De gemeente De Wolden beschikt over een eigen archeologie beleid. Conform de beleidskaart ligt het plangebied in een gebied met een lage archeologische verwachting (wit gelige kleur).
Afbeelding 6: Uitsnede archeologische beleidskaart
Voor het plan is dus geen nader archeologisch onderzoek nodig. Wel geldt de wettelijke meldingsplicht mocht er tijdens grondwerkzaamheden iets aangetroffen worden.
3.2.4 Externe veiligheid
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de Provincie Drenthe bekeken. Op de kaart is te zien dat er geen gevaarlijke stoffen over wegen die in of bij het plangebied liggen, worden getransporteerd, dat er geen buisleidingen in of bij het plangebied liggen en dat er geen route gevaarlijke stoffen in of bij het plangebied ligt. Tevens is op de kaart te zien dat er geen risicovolle bedrijven/stationaire objecten in of bij het plangebied zijn gevestigd.
Afbeelding 7: Risicokaart externe veiligheid
Concluderend kan gesteld worden dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de uitvoering van het plan.
3.2.5 Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat: voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden; voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het betreffende bestemmingsplan maakt de bouw van één enkele woning mogelijk.
Het plan draagt dus “niet in betenende mate” bij aan de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan moet op dit punt uitvoerbaar geacht worden.
3.2.6 Ecologie
Bij elk plan of project moet aangegeven worden of er significante gevolgen van het plan voor de aanwezige (beschermde) flora en fauna zijn. De Flora- en faunawet geldt voor gebieden waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat specifieke gebied ook wettelijk beschermd is.
Voor voorliggend project is dan ook een verkennend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd om uit te sluiten dat het terrein beschermde plant- en of diersoorten voorkomen. Aangezien het terrein al in gebruik is als tuin bij de woning Westerveldseweg 7a was dit ook niet de verwachting, maar tijdens het veldonderzoek is ook gebleken dat op het terrein geen beschermde plant- en of diersoorten voorkomen, dan wel dat het terrein geen geschikt habitat is voor dieren en planten van de beschermde lijst. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 3.
Hoofdstuk 4 Jurische Toelichting
4.1 Inleiding
Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:
- Toelichting: In de toelichting staan de kenmerken van een wijk en de plannen met het gebied of de buurt.
- Verbeelding: De plankaart is een kaart van het plangebied met daarop weergegeven de bestemmingen.
- Regels: In de regels staat wat voor soort bebouwing er mag plaatsvinden en hoe er gebouwd mag worden.
De opbouw van het bestemmingsplan is conform SVBP 2012.
De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
4.2 Bestemmingen
Dit bestemmingsplan kent 2 bestemmingen: Tuin en Wonen
Tuin
Deze bestemming betreft gronden die in beginsel gevrijwaard dienen te blijven van gebouwen. De tot "Tuin" bestemde gronden behoren tot het bouwperceel en tellen dus mee bij de eventuele berekening van het bebouwingspercentage van het bouwperceel.
Wonen
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale bouwhoogte, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens.
Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zijn in beginsel twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen. Deze bepaling is met name van belang voor erfafscheidingen. In afwijking van de regels kan een overschrijding van het bouwvlak worden toegestaan, alsmede een bescheiden afwijking van de gegeven goothoogte, dakhelling en dergelijke.
Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.
4.3 Overige Regels
Naast de bovengenoemde bestemmingsregels zijn er nog:
- inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
- algemene regels (anti-dubbeltelregel en afwijkingsregels)
- overgangs- en slotregels (overgangsrecht en slotregel).
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het gaat om een particulier initiatief, waarbij de kosten voor de uitvoering voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dit geldt tevens voor eventuele planschadekosten (tegemoetkoming in schade) en andere aan dit plan verwante kosten.
Zij staan hiermee garant voor de economische haalbaarheid van het plan.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening wordt het ontwerp bestemmingsplan toegestuurd aan de provincie en het waterschap.
5.2.2 Zienswijzen
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 20 juni 2017 besloten tot gecoördineerde behandeling van het bestemmingsplan Westerveldseweg 7a en 7b te Zuidwolde en de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van een woning en mantelzorgwoning op het perceel kadastraal bekend I 224 (naast Westerveldseweg 7a) te Zuidwolde.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft tezamen met een ontwerp omgevingsvergunning voor de bouw van de woning met mantelzorgwoning van 13 juli tot en met 23 augustus 2017 ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode is een (gezamenlijke) zienswijze ingediend. De zienswijze is binnen de gestelde termijn ontvangen en daarmee ontvankelijk. De zienswijze richt zich zowel tegen het ontwerpbestemmingsplan, als tegen de ontwerp-omgevingsvergunning.
In de als bijlage 1 bijgevoegde nota zienswijzen is de zienswijze samengevat en van een reactie voorzien. De zienswijze heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.