Dunningen 4e fase, de Wijk
Bestemmingsplan - gemeente De Wolden
Vastgesteld op 29-10-2020 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Dunningen 4e fase, de Wijk' met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00409-0301 van de gemeente De Wolden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid bij wonen, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning deel uitmakend van in een rij aaneen gebouwde woningen;
1.8 achtererf:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van het bouwperceel;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop, dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwstrook:
het maatvoeringsvlak op het bouwperceel dat grenst aan de voorgevelbouwgrens;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.24 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.25 erker:
een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;
1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.29 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.30 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.31 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.32 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 openbare ruimte:
rijwegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
1.34 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.35 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
1.36 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden:
- 1. een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.38 prostitutiebedrijf;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.39 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 voorerf:
gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
1.41 voorgevel:
de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel, indien een perceel met meerdere zijnde aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.42 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.43 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vrijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit;
1.44 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. het behoud van karakteristieke zandpaden, ter plaastse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - karakteristiek zandpad';
- h. bruggen, dammen en/of duikers;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. het bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - karakteristiek zandpad' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het planten of verwijderen van bomen en struiken en andere beplanting;
- 2. het gedeeltelijk verharden van zandpaden.
- b. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
- c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien de uitvoering daarvan dringend van aard is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
- d. overige bouwwerken;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- f. voorzieningen, parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. bruggen, dammen en/of duikers;
- c. sloten, bermen en beplanting;
- d. tuinen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bebossing;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. het bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als bedoeld in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 60 m2;
met de daarbij behorende:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. verkeer- en verblijfsgebied.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. het bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2.1, sub g en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen voor maximaal 50% van het dakoppervlak wordt verminderd tot 0º;
- b. lid 6.2.1, sub h en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens wordt verkleind;
- c. lid 6.2.2 sub a en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 2 m achter de voorgevel van het woonhuis, tenzij het een serre betreft, in welk geval deze afstand mag worden verminderd tot 1 m;
- d. lid 6.2.2 sub b en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf;
- c. het gebruiken van woningen zonder de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, waarbij onder voldoende wordt verstaan 2,3 parkeerplaats per vrijstaande woning en bij andere type woningen 2 parkeerplaatsen per woning.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.1 en toestaan dat de oppervlakte voor een aan huis verbonden beroep, dan wel bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat deze de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan;
- b. lid 6.1 en toestaan dat gronden worden gebruikt voor bijzondere doeleinden die qua aard en omvang gelijk te stellen zijn met de bijzondere doeleinden die genoemd zijn in Bijlage 2 Lijst bijzonderedoeleinden.
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de rioolleidingen.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
- 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
- 4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- 5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
- b. Het sub a bedoelde verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- 1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
- c. De sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de leiding.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting/prostitutiebedrijf.
9.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
- b. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- f. de bestemmingsregels opdat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
- 4. de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden;
- 5. de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer dan 6 m² mag bedragen;
- 7. de gezamenlijke oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
- g. de bestemmingsregels en kan logiesverstrekking worden toegestaan, waarbij in ieder geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
- 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
- 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 3. in een bijbehorend bouwwerk mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
- 4. het bijbehorend bouwwerk dient in de directe nabijheid gesitueerd te zijn van het hoofdgebouw en dient een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
- 5. de uiterlijke kenmerken van het bijbehorend bouwwerk moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
- 6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
- 7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
- 8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
- 9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
- 10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
- 11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.
10.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Dunningen 4e fase, de Wijk'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Aan de zuidzijde van de kern De Wijk bevindt zich de nieuwbouwwijk Dunningen. Het voornemen is om de vierde fase van deze wijk te ontwikkelen (aansluitend op de derde fase), vanwege de (lokale) behoefte aan nieuwe woningen. In de gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 is aan de oostzijde van de gerealiseerde wijk reeds ruimte voor de vierde fase gereserveerd. De concrete ontwikkeling voorziet in de realisatie van in totaal circa 22 woningen, een en ander met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen.
Omdat de ontwikkeling niet passend is binnen de geldende "Beheersverordening De Wijk", is een nieuw bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan "Dunningen 4e fase, de Wijk" voorziet hierin. In voorliggend bestemmingsplan is onderbouwd dat de geplande ontwikkeling uitvoerbaar is en er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft enkele gebreken geconstateerd in het op 28 februari 2019 vastgestelde bestemmingsplan ‘Dunningen 4e fase, de Wijk’ en heeft via de tussenuitspraak (201903087/1/R3; d.d. 22 juli 2020 de ‘bestuurlijke lus’ toegepast. Hierbij heeft de Afdeling de gemeenteraad opgedragen om de gebreken te herstellen, met in achtneming van de overwegingen in de tussenuitspraak. De gebreken hadden betrekking op twee onderdelen van het plan:
- de aanleg van de waterbergende voorziening. De Raad van State heeft bepaald dat de aanleg en instandhouding van deze voorziening middels een voorwaardelijke verplichting in de regels en op de verbeelding verankerd moet worden.
- het doortrekken van de Oosterakker in oostelijke richting. Geconstateerd is dat een deel van de toekomstige weg de bestemming 'Groen' had, waar het aanleggen van een weg niet toegestaan is. Het vorenstaande wordt hersteld door de betreffende gronden bij het plangebied te betrekken en te voorzien van de bestemming 'Verkeer'.
Vorenstaande gebreken zijn in voorliggend bestemmingsplan hersteld.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied bevindt zich aan de zuidoostzijde van De Wijk, direct ten oosten van de derde fase van de woonwijk Dunningen. Een weergave van de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern wordt hierna weergegeven. Het plangebied en de omgeving worden uitgebreid beschreven in paragraaf 2.2. Voor de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied in de kern De Wijk (Bron: ArcGIS)
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Dunningen 4e fase, de Wijk' bestaat uit de volgende stukken:
- Toelichting;
- Regels;
- Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00409-0301.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Kader
Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van de 'Beheersverordening De Wijk'. Deze beheersverordening is vastgesteld op 30 juni 2016. Het plangebied is in deze beheersverordening voorzien van een agrarische bestemming. Daarnaast kent het gehele plangebied de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De gronden aan de zuidzijde zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' en een aanduiding 'karakteristiek zandpad'. Een uitsnede van de verbeelding is hierna weergegeven.
Afbeelding 1.2: Uitsnede plankaart 'Beheersverordening De Wijkl' (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik. Ter plaatse van bestaand agrarische grondgebruik mogen de gronden ook worden gebruikt voor ander agrarisch grondgebruik, mits er sprake is van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die niet plaatsvindt in gebouwen.
Ter plaatse van de archeologische dubbelbestemming, de dubbelbestemming in verband met de ligging van een riool en de specifieke functieaanduiding voor het karakteristieke zandpand geldt dat er een planologisch beschermingsregime is opgenomen in de vorm van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.
Het bouwen van woningen met bijbehorende voorzieningen is niet in overeenstemming met de huidige agrarische gebiedsbestemming. Daarom dient het bestemmingsplan herzien te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders op basis waarvan de voorgenomen ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de kern De Wijk beschreven, waarna wordt ingegaan op de situatie ter plaatse van het plangebied en de omgeving van het plangebied.
Hoofdstuk 3 gaat in op de gewenste situatie.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Drenthe en de gemeente De Wolden beschreven.
In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue.
Hoofdstuk 6 omvat de de juridische aspecten/planverantwoording.
In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en het vooroverleg, inspraak en zienswijzen.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 De Wijk
De vroegst bekende bewoning van De Wijk kan in 1176 gedateerd worden, toen Bisschop Godvried van Utrecht de grove en smalle tienden van vijf huizen aan de Reest aan het klooster van Ruinen schonk. Andere oude bronnen vermelden De Wijk in 1383 (Van der Wijc), 1409 (die Wijc) en 1437 (in der Wijck). De benaming houdt waarschijnlijk verband met de turfwinning in dit gebied (wijk = vaart). De Wijk is langs de Dorpsstraat ontstaan als een ontginningsdorp. Mede door de vestiging in 1325 van het benedictijner dubbelklooster Dickninge (gesloopt in 1796) en de gunstige ligging ontwikkelde het buurschap zich tot een grotere nederzetting. De verkaveling wordt begrensd door de Dorpsstraat in het noorden en de Haalweidigerweg. De Haalweidigerweg – tot op heden een zandpad - werd vroeger ook wel Doodijk genoemd. Langs deze weg werden de overledenen uit de buurschappen De Stapel, De Eemten, De Haalweide en Den Hof vervoerd naar de kerk in IJhorst, lange tijd de enige kerk in de omgeving. De voorganger van de huidige kerk (gebouwd in 1823) werd al in 1292 genoemd. Zowel de trajecten van de Dorpsstraat als de Haalweidigerweg zijn daarmee mogelijk terug te voeren tot de late middeleeuwen. Een historische kaart met daarop het plangebied is hierna weergegeven. De afbeelding geeft een goed beeld van de historische situatie.
Afbeelding 2.1: Historische kaart De Wijk (Bron: Laagland Archeologie)
Vooral na de Tweede Wereldoorlog is het dorp sterk uitgebreid met nieuwbouw. Daarbij werden in noordelijke en zuidelijke richting planmatige woonwijken en -buurten gebouwd. Tegenwoordig telt De Wijk circa 2.900 inwoners.
2.2 Het Plangebied En De Omgeving
Het plangebied bevindt zich aan de zuidoostzijde van De Wijk, direct ten oosten en in aansluiting op fase 3 van de woonwijk Dunningen. De functionele structuur bestaat voornamelijk uit woningen en agrarische cultuurgronden. De belangrijkste ruimtelijke structuurdragers in de omgeving zijn de Dorpsstraat en de Haalweidigerweg.
Het plangebied wordt begrensd door agrarische cultuurgronden aan de noord- en oostzijde, het karakteristieke zandpad Haalweidigerweg aan de zuidzijde en fase 3 van de woonwijk Dunningen aan de westzijde. De wijk Dunningen heeft een ruime opzet en verkaveling en de uitstraling van een geplande woonwijk. De wopningtypes zijn gevarieerd. Het plangebied is volledig onbebouwd en in gebruik als grasland. De ligging op luchtfoto's en beelden van de huidige situatie worden hierna weergegeven.
Afbeelding 2.2: Luchtfoto's ligging plangebied (Bron luchtfoto: ArcGIS)
Afbeelding 2.3: Straatbeelden plangebied (Bron: Google streetview)
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Om in de geprognosticeerde woningbehoefte te voorzien voor de komende tien jaar is onder andere een verdere afronding van het woongebied Dunningen van belang. Fase 1 tot en met 3 zijn reeds gerealiseerd. De gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 gaat uit van de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.
Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. De planmatige uitbreidingsrichtingen voor woningbouw in de vijf kerndorpen zijn met sterren op de visiekaart weergegeven. Ook de vierde fase van Dunningen is met een ster aangegeven (zie ook 4.4.1). Uit de structuurvisie blijkt dat bij een zuidelijke uitbreiding rekening moet worden gehouden met het beekdal van de Reest. Het beekdal moet zo veel mogelijk worden opengehouden. In zuidelijke richting ligt een reservering van 60 woningen, deze kan verder worden uitgebreid. De woningbehoefte en het daarmee samenhangend bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan (zie ook 4.4.2). Voor de beleidsmatige verantwoording wordt verwezen naar Hoofdstuk 4. Hierna wordt ingegaan op de concrete ontwikkeling.
3.2 De Ontwikkeling
De overgang tussen de derde fase en de voorliggende fase wordt gevormd door een groenzone overeenkomstig de groenzone in de derde fase. Deze groenstrook is reeds als zodanig bestemd en wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De straten worden vanuit Dunningen (3e fase) oostwaarts doorgetrokken het plangebied in. De fase wordt, net als de derde fase, afgesloten met een straat over de lengte van het perceel.
Het noordelijke gedeelte wordt bebouwd met een geschakeld blok levensloopbestendige woningen (A). Deze zijn enkellaags met een kap. Daarnaast worden twee blokken rijwoningen toegevoegd (B), aansluitend aan de blokken met rijwoningen aan De Kokkerij.
Het midden- en zuidelijke gedeelte wordt bebouwd met respectievelijk zes en vier vrijstaande woningen. De ontsluiting van deze vrijstaande woningen geschiedt, net als de woningen van blok D via de hiervoor aangelegde toegangspaden.
De woningen grenzend aan de derde fase hebben een verspringende rooilijn, zodat de schegvormige groene ruimte van de derde fase herhaald wordt in de groene ruimte tussen de derde en vierde fase.
Parkeren geschiedt bij de blokken A en B vóór de woonhuizen en haaks op de weg. Het parkeren van de blokken C en D dient op het eigen terrein plaats te vinden.
Hierna zijn de stedenbouwkundige opzet en referentiebeelden weergegeven. Deze beelden dienen slechts ter impressie. De uiteindelijke verschijningsvorm, materialisering en kleuren zijn nog niet bepaald.
Afbeelding 3.1: Stedenbouwkundig plan (Bron: B+O Landschap en Stedenbouw)
Afbeelding 3.2: Referentiebeelden blok a) (Bron: B+O Landschap en Stedenbouw)
Afbeelding 3.3: Referentiebeelden blok b) (Bron: B+O Landschap en Stedenbouw)
Afbeelding 3.4: Referentiebeelden blok c) (Bron: B+O Landschap en Stedenbouw)
Afbeelding 3.5: Referentiebeelden blok d) (Bron: B+O Landschap en Stedenbouw)
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
4.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Drenthe (2 juli 2014) en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (15 oktober 2015 in werking getreden).
4.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
4.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie 2010-2030
4.4.2 Woonplan 2017-2022
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Onderzoeken
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
5.1.1 Archeologie & cultuurhistorie
5.1.2 Bodem
5.1.3 Ecologie
5.1.4 Externe veiligheid
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Milieuzonering
5.1.8 Geur
5.1.9 Verkeer en parkeren
5.1.10 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
De initiatiefnemer heeft waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets van toepassing is. Op basis daarvan is op 17 januari 2016 door het waterschap een watertoetsdocument aangeleverd. Het doel van het watertoetsdocument (zie ook Bijlage4) is om bruikbare informatie aan te leveren op basis waarvan de waterhuishouding in en rond het plangebied kan worden geregeld. Met dit document wordt inzicht verkregen in:
- 1. De bestaande waterhuishouding van het plangebied;
- 2. Concrete uitgangspunten voor het plan op basis waarvan u waterhuishouding kunt regelen; en
- 3. Het vervolg van de watertoets en de uiteindelijke beoordeling van het waterschap in het kader van de watertoets.
1. Bestaande waterhuishouding
Het plan ligt in het stroomgebied van de Reest (hoofdstroomgebied Meppelerdiep). Direct ten westen van het plangebied ligt een secundaire watergang (schouwsloten) van het waterschap. Het peilgebiedheeft een maximumpeil van NAP+ 0,4 m. Opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden.
De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP 3.20 m. De bodem (deklaag) bestaat voornamelijk uit zand- en eerdgronden. De maximale grondwaterstand ligt op 40 – 80 cm onder het maaiveld (GT Vio). Er kunnen, door de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen, schijngrondwaterstanden tot dicht onder het maaiveld voorkomen. De bodem is geschikt voor infiltratie.
In de bestaande wijk Dunningen wordt het regenwater afgevoerd naar een bergingsvoorziening aan de noordzijde. Vervolgens wordt het water uit deze bergingsvoorziening weggepompt en afgevoerd in noordelijke richting door middel van een persleiding naar een watergang van het waterschap. Deze inrichting is in het verleden gekozen om een gescheiden afvoer te creëren van het stedelijke water en het natuurlijke water van de Reest.
Voor de uitbreiding van de wijk Dunningen adviseert het waterschap om gebruik te maken van de bestaande waterstructuur die het water via schouwsloten en watergangen afvoert naar de Reest. Het waterschap heeft de volgende argumenten om alsnog het stedelijke water af te voeren naar de Reest:
- Het regenwater dat in stedelijk gebied valt is relatief schoon water. Eventueel chemische verontreinigingen kunnen door het gebruik maken van een wadistructuur (infiltratiezone) worden verwijderd
- Door het regenwater ter plekke te infiltreren en vertraagd af te voeren naar de Reest wordt de basisafvoer van de beek vergroot. Dit heeft juist een positieve invloed op de ecologische kwaliteit.
In de volgende paragraaf worden de concrete uitgangspunten verwoord waar in het plan rekening mee moet worden gehouden.
2. Uitgangspunten voor het plan
Het waterschap geeft u concrete uitgangspunten die in het plan moeten worden verwerkt. U krijgt devrijheid om de uitgangspunten zelf te vertalen in maatregelen. Eventueel kan over maatregelen adviworden gevraagd aan het waterschap. Dat geldt ook voor onduidelijke uitgangspunten of uitgangspunten waar u het niet mee eens bent. Bij elk thema wordt ook verwezen naar relevante hoofdstukken uit het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) van het waterschap Drents Overijsselse Delta en uit beleidsnotitie Water Raakt! (WR!).
(Grond)wateroverlast
- Compensatie: Voor middelgrote plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet als wateroppervlak ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende regenwater. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 7500 m2 gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van circa 750 m2 moet worden aangelegd. Het gebied leent zich goed voor infiltratie. Het waterschap adviseert om een infiltratiezone aan te leggen (wadi) met een vertraagde afvoer naar het bestaande waterstelsel.
- Aanleghoogte bebouwing: Om wateroverlast en grondwateroverlast rond de bebouwing te voorkomen adviseert het waterschap om de bebouwing op voldoende hoogte aan te leggen. Het waterschap adviseert een aanleghoogte van ten minste 30 cm boven straatpeil.
Waterkwaliteiten en ecologie
- Afkoppelen: Regenwater mag worden geloosd op oppervlaktewater in het stedelijke gebied. Minder schoon regenwater wordt via een zuiverende passage/voorziening geloosd op het oppervlaktewater. Bij het toepassen van eewadi wordt het regenwater voldoende gezuiverd.
- Inrichting: Door het toepassen van meerdere oevermodellen op verschillende plekken (zoals plasdrasberm, ruige oever, rietoever, kademuur, etc.) worden karakteristieke wateren ontwikkeld die uitstekend passen binnen het lokale sfeerbeeld.
- Inrichting: Als gekozen wordt voor bergingsvoorzieningen in de vorm van oppervlaktewater dan gelden de volgende afmetingen. De diepte van hoofdwatergangen is minimaal 1 m. Overige watergangen hebben een diepte van minimaal 0,5 m. Voor hoofdwatergangen met de functie viswater is het streven dat minimaal 20% van wateroppervlak 1 m diep is, met lokale verdiepingen van 1,50 tot 2 m (ten opzichte van zomerpeil).
Riolering
- Gescheiden afvoer: Er wordt in het plan rekening gehouden met gescheiden waterstromen. Het regenwater wordt niet afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, maar binnen het plangebied verwerkt. Bij het gescheiden afvoeren van regenwater wordt rekening gehouden met de drempelhoogte in relatie tot de fluctuatie van het ontvangende water.
Volksgezondheid
- Kindervriendelijke inrichting: Wateren die toegankelijk zijn kindvriendelijk inrichten door bijvoorbeeld flauwe oevers (minimaal 1:4) of plasdrasbermen toe te passen.
Verdroging / Vernatting
- Verdroging van natuur: Verdroging als gevolg van functiewijziging wordt tegengegaan. Optimaal peil voor omliggende functies blijft gehandhaafd. De vertraagde afvoer van regenwater uit het plangebied vergroot de basisafvoer van de Reest.
Beheer en onderhoud
- Wijze van onderhoud: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
- Onderhoud vanaf de kant: Bij onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang.
- Eigendom van water: alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in openbaar gebied. Onder bepaalde voorwaarden neemt het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren over na realisatie in de bouwrijpfase.
Communicatie
- Particulieren: de gemeente communiceert over afkoppelen en de hieraan verbonden beperkingen voor particulieren. Bewustwording kan worden vergroot door het regenwater bovengronds af te voeren naar de infiltratievoorzieningen.
5.1.11 Besluit milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
6.2 Opzet Van De Regels
6.2.1 Algemeen
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels moeten in samenhang worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 staan de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en hierin staan:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige uitleg van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft weer hoe de wijze van meten opgevat moet worden.
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- Nadere eisen: in sommige gevallen kan het college nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing;
- Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn;
- Afwijken van de bouw- en gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels en bestemming;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: in de bestemming 'Groen' en 'Leiding - Riool' is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van het de cultuurhistorische waarde van het onverharde zandpad en de ligging van de rioolleiding.
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht.
6.2.4 Algemene regels
In hoofdstuk 3 staan de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage. - Algemene gebruiksregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming helder en duidelijk moet zijn. - Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk gemaakt worden en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Groen (Artikel 3)
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen en voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast zijn onder meer paden en parkeervoorzieningen toegestaan binnen deze bestemming. Ter bescherming van het karakteristieke zandpad dat door deze bestemming loopt, is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor bepaalde werken en werkzaamheden.
Tuin (Artikel 4)
De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn in hoofdzaak tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen en erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 5)
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is hoofdzakelijk opgenomen voor wegen en parkeervoorzieningen.
Wonen (Artikel 6)
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De woningen mogen tot maximaal zes aaneen worden gebouwd. In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen vrijstaande, halfvrijstaande en aaneen gebouwde woningen. Per woningtype is een bebouwingspercentage opgenomen. Het bebouwingspercentage is het percentage van het bouwperceel dat mag worden bebouwd, inclusief bijbehorende bouwwerken. Voorts zijn regels gesteld wat betreft de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens.
Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m2 bedragen, zodat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.
In dit bestemmingsplan wordt voor de aanleg van waterberging een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de gebruiksregels. De Raad van State heeft o.a. in een uitspraak van 28 september 2016 bevestigd dat een voorwaardelijke gebruiksregel kan worden gebruikt om waterberging af te dwingen. Groot voordeel van een dergelijke voorwaardelijke verplichting is dat deze beter handhaafbaar is dan een voorwaardelijke bouwregel. De voorwaardelijke bouwregel geldt immers alleen tijdens het bouwen, en gaat dus over de aanleg van de waterberging tegelijk met de bouw. Met een voorwaardelijke gebruiksregel kan ook de instandhouding van de waterberging worden afgedwongen en kan er handhavend worden opgetreden als de waterberging na verloop van tijd wordt verwijderd of niet goed meer functioneert.
Leiding - Riool (Artikel 7)
Ter bescherming van de bestaande rioolleiding binnen het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming geldt een omgevingsvergunningverplichting voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente De Wolden. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 8 Inspraak, Overleg En Zienswijzen
8.1 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Er zijn meerdere informatie-avonden georganiseerd waarvoor omwonenden zijn uitgenodigd.
8.2 Overleg
8.2.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.2.2 Provincie Drenthe
Het plan is in het kader van vooroverleg naar de provincie toegezonden. De provincie is akkoord met de inhoud van het plan.
8.2.3 Waterschap
Het plan is in het kader van vooroverleg naar het waterschap toegezonden, er is overleg geweest en de watertoets is doorlopen. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 mei tot en met 4 juli 2018 ter inzage gelegen. Er zijn 13 zienswijzen binnengekomen. De samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording is opgenomen in de zienswijzennota (Bijlage 5). Er zijn naar aanleiding van de zienswijzen enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd, deze zijn tevens in de nota genoemd.
Bijlage 1 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen
Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen
Bijlage 2 Lijst Bijzondere Doeleinden
Bijlage 2 Lijst bijzondere doeleinden
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 3 Quickscan natuurtoets