Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen
Bestemmingsplan - gemeente Wijdemeren
Vastgesteld op 29-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBuitengebied Ankeveen van de gemeente Wijdemeren;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP0300buitAKV2008-va01 met de bijbehorende regels;
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat met dat hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gevestigd is;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daar onder niet begrepen bosbouw, bollen-, sier- en fruitteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- e. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- f. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
1.9 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antennestaaf, –spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;
1.13 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 bedrijfsmatige activiteiten:
bedrijfsmatige activiteiten – geen dienstverlening zijnde – en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;
1.15 bedrijfsmatige exploitatie:
een bedrijf, stichting of andere rechtpersoon met een economische activiteit, waaronder ook beheersactiviteiten dienen te worden verstaan, al dan niet gericht op het maken van winst;
1.16 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.17 beroepsmatige activiteit:
een beroep, of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgevoerd;
1.18 bestaand gebruik:
het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
1.19 bestaand:
- a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.20 bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
1.21 bestaande goothoogte / bouwhoogte:
de goothoogte/bouwhoogte die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.22 bestaande oppervlakte:
de oppervlakte die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 bouwgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dat met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 buitenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed, al dan niet in combinatie met een andere ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;
1.34 categorie:
een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;
1.35 chalet:
een gebouwd onderkomen, niet zijnde een stacaravan, dat naar aard en inrichting kan dienen tot, dag of nachtverblijf van één of meer personen in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.36 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;
1.37 dagrecreatie:
een recreatief gebruik van gronden gedurende de dag in de vorm van sport, spel en toerisme waarbij nachtverblijf niet is toegestaan;
1.38 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, boven de dakgoot, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden;
1.41 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.42 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.43 extensieve recreatie:
die vormen van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen;
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 golfbreker:
niet beloopbaar bouwwerk in het water, niet zijnde een beschoeiing, bedoeld om afkalving van de oever ten gevolge van golfslag te voorkomen;
1.46 hobby:
liefhebberij, voor eigen gebruik, niet op bedrijfsmatige basis uitgeoefend;
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.48 horeca:
een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met uitzondering van een discotheek/bar-dancing;
1.49 houtwal:
een met kreupelhout beplante wal;
1.50 intensieve veehouderij:
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.51 kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, kampeerauto’s of caravans; enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.52 kampeerseizoen:
het tijdvak 15 maart – 1 november alsook tijdens de door de Minister van Onderwijs vastgestelde adviesdata voor de vakanties;
1.53 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemt, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.54 kantoor(ruimte) zonder baliefunctie:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden, waarbij geen sprake is van een publieksfunctie;
1.55 kantoor(ruimte) met baliefunctie:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden, waarbij overwegend sprake is van een publieksfunctie;
1.56 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.58 kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen:
- a. ‘kleinschalig kamperen’ waarbij sprake is van een kampeerterrein voor ten hoogste twintig kampeermiddelen;
- b. verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerderijen;
- c. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt;
1.59 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bij de planregels behorende ‘staat van bedrijven’ (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.60 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.61 lichtmast:
bouwwerk dat dient ter bevestiging van lampen of verlichtingsapparaten;
1.62 maaiveld:
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.63 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony’s houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony’s, kantinevoorziening, logies- en/of verenigingsaccomodatie, een verkooppunt voor paardrijactiviteiten en het houden van wedstrijden of andere evenementen;
1.64 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.65 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in dat gebied;
1.66 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;
1.67 niet-permanente bewoning:
tijdelijke bewoning van een recreatief verblijf(smiddel);
1.68 niet-permanente standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het kampeerseizoen;
1.69 niet-permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarbij het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats voor niet langer dan een kampeerseizoen;
1.70 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.71 oeverlijn:
scheiding tussen land en water zoals aangeduid op de verbeelding;
1.72 onderkomens:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun bestemming onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, livingvans alsook tenten;
1.73 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.74 paardenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed, al dan niet in combinatie met een andere ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;
1.75 paardrijactiviteiten:
het houden van paarden en pony’s ten behoeve van verhuur en eigen gebruik waaronder geen paardrijscholen en maneges worden verstaan, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony’s in pension te stallen te weiden;
1.76 paardrijschool:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en pony’s houdt;
1.77 peil:
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.78 permanente standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en uitsluitend als recreatief nachtverblijf mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.79 permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie, waarvan het ruimtegebruik een permanent karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein en overnachting in een recreatief verblijf(smiddel) voor langer dan een kampeerseizoen;
1.80 permanente bewoning:
gebruik in de vorm van bewoning als hoofdverblijf van een recreatief verblijf(smiddel);
1.81 pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend op hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;
1.82 prostitutie:
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:
- raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;
- bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden;
1.83 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.84 recreatief nachtverblijf:
het gebruik van een kampeermiddel gedurende de periode tussen 22.00 en 06.00 uur;
1.85 recreatievaart:
het gebruik van vaarwegen met een recreatief doel;
1.86 recreatief verblijf(smiddel):
een kampeermiddel; recreatiewoning, als ook een recreatiewoonschip;
1.87 recreatiewoonschip:
een schip dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, hieronder begrepen recreatieschepen in aanbouw en overblijfselen van recreatieschepen;
1.88 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.89 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.90 sleufsilo:
bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als opslagplaats voor mest of landbouwproducten;
1.91 staat van bedrijfsactiviteiten:
de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;
1.92 staat van horeca-activiteiten:
de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze planregels deel uitmaakt;
1.93 standplaats:
een aaneengesloten stuk grond voor het plaatsen van een toercaravan of tent, met de daarbij behorende bebouwing;
1.94 steiger:
bouwwerk in het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen;
1.95 transformatorstation:
een elektrisch apparaat dat bestaat uit magnetisch gekoppelde spoelen waarmee spanning en stroom kan worden omgezet van hoge naar lage waarden en omgekeerd;
1.96 tredmolen, stapmolen of trainingsmolen:
een bouwwerk dat met behulp van een (elektro)motor een of meer paarden dwingt in dezelfde cirkel te lopen, draven of galopperen;
1.97 toercaravan:
een wagen, gebouwd, ingericht en bestemd tot kamperen, welke achter een auto over de openbare weg mag worden voortbewogen;
1.98 tuin:
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;
1.99 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels, en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.100 verblijfsgebied:
gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;
1.101 volkstuin:
een tuin van een particulier welke niet bij de eigen woning is gelegen en bedoeld is voor het hobbymatig kweken en telen van gewassen;
1.102 volumineuze detailhandel:
detailhandel in keukens, badkamers en sanitair, in woninginrichting, waaronder meubelen, auto’s, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, bouwmarkten en tuincentra;
1.103 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf in de omvang van tenminste een volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
1.104 voorgevel:
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;
1.105 vrijstaande woning:
woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;
1.106 waterpeil:
de hoogte van het water;
1.107 Wet geluidhinder:
Wet geluidhinder geldend ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;
1.108 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.109 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.110 woonschip:
- a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
- b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
- c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
- d. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
- e. de overblijfselen van een vaar- of rijtuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Tuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het telen van (boomkwekerij) gewassen;
- b. fiets- en wandelpaden;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ voor een ondergeschikt verkooppunt voor het telen van (boomkwekerij) gewassen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: ten hoogste 1 bestaande bedrijfswoning;
- f. hoveniersbedrijf;
- g. behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en erftoegangswegen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering van bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van landschaps- en natuurwaarden dan wel milieuhygiënisch oogpunt;
- b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. paardenbakken.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing, de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt en de wijziging geen beperkingen oplegt voor omliggende bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2;
- 2. ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
- 3. ter plaatse van de woningen ontstaat een aanvaardbaar woonklimaat in het kader van de Wet milieubeheer.
- b. Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch metwaarden - Natuur - en Landschapswaarden' en 'Natuur' wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing, de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt en de wijziging geen beperkingen oplegt voor omliggende bedrijven.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur - En Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuur - en Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een bestaand agrarisch bedrijf in de vorm van veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij;
- b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, aardkundige en/of natuurlijke waarden;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
- f. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’: paardenbakken;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’; tevens een ijsbaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visserij', tevens voor voorzieningen ten behoeve van een visserijbedrijf;
- i. behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en erftoegangswegen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering van bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van landschaps- en natuurwaarden dan wel milieuhygiënisch oogpunt;
- b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 4.1 bedoelde gronden voor:
- a. gebruik bouwwerken voor mantelzorg;
- b. als staanplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- c. als kampeerterrein;
- d. als opslag van mest en landbouwproducten in sleufsilo’s en/of graskuilen, met uitzondering van bestaande sleufsilo’s;
- e. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- f. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen;
- g. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangers dan wel onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
- h. voor paardenbakken, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – 1’.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Natuur - en Landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming 'Wonen' wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing, de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt en de wijziging geen beperkingen oplegt voor omliggende bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2;
- 2. ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
- 3. ter plaatse van de woningen ontstaat een aanvaardbaar woonklimaat in het kader van de Wet milieubeheer.
- b. Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd, de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Natuur - en Landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing, de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt en de wijziging geen beperkingen oplegt voor omliggende bedrijven.
Artikel 5 Bedrijf - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: ten hoogste 1 bestaande bedrijfswoning;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 5.1 bedoelde gronden voor:
- a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
- c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- e. detailhandel, indien de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf dat gebruikt wordt voor volumineuze detailhandel minder bedraagt dan 1500 m²;
- f. kantoor, indien de vloeroppervlakte van de bedrijfskavel dat gebruikt wordt voor kantoor meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van dat bedrijf;
- g. paardenbakken.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een BEVI-inrichting, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de10-6 – contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen j° artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op de gronden met de bestemming ‘Verkeer’, ‘Agrarisch met waarden -Natuur - en Landschapswaarden’, ‘Natuur’ en/of ‘Groen’, en;
- 2. bij toepassing van de bevoegdheid om af te wijken van de gebruiksregels dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Artikel 6 Bedrijf - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’ een transformatorstation uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 3’: opslag uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 4': opslag van caravans en agrarische voertuigen;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch': agrarische bedrijfsactiviteiten;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: ten hoogste 1 bestaande bedrijfswoning;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden voor:
- a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
- c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, behoudens de inrichting ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’;
- d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag 3’ en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 4';
- e. paardenbakken.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. het bepaalde in lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 6.1, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. het bepaalde in lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van een BEVI-inrichting, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de10-6 – contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen j° artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op de gronden met de bestemming ‘Verkeer’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’, ‘Natuur’ en/of ‘Groen’, en;
- 2. bij toepassing van de bevoegdheid om af te wijken van de gebruiksregels dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Artikel 7 Bedrijf - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, tenzij anders is aangeduid;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie - 2: uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- c. ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’: uitsluitend een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
- d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag 1’: uitsluitend voor opslag uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2': uitsluitend voor opslag van goederen en materialen ten behoeve van een aannemersbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstelling’, de opslag van caravans;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, ten hoogste 1 bestaande bedrijfswoning;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 7.1 bedoelde gronden voor:
- a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
- c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- d. detailhandel;
- e. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag 1’ en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2';
- f. paardenbakken.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 7.1, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. het bepaalde in lid 7.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. met dien verstande dat het niet mogelijk is af te wijken van de gebruiksregels ten behoeve van de vestiging van benzineservicestations met LPG-verkooppunt.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de in lid 7.1 sub c bedoelde gronden te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ wordt verwijderd, indien de bedrijfsvoering ter plaatse beëindigd is.
Artikel 8 Bedrijf - Nutsbedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
8.4 Specifieke gerbruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. paardenbakken.
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Atelier
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Atelier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. atelier, galerie en/of kunsthandel;
- b. kantoor;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 9.1 bedoelde gronden voor:
- a. bewoning van bouwwerken;
- b. gebruik bouwwerken voor mantelzorg;
- c. zwembaden;
- d. paardenbakken.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en wandelpaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. erftoegangswegen;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’ een transformatorstation uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’ zijn uitsluitend erfafscheidingen toegestaan;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 7 meter;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 10.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. paardenbakken.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 3’: tevens horeca tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een terras en veranda;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens voor een gemaal;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - molen: tevens een molen;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: maximaal 1 inpandige bedrijfswoning;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 11.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. paardenbakken.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid 11.1 voor andere horeca-activiteiten dan genoemd in bijlage 2 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:
- a. omgevingsvergunning kan worden verleend voor een horeca-activiteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, categorie 1 of 2 van de Lijst van horeca-activiteiten (bijlage 3), mits de betreffende horeca-activiteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met horeca-activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. er wordt geen omgevingsvergunning verleend voor dancings en discotheken, partycentra en prostitutie gerelateerde horeca.
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, aardkundige en/of natuurlijke waarden;
- b. bos en andere houtopstanden;
- c. sloten, kreken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- d. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. fiets- en wandelpaden;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’: tevens een ijsbaan.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’ mogen binnen het bouwvlak gebouwen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van de in lid 12.2 onder a genoemde gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
- c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 12.1bedoelde gronden voor paardenbakken.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuinen’: volkstuinen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
- b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 13.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. permanente bewoning;
- c. recreatief nachtverblijf;
- d. paardenbakken.
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie;
- b. 1 recreatiewoning per bestemmingsvlak;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
- b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 14.1 bedoelde gronden voor:
- a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- b. permanente bewoning;
- c. paardenbakken.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, rotondes, voet- en fietspaden;
- b. verblijfsgebieden;
- c. garages en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’ een transformatorstation uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
15.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder’ zijn uitsluitend erfafscheidingen toegestaan;
- b. de oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 10 m² per gebouw bedragen;
- c. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatievaart;
- b. water;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. brug, uitsluitend ten behoeve van een erftoegangsweg.
16.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
16.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 16.1 bedoelde gronden voor pleziervaartuigen, woonschepen- en recreatiewoonschepenligplaatsen.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
- b. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’: paardenbakken;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.
17.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen:
- a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- 3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
- b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.4onder b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, waarbij geldt dat:
- a. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning moet worden gesitueerd, en;
- b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg vanwege de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 17.1 bedoelde gronden voor:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. gebruik bouwwerken voor mantelzorg;
- c. zwembaden;
- d. paardenbakken, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’;
- e. een aan huis verbonden beroep in een woning, tenzij:
- 1. de aan huis verboden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
- 2. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
- 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
- 4. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- 5. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.5onder b voor het aanleggen van zwembaden, met dien verstande dat:
- a. de afstand van het zwembad tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 10 meter;
- b. afstand van het zwembad tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 20 meter;
- c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- d. de bouwhoogte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 0,5 meter;
- e. de afstand van het zwembad tot een waterloop mag niet minder bedragen dan 1,5 meter.
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 40 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid 18.2 onder b, indien:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
- c. advies wordt gevraagd aan de beheerder van de hoogspanningsverbinding voordat omgevingsvergunning wordt verleend.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’ wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 2’ wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie - 3’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’ wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 4
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie - 4’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de verbeelding aangewezen bestemmingen.
23.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
23.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de secundaire bestemmingen af te wijken van het in lid 23.2 bepaalde indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire bestemmingen te belissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Percentages
Een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
25.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
25.3 Ondergronds bouwen
Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is, behoudens de gronden die zijn aangewezen voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’, toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder woningen of onder bijgebouwen behorende bij woningen;
- b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijde van het gebouw;
- c. voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1m vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
25.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Geluidzone - industrie
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen, met uitzondering van het verbouwen van bestaande woningen.
26.2 Veiligheidszone – lpg
In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ dat geen nieuwe of gevoelige of beperkt gevoelige functies zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van dit plan.
26.3 Vrijwaringszone molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in dit lid onder a, indien:
- 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 26.3 onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
26.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' de volgende regels:
- a. bouwwerken zijn niet toegestaan;
- b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan ten aanzien van het bepaalde in dit lid onder a te wijzigen ten behoeve van de bouw van bouwwerken, met dien verstande dat voor het overige de bepalingen van 'Bedrijf - 2' onverkort van toepassing blijven, en mits:
- 1. de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. dit in overeenstemming is met het beleid uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040;
- 3. door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie ten aanzien van de uitbreiding van bebouwing in het landelijk gebied.
26.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' de volgende regels:
- a. bouwwerken zijn niet toegestaan ;
- b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd te wijzigen, het bestemmingsplan ten aanzien van het bepaalde in dit lid onder a ten behoeve van de bouw van bouwwerken en de bestemming 'Agrarischmet waarden - Natuur - en Landschapswaarden' in de bestemming 'Bedrijf - 2', mits:
- 1. de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. dit in overeenstemming is met het beleid uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040;
- 3. door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie ten aanzien van de uitbreiding van bebouwing in het landelijke gebied.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen van de bepalingen van het plan, indien het betreft:
- a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
- b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
- e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
- f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
- g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
- 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
27.2 Mantelzorg
27.3 Voorwaarden waaronder omgevingsvergunning kan worden verleend
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.1 en 27.2 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro geringe afwijkingen van de begrenzing van bestemmingen mogelijk te maken, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en mits de afwijkingen, ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 meter bedragen.
28.2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Artikel 29 Algemene Procedureregels
29.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb
Bij toepassing van de in deze planregels genoemde bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Bestaande maten
- a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en oppervlakten van bestaande bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
30.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
30.3 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling, waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.
30.4 Rangorderegeling
- a. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemmingen ‘Waterstaat - Waterkering’, ‘Waarde - Archeologie - 1’, ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie - 4’ gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ vóór de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’, ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie- 4’.
- b. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemmingen ‘Leiding -Hoogspanningsverbinding’, ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie - 4’ gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie - 4’ vóór de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’.
- c. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
- d. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemming ‘Leiding -Hoogspanningsverbinding’ en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
- e. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 1’, ‘Waarde - Archeologie - 2’, ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie - 4’ en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 1’, ‘Waarde - Archeologie - 2’, ‘Waarde - Archeologie - 3’ en ‘Waarde - Archeologie -4’ vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 31.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 31.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 31.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 31.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
32.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBuitengebied Ankeveen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca - Activiteiten
Bijlage 2 Staat van horeca - activiteiten
Bijlage 1 Ecoscan Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen
Bijlage 1 Ecoscan bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen
Bijlage 2 Geactualiseerde Ecoscan Gemeente Wijdemeren
Bijlage 2 Geactualiseerde Ecoscan Gemeente Wijdemeren
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Stedenbouwkundige Visie De Slenk
Bijlage 4 Stedenbouwkundige Visie De Slenk
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Overleg En Inspraak
Bijlage 5 Nota van beantwoording overleg en inspraak
Bijlage 6 Quick-scan Stichtse Kade 47
Bijlage 6 Quick-scan Stichtse Kade 47