KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 7 Groen - 1
Artikel 8 Groen - 2
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Recreatie - Jachthaven
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie 4
Artikel 16 Tuin - 1
Artikel 17 Tuin - 2
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Water
Artikel 20 Water - Waterweg
Artikel 21 Water - Woonschepenligplaats
Artikel 22 Wonen - 1
Artikel 23 Wonen - 2
Artikel 24 Wonen - 3
Artikel 25 Waarde - Archeologie 1
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3
Artikel 28 Waarde - Archeologie 4
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 34 Algemene Procedureregels
Artikel 35 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ecologische Scan
Bijlage 2 Onderbouwde Informatie Hinderdam 19
Bijlage 3 Onderbouwde Informatie Eilandseweg 8
Bijlage 4 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 5 Risicoanalyse Lpg-tankstation Te Nederhorst Den Bergh
Bijlage 6 Uitwerkingen Aspecten Externe Veiligheid
Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bestemmingsplan Nederhorst Den Berg

Bestemmingsplan - gemeente Wijdemeren

Onherroepelijk op 18-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst den Berg van de gemeente Wijdemeren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat met dat hoofdgebouw;

1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep dan wel een kleinschalig bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, bollen-, sier- en fruitteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  4. d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  5. e. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  6. f. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;

1.8 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.9 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.13 bestaand gebruik:

het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

1.14 bestaande goothoogte / bouwhoogte:

de goothoogte/bouwhoogte die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.15 bestaande bouwwerken:

bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.16 bestaande oppervlakte:

de oppervlakte die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.20 botenloods:

een gebouw dat als berg- of werkplaats dient ten behoeve van boten;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dat met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.29 chalet:

een gebouwd onderkomen, niet zijnde een stacaravan, dat naar aard en inrichting kan dienen tot, dag of nachtverblijf van één of meer personen in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.30 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, boven de dakgoot, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden;

1.33 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie en kleinschalig tuinieren;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 golfbreker:

een constructie die bedoeld is om gebieden te beschermen tegen golfslag;

1.36 hobby:

liefhebberij, voor eigen gebruik, niet op bedrijfsmatige basis uitgeoefend;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.38 houtwal:

een met kreupelhout beplante wal;

1.39 intensieve veehouderij:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.40 kantoor(ruimte) zonder baliefunctie:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden, waarbij geen sprake is van een publieksfunctie;

1.41 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemt, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.42 kampeermiddelen:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;

enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.43 kampeerseizoen:

het tijdvak 15 maart – 1 november alsook tijdens de door de Minister van Onderwijs vastgestelde adviesdata voor de kerstvakantie;

1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.45 kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen:

  1. a. "kleinschalig kamperen" waarbij sprake is van een kampeerterrein voor ten hoogste vijfentwintig kampeermiddelen;
  2. b. verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerderijen;
  3. c. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt;

1.46 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.47 lichtmast:

bouwwerk dat dient ter bevestiging van lampen of verlichtingsapparaten;

1.48 ligplaats:

een plaats op de wal of in het water waar een woonschip of recreatiewoonschip, voor anker mag liggen, mag afmeren, of op enigerlei wijze met de vaste grond verbonden mag zijn;

1.49 longeercirkel:

ruimte in de vorm van een cirkel waarin een paard onder begeleiding training kan worden gegeven;

1.50 longeren:

paard aan de longe leiden;

1.51 maaiveld:

de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.52 manege:

een bedrijf dat gericht is op lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, kantinevoorziening, logies- en/of verenigingsaccommodatie, een verkooppunt voor paardrijactiviteiten en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.53 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.54 niet-permanente bewoning:

tijdelijke bewoning van een recreatief verblijf(smiddel);

1.55 niet-permanente standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het kampeerseizoen;

1.56 niet-permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarbij het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats voor niet langer dan een kampeerseizoen;

1.57 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.58 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun bestemming onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, living vans alsook tenten;

1.59 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.60 paardenbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed, al dan niet in combinatie met een andere ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;

1.61 paardrijactiviteiten:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardrijactiviteiten worden geen paardrijscholen en maneges verstaan;

1.62 peil:

  1. a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.63 permanente standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en uitsluitend als recreatief nachtverblijf mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.64 permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie, waarvan het ruimtegebruik een permanent karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein en overnachting in een recreatief verblijf(smiddel) voor langer dan een kampeerseizoen;

1.65 permanente bewoning:

gebruik in de vorm van bewoning als hoofdverblijf van een recreatief verblijf(smiddel);

1.66 pleziervaartuig:

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;

1.67 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor een aan huis verbonden beroep;

1.68 prostitutie:

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

- raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;

- bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden;

1.69 recreatief medegebruik:

het krachtens deze planregels toegestane medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;

1.70 recreatief nachtverblijf:

het gebruik van een kampeermiddel gedurende de periode tussen 22.00 en 06.00 uur;

1.71 recreatief verblijf(smiddel):

een kampeermiddel; een zomerwoning, recreatiewoning, als ook een recreatiewoonschip;

1.72 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.73 recreatiewoonschip:

een schip dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, hieronder begrepen recreatieschepen in aanbouw en overblijfselen van recreatieschepen;

1.74 sleufsilo:

bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als opslagplaats voor mest of landbouwproducten;

1.75 staat van bedrijfsactiviteiten:

de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.76 staat van horeca-activiteiten:

de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.77 standplaats:

een aaneengesloten stuk grond voor het plaatsen van een toercaravan of tent, met de daarbij behorende bebouwing;

1.78 steiger:

bouwwerk in het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen;

1.79 toercaravan:

een wagen, gebouwd, ingericht en bestemd tot kamperen, welke achter een auto over de openbare weg mag worden voortbewogen;

1.80 tredmolen, stapmolen of trainingsmolen:

een bouwwerk dat met behulp van een (elektro)motor een of meer paarden dwingt in dezelfde cirkel te lopen, draven of galopperen;

1.81 tuinmeubilair:

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels, en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.82 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.83 voorgevel:

de gevel van een hoofdgebouw die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.84 waterpeil:

de hoogte van het water;

1.85 Wet geluidhinder:

Wet geluidhinder geldend ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.86 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.87 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.88 woonschip:

  1. a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  2. b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  3. c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  4. d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  5. e. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  6. f. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het (water)peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het (water)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een woonschip:

gemeten vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen;

2.8 de lengte en breedte van een woonschip:

gemeten over de langste lengte en de langste breedte, inclusief overstekken en loopranden en dergelijke;

2.9 de inhoud van een woonschip:

gemeten tussen de buitenzijde van de zijwanden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijvigheid in de vorm van grondgebonden veehouderijen;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - varkenshouderij': voor het houden varkens;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een agrarisch loonbedrijf behorende t/m categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  4. d. paardenbakken indien deze ten dienste staan van een hobbymatige activiteit, dan wel een niet-agrarische nevenactiviteit bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  5. e. bijbehorende bedrijfswoningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering van bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van landschaps- en natuurwaarden dan wel milieuhygiënisch oogpunt;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. intensieve veehouderijen, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - varkenshouderij'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van:

  1. a. kleinschalig kamperen, met ten hoogste 25 kampeermiddelen;
  2. b. de opslag van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
  3. c. het binnen bedrijfsgebouwen stallen van caravans en boten;
  4. d. maximaal 3 trekkershutten binnen het bestemmingsplan, waarvan de oppervlakte en hoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 10 m2 en 3 meter;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    1. 1. er wordt geen onevenredige schade toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond en de mogelijkheid van het herstel van die waarden wordt niet onevenredig verkleind;
    2. 2. er treedt geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen op;
    3. 3. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ‘Agrarisch’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 2’, 'Tuin - 1' en/of ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er sprake is van bedrijfsbeëindiging dan wel bedrijfsverplaatsing en de aanwezige bedrijfsopstallen worden gesloopt;
  2. b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 2;
  3. c. er ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  4. d. de wijziging geen beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven;
  5. e. er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woonklimaat ontstaat in het kader van de wet Milieubeheer.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een bestaand agrarisch bedrijf in de vorm van veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden, onder meer in de vorm van de voor het gebied kenmerkende openheid en de voor het veenweidelandschap kenmerkende flora en fauna;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. extensieve dagrecreatie;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'silo': bestaande sleufsilo’s;
  7. g. een ontsluitingsweg uitsluitend ten behoeve van de aan- en afvoer van chalets en caravans, ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;
  8. h. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en erftoegangswegen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van ondergeschikte gebouwen ten dienste van de agrarische bedrijfsdoeleinden, zoals melkstallen, veldschuren en schuilhokjes, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bedrijf mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  3. c. het aantal gebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1;
  4. d. de oppervlakte van een bouwperceel als bedoeld onder c mag niet minder bedragen dan 1 hectare;
  5. e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot het hart van de weg mag niet minder bedragen dan 10 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 4.1 bedoelde gronden:

  1. a. als staanplaats voor onderkomens, alsmede wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  2. b. als kampeerterrein;
  3. c. als opslag van mest en landbouwproducten in sleufsilo’s en/of graskuilen, met uitzondering van bestaande sleufsilo’s;
  4. d. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  5. e. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen;
  6. f. als terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangers dan wel onderdelen daarvan, welke bruikbaar zijn en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
  7. g. voor paardenbakken.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.4 onder c ten behoeve van de bouw van sleufsilo’s, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de afstand van de sleufsilo tot de bestemming 'Agrarisch' mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  2. b. de hoogte van de sleufsilo mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. c. natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  2. b. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van categorie 3.2’: een bedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van categorie 4.1’: een bedrijf uit categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’: detailhandel;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf aan de Dammerweg 109;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: opslag;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': een sport-/fitnesscentrum;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg: een brandstofverkooppunt;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 5.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  4. d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  5. e. paardenbakken.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in een hogere categorie dan genoemd in lid 5.1, behoudens benzineservicestations met LPG-verkooppunt, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, behoudens benzineservicestations met LPG-verkooppunt, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. het bepaalde in lid 5.2.1 sub c voor het oprichten van een extra bedrijfswoning, indien dit in het kader van een goede bedrijfsuitoefening noodzakelijk is en mits er nog geen bedrijfswoning aanwezig is of door splitsing aanwezig is geweest.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  1. a. de bestemming van de in lid 5.1 sub g bedoelde gronden te wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ van de gronden wordt verwijderd, indien de bedrijfsvoering ter plaatse beëindigd is.
  2. b. de bestemming van de in lid 5.1 sub b en c bedoelde gronden te wijzigen die zin dat de aanduiding ‘bedrijf van categorie 3.2’ of ‘bedrijf van categorie 4.1’ van de gronden wordt verwijderd, indien de huidige bedrijfsvoering ter plaatse beëindigd is.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

Artikel 7 Groen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets en wandelpaden;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden, onder meer in de vorm van de voor het gebied kenmerkende openheid en de voor het veenweidelandschap kenmerkende flora en fauna;
  5. e. bermen, bermsloten en beplantingen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van bewegwijzering mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  2. b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 7.1bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 8 Groen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  2. b. waterpartijen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding houtwal: tevens voor een houtwal;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding terras: tevens voor een terras;
  5. e. extensieve dagrecreatie.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groens, water parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 9.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid 9.1 voor andere horeca-activiteiten dan genoemd in bijlage 2 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. omgevingsvergunning kan worden verleend voor een horeca-activiteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2), mits de betreffende horeca-activiteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met horeca-activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
  2. b. er wordt geen omgevingsvergunning verleend voor dancings en discotheken, partycentra en prostitutie gerelateerde horeca.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, aardkundige en/of natuurlijke waarden;
  2. b. bos en andere houtopstanden;
  3. c. sloten, kreken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  4. d. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  5. e. extensieve dagrecreatie;
  6. f. fiets- en wandelpaden.

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend de bestaande bebouwing van Fort Hinderdam is toegestaan;
  2. b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  4. d. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 10.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. paardenbakken.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 11 Recreatie - Jachthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven, met dien verstande dat het aantal ligplaatsen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding aangeduide maximum aantal ligplaatsen;
  2. b. de bedrijfsvoering van watersportbedrijven;
  3. c. botenloodsen voor herstel en berging van pleziervaartuigen;
  4. d. water;
  5. e. het bedrijfsmatig exploiteren van een ondergeschikt horecabedrijf als onderdeel van de jachthaven, in categorie 1 en 2 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van een hotel;
  6. f. het bedrijfsmatig exploiteren van standplaatsen voor kampeermiddelen als onderdeel van een jachthavenbedrijf tijdens het kampeerseizoen als nevenactiviteit;
  7. g. het bedrijfsmatig exploiteren van ligplaatsen voor woonschepen;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': ten hoogste 1 bedrijfswoning ten dienste van de jachthaven of een watersportbedrijf;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': ten hoogste 1 recreatiewoning;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan': ten hoogste 1 stacaravan;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoonschip': ten hoogste 1 ligplaats voor een woonschip dat enkel als bedrijfswoning mag worden gebruikt;
  12. l. steigers en golfbrekers;
  13. m. ontsluitingswegen;
  14. n. een zeilschool;
  15. o. watersport;
  16. p. watersportgerelateerde detailhandel;
  17. q. tuin;
  18. r. ondergeschikte dienstverlening en kantoren;
  19. s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

11.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing en parkeerplaatsen ten behoeve van:

  1. a. het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het aangrenzende natuurgebied;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  3. c. het aantal en de situering van de parkeergelegenheid op eigen terrein.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in lid 11.2 sub e voor het oprichten van een extra bedrijfswoning, indien dit in het kader van een goede bedrijfsuitoefening noodzakelijk is.

11.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 11.1 bedoelde gronden voor:
    1. 1. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
    2. 2. paardenbakken.
  2. b. Ter plaatse van de ligplaatsen als bedoeld in lid 11.1 gelden de volgende regels:
    1. 1. de lengte van woonschepen mag niet meer bedragen dan 20 meter;
    2. 2. voor woonschepen waarvan de lengte niet meer bedraagt dan 17 meter, mag de breedte, goothoogte, bouwhoogte en inhoud niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter, 4 meter gemeten vanaf de waterlijn, 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn en 265 m3;
    3. 3. voor woonschepen waarvan de lengte meer bedraagt dan 17 meter tot een maximum van 20 meter, mag de breedte en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 meter en 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  1. a. a. de bestemming ‘Recreatie - Jachthaven’ te wijzigen ten behoeve van een vergroting van het aantal ligplaatsen voor watersport, met dien verstande dat deze vergroting van het aantal ligplaatsen zich beperkt tot een gezamenlijk aantal van ten hoogste 50 ligplaatsen.
  2. b. in geval van bedrijfsbeëindiging de bestemming ‘Recreatie - Jachthaven’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen - 1’ en ‘Water’ onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de diepte van de woonkavel mag niet meer bedragen dan 50 meter gemeten haaks op de as van de dichtstbijzijnde weg;
    2. 2. het totaal aantal woningen neemt niet toe;
    3. 3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
    4. 4. er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van chalets;
  2. b. standplaatsen ten behoeve van chalets waarbij het aantal standplaatsen niet meer mag bedragen dan 224;
  3. c. gebouwen ten behoeve van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen waarbij het aantal gebouwen niet meer mag bedragen dan 5;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie-1’: een kampwinkel, een restaurant, een kantine en een wasserette, gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en maximaal 1 bedrijfswoning;
  5. e. met daaraan ondergeschikt een zwembad en tennisbanen ten behoeve van de recreatieve functie;
  6. f. bij deze bestemming behoren voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen;

12.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 12.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning;
  3. c. paardenbakken.

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein;
  2. b. een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein waarbij het aantal niet-permanente standplaatsen niet meer mag bedragen dan 9;
  3. c. bij deze bestemming behoren voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 13.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. permanente bewoning;
  3. c. paardenbakken.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;
  2. b. met de daarbij behorende erven en tuinen;
  3. c. bij deze bestemming behoren voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen;

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 14.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. permanente bewoning;
  3. c. paardenbakken.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd, het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de oppervlakte van bestaande recreatiewoning te vergroten tot 50 m2, mits:

  1. a. de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de uitvoerbaarheid van de wijziging is gewaarborgd;
  3. c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. bij wijziging van de wijzigingsbevoegdheid wordt de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1' van de betreffende gronden verwijderd.

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor ligplaatsen voor recreatiewoonschepen.

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

15.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 15.1 bedoelde gronden voor:
    1. 1. permanente bewoning;
  2. b. Ter plaatse van de ligplaatsen als bedoeld in lid 15.1 gelden de volgende regels:
    1. 1. per bestemmingsvlak is maximaal één ligplaats toegestaan;
    2. 2. ten minste één zijde van de ligplaats dient te grenzen aan de gronden met de bestemming 'Water';
    3. 3. de lengte van recreatiewoonschepen mag niet meer bedragen dan 20 meter;
    4. 4. voor recreatiewoonschepen waarvan de lengte niet meer bedraagt dan 17 meter, mag de breedte, goothoogte, bouwhoogte en inhoud niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter, 4 meter gemeten vanaf de waterlijn, 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn en 265 m³;
    5. 5. voor recreatiewoonschepen waarvan de lengte meer bedraagt dan 17 meter tot een maximum van 20 meter, mag de breedte en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 meter en 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn.

Artikel 16 Tuin - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: tuinen bij de behorende woningen.

16.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend, ten behoeve van de aangrenzende bestemming, bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 16.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

Artikel 17 Tuin - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de aangrenzende bestemmingen ‘Water - Woonschepenligplaats’ en ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie 4’.

17.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van woonschepen en recreatiewoonschepen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 17.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, rotondes, voet- en fietspaden;
  2. b. met de daarbij behorende geluidwerende voorziening;
  3. c. verblijfsgebieden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. bermen;
  9. i. fietsenstallingen en abri's.

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10 meter bedragen.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 18.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. paardenbakken.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. c. watersport en recreatievaart;
  4. d. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘brug’: een brug;
  5. e. het behoud van recreatieve waarden waaronder begrepen stranden en ligweiden;
  6. f. tuin behorende bij een woon- of recreatiewoonschip;
  7. g. extensieve dagrecreatie;
  8. h. waterhuishouding.

19.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ‘Water’ te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie3', met dien verstande dat:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid ter uitbreiding dient van de op de verbeelding aangegeven aangrenzende bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3';
  2. b. de wijzigingsbevoegdheid zich beperkt tot een vergroting van de oppervlakte van een recreatiewoning met ten hoogste 10 m², mits de oppervlakte van een recreatiewoning na wijziging niet meer bedraagt dan 40 m²;
  3. c. na wijziging het bepaalde in artikel 13 van toepassing is.

Artikel 20 Water - Waterweg

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Waterweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het verkeer te water en de recreatievaart;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding ‘sluis’: een sluis;
  3. c. waterhuishouding.

20.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 20.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. woonschepen- en recreatiewoonschepenligplaatsen.

Artikel 21 Water - Woonschepenligplaats

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water - Woonschepenligplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ligplaatsen voor woonschepen;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘prostitutie’ voor één woonschip waarop prostitutie is toegestaan.

21.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

21.3 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Ter plaatse van de ligplaatsen als bedoeld in lid 21.1 gelden de volgende regels:
    1. a. per bestemmingsvlak is maximaal één ligplaats toegestaan;
    2. b. tenminste één zijde van de ligplaats dient te grenzen aan gronden met de bestemming 'Water';
    3. c. de lengte van woonschepen mag niet meer bedragen dan 20 meter;
    4. d. voor woonschepen waarvan de lengte niet meer bedraagt dan 17 meter, mag de breedte, goothoogte, bouwhoogte en inhoud niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter, 4 meter gemeten vanaf de waterlijn, 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn en 265 m³;
    5. e. voor woonschepen waarvan de lengte meer bedraagt dan 17 meter tot een maximum van 20 meter, mag de breedte en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 meter en 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn.

Artikel 22 Wonen - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel;
  3. c. paardenbakken, indien deze ten dienste staan van een hobbymatige activiteit;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.

22.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen:

  1. a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
    3. 3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
  2. b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in lid 22.2.4 onder b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, mits:

  1. a. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning is gesitueerd, en;
  2. b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg middels de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 22.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. gebruik van bouwwerken voor mantelzorg;
  3. c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf van ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij:
    1. 1. de aan huis verbonden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat nietmeer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. 2. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    3. 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. 4. de activiteiten geen detailhandel, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', en/of horeca betreffen;
    5. 5. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Artikel 23 Wonen - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. paardenbakken, indien deze ten dienste staan van een hobbymatige activiteit;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.

23.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen:

  1. a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
    3. 3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
  2. b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in lid 23.2.4 onder b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, mits:

  1. a. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning is gesitueerd, en;
  2. b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg middels de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 23.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. gebruik van bouwwerken voor mantelzorg;
  3. c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf van ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij:
    1. 1. de aan huis verboden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat nietmeer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. 2. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    3. 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. 4. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    5. 5. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ‘Wonen - 2’ te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'opslag', met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van deze regels en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. door de bedrijfsvoering worden de landschaps- en natuurwaarden en milieuhygiënische belangen niet onevenredig aangetast;
    2. 2. er vindt geen onevenredige verkeersbelasting plaats;
    3. 3. er vindt geen onevenredige hinder ten opzichte van de omgeving plaats;
    4. 4. de totale oppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' bedraagt na de wijziging per bestemmingsvlak niet meer dan 1 hectare.

Artikel 24 Wonen - 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. paardenbakken.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in lid 24.2.3 onder b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, mits:

  1. a. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning is gesitueerd, en;
  2. b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg middels de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 24.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. gebruik van bouwwerken voor mantelzorg;
  3. c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf van ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij:
    1. 1. de aan huis verboden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat nietmeer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. 2. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    3. 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    4. 4. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    5. 5. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de verbeelding aangewezen bestemmingen.

29.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

29.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de secundaire bestemmingen af te wijken van het in lid 29.2 bepaalde indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  2. b. Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire bestemmingen te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  2. b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Percentages

Een op de verbeeldingof in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

31.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

31.3 Ondergronds bouwen

Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is, behoudens de gronden die zijn aangewezen voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2', 'Recreatie -Verblijfsrecreatie 3' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 4', toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder woningen of onder bijgebouwen behorende bij woningen;
  2. b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijde van het gebouw;
  3. c. voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1m vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

31.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

  1. a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
  2. b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  5. e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  6. f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 meter;
  7. g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

32.2 Mantelzorg

32.3 Voorwaarden waaronder omgevingsvergunning kan worden verleend

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.1 en 32.2 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

32.4 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  1. a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  2. b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  3. c. maximaal 50% tot een maximum van 60 m² van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  4. d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  5. e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. f. ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  7. g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 parkeerplaats per verhuurbare ruimte.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

33.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, geringe afwijkingen van de begrenzing van bestemmingen mogelijk te maken, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en mits de afwijkingen, ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2 meter bedragen.

33.2 Verplaatsen woon- en/of recreatiewoonschepen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemmingen 'Water - Woonschepenligplaats', Recreatie - Verblijfsrecreatie 4' en 'Water' te wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van woon- en/of recreatiewoonschepen, met dien verstande dat:

  1. a. dat de diepte van het wijzigingsgebied niet meer mag bedragen dan 200 meter gemeten haaks op de ontsluitende weg;
  2. b. het aantal ligplaatsen voor woon- en recreatiewoonschepen niet meer mag bedragen dan het aantal ligplaatsen dat aanwezig was ten tijden van het ontwerpbestemmingsplan.

33.3 Staat van bedrijfsactiviteiten

Artikel 34 Algemene Procedureregels

34.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb

Bij toepassing van de in deze planregels genoemde bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 35 Overige Regels

35.1 Bestaande maten

  1. a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en oppervlakten van bestaande bouwwerken, woonschepen en recreatiewoonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. Indien afstanden tot bestaande bouwwerken, woonschepen en recreatiewoonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen, woonschepen en recreatiewoonschepen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

35.2 Rangorderegeling

  1. a. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde -Archeologie 4' gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' vóór de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde -Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
  2. b. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
  3. c. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 36.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 36.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 36.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 36.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 36.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

37.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Nederhorst den Berg.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Ecologische Scan

Bijlage 1 Ecologische scan

Bijlage 2 Onderbouwde Informatie Hinderdam 19

Bijlage 2 Onderbouwde informatie Hinderdam 19

Bijlage 3 Onderbouwde Informatie Eilandseweg 8

Bijlage 3 Onderbouwde informatie Eilandseweg 8

Bijlage 4 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 4 Nota inspraak en overleg

Bijlage 5 Risicoanalyse Lpg-tankstation Te Nederhorst Den Bergh

Bijlage 5 Risicoanalyse LPG-tankstation te Nederhorst den Bergh

Bijlage 6 Uitwerkingen Aspecten Externe Veiligheid

Bijlage 6 Uitwerkingen aspecten externe veiligheid

Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 7 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen