Bestemmingsplan Kampeerterreinen in Noordenveld
Bestemmingsplan - Gemeente Noordenveld
Vastgesteld op 19-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kampeerterreinen in Noordenveld van de gemeente Noordenveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1699.2010BP013-vg01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.9 bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak en/of het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
- b. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
indien en voor zover twee afzonderlijk begrensde bestemmingsvlakken middels de aanduiding "relatie" met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.15 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 chalet:
een verblijf bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.27 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.28 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.31 geluidsgevoelige objecten:
een woning of een ander gebouw of object waarvoor ingevolge artikel 82 van de Wet geluidhinder bij Algemene maatregel van bestuur de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is aangegeven;
1.32 gevellijn:
een langs de naar de weg gekeerde gevel als zodanig aangeduide lijn;
1.33 groepsaccommodatie:
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.34 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.36 hoofdverblijf:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
1.37 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.38 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan/chalet, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.39 kampeerterrein:
een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf;
1.40 kap:
een dakafdekking onder een hoek vanaf 15 graden met het horizontale vlak;
1.41 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.42 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.43 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
1.44 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.45 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.46 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.47 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.48 permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;
1.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.50 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat of die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar als recreatieverblijf gebruikt te worden;
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 sociale veiligheid:
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.53 stacaravan:
een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;
1.54 tenthuisje:
een verblijf, niet zijnde een kampeermiddel, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, bijvoorbeeld tentdoek, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en nachtverblijf;
1.55 trekkershut:
een houten gebouw met slaap- en kookgelegenheid met (eenvoudige) voorzieningen dat dienst doet in plaats van een zelfmeegenomen kampeermiddel ten behoeve van kortdurend recreatief nachtverblijf;
1.56 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.57 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.58 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.59 weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;
1.60 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.61 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Algemene regels
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
- a. oppervlakten in vierkante meters (m2);
- b. inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- c. verhoudingen in procenten (%);
- d. hoeken/hellingen in graden (°);
In het plan wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Groepsaccommodatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Groepsaccommodatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;
alsmede voor:
- b. wonen ten dienste van het bedrijf;
met de daarbij behorende:
- c. bedrijfsgebouwen;
- d. bestaande bedrijfswoningen;
- e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- f. tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelveld;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, het landschaps- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans/chalets voorzover niet bestaand;
- b. trekkershutten en tenthuisjes;
- c. voorzieningengebouwen ten behoeve van:
- 1. sanitaire voorzieningen;
- 2. onderhoud en beheer;
- 3. dienstverlening en detailhandel ten dienste van het kampeerterrein, waaronder begrepen een campingwinkel, receptie en een kantine;
- 4. horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
- d. bedrijfswoningen;
- e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- f. bos, ter plaatse van de aanduiding "bos";
- g. een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel";
met de daarbijbehorende:
- h. wegen, straten en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. sport- en speelvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. bebossing;
- n. water;
- o. tuinen, erven en terreinen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.7 onder b in die zin dat de bouwhoogte van speeltoestellen wordt verhoogd tot ten hoogste 12,00 m, mits:
- a. deze landschappelijk worden ingepast zodanig dat deze speeltoestellen vanuit de omgeving van het kampeerterrein niet of nauwelijks waarneembaar zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van de kampeerterreinen anders dan in het kader van bedrijfsmatige exploitatie;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans/chalets, met uitzondering van bestaande stacaravans/chalets;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca";
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. ter plaatse van de aanduidingen "bos" en "houtsingel" het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- c. De in sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:
- een tweede bedrijfswoning, mits:
- 1. het kampeerterreinen groter dan 5 hectare betreft;
- 2. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
- 3. de tweede bedrijfswoning landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel wordt ingepast door middel van een inpassingsplan;
- 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
- 5. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
- b. trekkershutten en tenthuisjes;
- c. stacaravans/chalets;
- d. voorzieningen gebouwen ten behoeve van:
- 1. sanitaire voorzieningen;
- 2. onderhoud en beheer;
- 3. dienstverlening en detailhandel ten dienste van het kampeerterrein, waaronder begrepen een campingwinkel, receptie en een kantine;
- 4. horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
- e. bedrijfswoningen;
- f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- g. bijgebouwen bij stacaravans/chalets;
- h. bos, ter plaatse van de aanduiding " bos" ;
- i. een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel";
- j. een houtwal, ter plaatse van de aanduiding "houtwal";
met de daarbijbehorende:
- k. wegen, straten en paden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. sport- en speelvoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. bebossing;
- q. water;
- r. tuinen, erven en terreinen;
- s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.9 onder b in die zin dat de bouwhoogte van speeltoestellen wordt verhoogd tot ten hoogste 12,00 m, mits:
- a. deze landschappelijk worden ingepast zodanig dat deze speeltoestellen vanuit de omgeving van het kampeerterrein niet of nauwelijks waarneembaar zijn.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van de kampeerterreinen anders dan in het kader van bedrijfsmatige exploitatie;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 5.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. ter plaatse van de aanduidingen "bos", "houtwal" en "houtsingel" het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
- 2. ter plaatse van de aanduiding "houtwal" het ophogen, ontgronden, egaliseren en ontgronden;
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- c. De in sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:
- een tweede bedrijfswoning, mits:
- 1. het kampeerterreinen groter dan 5 hectare betreft;
- 2. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
- 3. de tweede bedrijfswoning landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel wordt ingepast door middel van een inpassingsplan;
- 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
- 5. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
- b. trekkershutten en tenthuisjes;
- c. stacaravans/chalets;
- d. recreatiewoningen;
- e. voorzieningengebouwen ten behoeve van:
- 1. sanitaire voorzieningen;
- 2. onderhoud en beheer;
- 3. dienstverlening en detailhandel ten dienste van het kampeerterrein, waaronder begrepen een campingwinkel, receptie en een kantine;
- 4. horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- f. bedrijfswoningen;
- g. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- h. bijgebouwen bij stacaravans/chalets;
- i. bijgebouwen bij recreatiewoningen;
- j. bos, ter plaatse van de aanduiding "bos";
- k. een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel";
- l. ligplaatsen voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats";
- m. bijgebouwen bij woonschepen;
met de daarbijbehorende:
- n. wegen, straten en paden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. sport- en speelvoorzieningen;
- r. nutsvoorzieningen;
- s. bebossing;
- t. water;
- u. tuinen, erven en terreinen;
- v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.12 onder c in die zin dat de bouwhoogte van speeltoestellen wordt verhoogd tot ten hoogste 12,00 m, mits:
- a. deze landschappelijk worden ingepast zodanig dat deze speeltoestellen vanuit de omgeving van het kampeerterrein niet of nauwelijks waarneembaar zijn.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van de recreatieterreinen anders dan in het kader van bedrijfsmatige exploitatie;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel;
- f. het gebruik van gronden voor meer recreatiewoningen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal".
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. ter plaatse van de aanduidingen "bos" en "houtsingel" het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- c. De in sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:
- a. een tweede bedrijfswoning, mits:
- 1. het kampeerterreinen groter dan 5 hectare betreft;
- 2. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
- 3. de tweede bedrijfswoning landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel wordt ingepast door middel van een inpassingsplan;
- 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
- 5. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het uitbreiden van het aantal recreatiewoningen, mits:
- 1. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat de recreatiewoningen uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig zijn;
- 2. de recreatiewoningen landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel wordt ingepast door middel van een inpassingsplan;
- 3. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Kampeerterreinen in Noordenveld
van de gemeente Noordenveld.
Behorende bij het besluit van 19 juni 2013.
===
Bijlage 1 Nota Kampeerbeleid Gemeente Noordenveld
Bijlage 1 Nota kampeerbeleid gemeente Noordenveld
Bijlage 2 Raadsbesluit Bedrijfsmatige Exploitatie
Bijlage 2 Raadsbesluit bedrijfsmatige exploitatie
Bijlage 3 Raadsbesluit Gelijktrekken Oppervlakte Recreatiewoningen
Bijlage 3 Raadsbesluit gelijktrekken oppervlakte Recreatiewoningen
Bijlage 4 Ruimtelijk Ontwikkelingskader Voor Verblijfsrecreatie In Het Leekstermeergebied
Bijlage 4 Ruimtelijk ontwikkelingskader voor verblijfsrecreatie In het Leekstermeergebied
Bijlage 5 Eindverslag Inspraak Nota Kampeerbeleid
Bijlage 5 Eindverslag inspraak Nota Kampeerbeleid