Beheersverordening Woonwijken Norg
Beheersverordening - Noordenveld
Vastgesteld op 19-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 beheersverordening:
de Beheersverordening Woonwijken Norg van de gemeente Noordenveld;
1.2 verordeningsgebied:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1699.2012BV002-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een op de verbeelding aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan huis verbonden werkactiviteiten:
de uitoefening van een beroep, het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, welke activiteiten door de beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanpijling:
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingsbeeld of straatbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.11 bed & breakfastvoorziening:
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend kortdurend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in een van de bestaande bijgebouwen en wordt uitgeoefend door de gebruiker van het betreffende perceel;
1.12 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen;
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een richtafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.19 bos:
bos gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een als zodanig op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.28 dak:
elke bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 erf:
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ingericht ten dienste van, en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot het perceel waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de kadastrale gegevens en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.33 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.34 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.36 hoofdvorm:
de hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm;
1.37 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.38 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
1.39 kap:
een dakafdekking onder een hoek vanaf 15° met het horizontale vlak;
1.40 karakteristieke bebouwing:
beeldbepalende en/of waardevolle bebouwing welke past bij de omgeving;
1.41 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.42 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een richtafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.43 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.44 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.45 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.46 molenbiotoop:
aangewezen omgevingsgebied van de molen, voor zover die van invloed is op het goed kunnen functioneren van de molen als werktuig en/of als monument, waarbinnen onder andere een onbelemmerde windvang en/of het zicht op de molen worden beschermd;
1.47 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.48 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.49 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving, dan wel de realisering van de bestemming;
1.50 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.51 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.52 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.53 paardenbak:
een al dan niet door middel van een afscheiding afgezonderd terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en/of berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.54 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.55 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.56 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.57 rooilijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
1.58 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.60 tijdstip van beëindiging van een bepaald gebruik:
- a. het tijdstip waarop een gebouw is gesloopt, dan wel vanwege bouwkundige gebreken het gebruik ingevolge de Woningwet dient te worden gestaakt;
- b. het tijdstip waarop gronden en/of een gebouw met de bijbehorende grond kennelijk in gebruik zijn genomen voor een andere functie dan in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
1.61 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.62 verbeelding:
de illustratie met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen en aanduidingen van de in de beheersverordening begrepen gronden zijn aangewezen;
1.63 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.64 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig in de beheersverordening aangeduide, dan wel door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.65 voorkant:
de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw, alsook de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of openbaar toegankelijk gebied;
1.66 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.67 weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;
1.68 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.69 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.70 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.71 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten door reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus, kapperszaken, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten;
1.72 zijgevel:
de gevel van een gebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.8 Algemene regels
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
- oppervlakten in vierkante meters (m2);
- inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- verhoudingen in procenten (%);
- hoeken/hellingen in graden (°);
Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
- b. de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
- c. dagrecreatief medegebruik;
- d. groenvoorzieningen en water;
- e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van essen, esranden en ontginningen;
alsmede voor:
- f. veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
- g. bergbezinkbassin, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
- h. zandpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- i. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
In de bestemming zijn houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, een en ander indien de opslag van deze materialen niet strekt tot realisering van de bestemming.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
- 2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
- 3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke oppervlakte dan 50 m2;
- 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, greppels en andere wateren;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
- b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- c. De in lid 3.4, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
- 2. die het normale onderhoud tot doel hebben;
- 3. die betrekking hebben op de verzorging van de houtopstand ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
- d. De in lid 3.4, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 omschreven waarden.
- e. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- b. bestaande bedrijven;
- c. zakelijke dienstverlening;
- d. maatschappelijke voorzieningen;
- e. bedrijfswoningen;
- f. verkeer en verblijf;
- g. groenvoorzieningen en water;
- h. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- i. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
en tevens voor:
- j. verkooppunt motorbrandstoffen, niet zijnde een lpg-verkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;'
- k. verkooppunt motorbrandstoffen, met een lpg-verkooppunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- l. garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage'.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet begrepen.
De molen 'De Hoop' is voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
Daarbij gelden de volgende toetsingscriteria:
- 1. het bebouwingsbeeld langs de Eenerstraat wordt in het algemeen bepaald door aan de straatzijde vrijstaande hoofdgebouwen tot twee bouwlagen met kap en een gelijkmatige afstand tot de weg;
- 2. het bebouwingsbeeld op het bedrijventerrein Ordel wordt bepaald door relatief kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met bedrijfswoningen op kavels met een oppervlakte tussen 800 en 2.000 m2.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
- b. overige openbare nutsvoorzieningen;
- c. verkeer en verblijf;
- d. groenvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bospercelen;
- b. dagrecreatief medegebruik;
- c. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
- d. het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
6.2 Bouwregels
Voor deze bestemming geldt dat er geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen, ontgronden, egaliseren en ontginnen van gronden met deze bestemming;
- 2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige bomen;
- 3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 5. het graven van sloten of greppels en het aanbrengen van drainage.
- b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- c. De in lid 6.3, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
- 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
- d. De in lid 6.3, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 6.1omschreven waarden.
- e. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (openbare) groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden en verhardingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. nutsgebouwtje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
met dien verstande dat:
- h. de aanwezige opgaande beplanting zo veel mogelijk behouden dient te blijven.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de vorm van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de woonsituatie;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 8 Groen - Brink
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van de bestaande beplantingsstructuur (groenvoorzieningen);
- b. de opbouw, de instandhouding en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het behoud van de ruimtelijke structuur;
en tevens voor:
- c. verkeer en verblijf;
- d. dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven, niet zijnde een bar/dancing of discotheek;
- b. bedrijfswoningen;
- c. verkeer en verblijf;
- d. groenvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
- b. verkeer en verblijf;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en versterking van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
- b. dagrecreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van de bouw van een gebouw, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte van het gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
- b. de hoogte van het gebouw niet meer dan 3 m mag bedragen.
Artikel 12 Sport - Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportieve en recreatieve functies;
- b. verkeer en verblijf;
- c. groenvoorzieningen en water;
- d. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
en tevens voor:
- e. een zwembad met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- f. een manege met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege'.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en voorkanten behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- c. (openbare) groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de vorm van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de woonsituatie;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
13.4 Specifieke gebruiksregels
De in lid 13.1 bedoelde gronden mogen niet worden gebruik als opslagplaats, anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. weg- en laanbeplantingen;
- d. parkeer- en groenvoorzieningen.
Onder groenvoorzieningen is een inrichting als water begrepen.
Van de wegen mag het aantal rijstroken niet meer bedragen dan twee.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Verkeer - Parkeerterrein
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeren van (motor)voertuigen;
- b. laagblijvende struikbeplanting, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
- c. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
met de daarbij behorende:
- d. straten, paden en verhardingen;
- e. (openbare) groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de vorm van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de woonsituatie;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. zandpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- d. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
met de daarbij behorende:
- e. (openbare) groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
met dien verstande dat gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op verblijf.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de vorm van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de woonsituatie;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
- c. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- d. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. tuinen, erven, en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats en afmetingen van de in lid 17.2.2 bedoelde aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
- b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in die zin dat aangesloten dient te worden bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 17.2.1, sub f, met dien verstande dat de bedoelde gevel, dan wel het snijpunt van twee gevels ten hoogste 4 m achter deze bebouwingsgrens mag worden opgericht;
- b. lid 17.2.1, sub i, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
- c. lid 17.2.2, sub c, voor vergroting van de gezamenlijke oppervlakte tot niet meer dan 80 m2, mits de vergroting gelet op de woonfunctie noodzakelijk is (bijvoorbeeld medische noodzaak, levensloopbestendigheid, maar niet het vergroten van het woongenot als 'geriefverbetering').
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 18 Wonen - Boerderij
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in de vorm van woonboerderijen;
- b. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
- c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de woonboerderij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. tuinen, erven, en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De rijksmonumentale panden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
- a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid,
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 18.2.1, sub a voor het overschrijden van de bouwgrens, indien dit noodzakelijk is voor de eenmalige uitbreiding van het bestaande grondvlak met ten hoogste 10% van het grondvlak, als bedoeld in lid 18.2.1, sub b.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 19 Woongebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
- c. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- d. verkeer en verblijf;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. het behoud en de versterking van de bestaande houtwallen, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
en tevens voor:
- g. niet-zelfstandige huisvesting en/of verzorging van woongroepen, al dan niet gecombineerd met een dienstencentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
- h. het gebruik en de inrichting voor niet meer dan zes woonwagenstandplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- i. zakelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- j. bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- k. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - garageboxen';
- l. antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
- m. een nutsgebouwtje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden blijft, behoudens verbetering met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, gehandhaafd. Aanvullende voorzieningen blijven beperkt tot de eventuele aanleg van fiets- en/of voetpaden en parkeerstroken, met dien verstande dat:
- van wegen het aantal rijstroken niet meer dan twee mag bedragen;
- van zandwegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' het onverharde karakter gehandhaafd dient te blijven.
Bij de afweging om een verzoek om omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand (kapvergunning) op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening, wordt de betekenis voor het ruimtelijk beeld van de aanwezige boombeplanting op de gronden, ter plaatse van de aanduidingen 'houtwal' en 'groen', betrokken.
Ter plaatse van de aanduiding 'groen' dient niet minder dan 80% te bestaan uit groenvoorzieningen waaronder sierbestrating, fiets- en/of voetpaden, waterpartijen, speelvoorzieningen en dergelijke begrepen.
Ter plaatse van de aanduiding 'water' dient niet minder dan 80% te bestaan uit water en oeverstroken.
Openbare nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve van verkeer en verblijf dienen zo mogelijk zodanig te worden gesitueerd en/of door beplanting te worden afgeschermd, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte en dakvorm van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in die zin dat aangesloten dient te worden bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
- c. de plaats en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden.
Het bebouwingsbeeld wordt in het algemeen bepaald door:
- overwegend vrijstaande en twee of meer aaneen gebouwde woningen in één en (soms) twee bouwlagen met kap en een gelijkmatige afstand tot de weg.
- uitsluitend vrijstaande woningen langs de randen van het plangebied (met name aan de oost-, west- en zuidwestzijde) die de overgang vormen van de kern Norg naar het omliggende buitengebied;
- aaneen gebouwde en/of gestapelde woningen voor de bouwpercelen aangegeven met 'speciale bouwaanduiding - wooncomplex'.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 19.2.1, sub e, ten behoeve van een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte voor niet meer dan 50% van de lengte van de gevel ten hoogste 6 m mag bedragen;
- b. lid 19.2.1, sub g, voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
- c. lid 19.2.2, sub a en b:
- 1. voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m² met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
- 2. voor de bouw van aan- en uitbouwen en al dan niet vrijstaande bijgebouwen voor de naar de weg gekeerde zijgevel van hoekwoningen, mits:
- de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3,5 m bedraagt;
- de afstand tot de grens van het bouwperceel minimaal 2 m bedraagt;
- de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
- d. lid 19.2.2, sub b, voor een aan-, uitbouw of bijgebouw die tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
- e. lid 19.2.2 sub g, voor vergroting van de gezamenlijke oppervlakte tot niet meer dan 80 m2, mits de vergroting gelet op de woonfunctie noodzakelijk is (bijvoorbeeld medische noodzaak, levensloopbestendigheid, maar niet het vergroten van het woongenot als 'geriefverbetering');
- f. lid 19.2.6, sub b, tot een bouwhoogte van 15 m, uitsluitend voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 20 Woongebied - Werkgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Werkgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
- c. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- d. bestaande bedrijven;
- e. zakelijke dienstverlening;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. verkeer en verblijf;
- h. groenvoorzieningen en water.
In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet begrepen.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
- c. de plaats en bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in de lid 21.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
- b. op of in de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden.
De archeologische waarden, archeologische verwachtingswaarden en de bijzondere terreinen en gebieden zijn aangegeven op de archeologische beleidsadvieskaart Noordenveld, die als bijlage bij de regels is gevoegd.
22.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. aan gronden alsnog de bestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de historische wegenstructuur.
23.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanpassen van het beloop van de wegen en paden;
- 2. het verharden van de onverharde wegen en paden;
- 3. het wijzigen of verwijderen van wegen en paden;
- 4. het verwijderen van overige karakteristieke elementen.
- b. De in lid 23.2, sub a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening;
- 2. die het normale onderhoud tot doel hebben;
- 3. die graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
- c. De in lid 23.2, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 23.1 omschreven waarden.
- d. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de historische kenmerken van het brinkgebied en de cultuurhistorisch waardevolle wegen, paden, groenstructuren en karakteristieke bebouwing met de volgende kenmerken:
- een vrije ordening van bebouwing en boerderijen;
- kleine en iets grotere boerderijen die veelal zijn voorzien van een lage gootlijn, kleine ramen aan de zijkant en rieten daken;
- afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimten;
- het informele karakter van de openbare ruimte, in overeenstemming met het historische karakter van de bebouwing;
- de grasstroken en/of lage hagen tussen straat en tuinen.
De inrichting dient te worden afgestemd op de karakteristieke omgeving in samenhang met de verblijfsfunctie.
Als toetsingscriterium voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Landschap
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de essen, esranden en ontginningen.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de essen, esranden en ontginningen.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, tenzij dit in de bestemmingsomschrijving is opgenomen en met uitzondering van bed & breakfastvoorzieningen;
- c. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, een en ander indien de opslag van deze materialen niet strekt tot realisering van de bestemming.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Veiligheidszone - gasontvangststation
28.2 Veiligheidszone - lpg
28.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn mede bestemd voor de bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in de beheersverordening en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. het bepaalde in de beheersverordening, met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van de beheersverordening niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van de beheersverordening;
- c. het bepaalde in de beheersverordening en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van het gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
De onder a tot en met c bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Relatie met de Woningwet
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor het wegverkeer (artikel 2.5.3)
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (artikel 2.5.4)
- c. ruimte tussen bouwwerken (artikel 2.5.17);
- d. erf- en terreinafscheidingen (artikel 2.5.18);
- e. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen (artikel 2.5.19);
- f. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (artikel 2.5.30).
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels behorende bij de Beheersverordening Woonwijken Norg.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart Noordenveld
Bijlage 3 Archeologische Beleidsadvieskaart Uitsnede Norg
Bijlage 4 Toelichting Op Archeologische Beleidsadvieskaart Uitsnede Norg
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Een bestemmingsplan dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) ten minste vijf jaar oud is, moet vóór 1 juli 2013 worden geactualiseerd.
De gemeente Noordenveld wil aan dit vereiste kunnen voldoen, maar deze datum is praktisch niet haalbaar via een reguliere actualisatie van alle bestemmingsplannen die voor actualisatie in aanmerking komen. Om deze reden heeft de gemeente onderzocht of de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) geïntroduceerde mogelijkheid voor een beheersverordening een geschikt instrument is voor de actualisatie van bestemmingsplannen.
Op basis van artikel 3.38 Wro kan de gemeente bepalen om, in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening op te stellen waarmee op een snelle en effectieve wijze het bestaande gebruik en de bouwmogelijkheden kunnen worden vastgelegd en waarmee eveneens aan de actualisatieplicht van bestemmingsplannen (tien jaar) wordt voldaan.
Deze mogelijkheid is alleen geschikt voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het bestemmingsplan Woonwijken Norg (2003) voldoet aan dit vereiste en daarom is besloten voor dit gebied een beheersverordening op te stellen. Voorts is ervoor gekozen om het verordeningsgebied uit te breiden met een aantal gebieden in de directe nabijheid van het plangebied van het oude bestemmingsplan Woonwijken Norg die tot afzonderlijke, niet actuele bestemmingsplannen behoren. Het betreft onder andere delen van het Partieel bestemmingsplan Buitengebied en van het bestemmingsplan Kom Norg (beide van de voormalige gemeente Norg). Ook voor deze gebieden geldt dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Voor het in deze beheersverordening opgenomen deel van het bestemmingsplan Kom Norg wordt eveneens in de reparatie van een onthouding van goedkeuring voorzien.
1.2 Begrenzing Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied is het gebied waarop de beheersverordening van toepassing is.
Het verordeningsgebied van de beheersverordening Woonwijken Norg wordt gevormd door de kern Norg, met uitzondering van het centrumgebied. Dit gebied is buiten het verordeningsgebied gehouden, omdat het in tegenstelling tot de woonwijken een meer ruimtelijke dynamiek heeft.
Globaal wordt de westelijke grens van het verordeningsgebied bepaald door de grens met het buitengebied ter plaatse van de wegen Mensinge en Laan van Havezathen. De noordelijke grens is de grens met het bosgebied Langeloërduinen en de oostelijke grens de Roeghoornweg/grens met het buitengebied ter plaatse van de Volmachtenlaan en Drostenlaan. Ten slotte wordt de zuidzijde van het verordeningsgebied begrensd door de wegen Zandvoort/Heegkampweg/Groene Wegje en de gronden ten westen van Vreding.
Het verordeningsgebied wijkt op sommige plaatsen af van de begrenzing van het vigerende plan uit 2003. Aangesloten is allereerst bij de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. Ook is aangesloten bij de begrenzing van het bestemmingsplan Norgerduinen.
Voor het onderhavig verordeningsgebied betekent dit een toevoeging van een gedeelte tussen de Kerkhofsdrift en de Schapendrift en een perceel aan de Donderseweg. Ook is het verordeningsgebied uitgebreid ter plaatse van de Pompstraat-Steeg-(noordelijk deel) Esweg. Dit gebied maakte deel uit van het bestemmingsplan Kom Norg (1976). Daarnaast zijn ten opzichte van het plangebied van het bestemmingsplan Woonwijken Norg enkele delen uit het onderhavig verordeningsgebied gelaten. Het betreft een gedeelte rond de Esweg, ter hoogte van de Hekakkersstraat. Momenteel spelen hier actuele ontwikkelingen met betrekking tot herstructurering. Voor dit gebied is een separaat bestemmingsplan vastgesteld. Ook is ter hoogte van de hoek Eenerstraat-Molenveenweg en de hoek Eenerstraat-Westeinde de plangrens veranderd. Dit vanwege de verblijfsrecreatieve functie (kampeerterrein) van deze gronden. Voor deze gebieden geldt dat zij zijn meegenomen in een afzonderlijk bestemmingsplan voor kampeerterreinen binnen de gemeente Noordenveld.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
De voorliggende beheersverordening vervangt de volgende, voor het verordeningsgebied geldende, bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Woonwijken Norg, vastgesteld d.d. 26 juni 2003 en goedgekeurd d.d. 16 september 2003;
- Bestemmingsplan Kom Norg, vastgesteld d.d. 6 mei 1976 en (gedeeltelijk) goedgekeurd d.d. 14 juni 1977. Dit bestemmingsplan is vigerend voor het gebied rondom de Steeg. Het betreffende gebied was opgenomen in het plangebied van het bestemmingsplan Centrumgebied Norg (vastgesteld d.d. 29 maart 2007 en goedgekeurd d.d. 5 juli 2007). Aan dit gebied is echter goedkeuring onthouden, waardoor het oude plan uit 1976 geldt.
- Bestemmingsplan Overloopparkeerterrein Norg, vastgesteld d.d. 11 januari 2012 (perceel tussen Kerkhofsdrift en Schapendrift, met bijbehorende verkeersontsluiting).
- Partieel bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld d.d. 7 augustus 1980 en goedgekeurd d.d. 8 december 1981 (perceel Donderseweg 3).
Op basis van vorenstaande opsomming kan worden geconcludeerd dat voor het grootste deel van het verordeningsgebied - het bestemmingsplan Woonwijken Norg -actualisatie in 2013 noodzakelijk is.
In het kader van de Wro is het verplicht om dit bestemmingsplan te actualiseren, dan wel het planologisch regiem in een beheersverordening vast te leggen.
1.4 Keuze Beheersverordening
Gemeenten hebben sinds de introductie van de Wro in beginsel de keuze tussen het vaststellen van een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze voor een beheersverordening is afhankelijk van het karakter van het verordeningsgebied. De beheersverordening is namelijk geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (artikel 3.38 Wro).
De Wro geeft een belangrijk criterium voor de keuze van het instrument beheersverordening. Op het moment dat er binnen de looptijd van de nieuwe planologische regeling (tien jaar) nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien in het planologisch te regelen gebied, kan er geen gebruik worden gemaakt van de beheersverordening. In deze gevallen is het bestemmingsplan het geschikte instrument.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn te herleiden uit de ontwikkelingen binnen een gebied in de afgelopen jaren, maar ook uit een (gemeentelijke) structuurvisie en overig vastgesteld beleid (gemeente, provincie of Rijk). Bovendien kunnen ruimtelijke ontwikkelingen voortvloeien uit aanpalende wet- en regelgeving, waaronder die van de omgevingsaspecten.
In de voorliggende situatie is gekozen voor een beheersverordening, omdat het om een weinig dynamisch gebied gaat waar zich in de afgelopen planperiode nauwelijks nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan. Wel zijn er vrijstellingen verleend voor kleinschalige ontwikkelingen, waaronder het vergroten van gebouwen.
Omdat het gebied, met uitzondering van een aantal agrarische gronden en bosgronden, bijna geheel is bebouwd, is er geen sprake meer van ontwikkelingsruimte. Ook beleidsmatig (gemeente/provincie) zijn geen planologische veranderingen voorzien. Tot slot is op grond van de thans geldende wet- en regelgeving een aanpassing van bestemmingen niet aan de orde. Wel gelden op sommige gronden extra bouw- en gebruiksbeperkingen (onder andere als gevolg van veranderde wetgeving rond het aspect externe veiligheid). Voor deze aspecten zijn nieuwe, specifieke regelingen opgenomen bovenop de thans geldende regels. Vanwege het feit dat er geen verandering van het huidige gebruik optreedt, worden deze aanvullende bepalingen niet beschouwd als nieuwe ontwikkelingen.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. De vraag rijst dan wat bestaand gebruik is. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als voor het gebruik van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken. Tevens is vastgesteld beleid hieronder geschaard.
De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de definitie 'gebruik in ruime zin'. Daarbij wordt als basis het vigerende bestemmingsplan gekozen.
In de beheersverordening wordt vervolgens de bestaande, in overeenstemming met het bestemmingsplan zijnde bebouwing vastgelegd, met wel kleine - ruimtelijk en functioneel - ondergeschikte uitbreidingsmogelijkheden (bij recht en bij afwijking).
De gemeente Noordenveld gaat bij de keuze voor de beheersverordening uit van de definitie 'gebruik in ruime zin'.
Voor gebieden waar weinig tot geen planologische ontwikkelingen plaatsvinden, kan ook een conserverend bestemmingsplan worden opgesteld. Vergeleken met een conserverend bestemmingsplan biedt een beheersverordening echter enkele voordelen, zowel financieel als procedureel. Vanwege het kostenvoordeel en de kortere procedure is gekozen voor het opstellen van een beheersverordening.
1.5 Juridische Status En Procedure
De beheersverordening is - zoals het woord al zegt - een verordening die wetgeving in materiële zin is, die wordt opgesteld door de gemeenteraad. De bevoegdheid hiertoe wordt gegeven in artikel 3.38, eerste lid Wro.
Het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) schrijft in artikel 1.2.3 voor dat de beheersverordening langs elektronische weg wordt vastgelegd en vastgesteld. Tevens moet er een volledige verbeelding op papier zijn, zij het dat de elektronische versie juridisch gezien beslissend is. Ten behoeve van de digitalisering bepaalt artikel 1.2.1, tweede lid Bro ook dat een beheersverordening digitaal beschikbaar moet worden gesteld en volledig, toegankelijk en begrijpelijk moet worden verbeeld.
In de Wro is geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening opgenomen. De procedure tot vaststelling van een beheersverordening is hierdoor eenvoudiger en korter dan de vaststelling van een bestemmingsplan.
Het vaststellen van een beheersverordening is een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. Op een dergelijk besluit is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Wat betreft de voorbereidingsprocedure van een beheersverordening heeft de gemeente Noordenveld in de gemeentelijke inspraakverordening geen verplichting tot inspraak opgenomen. Ten aanzien van de voorliggende beheersverordening heeft de gemeente besloten om geen inspraak toe te passen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inventarisatie
Voor het opstellen van deze beheersverordening zijn de vigerende bestemmingsplannen, zoals genoemd in paragraaf 1.3, als basis genomen. Voor het grootste deel van het verordeningsgebied zal deze overeenkomen met de huidige, feitelijke situatie. Er kunnen echter na het vaststellen van het bestemmingsplan wijzigingen in de planologische of feitelijke situatie zijn opgetreden. Om een compleet beeld te hebben van de huidige situatie in het verordeningsgebied is daarom een goede inventarisatie nodig.
Inventariseren kan op verschillende manieren gebeuren, vaak is het een combinatie van een veldinventarisatie en een GIS-inventarisatie. Bij deze beheersverordening is gebruikgemaakt van een GIS-inventarisatie.
Om de bestaande situatie goed inzichtelijk te krijgen, is de volgende werkwijze gehanteerd.
Er is een GIS-projectkaart gemaakt met daarop de begrenzing van het verordeningsgebied.
Hieraan zijn toegevoegd:
- luchtfoto en GBKN;
- bestemmingen en aanduidingen vigerende plannen;
- BAG-gegevens;
- milieuvergunningen/meldingen;
- vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen/wijzigingen/herzieningen;
- cultuurhistorische en archeologische waarden;
- externe veiligheid.
Vervolgens zijn de gegevens geanalyseerd, waarbij is nagegaan of de feitelijke situatie overeenkomt met het planologisch regiem. Hierbij is een aantal tegenstrijdigheden geconstateerd.
Zo hebben enkele voormalige agrarische functies (onder andere bedrijf en gronden) een andere functie gekregen. Aan de betreffende gronden is een bestemming toegekend die overeenkomt met de feitelijke situatie en het nadien vastgestelde planologische regiem. Daarnaast is voor de dierenartspraktijk aan de Asserstraat 45 de aanduiding 'dienstverlening' opgenomen.
Wat betreft de overige bedrijvigheid zijn de bedrijven uit het vigerende bestemmingsplan opnieuw als zodanig aangeduid, aangevuld met de bedrijven met een milieuvergunning of melding volgens de inventarisatielijst van de gemeente. De bedrijvenlijst is opgenomen in de bijlagen van deze toelichting (bijlage 1 Bedrijvenlijst).
Daarnaast is er een aantal bouwvlakoverschrijdingen vastgesteld. Voor deze bouwvlakoverschrijdingen is de vigerende planologische situatie aangehouden. Aanpassing heeft plaatsgevonden voor die percelen waarvoor vrijstelling/ontheffing of afwijking is verleend.
Ook zijn de vigerende bestemmingsplannen inhoudelijk nader bezien op gebruiks- en bouwmogelijkheden. Op basis van de ruimtelijke en functionele situatie, alsmede het actuele vastgestelde planologisch regiem, is de bestaande situatie vastgelegd in de voorliggende beheersverordening.
2.2 Bestaande Functies
Het verordeningsgebied kent in zijn huidige verschijningsvorm overwegend een woonfunctie. In het verordeningsgebied komen de volgende functies voor:
Functie | Verschijningsvorm |
Agrarisch | Het betreft onbebouwde agrarische gronden, veelal met landschappelijke waarden. Aan de westzijde is op een deel van de gronden een bergbezinkbassin aanwezig. |
Bedrijf | Een clustering van bedrijven is aanwezig op het bedrijventerrein Ordel (noordelijk deel verordeningsgebied), een belangrijke speler in de economische situatie in Norg. Daarnaast is langs de uitvalswegen (Asserstraat/Langeloërweg/Eenerstraat) ook een veelheid aan bedrijvigheid aanwezig, waaronder benzinestations en bouwnijverheidsbedrijven. Ten slotte zijn in het verordeningsgebied ook twee bedrijven aangemerkt als nutsbedrijf: een gasontvangststation en het waterleidingbedrijf. |
Bos | Aan de noordzijde van het verordeningsgebied is (een deel van) het bosgebied Langeloërduinen aanwezig. |
Groen | De bestaande groenstructuren en de brink in het gebied rond de Steeg zijn specifiek aangemerkt als groengebied. |
Horeca | Dit betreft een horecabedrijf aan de Asserstraat. |
Maatschappelijk | Dit betreft een begraafplaats. |
Natuur | Dit betreft een natuur-/bosgebied aan de westzijde van het dorp. |
Sport/Recreatie | Dit betreft de sportvelden met zwembad en bewegingscentrum aan de Eenerstraat en sportvelden met manege aan het Kerkpad. |
Tuin | Dit betreft de tuinen aan de voorkant van de woningen in het gebied de Steeg; de overgang van de private gronden naar de openbare gronden. |
Verkeer | De doorgaande wegen, het verkeer en verblijfsgebied en parkeerterreinen hebben een verkeersfunctie. |
Wonen | De functie wonen is aanwezig in de verschillende woonwijken, gebieden bedoeld voor wonen/werken en het gebied rond de Steeg (voormalige boerderijen en woningen). |
Archeologie | Het verordeningsgebied beschikt over archeologische waarden. Het betreft zowel bekende waarden als verwachtingswaarden (zie ook paragraaf Archeologie, 3.9). |
Cultuurhistorie | Het verordeningsgebied beschikt over verscheidene cultuurhistorische elementen; zandpaden en overige verharde wegen die onderdeel zijn van de van oudsher aanwezige wegenstructuur, houtwallen en waardevolle, beeldbepalende bebouwing (rijksmonumenten en overige karakteristieke panden). Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 3.10. |
Landschappelijke waarden | Het verordeningsgebied beschikt over landschappelijke waarden (essen, esranden en ontginningen) ter plaatse van het overloopparkeerterrein. |
Aardgastransportleiding | In het plangebied, traject Leliestraat-Spechtstraat, ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. |
De vorenstaande functies betreffen de hoofdfuncties in het verordeningsgebied. In het gebied worden echter ook nevenfuncties/activiteiten uitgeoefend. Deze zijn specifiek aangeduid, waarbij het onder andere gaat om detailhandel en dienstverlening.
2.3 Bestaande Ruimtelijke Structuur
Het verordeningsgebied is grofweg te verdelen in een vijftal gebieden met elk een eigen karakter en specifieke kenmerken. Het betreft de lintbebouwing langs onder meer de Eenerstraat en Asserstraat en de bebouwing rond de Esweg (zuidkant verordeningsgebied), rond Zandvoort (westkant verordeningsgebied), rond de Langeloërweg (noordkant verordeningsgebied) en Norg Oost. De wijken zijn ingepast binnen de oorspronkelijke wegenstructuur. Daarnaast bevindt zich in een aantal wijken nog van oudsher bestaande bebouwing.
De Steeg
Een specifieke vermelding met het oog op de ruimtelijke structuur behoeft het gebied rond de Steeg. Het gebied kenmerkt zich door oude boerderijen rond een brinkachtige ruimte (een groen (driehoekig) gebied met bomen) en kan worden aangemerkt als het oudste gebied van Norg (achttiende/negentiende eeuw).
De aanwezige boerderijen geven de vroegere agrarische sfeer van het dorp goed weer en het gebied is daarom in zijn geheel aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. De karakteristieke uitstraling uit zich, naast de voorgenoemde structuur, onder meer in de aanwezigheid van agrarische gebouwen met rieten kap en lage gootlijn, beukenhagen op de erfgrens en de veelal open en directe relatie tussen bebouwd, dan wel onbebouwd erf en openbaar toegankelijk gebied. Veel van de aanwezige gebouwen hebben tevens een monumentale status.
Lintbebouwing
De wegen Eenerstraat, Asserstraat, Peesterstraat en Zandvoort kenmerken zich door de van oudsher aanwezige lintbebouwing. Vanwege niet-planmatige ontwikkelingen en invulling van beschikbare kavels met onder andere woningen, winkels en bedrijven, is hier in grote mate functiemenging aanwezig (negentiende en twintigste eeuw). Door de grote verschillen in bouwjaar, wisselende kavelgroottes, individueel vormgegeven bebouwing en de verscheidenheid in functies, hebben deze gebieden een geheel eigen uitstraling ontwikkeld.
Aan de Eenerstraat is een kleine concentratie bedrijven aanwezig. Het betreft onder meer een brandweerkazerne en garage.
Een specifiek bebouwingselement aan de Asserstraat is de korenmolen 'De Hoop'. Deze molen is gebouwd in 1857.
Zuidkant
In het gebied aan de zuidzijde van de kern Norg, tussen de Asserstraat en de Steeg, is de eerste planmatig opgezette woonwijk gerealiseerd. In 1950 zijn hier de eerste woningen ontwikkeld, veelal rijenbouw met een herhaling van de architectonische uitstraling. Voor een deel van deze bebouwing aan de Esweg geldt momenteel een herstructureringsopgave. Dit gebied is vanwege de nieuwe ontwikkelingen buiten het onderhavige verordeningsgebied gelaten.
Noordkant
De noordkant van het verordeningsgebied betreft de gebieden aan de oost- en westzijde van de Langeloërweg.
De bebouwing aan weerszijden van de Langeloërweg vormt de noordelijke afronding van Norg en is gerealiseerd in 1960-1980. Aan de westzijde van de weg, rond de Marke, bestaat de bebouwing hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen. Dit deel heeft een ruime en, door de aanwezige houtwallen, tevens een groene uitstraling. Achter deze woonwijk is een sportcomplex gerealiseerd.
De bebouwing rond de Meent betreft een zes verdiepingen tellend wooncomplex met appartementen en omliggende woningen bedoeld voor seniorenhuisvesting. Ten noorden van deze bebouwing ligt het kleinschalige bedrijventerrein 'Ordel'. Het bebouwingsbeeld op het bedrijventerrein Ordel wordt bepaald door relatief kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met dienstwoningen op kavels met een oppervlakte tussen de 800 en 1.000 m2.
Aan de oostzijde van de Langeloërweg ligt een wijk met woonbebouwing in de vorm van vrijstaande woningen, afgeschermd door houtwallen. Daarachter zijn specifieke functies aanwezig waaronder een begraafplaats en sportvoorzieningen. Ook is in dit gedeelte van het dorp een 'overloopparkeerterrein' aanwezig, dat gebruikt kan worden bij pieken in de parkeerdruk.
Oostkant
De woonbebouwing rond de Eerste Laan vormt de oostelijke grens van het verordeningsgebied. In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn hier vrijstaande woningen gerealiseerd op (zeer) ruime kavels. Door de aangeplante houtwallen en de weidse opzet vormt deze wijk een geleidelijke overgang naar het achtergelegen landelijk gebied.
Westkant
De bebouwing aan de westzijde van het verordeningsgebied bestaat uit een verscheidenheid in perioden. De oudste bebouwing grenst direct aan het centrum, rondom de weg Zandvoort. Deze bebouwing is gerealiseerd in de jaren zestig van de vorige eeuw.
Daarachter begint de woonbebouwing van de wijken Grootveen I en Grootveen II. De eerste bebouwing stamt uit de jaren zeventig van de vorige eeuw en wordt gekenmerkt door rijenbouw (rond de Mezenstraat/Merelhof). De uitbreidingen daarna hebben zich hoofdzakelijk voorgedaan achter de bestaande bebouwing langs de Eenerstraat en de uitbreiding van de jaren zeventig. De laatste uitbreidingen hebben plaatsgevonden in 1990-2000 (rond de Clemenswerth).
De westzijde van Norg kenmerkt zich door een verscheidenheid aan woningtypen, waarbij de randen hoofdzakelijk bestaan uit vrijstaande bouw. Een bosperceel aan de westgrens zorgt voor een afscherming met het buitengebied.
Specifieke bouwelementen in dit deel van de kern zijn de Garve en de Wiekslag (jaren negentig) en de omringende (woon)bebouwing. Het betreft bebouwing gericht op de huisvesting/verzorging van senioren, bestaande uit zowel appartementen in de twee hoofdgebouwen als grondgebonden woningen langs de Mezenstraat.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
Op basis van de sectorale wetgeving en de algemene onderzoeksverplichting van artikel 3.2 Awb moet in het kader van de besluitvorming binnen de ruimtelijke ordening onderzoek worden gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. Het betreft hierbij aspecten zoals water, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. Het kan immers voorkomen dat als gevolg van de omgevingsaspecten in de vigerende bestemmingsplannen opgenomen ontwikkelingen niet meer kunnen plaatsvinden of dat een bestaande situatie (bestaand gebruik) niet meer als zodanig kan worden geregeld. Dit zou kunnen betekenen dat er geen gebruik kan worden gemaakt van de beheersverordening, omdat het bestaande gebruik moet veranderen en dit dan te beschouwen is als een ruimtelijke ontwikkeling.
In het navolgende wordt daarom ingegaan op deze omgevingsaspecten.
3.1 Water
In deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De waterhuishoudkundige situatie is niet aan verandering onderhevig.
Bij eventuele vernieuwing of herinrichting van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met het geldende beleid. Ook bij wijziging van de afwatering, dan wel vernieuwing van de riolering wordt hiermee rekening gehouden.
Aan de westzijde van het verordeningsgebied ligt een bergbezinkbassin. Dit bassin loopt vol bij een hoog waterpeil in de riolering. Hiermee wordt de capaciteit van de riolering vergroot en komt bij hevige regenbuien minder vervuild water in het oppervlaktewater terecht. Het bergbezinkbassin heeft hierdoor een belangrijke waterhuishoudkundige functie en is daarom in deze beheersverordening voorzien van een specifieke regeling.
3.2 Bodem
In het kader van het aspect bodem moet rekening worden gehouden met de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Dit betreft onder meer de bodemkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.
In deze beheersverordening wordt uitsluitend de bestaande situatie qua gebruik en bouwen vastgelegd. Binnen het gebied zijn geen veranderingen, dan wel nieuwe ontwikkelingen voorzien. Verkennend bodemonderzoek is dan ook niet aan de orde.
3.3 Geluid
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
Weg
Ten aanzien van wegverkeerslawaai kan worden gesteld dat er in het verordeningsgebied een aantal zoneplichtige wegen aanwezig zijn, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (wegen > 30 km/uur). De voorliggende beheersverordening biedt echter geen mogelijkheden voor het realiseren van (nieuwe) geluidsgevoelige gebouwen. Uitsluitend de bestaande situatie wordt vastgelegd en geregeld. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet aan de orde.
Spoor
In het verordeningsgebied en in de directe omgeving zijn geen railverbindingen aanwezig.
Industrie
Het verordeningsgebied ligt niet binnen de zone van een op basis van de Wet geluidhinder gezoneerd bedrijf of industrieterrein.
3.4 Luchtkwaliteit
Er zijn geen (nieuwe) verkeersaantrekkende functies binnen het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen verkeerskundige wijzigingen voorzien die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Door het vastleggen van de bestaande situatie blijft het aandeel verkeer ongewijzigd en is een luchtkwaliteitsonderzoek niet aan de orde.
3.5 Geur
In het verordeningsgebied en in de directe omgeving ervan liggen geen intensieve veehouderijbedrijven. Wel zijn rond het verordeningsgebied enkele grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig (melkveehouderij). Volgens de Wet geurhinder en veehouderij moeten er bepaalde afstanden worden aangehouden tussen een melkveehouderij en een geurgevoelig object (onder andere woningen).
Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, is een onderzoek naar geurhinder voor deze beheersverordening niet aan de orde.
3.6 Externe Veiligheid
Om te bepalen welke risicobronnen een invloed hebben op het verordeningsgebied, is de risicokaart geraadpleegd. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van deze kaart.
Afbeelding 1. Uitsnede risicokaart
Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat er risicovolle objecten in het verordeningsgebied of in de directe omgeving aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid nader moeten worden geanalyseerd. In het navolgende wordt hierop ingegaan.
Inrichtingen
Wet- en regelgeving
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden en op 13 februari 2009 een gewijzigde versie van dit besluit.
Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.
Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.
Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. De 10-6-contour geldt hierbij als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.
Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico, beschreven in het Bevi (artikel 12 en 13) en in de 'Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico'.
Onderzoek
Voor het verordeningsgebied zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid van belang:
- lpg-tankstation, Asserstraat 46;
- gasontvangstation Norg;
- camping Langeloërduinen.
In het zuidelijk deel van het verordeningsgebied ligt een lpg-tankstation. Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Dit tankstation heeft een risicoafstand van 45 m (PR 10-6) gemeten vanuit het vulpunt, 25 m gemeten vanuit het ondergrondse reservoir en 15 m gemeten vanuit de afleverzuil. Daarnaast bedraagt de afstand van het invloedsgebied 150 m (gemeten vanuit het vulpunt en het ondergrondse reservoir).
In het verordeningsgebied ligt tevens het gasontvangststation Norg N251. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi, maar onder de werking van het Activiteitenbesluit. Op grond van dit besluit kent deze inrichting een risicoafstand van 15 m. Het groepsrisico is in dit geval niet van toepassing.
Ten slotte is in dit onderzoek de camping Langeloërduinen meegenomen, omdat deze direct grenst aan de noordzijde van het verordeningsgebied. Deze camping beschikt over een propaantank en valt daarmee eveneens onder het Activiteitenbesluit. De inrichting legt geen planologische beperkingen op het plangebied.
Conclusie
Vanwege de planologische beperkingen die het lpg-tankstation op het verordeningsgebied legt, is de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van het vulpunt voorzien van een planologische regeling. Binnen deze contour gelden beperkingen ten aanzien van de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast geldt,vanwege de ligging van het verordeningsgebied in het invloedsgebied van het lpg-tankstation, de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Gelet op de conserverende aard van deze beheersverordening en het feit dat binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zorgt het onderhavige plan niet voor een verhoging van het groepsrisico.
Tenslotte geldt een risicocontour voor het gasontvangststation. Binnen deze contour gelden beperkingen ten aanzien van de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.
Transport gevaarlijke stoffen
Wet- en regelgeving
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
De circulaire wordt gedurende de looptijd van deze beheersverordening vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Onderzoek
De dichtstbijzijnde wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zijn de snelweg A28 en de spoorlijn Assen-Groningen. Deze liggen op respectievelijk 8 km en 10 km.
Overige wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, waaronder waterwegen en provinciale wegen, zijn niet aanwezig in de nabijheid van het verordeningsgebied of er vindt een dusdanig laag aantal transporten plaats dat geen beperkingen op de omgeving worden gelegd.
Conclusie
Het verordeningsgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, waardoor geen planologische beperkingen aanwezig zijn.
Buisleidingen
Wet- en regelgeving
Met betrekking tot externe veiligheid rond afstanden tot aardgastransportleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn:
- een ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico;
- een ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook met omgevingsvergunningenstelsel (5 m en 4 m bij buisleidingen met een druk tot 40 bar);
- een verantwoording van groepsrisico binnen het invloedsgebied.
Daarnaast is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie buisleidingen opgesteld. Deze bevat een langetermijnvisie op het buisleidingtransport van gevaarlijke stoffen (gas, olie, chemicaliën en CO2), zoals de reservering van ruimte voor toekomstige buisleidingen. Het betreft hierbij hoofdverbindingen die van nationaal belang zijn.
Onderzoek
In het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie, leiding N-504-24. Deze leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour (10-6) die buiten de leiding ligt. Wel beschikt de leiding over een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden. Het invloedsgebied, van belang voor het groepsrisico, bedraagt 50 m (weerszijden van het plangebied).
Het verordeningsgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van overige leidingen.
Ten slotte zijn met oog op de Structuurvisie buisleidingen in en in de nabijheid van het verordeningsgebied geen nieuwe buisleidingen voorzien.
Conclusie
De aardgastransportleiding die in het verordeningsgebied ligt, is, tezamen met de belemmeringenstrook, voorzien van een passende juridische regeling. Dit met het oog op de bouwbeperkingen die voor deze gronden gelden.
Daarnaast dient op grond van het Bevb het groepsrisico te worden verantwoord. Echter, gelet op de conserverende aard van deze beheersverordening en het feit dat binnen het invloedsgebied geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zorgt onderhavig plan niet voor een verhoging van het groepsrisico.
3.7 Bedrijven En Milieuzonering
In het noordelijke deel van het verordeningsgebied ligt het bedrijventerrein Ordel. Op dit bedrijventerrein is bedrijvigheid aanwezig in de categorieën 1 en 2 (onder andere installatiebedrijven en een vishandel). Voor informatie over de aanwezige bedrijven wordt verwezen naar de bedrijvenlijst die in Bijlage 1 van de toelichting is opgenomen. Deze lijst bevat ook de bedrijvigheid in de rest van het verordeningsgebied.
Daarnaast is binnen het verordeningsgebied verspreid enige bedrijvigheid aanwezig. Dit betreft vooral kleinschalige bedrijvigheid die op basis van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering kan worden aangemerkt als categorie 1 en 2 met een grootste richtafstand van respectievelijk 10 m en 30 m.
Verder zijn er bedrijven aanwezig van milieucategorie 3.1 waarvoor een grootste richtafstand geldt van 50 m, te weten een zwembad, de gemeentewerkplaats inclusief brandweerkazerne en een lpg-tankstation.
Ten aanzien van het lpg-tankstation wordt verwezen naar paragraaf 3.6.
Wat betreft de overige bedrijvigheid wordt opgemerkt dat er geen sprake is van onevenredige hinder tussen de milieuhinderlijke en milieugevoelige objecten.
3.8 Ecologie
De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor een ecologisch onderzoek in dit geval achterwege kan blijven.
3.9 Archeologie
De gemeente Noordenveld heeft op 3 oktober 2012 een archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld voor de hele gemeente. De onderstaande figuur betreft een uitsnede van deze kaart.
Afbeelding 2. Detailkaart archeologische beleidsadvieskaart Noordenveld
Uit deze kaart blijkt dat voor het verordeningsgebied de volgende archeologische waarden van belang zijn.
Tabel 1. Overzicht van de vindplaatsen en terreinen in het verordeningsgebied
Vindplaatsen/terreinen | Advies | Dubbelbestemming | |
Terrein van hoge archeologische waarde (AMK-terrein) | - Behoud in situ, indien niet mogelijk opgraven; - Onderzoek bij ingrepen groter dan 100 m² | Waarde - Archeologie 2 | |
Buffer 50 m rond AMK-terrein | - Verkennend/karterend bodemonderzoek; - Geen oppervlaktevrijstelling | Waarde - Archeologie 2 | |
Hoge verwachting Essen (zuidelijk deel van de kern) | - Verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek - Onderzoek bij ingrepen groter dan 1.000 m² | Waarde - Archeologie 2 | |
Hoge verwachting plaggendekken (gedeelte in noordelijk en oostelijk deel van de kern) | - Verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek - Onderzoek bij ingrepen groter dan 1.000 m² | Waarde - Archeologie 2 | |
Depressies/laagten, al dan niet gevuld met organisch materiaal (uiterst westzijde verordeningsgebied) | - (Verkennend) karterend booronderzoek | Waarde - Archeologie 2 | |
Onbekende verwachting (Bebouwing) | - Verkennend/karterend booronderzoek bij ingrepen groter dan 1.000 m2 | Waarde - Archeologie 2 |
In het navolgende wordt ingegaan op het advies dat wordt gegeven voor deze terreinen.
Terrein van hoge archeologische waarde (AMK-terrein)
De gronden die onderdeel uitmaken van de oude bewoningskern van Norg, komen voor op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en hebben een hoge archeologische waarde. In het geval van het onderhavige verordeningsgebied betreft het een gebied rond de Steeg, waar oude boerderijen het straatbeeld domineren.
Bij dit terrein dient te worden gestreefd naar behoud in situ. Rondom het AMK-terrein ligt een bufferzone van 50 m. Voor het AMK-terrein geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor een gebied kleiner dan 100 m2. Deze vrijstelling geldt niet voor de bufferzone.
Hoge verwachting Essen
Aan de zuidzijde van de kern Norg liggen de essen Oosterveld en Westervelder Esch. Voor deze gebieden geldt dat een archeologisch onderzoek in de vorm van een verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek verplicht is, tenzij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld in terrein waar een bouwvoor aanwezig is. Daarnaast geldt een onderzoeksvrijstelling voor bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en een oppervlakte minder dan 1.000 m2. Voor de aanleg van drainage op de es zijn, in tegenstelling tot andere verwachtingsgebieden, archeologisch onderzoek en een omgevingsvergunning verplicht. Daarbij dient ook de waterhuishoudkundige noodzaak te worden aangetoond.
Het essengebied is tevens aangewezen als een gebied van Provinciaal Belang Archeologie. Dit betekent dat de provincie Drenthe bij ingrepen in het terrein in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming door de gemeente dient te worden betrokken.
Hoge verwachting plaggendekken
In een klein deel van het verordeningsgebied (noord- en oostzijde) komen plaggendekken voor. Deze zijn aangelegd op bodemtypen die in de ijzertijd, Romeinse tijd en mogelijk ook de vroege middeleeuwen in gebruik waren als akkerland. De plaggendekken vormen een beschermende laag die de in de oorspronkelijke ondergrond aanwezige waarden afdekt. Deze gebieden hebben daarom een hoge archeologische verwachtingswaarde waarvoor dezelfde onderzoeksverplichting geldt als voor de essen.
Depressies/laagten
't Zwarte Water en het Tonckensbos vormen de westelijke grens van de kern en zijn voorzien van deze archeologische aanduiding. De archeologische aanduiding Depressies/laagten heeft betrekking op onder andere pingoruïnes, zandafgravingen of depressies, ontstaan door uitblazing van het dekzand. Deze gebieden hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Onbekende verwachting (bebouwing)
Het overgrote deel van het verordeningsgebied heeft een niet-bekende archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt dat bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm in de nog onbebouwde delen (bijvoorbeeld parken of sportvelden) de verwachtingswaarde geëxtrapoleerd dient te worden vanuit de omliggende verwachtingswaarden. De daarbij behorende onderzoeksadviezen dienen te worden gevolgd.
Convenant LTO
Op 15 december 2011 is door Gedeputeerde Staten van Drenthe, Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Drenthe en de colleges van burgemeester en wethouders van Drentse gemeenten een Convenant archeologisch erfgoed in landbouwkundig gebruik overeengekomen. Hierbij is afgesproken dat voor de agrarische bestemmingen alleen een vergunningplicht/onderzoeksplicht geldt voor grondbewerkingen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld.
3.10 Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Cultureel erfgoed bestaat uit archeologische, historisch-(steden)bouwkundige en historisch-geografische aspecten. Een complete inventarisatie van cultureel erfgoed bevat daarom een beschrijving van deze drie waarden (voor zover aanwezig in een gebied).
- Archeologische waarden zijn de bijzondere zichtbare en onzichtbare resten van vroegere culturen op het land, in de bodem en onder water.
- De historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en wegen.
- Bij historisch-(steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met een bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden.
Historisch-geografische waarden
Ontwikkeling van de historisch-ruimtelijke structuur van Norg
Norg kent een oude bewoningsgeschiedenis. Het dorp wordt voor het eerst in 1139 genoemd (Nurh of Nurech, later Norich) in een akte van de bisschop van Utrecht. De naam betekent 'het veld in het noorden' of 'het noorderveld'. Norg ligt namelijk ten noorden van het Norgerholt, een van de oudste bosrestanten van Nederland.
Norg kan worden aangemerkt als een esdorp. Rondom de kern liggen essen, waarvan de oudste dateren uit de periode 650-750 na Christus.
Het dorp Norg ontstaat in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drents Plateau. De gronden zijn geschikt voor akkerbouw, terwijl de beekdalen die in de winter onder water staan, worden gebruikt voor veeteelt. Er ontstaan in het gebied eenmansbedrijven die in groeperingen tot stand komen. Zo ontstaat Norg rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oost- en Westeind.
Rondom de brink bouwen de boeren hun boerderijen met erven, waarbij de brink de functie heeft voor de samenkomst van de dorpsgemeenschap. Op de brinken stonden vroeger ook schaapskooien. Met het verdwijnen van de schapen zijn ook deze schaapskooien veelal verdwenen.
Afbeelding 3. Bebouwingsbeeld 1902
Op dit moment is nog veel van de oude structuur te herkennen. Een en ander is te zien op het kaartbeeld van 1902.
Cultuurhistorische elementen
De agrarische gebieden in het oude buitengebied van Norg, die nu deel uitmaken van dit verordeningsgebied, zijn bestemd voor het agrarisch gebruik en zijn tevens aangemerkt als landschappelijk waardevol (bestemming Agrarisch met waarden). Het betreft in hoofdzaak de karakteristieke essen en esranden die een beschermingswaardig element zijn in het landschap rondom Norg.
In het verordeningsgebied zijn een aantal zandpaden aanwezig, veelal binnen de agrarische gebieden. Deze zandpaden (oude wegen die nooit zijn verhard) zijn aangemerkt als een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol element in de overgang van de kern Norg naar het omringende gebied. Het betreft onder andere de Roeghoornweg, Zandvoort (ter hoogte van de Merelstraat gaat de verharde weg over in een onverharde weg) en het onverharde deel van de Schapendrift. Deze paden in het verordeningsgebied zijn specifiek aangeduid en hebben daarnaast een beschermende regeling gekregen. Aanvullend wordt hierbij opgemerkt dat ook de verharde delen van het historisch wegenpatroon een beschermende regeling hebben gekregen.
Het verordeningsgebied beschikt daarnaast over een beeldbepalende houtwallenstructuur. In de wijken aan de noord- en oostzijde zorgen deze houtwallen voor een landschappelijke sfeer en daarmee een geleidelijke overgang naar het landelijk gebied. Ook in de oudere woongebieden aan de westzijde van de kern (rond Zandvoort) zijn deze kenmerkende groenstructuren aanwezig. Ter behoud en bescherming van hun beeldbepalende karakteristiek zijn de houtwallen voorzien van een specifieke aanduiding.
Historisch-(steden)bouwkundige waarden
Zoals hiervoor reeds is geschetst, is Norg ontstaan in de middeleeuwen op de hoger gelegen zandgronden van het Drentse Plateau. Het dorp is ontstaan rond twee boerderijgroepen aan respectievelijk het Oosteind en het Westeind die gescheiden waren door een tussengebied.
Geleidelijk breiden beide kernen zich uit en rond de dertiende eeuw gaat het tussengebied deel uitmaken van het dorp.
Er ontstaat in het gebied behoefte aan andere functies dan agrarische, zoals scholen, winkels en bedrijven als een smederij en een klompenmakerij. Deze voorzieningen vestigen zich met name in Norg, waardoor het dorp langzamerhand een centrumfunctie krijgt.
In het midden van de dertiende eeuw wordt op de latere kerkbrink een kerk met zadeldaktoren gebouwd.
Norg is altijd een agrarisch dorp geweest, zonder noemenswaardige industrie. Wel bezit het dorp verschillende korenmolens, waarvan er twee zijn overgebleven: aan de Asserstraat (De Hoop (1857)) en aan het Westeind (De Noordenveld (1878)).
Rond 1950 bestaat het dorp uit boerderijen en burgerwoningen langs een zestal uitwaaierende wegen en een aantal straatjes ten westen van het Westeind en ten zuiden van het Oosteind. Vanaf de jaren vijftig hebben meer planmatige uitbreidingen plaatsgevonden. Norg heeft zich met name in noordwestelijke, westelijke en oostelijke richting uitgebreid.
De Steeg
De middeleeuwse structuur van een esdorp met hoofdzakelijk bebouwing in de vorm van (voormalige) boerderijen en een aantal brinken is in Norg nog duidelijk aanwezig. In het verordeningsgebied betreft dit het gebied rond de Steeg/Esweg. De (veelal) monumentale boerderijen en groenstructuren, waaronder de brink, geven een authentieke sfeer aan het gebied.
Dit gebied is dan ook aangemerkt als een cultuurhistorisch waardevol gebied. De opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen en een afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimten.
Het beeld wordt bepaald door kleine en iets grotere boerderijen. Deze zijn veelal voorzien van een lage gootlijn, kleine ramen aan de zijkant en rieten daken.
Op de erfgrenzen staan veelal beukenhagen en op sommige plekken ontbreekt een erfafscheiding en is sprake van een open grasstrook tussen de weg en bebouwing. Vooral de open en directe relatie tussen erf en openbaar gebied leidt tot de sfeer van informele gemeenschappelijkheid. Het behoud van de erven (met inbegrip van de voortuinen) is tevens een streven ter behoud van de oorspronkelijk agrarische sfeer.
In de jaren zeventig bestond dan ook het voornemen om het centrum van Norg, inclusief dit gebied, aan te wijzen als beschermd dorpsgezicht. Dit is echter nooit geëffectueerd.
Monumenten
In het verordeningsgebied komen een aantal rijksmonumenten voor en (overige) karakteristieke panden die in de vigerende bestemmingsplannen reeds als zodanig zijn aangemerkt.
Een omschrijving van de rijksmonumenten is opgenomen als bijlage bij de toelichting (bijlage 2Rijksmonumenten). Deze monumenten zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding – monument'.
Daarnaast zijn de volgende panden aangemerkt als karakteristiek:
- Eenerstraat 7
- Eenerstraat 10
- Zandvoort 6
- Zandvoort 10
- Zandvoort 14
- Asserstraat 32
- Asserstraat 45
- Asserstraat 47
- Langeloërweg 1
- Langeloërweg 7
- Langeloërweg 16
- Peesterstraat 14
- Peesterstraat 16
- Peesterstraat 18
- Peesterstraat 20
- Boersma's pad 6
- Reeweg 9
- Reeweg 11
- Donderseweg 3
- Pompstraat 6-8
- Steeg 2
- Esweg 23
- Esweg 16/16a
Deze panden zijn op de verbeelding aangeduid als 'karakteristiek'.
Molenbiotoop
Het gebied dat rechtstreeks de windvang van de molen beïnvloedt, vormt een belangrijk onderdeel van de molenbiotoop. De molenbiotoop reikt echter veel verder dan dat. De molenbiotoop omvat ook de cultuurhistorische interactie tussen de molen en de omgeving. De bijzondere ligging van een molen (markant, goed bereikbaar, maar soms ver van de bebouwde kom) is een prachtig aanknopingspunt om over de rol van die molen in het landschap na te denken.
Sommige ontwikkelingen vormen voor de molenbiotoop in enge zin geen directe bedreiging. Toch zorgen ze soms voor een aantasting van het landschap waarvan de molen onderdeel uitmaakt. Het is van belang ook in dergelijke situaties de molenbelangen scherp in het oog te houden. Hoe kunnen ontwikkelingen in het landschap worden ingepast zonder dat de historische waarde van het landschap wordt aangetast? Als onderdeel van een veel groter cultuurhistorisch complex kan een molen van grote waarde zijn.
In het verordeningsgebied ligt aan de Asserstraat 36 de molen 'De Hoop' (1857). Deze molen is van oudsher een korenmolen. De stellinghoogte van de molen bedraagt 6,2 m. Voorts ligt aan het Westeind 16, buiten het plangebied, de korenmolen 'Noordenveld' (1878). De stellinghoogte van deze molen bedraagt 6,9 m.
Van beide molens valt de bijbehorende molenbiotoop over het onderhavige verordeningsgebied. Deze molenbiotoop is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop'. Het doel van deze aanduiding is bescherming van de functie van de molen als werktuig en bescherming van de landschappelijke waarde van de molen.
Hoofdstuk 4 Juridische Opzet
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 geeft aan dat de beheersverordening wordt vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld overeenkomstig IMRO2008 en STRI2008. De voorliggende beheersverordening voldoet aan deze vereisten.
De beheersverordening bestaat uit:
- een verbeelding;
- regels.
In de verbeelding zijn de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen.
De regels zijn als volgt opgebouwd:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels
- Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1, Inleidende regels, bestaat uit een uitleg van de in de beheersverordening gebruikte begrippen, alsmede de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen. In het navolgende wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen, de dubbelbestemmingen en de (gebieds)aanduidingen. In hoofdstuk 3, Algemene regels, zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen. Hoofdstuk 4 ten slotte bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Bestemmingen
Algemeen
Bij het aanwijzen van de bestemmingen is aangesloten bij de bestaande situatie. Bij het bepalen van de regels is aangesloten bij de onderliggende bestemmingsplannen, waarbij het bestemmingsplan Woonwijken Norg leidend was.
In de beheersverordening is het bestaande beleid opgenomen ten aanzien van bed & breakfast en paardenbakken. Deze zijn bij recht toegestaan in alle woonbestemmingen en bij de agrarische bedrijven. Ook werkactiviteiten in de vorm van een beroep of bedrijf aan huis zijn bij recht toegestaan.
Het meest recente gemeentelijke beleid voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen is vertaald in de regels. Deze regeling houdt in dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen, afhankelijk van de grootte van het bouwperceel, ten hoogste 60 m2, 80 m2 of 100 m2 mag bedragen. Daarenboven geldt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd. In het geval van medische noodzaak of levensloopbestendigheid mogen aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden vergroot tot 80 m2.
Woongebied
De meest voorkomende bestemming is de bestemming 'woongebied'. De bestemming regelt niet alleen woningen met bijbehorende tuinen, erven en bijgebouwen, maar ook alle bij een woongebied behorende functies als groenvoorzieningen, verkeer en verblijf.
Waar naast het wonen bijzondere functies voorkomen, worden deze aangeduid en voor zover nodig geregeld. Dit betreft met name de verzorgingsflats aan de Grootveenweg (De Wiekslag), de woonwagenstandplaatsen aan de Klimopstraat en de bedrijfsactiviteiten die meer omvattend zijn dan de bij recht toegestane werkactiviteiten aan huis. Ook zijn verspreid in het verordeningsgebied een aantal garageboxen aanwezig, die als zodanig zijn aangeduid.
De groenvoorzieningen, een waterpartij en de bestaande houtwallen zijn apart aangeduid.
De bouwregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Woonwijken Norg. Er geldt onder meer dat alle gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Het bestaande aantal woningen mag niet toenemen. Voor de goothoogte geldt een hoogte van 4 m als uitgangspunt. Daarmee wordt voorkomen dat bij (vervangende) nieuwbouw zonder meer in twee lagen met kap gebouwd kan worden als daarvan in de bestaande situatie geen sprake is.
Wonen, Wonen - Boerderij en Tuin
De woningen en voormalige boerderijen aan en rond de Steeg zijn niet als woongebied bestemd, maar hebben een specifieke bestemming gekregen. Het betreft hier overwegend beeldbepalende cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die dateert uit de tijd dat Norg nog een agrarisch dorp was.
De bebouwing maakt deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan Centrumgebied Norg, en betreft een onderdeel waaraan goedkeuring is onthouden. Vanwege de actualisatieplicht is dit gebied meegenomen in de beheersverordening. De boerderijen zijn bestemd als 'Wonen - Boerderij'. Bij recht is het mogelijk deze boerderijen te splitsen in twee wooneenheden. De overige drie woningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen.
De hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn alleen toegestaan voor zover bestaand. De bestaande uitbreiding achter één van de monumentale boerderijen is voorzien van de aanduiding 'uitbreiding hoofdgebouw toegestaan'. De delen van het erf die onbebouwd moeten blijven, zijn bestemd als 'Tuin' of aangeduid als 'bijgebouwen uitgesloten'.
Van de boerderijen die aan en rond de Steeg staan, hebben de meeste de status van rijksmonument. In het bestemmingsplan hebben ze de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' gekregen. De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet.
Daarnaast zijn er gebouwen aangeduid als 'karakteristiek'. Voor deze panden is in de regels een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk opgenomen.
Woongebied - Werkgebied
Langs de zuidzijde van de Eenerstraat is een deel van de bebouwing bestemd als 'Woongebied - Werkgebied'. Hiervoor geldt dat de bedrijfsmatige functies die worden uitgeoefend verder gaan dan de activiteiten die als beroep of bedrijf aan huis kunnen worden aangemerkt. Ook percelen waar op dit moment geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, maar die wel gelegen zijn in een gebied waar dit mogelijk wordt geacht, worden op deze wijze bestemd.
Binnen deze bestemming zijn - naast het wonen - allerlei lichte vormen van bedrijvigheid toegestaan die in combinatie met het wonen worden uitgeoefend. De bedrijfsactiviteiten zijn nevengeschikt aan het wonen. De regeling komt qua systematiek wel in belangrijke mate overeen met die van de bestemming 'Woongebied'.
Agrarisch met waarden
De weilanden aan de randen van het verordeningsgebied zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. De landschappelijke waarde van de gronden met deze bestemming houdt verband met de oude essenstructuur die hier nog aanwezig is. Voor een deel wordt de landschappelijke waarde mede bepaald door de ook als zodanig op de verbeelding aangeduide houtwallen.
Voor de bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor de bescherming van de cultuurhistorische waardevolle elementen, te weten de onverharde wegen (zandpaden), is een dubbelbestemming opgenomen (Waarde - Cultuurhistorie 1).
Aan de westkant van het dorp is een bergbezinkbassin aangelegd. Dit bassin is aangeduid en er zijn bouwregels opgenomen.
Bedrijf
Deze bestemming regelt - naast de gronden op het bedrijventerrein aan de westkant van de Langeloërweg - ook een aantal percelen langs de Eenerstraat en op een enkele andere locatie.
Om bedrijvigheid mogelijk te maken in de naast hogere categorie van de Staat van bedrijven (bijlage 1 van de regels) dan wel bedrijvigheid die daarmee wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld, is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Binnen de bedrijfsbestemming van Asserstraat 36 staat de molen 'De Hoop'. Deze molen is een rijksmonument en is als zodanig aangeduid.
Bedrijf - Nutsbedrijf
De in het verordeningsgebied aanwezige nutsbedrijven hebben een afzonderlijke bestemming gekregen. Het gasontvangststation is aangeduid.
Groen en Groen - Brink
De groenvoorzieningen en de brink in het oude deel van Norg rond de Steeg hebben respectievelijk de bestemming 'Groen' en 'Groen - Brink' gekregen.
Horeca
Deze bestemming heeft betrekking op slechts één locatie in het verordeningsgebied, te weten een horecabedrijf aan de Asserstraat.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De begraafplaats heeft een geëigende bestemming gekregen.
Natuur en Bos
De bestemming 'Natuur' ziet uitsluitend toe op het gebied aan de westzijde van het verordeningsgebied. Dit bezit dusdanige natuurwaarden dat bestemming als zodanig wenselijk is.
Aan de noordkant van het verordeningsgebied is een gebied bestemd als 'Bos'. Dit bosgebied maakt onderdeel uit van het ten noorden van de kern Norg gelegen bosgebied.
Sport - Recreatie
In deze bestemming is een aantal voorzieningen opgenomen die te maken hebben met ontspanning en recreatie. Aan de noordwestzijde van het verordeningsgebied bevinden zich een zwembad en een bewegingscentrum. Verder bevinden zich hier een aantal tennisbanen met bijbehorende bebouwing.
Aan de rand van de kern Norg bevindt zich aan de noordoostzijde een complex met sportvelden en een manege.
Verkeer
De doorgaande wegen door het verordeningsgebied zijn bestemd als Verkeer.
Voor het 'overloopparkeerterrein' aan de noordkant van het verordeningsgebied is aangesloten bij het voor deze locatie vigerende bestemmingsplan uit 2011. De gronden die zijn bedoeld voor het parkeren, zijn bestemd als 'Verkeer - Parkeerterrein'. Een deel van de gronden is aangeduid als 'groen'. De overige gronden van deze locatie zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Ter plaatse van deze gronden wordt gestreefd naar een inrichting als verblijfsgebied.
Dubbelbestemmingen
In de beheersverordening zijn een aantal dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betreft de bestemmingen: Leiding – Gas, Waarde – Archeologie 2 en Waarde – Cultuurhistorie.
Leiding – Gas
In deze dubbelbestemming is de gasleiding met de bijbehorende belemmeringenstrook in het zuidelijke deel van het verordeningsgebied vastgelegd. In verband met de veiligheid van de leiding en personen zijn hier beperkingen opgenomen voor het bouwen en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Waarde – Archeologie 2
De gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde hebben een beschermende regeling gekregen, namelijk Waarde – Archeologie 2.
Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningsstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart, ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het verordeningsgebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
Wat betreft de gronden binnen het verordeningsgebied met een onbekende verwachting is aangesloten bij de omliggende verwachtingswaarde (Waarde - Archeologie 2).
Waarde – Cultuurhistorie
De historische wegen, zowel verhard als onverhard, hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 gekregen. De bescherming betreft het beloop van de wegen en het onverharde karakter van de zandpaden. Het gebied rond de Steeg (Oud-Norg) heeft de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2,ten behoeve van het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle wegen, paden, groenstructuren, karakteristieke bebouwing.
Waarde - Landschap
De gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de essen, esranden en ontginningen.
Gebiedsaanduiding
Veiligheidszone - gasontvangststation
De risicocontour rond het gasontvangststation is als gebiedsaanduiding opgenomen. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
Veiligheidszone - lpg
De risicocontour rond het vulpunt lpg van het verkooppunt motorbrandstoffen aan de Asserstraat is als gebiedsaanduiding opgenomen. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
Vrijwaringszone - molenbiotoop
Voor de bescherming van de openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen aan de Asserstraat 36 en Westeind 16 (buiten het verordeningsgebied) zijn beperkingen opgenomen. Het betreffende gebied is aangeduid als 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.