Kleine kernen Noordenveld
Bestemmingsplan - Gemeente Noordenveld
Vastgesteld op 19-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld met identifcatienummer NL.IMRO.1699.2013BP039-vg01 van de gemeente Noordenveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden werkactiviteiten:
de uitoefening van een beroep, het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, welke activiteiten door de beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aanpijling:
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.8 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.9 achtergevel:
de gevel van een gebouw, die gesitueerd is tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door het houden van dieren;
1.11 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.12 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.13 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingsbeeld of straatbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.16 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.17 bed & breakfastvoorziening:
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend kortdurend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in een van de bestaande bijgebouwen en wordt uitgeoefend door de gebruiker van het betreffende perceel;
1.18 bedrijf:
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen;
1.19 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.20 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.21 bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.22 beekdal:
een lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt;
1.23 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.24 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of de beheersverordening aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.28 boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.29 boogkas of tunnelkas:
een constructie, die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal;
1.30 boomgaard:
een stuk grond beplant met fruitbomen;
1.31 bos:
bos of bebossing gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is;
1.32 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.33 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.34 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.35 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.36 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.37 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.38 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.39 buitenopslag:
het in open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
1.40 buitenwerkse gevelvlak:
de buitenzijde van de daadwerkelijke wanden van een bouwwerk. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerkse gevelvlak aangemerkt;
1.41 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.42 dagrecreatie:
een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag waarbij overnachting niet is toegestaan, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft;
1.43 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
1.44 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.45 ecologische hoofdstructuur (EHS):
een samenhangend netwerk van gebieden, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen;
1.46 erf:
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ingericht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot het perceel waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de (oorspronkelijke) kadastrale gegevens en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.47 erfafscheiding:
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;
1.48 erker:
een ondergeschikte grondgebonden uitbouw met een beperkte omvang in breedte, hoogte, diepte en een overwegend transparante verschijningsvorm en uitstraling, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.50 garagebox
een afzonderlijke, niet tot een bepaalde woning behorende, stalling voor motorvoertuigen;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.53 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.54 geluidsgevoelig object:
een woning of een ander gebouw of object waarvoor ingevolge artikel 82 van de Wet geluidhinder bij Algemene Maatregel van Bestuur de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is aangegeven;
1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.56 gootlijn of druiplijn:
een horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak, zijnde de laagste lijn van het dak die representatief kan worden geacht voor de (toegestane) hoofdmassa;
1.57 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.58 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.59 hobbymatig houden van dieren
het houden van dieren van soorten, in het bijzonder evenhoevigen (runderen, varkens, schapen, geiten), maar ook paarden en pluimvee. Hobbydieren worden niet voor de productie en dus ook niet voor economisch gewin gehouden, maar voor educatieve of recreatieve doeleinden of uit pure liefhebberij. Het houden van hobbydieren is voor de houder een nevenactiviteit, die niet kan worden uitgeoefend naast het bedrijfsmatig houden van genoemde diersoorten;
1.60 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.61 hoofdgebouw:
één gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.62 hoofdverblijf:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
1.63 hoofdvorm:
de hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm;
1.64 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.65 horeca van categorie 1 (daghoreca):
een inrichting die gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren, zoals lunchroom, ijssalon, koffie-/theehuis en die qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
1.66 horeca van categorie 2 (eetgelegenheden):
een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden, die ter plaatse kunnen worden genuttigd dan wel afgehaald kunnen worden, en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals snackbar, afhaalcentrum, (fastfood) restaurant;
1.67 horeca van categorie 3 ((nachtelijke) uitgaansgelegenheden):
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;
1.68 horeca van categorie 4 (discotheken):
een inrichting die geheel gericht is op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, in combinatie met het verstrekken van dranken die ter plaatse kunnen worden genuttigd, zoals dancing/discotheek;
1.69 horeca van categorie 5 (recreatief nachtverblijf):
een inrichting die in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig nachtverblijf aanbieden, eventueel gecombineerd met het verstrekken van maaltijden en dranken, zoals hotel, logies, pension;
1.70 houtsingel:
lijnvormige beplanting bestaande uit bomen en struiken op overwegend eenzelfde hoogte als het omringend landschap;
1.71 houtteelt:
het telen van hout gericht op uitsluitend de productie als onderdeel van een agrarisch bedrijf;
1.72 hovenier:
iemand die beroepsmatig tuinen aanlegt en verzorgt;
1.73 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);
1.74 kampeerterrein
een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf;
1.75 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie, en dient als zelfstandige kantoorruimte;
1.76 kap:
een dakafdekking in een gebogen vorm dan wel onder een hoek vanaf 15° met het horizontale vlak;
1.77 kapverdieping of kaplaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw onmiddellijk onder de kap;
1.78 karakteristieke bebouwing:
beeldbepalende en/of waardevolle bebouwing welke past bij de omgeving;
1.79 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
1.80 kleinschalige verblijfsrecreatie
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeerplaatsen;
1.81 kuilvoerplaat of sleufsilo:
een verhard terrein, al dan niet met keerwanden, ten behoeve van opslag van landbouwgewassen en/of producten;
1.82 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.83 kwekerij:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of op detailhandel en groothandel in ter plaatse geproduceerde producten;
1.84 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.85 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.86 landschapselement:
landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijk waardevolle elementen in het landschap, zoals onder andere houtopstanden, houtsingels, houtwallen, moerasjes, poelen en steilranden;
1.87 landschapstuin:
niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat in feitelijk opzicht is ingericht als tuin ten dienste van de woonfunctie, maar dat planologisch een agrarische bestemming heeft;
1.88 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.89 maatschappelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van maatschappelijke diensten aan consumenten door middel van een rechtstreeks contact; de maatschappelijke diensten hebben betrekking hebben op (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele of openbare dienstverlening en daarmee naar de aard gelijk te stellen dienstverlening;
1.90 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.91 manege(-activiteiten):
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.92 mestopslagplaats of mestbassin:
een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest;
1.93 mestsilo:
een constructie van beton, hout of staal bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven ten behoeve van de opslag van mest. Onder een mestsilo wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;
1.94 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
1.95 molenbiotoop:
aangewezen omgevingsgebied van de molen, voorzover die van invloed is op het goed kunnen functioneren van de molen als werktuig en/of als monument, waarbinnen onder andere een onbelemmerde windvang en/of het zicht op de molen beschermd worden;
1.96 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.97 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.98 nok:
de hoogste lijn van een dak;
1.99 normale onderhouds- en exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.100 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.101 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.102 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.103 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.104 paardenbak:
een al dan niet door middel van een afscheiding afgezonderd terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en/of berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.105 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.106 permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;
1.107 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf;
1.108 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.109 recreatief medegebruik:
een gebruik van gronden voor dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.110 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat of die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar als recreatieverblijf gebruikt en bewoond te worden;
1.111 relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak of een bouwperceel met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak of één bouwperceel;
1.112 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een richtafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.113 rooilijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
1.114 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.115 sociale veiligheid
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.116 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.117 tijdstip van beëindiging van een bepaald gebruik:
- a. het tijdstip waarop een gebouw is gesloopt, dan wel vanwege bouwkundige gebreken het gebruik ingevolge de Woningwet dient te worden gestaakt;
- b. het tijdstip waarop gronden en/of een gebouw met de bijbehorende grond kennelijk in gebruik zijn genomen voor een andere functie dan in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
1.118 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.119 veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, uitsluitend bedoeld voor het stallen van vee, de opslag van machines, agrarische producten en/of niet agrarische producten;
1.120 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;
1.121 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.122 voorerf:
het voor het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen voor de voorgevel en het verlengde daarvan tot aan de naar de weg gekeerde perceelgrens;
1.123 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig in het plan aangeduide, dan wel door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.124 voorkant:
de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw, alsook de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of openbaar toegankelijk gebied;
1.125 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.126 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;
1.127 weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;
1.128 winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
1.129 woning of wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.130 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.131 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.132 woonwagenterrein:
een terrein bestaande uit meerdere standplaatsen;
1.133 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten door reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus, kapperszaken, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten;
1.134 zijerf:
het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen naast de zijgevel tot aan de aan die zijde gelegen perceelgrens;
1.135 zijgevel:
de gevel van een gebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel;
1.136 zorgboerderij:
een (voormalige) boerderij met de bijbehorende gebouwen met een zorgfunctie als hoofdtak, waar personen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten en/of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terechtkunnen voor dagbesteding, opvang en/of arbeidstraining, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, waarbij die personen begeleid agrarische activiteiten verrichten;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 algemene regels
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
- oppervlakten in vierkante meters (m2);
- inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- verhoudingen in procenten (%);
- hoeken/hellingen in graden (°).
Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. cultuurgrond;
alsmede voor:
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. landschapstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin – landschapstuin';
- e. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
met daaraan ondergeschikt:
- f. behoud van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
- g. recreatief medegebruik;
- h. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. terreinen;
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2.2, sub a ten behoeve van de bouw van sleufsilo's tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en tot een inhoud van ten hoogste 2.500 m3, uitsluitend indien bedrijfseconomische, planologische, dan wel milieuhygiënische redenen voor plaatsing buiten de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch Bedrijf' aanwezig zijn;
- b. lid 3.2.2, sub a ten behoeve van het oprichten van tunnelkassen tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m, mits de oppervlakte niet meer dan 1.000 m2 bedraagt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. cultuurgrond;
alsmede voor:
- c. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ;
- d. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- e. wonen, anders dan ten behoeve van het bedrijf, in een voormalige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
- f. kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
- g. bed & breakfastvoorziening, niet passend binnen het bepaalde in lid 4.5.1 sub c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- h. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- i. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- j. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. tuinen, erven en terreinen;
- o. gebouwen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- q. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
Het onder g genoemde en als zodanig aangeduide doeleind 'bed & breakfast' is nevengeschikt aan het wonen maar dient wel in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2.2 sub f, in die zin dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,5 m, mits deze verhoging ondergeschikt is en plaatselijk wordt toegepast (bijvoorbeeld om de toegang met grotere (landbouw)machines mogelijk te maken);
- b. lid 4.2.2 sub f, g en h, ten behoeve van de bouw van boog- en/of serrestallen, mits:
- 1. de stallen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte van boogstallen ten hoogste 12 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van serrestallen ten hoogste 8 m bedraagt;
- 4. de stallen landschappelijk acceptabel worden ingepast door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
- c. lid 4.2.5 sub a, ten behoeve van de bouw van sleufsilo's buiten het bouwvlak, mits de inhoud ten hoogste 2.500 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
- d. lid 4.2.5 sub a, ten behoeve van de bouw van mestsilo's buiten het bouwvlak, mits de inhoud ten hoogste 2.500 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 6 m (inclusief afdekking) bedraagt.
- e. lid 4.2.5 sub a, ten behoeve van het bouwen van tunnelkassen buiten het bouwvlak, mits de oppervlakte ten hoogste 1.000 m2 en de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 sub a, ten behoeve van het toevoegen van een bedrijfstak aan een agrarisch bedrijf, mits:
- 1. de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit;
- 2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
- sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij en pensions;
- zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, er sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en er sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
- detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en de detailhandel plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
- bedrijven genoemd in de als bijlage opgenomen Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de VNG of wel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
- 1. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
- 2. de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf.
- b. lid 4.1 sub a, ten behoeve van de vestiging van een kinderdagverblijf bij een agrarisch bedrijf, mits:
- 1. het kinderdagverblijf in ruimtelijke en visuele zin past binnen de directe omgeving;
- 2. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
- 3. er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- 4. het bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
- 5. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren;
- 6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
- c. lid 4.1 sub c ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning van een beëindigd agrarisch bedrijf als woning, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- 2. ernaar wordt gestreefd om de landschappelijk verstorende bebouwing af te breken;
- 3. de regels uit artikel 21 Wonen of 22 Wonen - Boerderij van overeenkomstige toepassing zijn;
- d. lid 4.5.2 sub a, ten behoeve van het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen voor het houden van landbouwdieren, mits is aangetoond dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het kwekerijbedrijf;
- b. bomenteelt en/of fruitteelt in boomgaarden;
- c. cultuurgrond;
alsmede voor:
- d. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.2.1 sub d, in die zin dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 4,5 m, mits deze verhoging ondergeschikt is en plaatselijk wordt toegepast (bijvoorbeeld om de toegang met grotere (landbouw)machines mogelijk te maken).
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.1 sub d ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning van een beëindigd kwekerijbedrijf als woning, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven;
- 2. ernaar wordt gestreefd om de landschappelijk verstorende bebouwing af te breken;
- 3. de regels uit artikel 21 Wonen of 22 Wonen - Boerderij van overeenkomstige toepassing zijn;
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. cultuurgrond;
- c. behoud en herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
alsmede voor:
- d. bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';
- e. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- f. bomenteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
- g. terrein voor cultuur en ontspanning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- h. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
- i. landschapstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin – landschapstuin';
- j. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- k. waterpartij, ter plaatse van de aanduiding 'water';
- l. recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- m. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- q. erven, en terreinen;
- r. gebouwen;
- s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- t. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2.1 sub a onder 1, voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de oppervlakte van bestaande veldschuren.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- b. bestaande bedrijven;
- c. zakelijke dienstverlening;
alsmede voor:
- d. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 7.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 7.2.2 sub c, in die zin dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 4,5 m, mits deze verhoging ondergeschikt is en plaatselijk wordt toegepast;
- c. lid 7.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 voor de vestiging van bedrijven genoemd in categorie 3.1 van de Staat van bedrijven en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 1 en 2 kunnen worden gelijkgesteld.
7.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 8 Bedrijf - Hovenier
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een hoveniersbedrijf;
alsmede voor:
- b. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- d. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. gebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 8.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 8.2.2 sub c, in die zin dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 4,5 m, mits deze verhoging ondergeschikt is en plaatselijk wordt toegepast;
- c. lid 8.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 9 Bos
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, bebossing en boomsingels;
- b. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
alsmede voor:
- c. het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
- d. recreatief medegebruik;
- e. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
met daaraan ondergeschikt:
- f. paden en verhardingen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 9.2.1 sub a onder 1, voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de oppervlakte van bestaande veldschuren.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen, ontgronden, egaliseren en ontginnen van gronden met deze bestemming;
- 2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige bomen;
- 3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 5. het graven van sloten of greppels en het aanbrengen van drainage.
- b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- c. De in lid 9.4, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
- d. De in lid 9.4, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 9.1 omschreven waarden.
- e. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Theater
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. openluchttheater;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 10.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd. ;
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. het gebruik van de gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde theater.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (openbare) groenvoorzieningen;
alsmede voor:
- b. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- c. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- d. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden en verhardingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 11.2.1 sub a onder 1, voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de oppervlakte van bestaande veldschuren.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 12 Groen - Brink
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van de bestaande beplantingsstructuur (groenvoorzieningen);
- b. de opbouw, de instandhouding en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het behoud van de ruimtelijke structuur van de brinken;
alsmede voor:
- c. verkeer en verblijf;
- d. recreatief medegebruik;
- e. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
- f. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. terreinen;
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 12.2.1 sub a onder 1, voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de oppervlakte van bestaande veldschuren.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Artikel 13 Horeca
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijf van categorie 1, 2, 3 en 5, met dien verstande dat er ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca uitgesloten - restaurant' geen restaurant is toegestaan;
alsmede voor:
- b. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
Parkeerplaatsen dienen op eigen erf te worden gerealiseerd.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 13.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt,met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd. ;
- b. lid 13.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. school, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- c. zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
alsmede voor:
- d. wonen ten dienste van het bedrijf of de instelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. terrein voor cultuur en ontspanning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- g. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- h. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 14.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt,met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 14.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport- en spelvoorzieningen;
- b. manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- c. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
alsmede voor:
- d. wonen ten dienste van het bedrijf of de instelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. terrein voor cultuur en ontspanning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming is horeca in ondergeschikte vorm, zoals sportkantines en daarmee vergelijkbare vormen eveneens begrepen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 16.2.2 sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt,met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 16.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en voorkanten behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
alsmede voor:
- b. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 17.2.1 sub a, uitsluitend voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel van de woning, mits:
- 1. de afstand tot openbaar toegankelijk gebied ten minste 3 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- 3. de breedte ten hoogste de helft van de (oorspronkelijke) gevel van de woning bedraagt;
- 4. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. lid 17.2.2, uitsluitend voor de bouw van één overkapping, zoals een carport, bij de woning, mits:
- 1. de overkapping aan de vrijstaande zijde van de woning, dus vanaf de zijgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan), en op het bouwperceel wordt geplaatst;
- 2. de afstand tot openbaar toegankelijk gebied ten minste 3 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- 4. de oppervlakte ten hoogste 25 m2 bedraagt;
met dien verstande dat:
- de oppervlakte van erkers is inbegrepen in de totale toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een woning;
- van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd, dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor doorgaand verkeer;
- b. fiets- en voetpaden;
alsmede voor:
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- e. parkeer- en groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals in- en uitvoegstroken, bermen, bermbeplanting, bushaltes en dergelijke, begrepen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. verhardingen en parkeervoorzieningen;
alsmede voor:
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving. Hierbij zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals in- en uitvoegstroken, bermen, bermbeplanting, bushaltes en dergelijke, begrepen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, in de vorm van hoofdwatergangen en de daarbij behorende oeverstroken;
- b. overige watergangen, waterwegen en/of vijvers;
- c. recreatief medegebruik;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden en verhardingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bed & breakfastvoorziening, niet passend binnen het bepaalde in lid 21.5.1 sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- c. bestaand bedrijf, niet passend binnen het bepaalde in lid 21.5.1 sub a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- d. uitsluitend kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
alsmede voor:
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- g. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- h. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De onder b en c genoemde en als zodanig aangeduide doeleinden 'bed & breakfast' en 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn nevengeschikt aan het wonen maar dienen wel in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 21.2.2, sub a voor het vergroten van het bouwvlak voor het hoofdgebouw tot een diepte van ten hoogste 20 m gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de diepte gemeten wordt vanuit de aangegeven 'gevellijn', mits de afstand tot de achterste bouwperceel- en/of erfgrens ten minste 7 m bedraagt en met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
- b. lid 21.2.3, sub b voor het bouwen van een aan-, uitbouwen of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
- c. lid 21.2.3, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan;
- d. lid 21.2.3 sub c en d ten behoeve van het realiseren van extra stalruimte bij woningen voor het uitoefenen van een agrarische hobby, met dien verstande dat:
- 1. de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond ten minste 20.000 m2 bedraagt en hiervan duurzaam gebruik wordt gemaakt; ;
- 2. er dient te worden gebouwd in de onmiddellijke nabijheid van de eigen woning;
- 3. de oppervlakte van de extra stalruimte ten hoogste 50 m² bedraagt.
- e. lid 21.2.3 sub c en d ten behoeve van de bouw van bijgebouwen ter vervanging van bestaande aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen, voor zover hiermee de maximale toegestane oppervlakte, zoals daar genoemd, wordt overschreden, mits een betere stedenbouwkundige samenhang ontstaat en met dien verstande dat:
- 1. indien in de bestaande situatie niet meer dan 200 m2 aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 100% van de bestaande oppervlakte;
- 2. indien in de bestaande situatie meer dan 200 m², maar minder dan 500 m² aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 50% van de bestaande oppervlakte boven de 200 m², met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 3. indien in de bestaande situatie meer dan 500 m² aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalige vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 20% van de oppervlakte boven de 500 m², met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 4. de in lid 21.2.3 sub c en d genoemde toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen is inbegrepen in de onder 1 tot en met 3 genoemde oppervlakte.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
21.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 22 Wonen - Boerderij
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in de vorm van boerderijen;
- b. bed & breakfastvoorziening, niet passend binnen het bepaalde in lid 22.5.1 sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- c. bestaand bedrijf, niet passend binnen het bepaalde in lid 22.5.1 sub a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- d. de instandhouding van de bestaande hoofdvorm van het hoofdgebouw;
alsmede voor:
- e. kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- g. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- h. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De onder b en c genoemde en als zodanig aangeduide doeleinden 'bed & breakfast' en 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn nevengeschikt aan het wonen maar dienen wel in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'. De overige behoudenswaardige bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek'.
Voor rijksmonumenten gelden de beschermende bepalingen van de Monumentenwet 1988. Voor provinciale monumenten gelden de beschermende bepalingen van de Provinciale Monumentenverordening.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
22.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 22.2.2 ten behoeve van het splitsen van het hoofdgebouw in twee wooneenheden, mits:
- 1. de inhoud van het te splitsen hoofdgebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
- 2. de gesplitste wooneenheden elk een inhoud van ten minste 500 m³ hebben;
- 3. per wooneenheid ten hoogste 50 m² aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag worden gerealiseerd, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt;
- b. lid 22.2.3 sub e en f ten behoeve van het realiseren van extra stalruimte bij woningen voor het uitoefenen van een agrarische hobby, met dien verstande dat:
- 1. de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond ten minste 20.000 m2 bedraagt en hiervan duurzaam gebruik wordt gemaakt;
- 2. er dient te worden gebouwd in de onmiddellijke nabijheid van de eigen woning;
- 3. de oppervlakte van de extra stalruimte ten hoogste 100 m² bedraagt.
- c. lid 22.2.3 sub e en f ten behoeve van de bouw van bijgebouwen ter vervanging van bestaande aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen, voor zover hiermee de maximale toegestane oppervlakte, zoals daar genoemd, wordt overschreden, mits een betere stedenbouwkundige samenhang ontstaat en met dien verstande dat:
- 1. indien in de bestaande situatie niet meer dan 200 m2 aan aan, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 100% van de bestaande oppervlakte;
- 2. indien in de bestaande situatie meer dan 200 m², maar minder dan 500 m² aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 50% van de bestaande oppervlakte boven de 200 m2, met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 3. indien in de bestaande situatie reeds meer dan 500 m² aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 20% van de bestaande oppervlakte boven de 500 m², met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 4. de in lid 22.2.3 sub e en f genoemde toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen is inbegrepen in de onder 1 tot en met 3 genoemde oppervlakte.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
22.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 23 Wonen - Woonwagenstandplaats
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
23.2 Bouwregels
Artikel 24 Leiding - Gas
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in de lid 24.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
- b. op of in de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
- d. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Hoogspanning
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Riool
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2, voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
- a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden.
De archeologische waarden, archeologische verwachtingswaarden en de bijzondere terreinen en gebieden zijn aangegeven op de archeologische beleidsadvieskaart Noordenveld, die als bijlage 2 bij de regels is gevoegd.
28.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 29 Waarde - Beekdal
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de natuurlijke waarden van het beekdal.
Hieronder worden het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken begrepen:
- grote mate van kleinschaligheid;
- vrij meanderende beken;
- samenhangend complex van essen, bossen, heides en moderne ontginningen.
De waterhuishouding (het stelsel van sloten en het peilbeheer in deze sloten), de waterkwaliteit en het beekbeloop kunnen worden afgestemd op een ontwikkeling van natuurlijke waarden in het plangebied. Het landschapsbeeld kan hierdoor een natuurlijker aanzien krijgen, waarbij de structuren met een cultuurhistorische achtergrond dienen te worden gerespecteerd.
Voor het plangebied is met name de hydrologische relatie van belang tussen het beekdal en het essen-landschap (het zogenaamde inzijggebied) en de daardoor te ontstane kwel van zowel ondiep als diep grondwater, dat met name als uitgangspunt dient voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
29.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere meerjarige opgaande teeltvormen.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en de versterking van de karakteristieke waarden van het beschermd dorpsgezicht Westervelde en Zuidvelde, zoals beschreven in de als bijlage 4 bij deze regels opgenomen Toelichting aanwijzing beschermd dorpsgezicht d.d. maart 1987.
30.2 Bouwregels
Voor het bouwen van een gebouw binnen de grenzen van het beschermd dorpsgezicht gelden, in afwijking van de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
- a. de dakhelling bedraagt ten minste 45°, dan wel niet minder dan de dakhelling van het bestaande gebouw;
- b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
- c. de gebouwen worden bedekt met riet, rode of donkergrijze dakpannen en/of zwarte golfplaten, dan wel zullen aansluiting moeten vinden bij de bestaande bebouwing;
- d. de gevels die naar de openbare ruimte zijn gericht, zullen worden opgetrokken uit rode baksteen en/of hout in gedekte kleuren, dan wel zullen aansluiting moeten vinden bij de bestaande bebouwing.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter bescherming van de karakteristieke elementen van het aangeween gebied, een en ander met inachtneming van de toelichting behorende bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- 1. de indeling van van buitenaf zichtbare gevels of gevelonderdelen van gebouwen;
- 2. soort, vorm en kleur van materialen die worden gebruikt voor de gevels en daken van de toegestane bouwwerken, voor zover deze van buitenaf zichtbaar zijn;
- 3. de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm en nokrichting);
- 4. de plaats van het bouwwerk in relatie tot zijn directe omgeving;
- 5. de verkrijging van een stedenbouwkundig verantwoorde bebouwing;
- 6. de plaats van de bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven in die zin dat:
- gebouwd dient te worden binnen een denkbeeldige rechthoek;
- de afstand tussen gebouwen ten hoogste 20 m mag bedragen;
- de maximale breedte langs de weg ten hoogste 100 m en de maximale diepte ten hoogste 150 m mag bedragen.
30.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, indien daardoor de bijzondere karakteristieke bebouwing in het beschermd dorpsgezicht niet wordt aangetast, afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a, tot een dakhelling van ten minste 40°, tenzij het een aan-, uitbouwen of bijgebouw bij een (bedrijfs)woning, dan wel een agrarisch bedrijfsgebouw betreft, waarbij kan worden afgeweken tot een dakhelling van ten minste 30°.
Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waarbij met name het behoud en de versterking van de es aan de orde is;
- b. het behoud van de beeldbepalende karakteristieke bebouwing, voor zover de bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek';
- c. het behoud van de houtwallen en houtsingels, voor zover aangeduid als 'houtsingel';
- d. het behoud van de zandpaden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- e. het behoud van het historische wegenpatroon;
- f. het behoud van de brinken, voor zover deze zijn bestemd als 'Groen - Brink';
- g. het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle nederzettingspatroon van de esdorpen Een, Westervelde, Zuidvelde, Peest, Langelo, Lieveren en Steenbergen;
- h. het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle nederzettingspatroon van het lintdorp Roderwolde;
- i. het behoud van de cultuuristorisch waardevolle haven en Schipsloot bij Roderwolde;
- j. het behoud van de landschappelijke resten van de locatie van de voormalige havezathe Mensinga;
- k. het behoud van de historische inrichting van de havezathe Tonckensborg te Westervelde.
31.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de ruimte tussen bouwwerken;
- c. het bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
33.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
34.1 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting.
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
35.1 Geluidzone - industrie
35.2 Veiligheidszone - bevi
35.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn mede bestemd voor de bescherming van openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen.
35.4 Vrijwaringszone - zichtlijn
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - zichtlijn' is sprake van zichtlijnen, die de doorzichten vanaf het Huis te Westervelde over de omliggende velden (door al dan niet bosrijke omgeving) dienen te beschermen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden dient met deze zichtlijnen rekening te worden gehouden.
Artikel 36 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van:
- a. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. het bepaalde in het bestemmingsplan, met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven maatvoering bij (gedeeltelijke) nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is;
- d. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van het gebouwtje ten hoogste 3 m bedraagt;
- e. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
- f. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die kunnen worden aangemerkt als tuin- en straatmeubilair, waaronder vlaggenmasten, reclame- en mededelingenborden, monumenten/gedenktekens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt.
De onder a tot en met e bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- het landschapsbeeld
- de verkeersveiligheid;
- bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
37.1 Verharden onverharde paden
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het laten vervallen van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard', zodat verharding van een (zand)pad mogelijk wordt, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden.
37.2 Ruimte-voor-ruimte
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste één woning uitsluitend als compensatie voor de sloop van alle voor 2 juni 2010 bestaande landschappelijk ontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, mits:
- a. het een te beëindigen agrarisch bedrijf of kwekerij betreft en de noodzaak van bedrijfsbeëindiging door middel van een bedrijfsplan wordt aangetoond;
- b. de oppervlakte van de gezamenlijk af te breken gebouwen minimaal 750 m² bedraagt (met een afwijkingsmarge van maximaal 5%) en tevens alle andere bestaande landschappelijk ontsierende bebouwing, zoals toren- en mestsilo's, verharding en mestplaten worden verwijderd;
- c. de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebouwd ter plaatse van de te slopen gebouwen en/of bebouwing;
- d. de bouwregels als bedoeld in artikel 21 Wonen in acht worden genomen;
- e. de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing van het betreffende perceel door de te realiseren woning wordt verbeterd;
- f. cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bebouwing niet voor sloop in aanmerking komt.
Het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen is mogelijk om te komen tot de sloopnorm van 750 m2. Saldering geeft slechts recht op de bouw van één compensatiewoning.
In afwijking van het vorenstaande wordt de woning niet gerealiseerd ter plaatse van de af te breken bebouwing, maar gesitueerd nabij bestaande kernen, bebouwingslinten/clusters, indien de te realiseren woning ter plaatse een onevenredige afbreuk doet aan essentiële stedenbouwkundige, ruimtelijke of ecologische randvoorwaarden.
37.3 Verplaatsen voorgevellijn
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mits er geen onvenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
37.4 Vervallen aanduiding 'karakteristiek'
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het laten vervallen van de aanduiding 'karakteristiek', uitsluitend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, of de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven.
37.5 Toekennen aanduiding 'karakteristiek'
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan een bouwwerk, uitsluitend indien werkzaamheden zijn uitgevoerd waardoor de karakteristieke hoofdvorm van het betreffende bouwwerk is hersteld.
37.6 Wetgevingzone- wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij de onderstaande voorwaarden gelden:
- 1. er mag één woning worden gebouwd;
- 2. het hoofdgebouw wordt gebouwd in één bouwlaag met kapverdieping;
- 3. de bouwregels als bedoeld in artikel 21 Wonen zijn van toepassing;
- 4. de geluidsbelasting van de gevel bedraagt, vanwege de weg, niet meer meer dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- 5. door middel van ecologisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998;
- 6. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 7. de overige benodigde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd;
- 8. na wijziging zijn de regels van artikel 21 Wonen van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het sub a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels behorende bij het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld'.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Beleidsadvieskaart Archeologie Gemeente Noordenveld
Bijlage 3 Toelichting Op Archeologische Beleidsadvieskaart
Bijlage 4 Toelichting Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De geldigheidsduur van een bestemmingsplan bedraagt maximaal 10 jaar (conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Indien deze 10 jaar verstreken is, dient een bestemmingsplan geactualiseerd te worden. Dit betekent dat de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen: Altena, Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westerveld en Zuidvelde aan een herziening toe zijn. De gemeente Noordenveld heeft besloten om voor deze kernen een gecombineerd bestemmingsplan Kleine Kernen op te stellen, aangezien het hier om gelijksoortige gebieden gaat en de gemeente Noordenveld streeft naar zo min mogelijk bestemmingsplannen.
De kernen Nietap, Nieuw-Roden en Veenhuizen wijken zodanig af van de overige kleine kernen, dat deze niet worden meegenomen in het voorliggende bestemmingspan.
1.2 Planologisch Regiem
1.2.1 Vigerende bestemmingsplannen
Het plan is een actualisatie van de volgende beheersverordeningen en bestemmingsplannen:
- Beheersverordening Westervelde en Zuidvelde(vastgesteld door de gemeenteraad op 19 juni 2013);
- Beheersverordening Kernen Altena, Een, Langelo, Lieveren en Peest (vastgesteld door de gemeenteraad op 17 februari 2014);
- Bestemmingsplan Een, kern Een (vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 1983, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 7 januari 1986, op 17 augustus 1987 heeft de Kroon uitspraak gedaan;
- Bestemmingsplan Lieveren (vastgesteld door de gemeenteraad op 30 augustus 1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 9 april 1991);
- Bestemmingsplan Kern Langelo, Herziening ex art. 30 (vastgesteld door de gemeenterraad op 28 augustus 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 27 oktober 2008);
- Bestemmingsplan Kern Roderesch (vastgesteld door de gemeenteraad op 1 december 2004 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 januari 2005);
- Bestemmingsplan kern Steenbergen (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 juli 2004) en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 januari 2005);
- Bestemmingsplan Kern Roderwolde (vastgesteld door de gemeenteraad op 24 november 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 27 februari 2006);
- Bestemmingsplan Een Veldkampen (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 oktober 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 20 mei 2008);
1.2.2 Uitwerkings- en wijzigingsplannen
In de vigerende bestemmingsplannen zijn een aantal locaties voorzien van een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid. In het voorliggende bestemmingsplan is alleen de mogelijke nieuwbouwlocatie in Roderwolde voorzien van een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Het betreft de mogelijkheid één nieuwe woning te bouwen naast de haven op de voormalige locatie van de woning van de beurtschipper.
De wijzigingsbevoegdheid die was opgenomen in de bestemming 'Woongebied' van de bestemmingsplannen Kern Een en Kern Lieveren is niet meer opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Omdat van deze wijzigingsbevoegdheid gedurende de planperiode geen gebruik is gemaakt, vervalt deze mogelijkheid in het voorliggende bestemmingsplan.
1.3 Uitgangspunt En Begrenzing Nieuw Bestemmingsplan
1.3.1 Uitgangspunt
Het nieuwe bestemmingsplan is gericht op het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen en heeft een conserverend karakter. Het voorliggende bestemmingsplan is gericht op het in stand houden van de karakteristiek van de kleine kern. De betreffende kleine kernen hebben een soortgelijk karakter, daarom heeft de gemeente ervoor gekozen om de kernen op te nemen in een bestemmingsplan. De kernen Nietap, Nieuw-Roden en Veenhuizen wijken zodanig af van de overige kernen dat ze niet zijn meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Er is gekozen voor een functionele en een gedetailleerde wijze van bestemmen. Binnen het bestemmingsplan zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze geven het plan de nodig flexibiliteit.
1.3.2 Begrenzing
Het plangebied bevat de kernen: Altena, Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westervelde en Zuidvelde. Voorin de toelichting is een kaartje opgenomen waarop te zien is voor welk gebied het nieuwe plan geldt.
Een groot deel van het plangebied volgt de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied. Op enkele plaatsen zijn er wijzigingen aangebracht ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Hier is voor gekozen vanwege praktische overwegingen (eigendom percelen, kadastraal, et cetera). De wijzigingen zijn ondergeschikt en zeer gering.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau aan bod. Hoofdstuk 4 benoemt vervolgens de milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, archeologie en cultuurhistorie, water en ecologie. In hoofdstuk 5 is de juridische vormgeving van het plan beschreven. De hoofdstukken 6 en 7 verwoorden achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van inspraak en overleg.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Voor de opzet van het bestemmingsplan is het belangrijk de kwaliteiten van de dorpen te benoemen en te bepalen welke daarvan bescherming verdienen, om de identiteit van elk dorp zichtbaar en herkenbaar te houden. Om hierin inzicht te krijgen, wordt in dit hoofdstuk eerst in het kort de historische ontwikkeling van de gemeente Noordenveld geschetst, gevolgd door de karakterisering van de huidige ruimtelijke en functionele structuur van de dorpen.
2.1 Korte Geschiedenis
De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.
Ontstaansgeschiedenis
De basis voor de voor Noordenveld kenmerkende landvormen is gelegd in de ijstijden in het Pleistoceen (tot 10.000 v. Chr.). Aanvankelijk was de gemeente bedekt met grovere rivierzanden, totdat in de tweede ijstijd door het smeltwater van noordelijker gelegen ijsvlakten zware vette klei werd afgezet. Deze 'potklei' ligt in de omgeving van Roden nog steeds vlak onder het oppervlak (binnen 1,25m diepte), maar kent wel een grillig patroon, waarbij ook gaten in de laag van potklei voorkomen.
In de voorlaatste ijstijd werd het noorden van Nederland (opnieuw) met landijs bedekt. Dit landijs heeft vanuit het noorden allerlei materialen meegebracht als grind, rotsblokken, zand en klei. Deze materialen zijn onder de druk van het ijs fijngewreven en hebben een compacte laag gevormd, die beter bekend staat als keileem. Zo ontstond het Drentse keileemplateau, waarvan een groot deel van Noordenveld onderdeel uitmaakt. Door erosie, verwering en uitspoeling is de keileem op een aantal plekken aangetast. Rond Langelo liggen daardoor de zandige gronden van vóór de ijstijden meer aan het oppervlak.
Toen het na deze ijstijd warmer werd, sneed het smeltende landijs dalen in het keileem. Het water zocht in verschillende richtingen een uitweg, waardoor een systeem van sterk vertakte beekjes ontstond, ingesneden in het keileemplateau.
In de laatste ijstijd bereikte het ijs Nederland niet. Wel was er een toendraklimaat, met veel wind. In deze periode werden door de wind grote hoeveelheden zand verplaatst, waardoor het Drents Plateau met een laag van 1 m à 2 m dekzand bedekt raakte. Het koude toendraklimaat zorgde er bovendien voor, dat de ondergrond tot soms 50 m diep permanent bevroren raakte (permafrost). Het grondwater stond daardoor sterk onder druk. Op plekken waar scheuren in de ondergrond ontstonden, welde het grondwater dan ook op, maar bevroor vervolgens. Hierdoor groeide een ondergrondse ijslens, die de bovenliggende grond omhoog duwde. Uiteindelijk scheurde de grond op de ijslens. Het zonlicht kon toen het ijs bereiken, dat vervolgens langzaamaan smolt. De ijslens verdween en de opgeduwde grond gleed naar beneden naar de voet van de oorspronkelijke ijslens. Zo vormde zich een aarden wal, rond een ringvormige krater die gevuld was met het gesmolten water, dit zijn de tegenwoordige pingoruïnes.
In het huidige tijdvak (het holoceen, van 10.000 v. Chr. tot heden) werd het klimaat warmer en vochtiger. Aan de noordzijde van de gemeente, het gebied rond Roderwolde, zorgde de toestroom van grondwater voor de groei van zogenoemd laagveen. Dit gebied heeft ook lange tijd onder invloed gestaan van de Waddenzee, die tot in de middeleeuwen klei op het veen heeft afgezet.
Landschappen
Binnen de gemeente Noordenveld kunnen de volgende landschapstypen worden onderscheiden:
- Esdorpenlandschap;
- Koloniën van Weldadigheid;
- Laagveenontginningslandschap/Veenweidelandschap;
- Veenkoloniën.
Het grootste deel van de dorpen, in het voorliggende bestemmingsplan liggen in het esdorpenlandschap. Dit landschap is onder te verdelen in beekdalen en veldontginningen. Het dorp Roderwolde ligt als enige binnen het laagveenontginningslandschap. Er liggen geen dorpen binnen de landschappen Koloniën van Weldadigheid en de Veenkoloniën, welke onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan.
Esdorpen
Tot aan de middeleeuwen waren de bewoners niet gebonden aan een plek, bouwlanden met boerderijen werden regelmatig verplaatst. Pas in de vroege middeleeuwen vestigden mensen zich op één plek. Men ging op de flanken van de beekdalen wonen, dit was over het algemeen een gunstige overgangszone van hoog, droog en voedselarm naar laag, vochtig en voedselrijk. Ontginning, bemesting en verkaveling werden door de boeren gezamenlijk aangepakt. De boerderijen lagen bij elkaar, hierdoor ontstonden de esdorpen. De opbouw van het huidige esdorpenlandschap is nog steeds bepalend voor het agrarisch systeem met essen (de bouwlanden), hooilanden en woeste gronden. Het esdorpenlandschap is een agrarische cultuurlandschap.
In de dorpen Westervelde, Zuidvelde en Peest is de ontstaansgeschiedenis nog duidelijk te zien in het huidige landschap. De verschillende kenmerkende landschapselementen zijn hier nog aanwezig. Het betreffen boscomplexen, houtwallen, waterlopen, essen, lanen en solitaire bomen. De dorpen hebben een kenmerkende groenstructuur.
Veenontginning
De ligging aan de rand van het Drents Plateau maakte het voor de marken van Roden en Peize mogelijk om vanaf de twaalfde eeuw het veen te ontginnen om in de groeiende behoefte aan grond te voorzien. Daarnaast werden Roden, Peize en later ook Roderwolde op het transportsysteem over water aangesloten door een eigen opvaart en haven. Lagere zandruggen vormden de basis van waaruit het veen strooksgewijs is afgegraven. De richting van de verkaveling is meest haaks op het Peizer- en Eelderdiep.
De eerste bewoningsas ligt ter hoogte van het huidige Sandebuur. Door inklinking van het veen en stijging van het grondwater bleek de rug te laag en was men genoodzaakt de bewoningsas zuidwaarts te verplaatsen naar het huidige Roderwolde. De ligging van de begraafplaats markeert nog de oude ligging van het lint van Roderwolde. Tegenwoordig vormt Roderwolde samen met Foxwolde een lang ontginningslint.
Beekdalen
De beekdalen van Drenthe vormen een wezenlijk onderdeel van het waardevolle en karakteristieke Drentse landschap. Diverse gebruiksfuncties zoals landbouw, natuur en recreatie vinden hun plek in de beekdalen. De gemeente wil de landschappelijke kwaliteit en ecologische betekenis van de beekdalen behouden en versterken en voldoende ruimte bieden aan de verschillende gebruiksfuncties.
De beken in Noordenveld vallen allen onder het stroomgebied van het Peizerdiep. Voor het totale Peizerdiep worden de volgende delen onderscheiden:
- Het Oostervoortsche Diep;
- De Slokkert (inclusief het Tonckensloopje bij Zuidvelde);
- Het Groote Diep tot aan de stuw met vistrap bij Lieveren;
- Het Lieversche Diep vanaf de vistrap;
- Het Peizerdiep tot aan de grens van het landinrichtingsblok (tevens gemeente- en provinciegrens).
Voor het bestemmingsplan Kleine Kernen zijn de volgende delen van het Peizerdiep van belang, bij Peest het Oostervoortsediep en bij Westervelde de Slokkert.
Overzichtskaart beekdalen
De Slokkert
Het deelgebied 'Slokkert' bestaat feitelijk uit twee bovenloopjes van het Peizerdiepsysteem: het 'Tonckensloopje' nabij Zuidvelde en 'Slokkert' nabij Veenhuizen. De beide deelstroompjes komen ten zuidwesten van Norg bij elkaar. Ze stromen dan verder als 'Slokkert' richting de brug in de Eenerstraat. Ten noorden van Veenhuizen kent de Slokkert een parallelle watergang: de Domeinenleiding. Aan beide kanten is deze met de Slokkert verbonden met een stuw. Het totale begrensde gebied van de Slokkert omvat circa 502 ha.
Op oude kaarten zijn de Slokkert en het Tonckensloopje te zien als een kronkelende beek te midden van een stelsel van madelanden (meestal hooilanden) in smalle beekdalen. Ten westen van de weg Westervelde - Veenhuizen verbreedt het beekdal zich. Het landschap wordt hier ook open. In het noorden, voorbij de Fabrieksleiding, is het beekdal smaller. Op diezelfde oude kaarten wordt de omgeving buiten het beekdal vooral gevormd door heidevelden en, bij de dorpen, door enkele essen. Tegenwoordig bestaat het beekdal vooral uit agrarisch gebruikte graslanden (vooral weidegrond voor jongvee, paarden en pony's) en zijn de hoger gelegen gronden veelal in gebruik voor akkerbouw, maïsteelt en intensieve melkveehouderij. Aan de zuid- en westzijde wordt het beekdal omzoomd door de bosgebieden Veenhuizen en Bergveen.
Het Groote Diep
Het Groote Diep is de voortzetting van de Slokkert ten noorden van de brug in de Eenerstraat (Eenerbrug) onder een nieuwe naam. Na samenkomst van de Schipsloot en de 6e Wijk aan het eind van de Slokkert, is het Groote Diep relatief breder en dieper. Het profiel van de beek is sterk gekanaliseerd. In noordelijke richting ligt de beek bovendien ten opzichte van het maaiveld op een hoog niveau tussen twee kaden, aan beide kanten voorzien van een parallelwatergang. Op het Groote Diep en de parallelwatergangen monden alleen zijwaterlopen van lokale betekenis uit. Uitzondering hierop is het Oostervoortsche Diep. Het totale begrensde gebied omvat 463 ha.
Het beekdal van het Groote Diep is veel breder en opener dan dat van de Slokkert. Alleen in de directe omgeving van Alteveer - Lieveren is sprake van enige beslotenheid in het landschap. Het Groote Diep is over het gehele traject gekanaliseerd. De beek ligt hier vrij diep in het landschap, meestal niet zichtbaar vanaf de zijkanten. Het noordelijke deel is zelfs aan twee kanten bekaad. Uiteraard is de historische situatie anders. Op oude kaarten stroomt het Groote Diep kronkelend door een open landschap. Bij de zuidelijke vistrap van Lieveren zijn deze meanders nog aanwezig, hoewel het water van het Groote Diep hier niet meer doorheen stroomt. De madelanden werden vooral gebruikt voor het hooi. De afstanden tot de boerderijen waren groot. Tegenwoordig is vrijwel alle grond in het beekdal beschikbaar voor natuurbeheer. Alleen ter hoogte van Een vallen uitgestrekte graslanden buiten de begrenzing van het natuurgebied. Ter hoogte van Alteveer is een belangrijk stuk wel als natuurgebied begrensd, maar niet verworven. Ter hoogte van de vistrap liggen enkele graslanden die botanisch waardevol zijn. Hier liggen eveneens enkele bospercelen. Het overige gebied is een open, grootschalig agrarisch gebied. Bepaalde delen zijn van belang voor weidevogels.
2.2 Verkeer En Infrastructuur
De belangijkste gebiedsontsluitingswegen in de gemeente zijn de N372 (Nietap-Roden en Roden-Peizermade, deels erftoegangsweg), de N373 (Gemeentegrens Assen-Huis ter Heide-Norg-Roden), de N386 (Peize-Vries), de N858 (Norg-Donderen), de N919 (Huis ter Heide-Veenhuizen) en de N979 (Haulerwijk-Zevenhuizen). De meeste dorpen liggen in de directe nabijheid van deze wegen en zijn daardoor vlot voor het autoverkeer bereikbaar. Minder goed bereikbaar zijn Roderwolde en Steenbergen.
2.3 Leefbaarheid Van De Dorpen
Ondanks het verlies van veel functies in de afgelopen decennia, bieden de kleine kernen in de gemeente Noorderveld een aantrekkelijk woonmilieu voor bepaalde doelgroepen. Het belang van de woonfunctie is daarmee sterk gaan overheersen.
Het aantal voorzieningen in de kleine kernen is gaandeweg teruggelopen tot een minimaal niveau. Een kerk en/of een horecagelegenheid zijn soms de enige elementen die in een dorp voorkomen. In sommige dorpen staat een basisschool, in andere niet. Een veel voorkomend element is de ijsbaan, die soms tevens dienst doet als sport-/speelveld.
De gemeente Noordenveld wil In principe medewerking verlenen aan nieuwe functies in vrijkomende gebouwen (scholen, voormalige agrarische bedrijven, etc.) en karakteristieke panden, mits passend in hun omgeving. De gemeente wil kleinschalige initiatieven op het gebied van bedrijvigheid, horeca, recreatie, cultuur, maatschappelijke voorzieningen stimuleren. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, nieuwe ontwikkelingen worden daarom niet meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Indien er sprake is van kleinschalige initiatieven en/of het herbestemmen van gebouwen, dan zal de gemeente Noordenveld deze apart in behandeling nemen.
2.4 De Dorpen
2.4.1 Altena
Historie
In de periode 1830-1855 is men ter hoogte van het huidige Altena begonnen met ontginningen en afgraving van veen. Voorzover bekend is Altena ontstaan rond 1850. De nederzetting bestond toen uit verspreid liggende plaggenhutten. Vanaf die tijd is begonnen met de ontginningen van in de nabijheid van het huidige Altena gelegen Boerlaan. In de Historische atlas Drenthe is te zien dat rond 1900 nog geen sprake was van een echte nederzetting met stenen huisjes. Rondom Boerelaan was wel sprake van verspreid liggende huizen in het ontginningsgebied. Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw zijn de plaggenhutten in Altena vervangen door kleine stenen huizen. Het wijkje met de kleine huizen met de rode stenen aan de Vijverstraat is van vlak voor de tweede wereldoorlog. In 1958 verdween een groot gedeelte van het Bunnerveen door de laatste veenafgraving.
Wonen
Duidelijk is dat Altena voornamelijk een woonfunctie heeft. In het dorp staan opvallend veel vrijstaande woningen. Twee-aaneen gebouwde woningen staan vooral aan de oostkant en de zuidoostkant van het dorp, aan de Altenaweg, een klein gedeelte aan het begin van de Vijverstraat en aan het Tichelwerk.
Voorzieningen
In het dorp is een manege en een dorpshuis aanwezig. Voor overige voorzieningen is het dorp aangewezen op het nabij liggende Peize.
Als gevolg van het verminderde aantal leerlingen, is de reeds aanwezige basisschool genoodzaakt te sluiten. De basisschool zal per augustus 2014 verdwijnen.
2.4.2 Een
Historie
Al in de bronstijd werd het gebied bewoond, vooral op de zandrug waarop het dorp ligt. De zandrug vormde een zeer belangrijke verbinding (handelsroute) tussen Friesland en Groningen. Een bestond uit drie delen die samen een ‘marke' vormden. In de negentiende eeuw werden de gemeenschappelijke gronden verdeeld en nam de bevolking toe, waardoor de dorpsdelen aan elkaar groeiden. Ook de ontginning van het grote Eenerveld en het verderop gelegen Steenbergerveld in de negentiende en twintigste eeuw droegen bij aan de ontwikkeling.
Wonen
De bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit woningen. De woningen aan de Hoofdstraat, de Norgerweg en een deel van de Lindelaan zijn voornamelijk vrijstaand en staan op ruime kavels. Aan de Schoolstraat en de Schans Portugal staan zowel vrijstaande als twee-aaneen gebouwde en rijenwoningen. Aan de Middenweg en een gedeelte van de Lindelaan komen twee-aaneen gebouwde woningen voor. In het dorp zijn twee speelplaatsen. Deze bevinden zich op de hoek van de Lindelaan en de Middenweg en aan de Schans Portugal.
Voorzieningen en bedrijvigheid
In het dorp is bedrijvigheid in de vorm van kleine en middelgrote en bedrijven, zoals een herberg, een loon- en landbouwmechanisatiebedrijf, diverse agrarische- en bouwondernemingen en een minicamping. Verder zijn er enkele collectieve voorzieningen zoals een dorpshuis, twee kerken, een christelijke en een openbare basisschool. Tevens zijn er enkele sportvoorzieningen aanwezig.
Aan de Vennootsweg, ten westen van het dorp, ligt een begraafplaats.
2.4.3 Langelo
Historie
Langelo is een oud dorp, wat is ontstaan in de vroege middeleeuwen. In 1255 komt voor het eerst de naam Langele voor. In 1560 werd het Langeloe en dat is later veranderd in Langeloo en Langelo. 'Loo' betekent bos of bos met open plekken. Het gebied was een zeer gunstige vestigingsplaats voor bewoners vanwege de aanwezigheid van een vruchtbare keileemstrook. Dit heeft te zijner tijd geleid tot een permanente nederzetting die circa 10 boerderijen telde. Aan twee zijden werden ze begrensd door een eikenbos. Aan het einde van de negentiende eeuw bestond het dorp uit ongeveer 25 boerderijen. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw waren de agrarische percelen om het dorp verdeeld in zeer kleine, voor een esdorp karakteristieke kavels. Na de ruilverkaveling zijn deze zeer kleine kavels grotendeels verdwenen. Alleen bij agrarische percelen in het dorp is deze structuur nog te herkennen.
Wonen
Langelo is een klein esdorp, met circa 230 inwoners. Wonen is de voornaamste functie in het dorp. Een groot deel van de aanwezige woningen zijn voormalige agrarische bedrijven. Langs de Hoofdweg staan diverse authentieke boerderijen, de oudste boerderij stamt uit 1792. In het dorp is nog goed te zien dat de agrarische sector van oudsher de belangrijkste functie binnen het dorp was. Naast vrijstaande woningen zijn er ook enkele twee-aaneen gebouwde woningen aanwezig.
Voorzieningen en bedrijvigheid
In het plangebied liggen zes agrarische bedrijven, daarnaast zijn er vier bedrijven aanwezig. In Langelo zijn twee brinken aanwezig, de Schoolbrink en de Westerbrink. De brinken hebben op de verbeelding een aparte bestemming ('Groen - Brink') gekregen. Aan de Hoofdweg zijn twee horecabedrijven aanwezig.
Ten zuiden van het dorp is een ondergrondse hoogspanningsleiding aanwezig. Ten westen van het dorp ligt, sinds 1997, een ondergrondse gasopslag van de Nederlands Aardolie Maatschappij (NAM). De gasopslag heeft een geluidszone welke voor een klein deel binnen het plangebied ligt.
2.4.4 Lieveren
Historie
Lieveren was vanouds een kleine marke, die lag tussen de grotere marken van Roden, Peize en Langelo is gelegen. Ondanks de geringe groei van het dorp is het aantal huizen van 1691 tot 1844 slechts toegenomen van dertien naar achttien. Naast de beperkte ontginning van stukken bos die aan de es grensden, werd de oplossing voor deze behoefte gevonden in het ontginnen van stukken heideveld die verder van het dorp lagen. Zo ontstonden langs het beekdal van het Oostervoortse Diep de nieuwe es, het Lieverder Neijland en later ten zuidoosten van Lieveren de Veenekamp. Dergelijke los van de es gelegen ontginningen noemt men kampen (Knapzakroute Roderesch - Lieveren, april 1992). Op de historische kaarten uit de Grote Historische Atlas van Nederland 1830-1855 en de Historische atlas Drenthe is te zien dat ook na 1844 Lieveren zeer beperkt gegroeid is. Opmerkelijk is dat Lieveren geen herkenbare brink heeft.
Wonen
Lieveren is een esdorp met circa 250 inwoners. Het dorp heeft voornamelijk een woonfunctie, met hoofdzakelijk vrijstaande woningen. Enkel aan de Noordesch staan twee-aaneen gebouwde woningen. Aan de noordkant van Lieveren ligt een speelveld c.q. voetbalveld.
Voorzieningen en bedrijvigheid
In Lieveren is de horecagelegenheid 'Het hart van Lieveren' aanwezig. Naast een paar verenigingen, zijn er geen voorzieningen. Voor een basisschool zijn de inwoners aangewezen op het nabijgelegen Altena of Roden.
In Huize te Lieveren is een Bed & Breakfast aanwezig met drie kamers, waarvan twee appartementen.
2.4.5 Peest
Historie
Uit archeologische vondsten is gebleken dat er ruim voor onze jaartelling al bewoning was in en rond Peest. Volgens vondsten op het naastgelegen Noordsche Veld werd het gebied al door de mensen van de trechterbekercultuur bewoond. In 1298-1304 werd het vermeld als apud (bij) Peest en op de Franse kaart van 1811-1813 als Pees. De naam is mogelijk afgeleid van het Latijnse (Romeinse) Pastio of Pieste, wat (varkens-)weide betekent. Het dorpsbeeld van Peest wordt vooral bepaald door oude boerderijen rond een kleine brink en enkele klinkerwegen. De boerderijen van vóór 1850 staan evenwijdig met de weg, de jongere haaks erop. In het voormalige armenhuis, gelegen op de hoek Hoofdweg/Schaapdijk, geven speciale raampjes in een boerderij (eind negentiende eeuw) de armenkamertjes aan.
Peest is een dorp dat alle jaren klein is gebleven, waardoor het dorp nog steeds een agrarisch karakter kent met veel boerderijen en open ruimtes in het dorp.
Wonen
Peest is een esdorp met ongeveer 150 inwoners, verdeeld over circa 50 huizen. Vrijwel alle woningen in het dorp zijn vrijstaand en bevinden zich op zeer ruime percelen. Uitzonderlijk is in dat verband het blok van drie woningen dat tijdens de tweede wereldoorlog is gerealiseerd aan de Zuidveldigerweg. Het betreft hier drie aaneengebouwde landarbeiderswoningen op kleine kavels die qua vormgeving nogal afwijken van wat in Peest en omgeving gebruikelijk is.
Voorzieningen en bedrijvigheid
Het dorp heeft een dorpshuis 'De Peester Mug'. Naast 'De Peester Mug' ligt een ijsbaan, deze maakt geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Peest heeft geen voorzieningen als winkels, scholen en dergelijke. Tevens liggen er in het dorp geen agrarische bedrijven. Wel heeft het dorp een restaurant, 'De Jagershof' en een zorgboerderij, beide gelegen aan de Hoofweg. Aan de Schaperdijk zijn twee locaties met Bed & Breakfast aanwezig.
Op het kruispunt Hoofdweg - Hulligtenweg ligt de brink.
2.4.6 Roderesch
Historie
De eerste zes huizen bij het huidige Roderesch dateren van 1850. Er woonden boerengezinnen die de heide ontgonnen. Langs de doorgaande weg werden rond 1900 enkele arbeiders- en burgerwoningen gebouwd. Hiermee ontstond het dorpje Roderesch. Na de bouw van de school in 1913 concentreerde de bevolking zich rond de school. De Roderesch is aangelegd op de uitloper van de zandrug die van Een tot aan het Mensingebosch loopt. Oorspronkelijk was het een heidegebied dat de naam Ripenveld droeg. De Rooderesch of Rooneresch was een van de essen in het dorpsgebied van Roden. De bouwlanden van de Roder buurschap lagen nogal verspreid rond hun dorp (Roden).
Wonen
Roderesch is een esdorp met ongeveer 350 inwoners. In Roderesch staan voornamelijk vrijstaande woningen langs de Hoofdweg en de Esweg. Aan de Giezenstraat en de Zuster Michielsenstraat heeft een kleine uitbreiding plaatsgevonden. Aan de Giezenstraat staan vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen. Aan de Zuster Michielsstraat staan vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen en rijenwoningen.
Ten zuiden van Roderesch, aan de Berkenheuvel, is een woonwagenstandplaats.
Voorzieningen en bedrijvigheid
Aan de Hoofdstraat is een horecagelegenheid aanwezig. Voor eventuele andere voorzieningen zijn de inwoners voornamelijk aangewezen op Roden, dat 1,5 km ten noorden van het dorp ligt.
2.4.7 Roderwolde
Historie
Omstreeks de elfde en de twaalfde eeuw zijn langs de noordrand van het Drents Plateau enkele dorpen ontstaan, waaronder Roderwolde, Foxwolde en Sandebuur. Roderwolde was al vroeg een dorp van enige betekenis; al in het begin van de zeventiende eeuw werd er onderwijs gegeven. Doordat het dorp geen grote doorgaande wegen heeft, is het landelijke karakter grotendeels behouden. Roderwolde ligt aan de oude wegverbinding van Roden naar de stad Groningen. Door de aanleg van de nieuwe weg tussen Peize en Groningen aan het eind van de negentiende eeuw verloor Roderwolde deze functie.
De middeleeuwse bewoningsas van het wegdorp Roderwolde lag oorspronkelijk verder naar het noorden op een lijn tussen het 'Groot Waal' en Sandebuur. Op deze as lag ook de eerste kerk te midden van het kerkhof dat nu nog steeds als zodanig in gebruik is, maar dat nu ongeveer een kilometer buiten het huidige Roderwolde ligt. Dit komt omdat het dorp gedurende de eeuwen is verplaatst. De kerk die te midden van het kerkhof lag is verplaatst naar het 'nieuwe centrum' van Roderwolde.
In Roderwolde was gelegen het huis Mensinga. De bouwdatum is onbekend, maar ligt voor 1662, toen het huis werd verkocht. In 1888 liet de nieuwe eigenaar, de diakonie van de hervormde kerk in Roden, het pand afbreken. Op ongeveer dezelfde locatie verrees een armenhuis, dat inmiddels ook al niet meer bestaat.
In het dorp staat olie- en korenmolen Woldzigt. Volgens de gevelsteen werd de in 1852 gebouwd door Aukema en Datama. De molen is gebouwd als oliemolen, enkele jaren na de bouw werd een maalsteen geplaatst. Tegenover de molen ligt een haventje, welke in 2007 is gereconstrueerd. De molen en de haven waren erg belangrijk voor elkaar. Aanvoer van lijnzaad uit Groningen en levering van lijnolie voor de verf- en zeepindustrie in Groningen gebeurde destijds via het water.
Wonen
Het oorspronkelijke karakter van het dorp is gedeeltelijk gehandhaafd. Naast de oorspronkelijke structuur is in het dorp een aantal oorspronkelijke gebouwen gehandhaafd, die zeer karakteristiek zijn voor het dorp. Roderwolde heeft met name een woonfunctie. Er staan voornamelijk vrijstaande woningen aan de Hoofdstraat. De geringe uitbreiding van de kern heeft in hoofdzaak aan de noordkant van de Hoofdstraat plaatsgevonden, zoals de woningen aan het Bovenland en de Hansenkamp. Hier staan vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en een paar rijtjeswoningen.
Ter plaatse van de voormalige schoollocatie (Hoofdstraat 8) is het mogelijk om een woning met een bedrijf te vestigen. Tegenover dit perceel is een kleine woonwinkel met een theeschenkerij aanwezig.
Voorzieningen en bedrijvigheid
In het dorp aan de Hoofdstraat is een horecavoorziening aanwezig, genaamd Het Rode Hert, de molen Woldzigt en de Jacobskerk. Vervolgens bevinden zich in het dorp een multifunctioneel centrum, eveneens aan de Hoofdstraat, hierin zijn de basisschool, het dorpshuis, de gymzaal en de sportkantine van de korfbalvereniging gevestigd. Voor het overige kent het dorp voorzieningen in de vorm van een tennisbaan, korfbalvelden, een ijsbaan en een openluchttheater.
Aan de Achterseweg bevindt zich een boomkwekerij, met een oppervlakte van circa 2,5 ha.
2.4.8 Steenbergen
Historie
Het dorp Steenbergen is ontstaan in de late middeleeuwen. De dorpsnaam is afgeleid van het hunebed, dat ten noorden van het dorp ligt aan de rand van het natuurgebied Noorderduinen. Halverwege de negentiende eeuw lag het dorp aan de oostelijke flank van de Terheils Veenen en aan de westflank van het beekdal van het Groote Diep. In dit beekdal lagen de zogenaamde stukken, de Steenberger graslanden waar het vee werd geweid en het hooi werd gewonnen. De heide en bossen lagen ten zuidwesten van de huidige kern. Ten westen van het dorp lag de Steenbergeresch, het akkerbouwcomplex waar vooral rogge werd verbouwd.
Naast de es, het groenland en de heide was het hout in de vorm van eikenbomen en houtwallen belangrijk. Eikenbomen waren nodig voor de bouw van boerderijen. De houtwallen langs de perceelsgrenzen dienden als wildwal en leverden bovendien brandstof en geriefhout. Steenbergen had destijds een lineaire structuur. De Hoofdweg was de voornaamste bebouwingsas. Voornamelijk aan de oostzijde van deze weg stond de agrarische bebouwing. Aan de westzijde van de Hoofdweg lag de vroegere brink waarop zich alleen aan de uiteinden enige bebouwing bevond.
De westzijde van de Hoofdweg was vroeger nauwelijks bebouwd. Daar kwam verandering in toen Steenbergen werd getroffen door een grote brand in 1881. Zes van de vijftien boerderijen werden verwoest door de brand. Na de brand werden ook aan de westkant van de Hoofdweg op de brink enkele boerderijen gebouwd. Hierdoor ontstond in het dorp een evenwichtiger spreiding van de bebouwing aan de Hoofdweg.
De nieuwe boerderijen werden niet meer met de baanderdeuren naar de weg gekeerd. Het woonhuisgedeelte werd nu op de weg georiënteerd. Hoewel Steenbergen na 1850 (zie Historische kaarten van circa 1850 en 1900) wel iets groeide door verdichting van de kombebouwing en kleinschalige uitbreiding aan de uitvalswegen, zijn de oorspronkelijke lineaire structuur en het agrarische karakter van het dorp niet aangetast.
Wonen
Steenbergen is een esdorp. Het dorpje ligt zuidwestelijk van Roderesch en noordoostelijk van Een. Er zijn ongeveer 225 inwoners. Steenbergen heeft voornamelijk een woonfunctie. In het dorp staan uitsluitend vrijstaande woningen. Aan de Markeweg heeft een kleine dorpsuitbreiding plaatsgevonden. Hier staat een aantal vrijstaande woningen rondom een soort brink.
Het dorp wordt gekenmerkt door veel voormalige agrarische bebouwing. Opvallend is het grote aantal op paarden ingerichte weiden en de aanwezige paardenbakken.
Voorzieningen en bedrijvigheid
Aan de Hoofdweg liggen een dressuur- en trainingsstal voor paarden en een aannemersbedrijf. In het dorp is het hotel-restaurant Jachtlust aanwezig. Overige voorzieningen zoals bijvoorbeeld een supermarkt of een school zijn niet aanwezig; hiervoor is het dorp aangewezen op Norg of Roden.
2.4.9 Westervelde
Historie
Rond Westervelde is al lang sprake van bewoning, dit bewijst de aanwezigheid van een hunebed. De huidige vorm van het dorp ontstond rond de late middeleeuwen, als dochternederzetting vanuit het nabijgelegen Norg. Westervelde kwam in de periode 1381 - 1383 voor het eerst voor als Westerlande en vanaf 1484 als Westervelde. In de Franse tijd kwam het voor als Wester Velde en in 1867 werd het nog eens vermeld als Westerveld. Westervelde is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 4.6.2 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het dorp.
Wonen
Het is een authentiek esdorp met een brink. Het dorpje telt circa 170 inwoners, verspreid over circa 70 huizen. In 1840 had Westervelde ongeveer net zoveel bewoners, maar toen had het maar een kleine 30 huizen. Het dorp wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande weg, nieuwere boerderijen gebouwd. Bijzonder is de bouw van twee grote boerderijcomplexen aan de zuidkant van het dorp. Aan de noordwestelijke kant van het dorp heeft zich een bescheiden verdichting voorgedaan. Naast enkele nieuwe boerderijen zijn daarbij ook woonhuizen en een school gerealiseerd. In het dorp is de oorspronkelijke structuur en de daaraan gelegen bebouwing dominant aanwezig.
Voorzieningen en bedrijvigheid
In het dorp liggen vijf agrarische bedrijven. Aan het Westeind staat een zorgboerderij. In het dorp zijn verder aanwezig een metaalbewerkingsbedrijf, een bedrijf welke handelt in paarden, een bouwbedrijf, één locatie met een Bed & Breakfast en een minicamping.
Aan de Schoolstraat staat een basisschool. Verder is er één horecabedrijf aanwezig. Dit betreft een hotel/restaurant in het 'Witte Hoes' onder de naam 'De Jufferen Lunsingh'.
2.4.10 Zuidvelde
Historie
In Zuidvelde is sprake van een lange bewoningsgeschiedenis. Uit historische kaarten wordt vanaf 1325 gesproken over Zutvelde, in 1572 van Suytvelde en in de Franse tijd in 1811 en 1813 van Zuid Velde. De naam heeft te maken met de ligging, namelijk in de heide (het veld). Het naastgelegen Westervelde heeft zijn naam op dezelfde manier gekregen. Tevens blijkt de lange bewoningsgeschiedenis uit de circa 40 grafheuvels uit de ijzertijd, welke nog steeds in het bos te vinden zijn. Ook Zuidvelde heeft een beschermd dorpsgezicht. In paragraaf 4.6.2 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het dorp.
Wonen
Zuidvelde is een dorp met ongeveer 200 inwoners. Het dorp wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande Asserweg, nieuwere boerderijen gebouwd. Eigenlijk is nauwelijks sprake van andersoortige bebouwing. Alleen aan de noordzijde van het dorp is enige woonbebouwing tot stand gekomen zoals aan de Peesterweg. In het dorp is, behoudens de bebouwing aan de Peesterweg, de oorspronkelijke structuur en de daaraan gelegen bebouwing nog duidelijk aanwezig.
Voorzieningen en bedrijvigheid
Aan de Asserstraat ligt een agrarisch bedrijf. In het dorp zijn geen voorzieningen aanwezig.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.1.2 Monumentenwet
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In 2007 is de wet gewijzigd door het aannemen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). In 2009 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd met als gevolg dat alle gemeenten beslissingsbevoegd zijn en moeten beschikken over een monumentenverordening en een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie. In 2010 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd.
3.1.3 Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe en op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid (POV) vastgesteld. Vanaf 6 juli 2013 is de geconsolideerde versie van het POV in werking getreden.
De Omgevingsvisie vormt het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POP II) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'.
De kernkwaliteiten zijn:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid;
- naoberschap;
- menselijke maat;
- veiligheid;
- kleinschaligheid (Drentse schaal).
Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.
Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Een belangrijk aspect bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Bij het inpassen van ruimtevragende functies dient de SER-ladder te worden gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zo veel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en moet worden gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaarvervoervoorzieningen. Ook bij het ontwikkelen van recreatie en toerisme en landbouw dient dit model te worden toegepast.
3.2.2 Kernkwaliteiten
De provincie Drenthe wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Deze kwaliteit zitten in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, streeft de provincie naar het bundelen van wonen en werken. De provincie laat verdichting vóór uitbreiding gaan. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. De provincie wil dit niet ten koste laten gaan van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wil de provincie met de betrokken partijen zoeken naar een maatwerkoplossing.
De kernkwaliteiten zijn door de provincie opgenomen op de kernkwaliteitenkaart die is onderverdeeld in een aantal aparte kaarten. De provincie zet in op bescherming, behoud en (waar mogelijk) ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen, mits goed gemotiveerd, geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten ter plaatse.
De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'.
De kernkwaliteiten dragen bij aan de samenhang, identiteit en herkenbaarheid van de omgeving. Omdat de benoemde kernkwaliteiten niet allemaal goed te duiden zijn als factoren in het fysiek-ruimtelijk domein, heeft de provincie Drenthe ze vertaald naar indicatoren. Het landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. De kernen Een, Langelo, Lieveren, Peest, Roderesch, Roderwolde, Steenbergen, Westervelde en Zuidvelde liggen alle binnen enkele provinciale kernkwaliteiten. Altena is de enige kern welke niet is gelegen binnen een provinciale kernkwaliteit. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van de aanwezige kernkwaliteiten binnen de kernen.
Afbeelding 1. Kernkwaliteiten in de kernen (Bron: Provincie Drenthe)
3.2.3 Cultuurhistorie
De 'kernkwaliteiten' van de Omgevingsvisie zijn op verschillende kaarten opgenomen, waaronder de kaarten: aardkundig waardevol gebied, archeologie en cultuurhistorische hoofdstructuur. De provincie Drenthe heeft de cultuurhistorische waarden opgenomen op de kaart kernkwaliteit cultuurhistorie. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en het tegelijkertijd bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.
Zoals aangegeven, geldt het provinciaal belang alleen binnen de bebouwde kom als de kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'. In voorliggend bestemmingsplan liggen de volgende kernen op deze kaart: Roderwolde, Lieveren, Steenbergen, Langelo, Een, Peest, Westervelde en Zuidvelde. Alle deze kernen, met uitzondering van Roderwolde, hebben de aanduiding 'waardevol esdorp'. Westervelde heeft tevens de aanduiding 'Celtic field, waarde' en begrenzing beekdal. Een heeft de aanduiding 'Celtic field, verwacht'. Peest, Een, Langelo, Steenbergen, Lieveren hebben de aanduiding 'waardevolle es'. Roderwolde heeft de aanduiding 'weg met lintbebouwing dubbelzijdig'.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe activiteiten, dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten op de kaart 'cultuurhistorie' significant aantasten. Hierdoor treden geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de aanwezige provinciale cultuurhistorische waarden.
Afbeelding 2. Kernkwaliteiten cultuurhistorie (Bron: Provincie Drenthe)
3.2.4 Beekdalenvisie 2030
De Beekdalenvisie is een uitwerking van de provinciale Omgevingsvisie (2010). Centraal in het provinciaal beleid staat het streven naar robuuste watersystemen. De Beekdalenvisie geeft een verdere invulling aan dit beleid en vormt een bouwsteen voor de actualisatie van de Omgevingsvisie.
De beken en het daarop aangesloten oppervlaktewatersysteem verzorgen de waterafvoer van het Drents Plateau. Ook zijn de beekdalen van grote waarde voor landbouw, natuur en de landschappelijke kwaliteit van Drenthe.
Streefbeeld
Water verzamelt water zich van nature in de beekdalen. Omdat we niet langer dit water overal zo snel mogelijk kunnen en willen afvoeren, zullen de beekdalen in 2030 regelmatig kunnen overstromen en hiermee helpen om wateroverlast elders te voorkomen. Daardoor zal de dynamiek (hoge en lage waterstanden) in de beekdalen in zijn algemeenheid toenemen. Robuuste beken met een grotere dynamiek zijn beken met een meer natuurlijk peilbeheer (hoog in de winter en laag in de zomer) en passeerbaar voor vissen. Bij heel veel neerslag is er kans op water op het maaiveld. Bestaande functies moeten zich aanpassen aan deze toenemende dynamiek, maar zullen wel kunnen blijven functioneren. De waterkwaliteit is zodanig dat de van nature voorkomende planten en dieren er goed kunnen leven. Beekdalen zijn herkenbaar als onderdeel van het Drentse landschap. In beekdalen met veel natuur is ruimte voor natuurlijke processen. In andere beekdalen bepalen vooral cultuurhistorische patronen het landschap. De provincie Drenthe streeft naar robuuste watersystemen, voor de beekdalen betekent dit dat zij:
- bestand zijn tegen de klimatologische veranderingen die de komende jaren zich aandienen;
- efficiënt en effectief functioneren, zonder dat het waterprobleem wordt afgewenteld op een ander gebied of verschoven wordt naar de toekomst;
- bijdragen aan het goed functioneren van de grondwaterhuishouding in het hele stroomgebied;
- een waterkwaliteit hebben die ten minste voldoet aan de gestelde doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW);
- een zo groot mogelijke bijdrage leveren aan biodiversiteit en ecologische verbindingen;
- bijdragen aan het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van karakteristieke kenmerken van het Drentse landschap;
- beleefbaar zijn voor bewoners en bezoekers;
- het archeologische, cultuurhistorisch en aardkundig erfgoed zoveel mogelijk respecteren.
Omgevingsvisie 2010
In beekdalen geldt nu, op grond van de Omgevingsvisie 2010, het 'Nee, tenzij-beleid'. Dit betekent dat kapitaalintensieve functies in beekdalen zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies zijn alleen toegestaan als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, er geen alternatieven zijn, de functie op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten en het negatieve effect op het watersysteem in het plan wordt gecompenseerd. Aan de bedrijfsgebouwen van een grondgebonden landbouwbedrijf (zonder kapitaalintensieve tweede tak) worden geen beperkingen opgelegd. Bij uitbreiding wordt rekening gehouden met mogelijke wateroverlast. De gebouwen van nieuwe grondgebonden landbouwbedrijven mogen niet in de beekdalen worden opgericht.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Convenant archeologie
De provincie Drenthe, de vereniging van Drentse Gemeente en LTO Noord Drenthe hebben een overeenkomst gesloten welke betrekking heeft op het effectief beschermen van het archeologisch bodemarchief. De overeenkomst geeft inhoud aan een werkbaar pakket aan regels, toegesneden op agrarische activiteiten. Partijen zijn overeengekomen dat een aantal grondbewerkingen, ondanks dat ze dieper gaan dan 0,3 m, niet of nauwelijks van invloed zijn op de mogelijkheden om het (eventueel) aanwezig archeologisch bodemarchief te kunnen lokaliseren, te onderzoeken en/of in situ (in de bodem) te behouden. Het gaat hierbij om grondbewerkingen in de vorm van het aanbrengen van drainage, niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder bouwvoor van 0,3 m. De voorschriften die zijn opgenomen in de overeenkomst zijn verwerkt in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Vigerende bestemmingsplannen
In de inleiding van het bestemmingsplan is aangegeven wat de huidige bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen de begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld zijn.
Deze bestemmingsplannen en beheersverordeningen komen te vervallen met het in werking treden van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld.
3.4.2 Welstandsnota
Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota voor de gemeente Noordenveld vastgesteld. De welstandsnota beoogt versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken en de kwaliteit van het totaalbeeld van de gebouwen. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten.
Bij aanvragen van een omgevingsvergunning zullen bouwplannen worden getoetst aan de welstandscriteria. In de nota is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden, waarvoor verschillende welstandscriteria zijn opgenomen. Alle dorpen die onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan hebben elk hun eigen welstandsgebied in de Welstandsnota.
Ieder welstandgebied geeft criteria die zich toespitsen op materiaal- en kleurgebruik, ligging, vorm en massa. Alle dorpen, uitgezonderd Altena, hebben aanvullende criteria in verband met een bijzonder welstandsregime. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen echter niet door welstandscriteria teniet worden gedaan.
3.4.3 Groenvisie Noordenveld
In de Groenvisie Noordenveld (2002, Oranjewoud) wordt het huidige groen naar inrichting en beheer in beeld gebracht. Het plan legt voor de gemeente Noordenveld de groenstructuur en de gewenste kwaliteit voor het groen vast binnen de bebouwde kom. In de Groenvisie is een beschrijving gegeven van de dorpen binnen de gemeente. Voor het plangebied is er een onderscheid tussen esdorpen en laagveenontginningen.
Esdorpen
Onder de esdorpen (oude ontginningen) worden verstaan: Westervelde, Zuidvelde, Peest, Een, Steenbergen, Roderesch, Langelo en Lieveren. Altena is een esdorp (jonge veldontginningen). Karakteristiek voor de meeste van deze dorpen zijn:
- wegen die leiden naar een kern door middel van (veelal oude) lanen,
- de kern van het dorp bestaan uit een brink (gras met losse bomen, aanwezigheid van een of meerdere brinken, open ruimten in de vorm van pleintjes.
In veel van de dorpen komt de groenstructuur voort uit de historie. Bijzondere groenplekken zijn de brinken en soms kleinere pleintjes. De waarde van zowel de laanbomenstructuur als de brinken is door de ontstaanswijze en leeftijd zeer groot. Vooral in deze, sterk met het landschap verbonden, dorpen is het van groot belang om de landelijkheid te bewaren.
In Altena is er sprake van een structuur die rechtlijniger is dan van de oude esdorpen. Het dorp heeft geen brink.
Laagveenontginningen
Onder de laagveenontginning wordt verstaan: Roderwolde. Karakteristiek van het laagveenontginningslandschap is dat het zeer open is en dat de dorpen veelal zijn ontstaan in linten. De linten hebben een sterke relatie met het omliggende landschap. Het gebied ligt laag en wordt gekenmerkt door een dicht slotenpatroon. De dorpen zijn ontstaan op de hoger gelegen gronden of op opgeworpen veenterpen.
Het groen in Roderwolde bestaat uit landschappelijke beplantingen die insteken in het dorp. De beplanting bestaat vrijwel altijd uit bomen en gras. Kenmerkend voor Roderwolde zijn de molen en de kerk. Ter plaatse van deze gebouwen worden ruimte in het groen open gehouden.
3.4.4 Gemeentelijk rioleringsplan
Op 16 januari 2013 is het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld door de Raad van de gemeente Noordenveld.
Op 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) in werking getreden. Deze nieuwe wetgeving stelt de gemeente beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. De gemeente heeft met deze wet de zorgplichten gekregen voor hemel- en grondwater binnen bebouwd gebied. De gemeente dient in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) naast de gebruikelijke zorg voor de riolering vast te leggen hoe zij deze wettelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater in gaat vullen. We noemen dit GRP dan ook het verbrede GRP (vGRP) vanwege de uitbreiding met de nieuwe zorgplichten.
Toetsingskader gemeentelijke watertaken
Doelen gemeentelijke watertaken:
- 1. Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt.
- 2. Doelmatig inzamelen van regenwater (daar waar de perceelseigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen).
- 3. Doelmatig verwerken van het ingezameld regenwater.
- 4. Voorkomen dat grondwater de bestemming van een gebied structureel belemmert.
- 5. Voorkomen van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord).
In de bestuursakkoorden Water (NBW/RBW3) is vastgelegd dat moet worden ingespeeld op de verwachte klimaatsverandering: Het watersysteem moet robuust worden gemaakt. De 'droge voeten' agenda worden met deze akkoorden vormgegeven. Daarom is inzicht in de stedelijke wateropgave noodzakelijk, zodat kan worden bepaald waar en hoe eventueel extra berging kan worden gecreëerd.
Afkoppelen van schone oppervlakken, zodat relatief schoon regenwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinrichting wordt getransporteerd, is een aanpak die past in de huidige ontwikkelingen. De tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-schoonmaken' zijn daarbij leidend.
Het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft een regenwaterbrief uitgebracht die aangeeft hoe de regenwaterproblematiek bij gemeenten het best kan worden aangepakt. Er zijn vier pijlers van het regenwaterbeleid benoemd:
- 1. aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;
- 2. regenwater vasthouden en bergen;
- 3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;
- 4. integrale afweging op lokaal niveau.
Vanuit het hemelwaterbeleid wordt naar redelijkheid een inspanning gevraagd van bewoners, bedrijven en overheid. Hiervoor wordt bij ontwikkelingen onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak en een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak. Onder dit laatste valt het opbreken van verharding, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop en nieuwbouw van gebouwen.
In die zin zijn er drie situaties te onderscheiden voor de omgang met hemelwater:
- 1. afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie;
- 2. afkoppelen /bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie;
- 3. afkoppelen van hemelwater afkomstig van bestaande bebouwing.
Het afkoppelen/bergen van hemelwater is geregeld voor de eerste twee situaties. Het afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie is een verplichting die volgt uit de aan te vragen omgevingsvergunning. Het afkoppelen/bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie is een verplichting op basis van de watertoets die gekoppeld is aan de ontwikkeling van een nieuwbouwlocatie.
Uitvoerend beleid zorgplicht grondwater
Voorkomen dat grondwater de doel van een gebied structureel belemmert.
Dit doel vormt de invulling van de zorgplicht voor het grondwater. Grondwater speelt tenslotte een belangrijke rol binnen de stedelijke openbare ruimte. De ruime omschrijving van dit doel is noodzakelijk omdat de oorzaken en oplossingen van grondwaterproblemen liggen op het grensvlak van stedelijk waterbeheer en ruimtelijke ordening. Op eigen terrein heeft de burger nadrukkelijk zelf een verantwoordelijkheid om het grondwaterprobleem op te lossen en te voorkomen.
Bij herontwikkeling is er sprake van gedeeltelijke of gehele sloop en komt er vervangende nieuwbouw voor terug. De grondwaterhuishouding wijzigt mogelijk als gevolg van de ingreep in het gebied. De beleidsregels voor een herontwikkeling zijn in eerste instantie gelijk aan de beleidsregels voor nieuwbouw. Via een doelmatige afweging wordt per project bepaald of minder strenge ontwateringnormen noodzakelijk of mogelijk zijn. Vaker dan bij nieuwe ontwikkelingen zullen bouwkundige maatregelen nodig zijn om nieuwe overlastsituaties te voorkomen.
Watertoets
In de watertoets worden alle waterhuishoudkundige aspecten van een plan beoordeeld. Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd, deze is opgenomen in paragraaf 4.7. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft het gemeentelijke rioleringsplan geen verdere gevolgen.
3.4.5 Landschapsbeleidsplan Noordenveld
Het landschapbeleidsplan van de gemeente Noordenveld (vastgesteld in 2003) is een plan dat een kader vormt voor alle maatregelen die betrekking hebben op natuur en landschap. Het landschapsbeleidsplan bestaat uit een beleidskader, een inventarisatie (van verschillende waarden, zoals ecologische waarden en de verschillende aanwezige landschapstypen) een landschapsvisie en een uitwerking in deelgebieden. Aan de landschapsvisie wordt richting gegeven door een aantal basisstrategieën. De uitwerking in deelgebieden houdt in dat er een visie wordt gegeven, waarbij wordt gekeken naar de mogelijke kansen en bedreigingen. Er worden maatregelen aangedragen om de visie tot uitvoer te brengen. De landschappen welke betrekking hebben op het voorliggende bestemmingsplan zijn het laagveenontginningslandschap, de oude cultuurgronden en esdorpen, beekdalen.
Laagveenontginningslandschap
Binnen het landschap laagveenontginning ligt het dorp Roderwolde. De dragers van het landschap zijn: grootschalige openheid, grasland met slotenstelsel, lintbebouwingen, reliëf en verkaveling in lange stroken. De landschapsvisie voor het wegdorpenlandschap brengt onder andere de volgende maatregelen met zich mee:
- behouden en beschermen van archeologische waarden in het gebied, onder andere vanwege de vele huisterpen, huisplaatsen en veenterpen;
- versterking van singelbeplantingen in het gebied van Roderwolde.
Oude cultuurgronden en esdorpen
Binnen het landschap oude cultuurgronden en esdorpen liggen de dorpen: Altena, Roderesch, Langelo, Peest, Een, Steenbergen, Zuidvelde en Westervelde. Dragers van het landschap zijn: kleinschaligheid door aanwezigheid van veel landschapselementen, essen en oude akkercomplexen, lanen, boerderijgroepen rond een brink. De visie voor de esdorpen richt zich op behoud en bescherming van de samenhang van het esdorpenlandschap. Hierbij gaat het om de cultuurhistorische samenhang tussen de ligging van de dorpen en de essen, de akkercomplexen, de beekdalen en de voormalige heideontginningen. Deze bepalen voor een belangrijk deel de beleving van de cultuuhistorische waarde van het esdorpenlandschap. De oudste overgebleven delen van het landschap zijn de groepen verspreid staande boerderijen. Voornamelijk de oude laanbeplantingen, de brinken, de essen en oud veldontginningen moeten worden beschermd.
De bolle vorm van de essen zijn in het landschap nog goed zichtbaar. De openheid van de essen en de esrandbeplanting, zijn van groot belang voor de herkenbaarheid van de verschillende onderdelen. De oude veenontginningen moeten juist hun kleinschaligheid behouden, zodat het contrast met de jonge veldontginningen versterkt en hersteld wordt. Maatregelen die relevant zijn voor de dorpen zijn:
- behouden en versterken van de radiale structuur van de esdorpen door onderhoud van laanbomen en singelbeplantingen;
- stimuleren van particulieren ten behoeve van het behoud van karakteristieke erfbeplantingen (beeldbepalende bomen, boomgaarden en haagbeplantingen);
- aandacht voor archeologische vindplaatsen (hunebedden bij Westervelde en Peest).
Beekdalen
Binnen het landschap beekdalen ligt het dorp Lieveren. Peest ligt bij het Oostervoortsediep en Westervelde bij de Slokkert. Binnen dit landschap staat het instandhouden en ontwikkelen van ruimte voor natuurlijke processen en het behouden van karakteristieke beekdalstructuren voorop. Dragers van het landschap zijn: krokelend lijnelement, grenswallen en dwarswallen, vochtige graslanden en stroming.
Naast een accent op natuur is ook het behouden en versterken van de karakteristieke ruimtelijke structuur van de beekdalen en behoud van het behoud van het agrarisch cultuurlandschap een deel van de strategie. De basis van deze structuur is gelegd in de achtiende eeuw door de landbouw toen het beekdal van het veld werd gescheiden door grenswallen (op de beekdalflanken). Loodrecht op de beek werden, ten behoeve van het vee, dwarswallen met houtwallen opgeworpen waardoor afzonderlijke ruimten ontstonden. Het behouden en versterken van deze structuur is belangrijk voor de herkenbaarheid van het beekdal als onderdeel van het esdorpenlandschap. Voornamelijk in de middenlopen van het Groote Diep en het Oostervoortsche Diep is deze structuur nog herkenbaar. Op die plaatsen waar de landschappelijke structuur nog aanwezig is, wordt gestreefd naar behoud en versterking van het kenmerkende beplantingspatroon. De ontwikkeling van moeras, riet en ruigte is op deze plekken niet gewenst. Bosontwikkeling in de beekdalen is geen optie. Streven naar behoud van de cultuurhistorische landschapsstructuur in de bovenloopjes van het Groote Diep en Lieversche Diep.
In het landschapsbeleidsplan zijn geen maatregelen opgenomen die betrekking hebben op de dorpen.
3.4.6 Beleidskader bed & breakfast voorzieningen
In 2010 is het beleidskader voor bed & breakfastvoorzieningen vastgesteld door de gemeenteraad. Het beleidskader is tot stand gekomen om nieuwe verzoeken van bed & breakfast eenduidig te kunnen behandelen. Het beleidskader is gebruikt voor het opstellen van de regels, ten aanzien van bed & breakfast voorzieningen binnen het voorliggende bestemmingsplan.
3.4.7 Wonen in het buitengebied
De gemeentelijke nota 'Wonen in het buitengebied' komt voort uit de veranderingen in de landbouw. Als gevolg van schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging in de landbouw komen steeds meer agrarische bedrijfsgebouwen vrij. In toenemende mate worden vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen getransformeerd tot woningen. De nota 'Wonen in het buitengebied' biedt een planologisch kader om deze ontwikkeling te sturen. De in de genoemde nota gehanteerde maatregelen zijn opgenomen in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
3.4.8 Voormalige agrarische bedrijven
Mede door de schaalvergroting in de landbouw en de uitstoot van arbeidskrachten wordt de groep mensen die door hun werk aan het buitengebied zijn gebonden (boeren en boerenarbeiders) steeds kleiner. Dit proces zet zich nog steeds voort. Werden aanvankelijk de arbeiderswoningen bewoond door mensen die niet functioneel aan het buitengebied zijn gebonden, de afgelopen jaren doet zich dit ook in toenemende mate voor bij de boerderijen. De toename van de mobiliteit en de behoefte aan rust en ruimte maken deze vrijkomende woningen en boerderijen tot begeerde objecten. Deze ontwikkeling heeft er mede voor gezorgd dat de verloedering van het platteland is uitgebleven. Niet-functioneel aan het buitengebied gebonden bewoners beperken op zich niet de hoofdfuncties van het buitengebied (landbouw, natuur en landschap). Toch komt het wel voor dat er conflicten ontstaan bij de uitbreiding van agrarische bedrijven. De wet Geurhinder en Veehouderij maakt de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven bijvoorbeeld afhankelijk van naburige woonbebouwing.
Een ander belangrijk aspect met ruimtelijke consequenties is het verschijnsel van de hobbyboeren. Een groot aantal bewoners van het buitengebied is agrarisch bezig, hetzij als pure hobby, hetzij als bron van neveninkomsten. In voormalige boerderijen kunnen de gewenste activiteiten meestal zonder ruimtelijke gevolgen worden uitgeoefend. Bij de andere woningen zullen nog al eens bijgebouwen van een zeker formaat nodig zijn.
Binnen voormalige agrarische bebouwing zijn aan huis verbonden werkactiviteiten en een bed & breakfastvoorziening bij recht toegestaan, even als de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen. De gemeente Noordenveld kan medewerking verlenen aan het vestigen van een kinderdagverblijf als nevengeschikte functie, die alleen is toegestaan voor zover de woonfunctie gehandhaafd blijft.
De beeldbepalende voormalige boerderijen zijn in voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Wonen - Boerderij'. Specifiek voor deze bestemming is dat de bestaande hoofdvorm van de boerderij moet worden gehandhaafd.
3.4.9 Facetbestemmingsplan mantelzorg
Facetbestemmingsplannen zijn vaak thematische plannen, die gelden voor een groot gebied. Voor het plangebied is één facetbestemmingsplan in ontwikkeling, te weten het facetbestemmingsplan 'Regeling huisvesting mantelzorg'. Betreffend plan is opgesteld om een planologisch-juridisch kader te scheppen om mantelzorg mogelijk te maken.
3.4.10 Horecabeleid
De gemeente Noordenveld maakt bij horecabedrijven onderscheid tussen verschillende horeca categorieën, varierend van horeca 1 tot en met horeca 5. Onderstaande beschrijving geeft aan welke activiteiten onderdeel uitmaken van deze categorieen.
- horeca 1 (daghoreca) is een inrichting die gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren, zoals lunchroom, ijssalon, koffie-/theehuis en die qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
- horeca 2 (eetgelegenheden) is een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden, die ter plaatse kunnen worden genuttigd, dan wel afgehaald kunnen worden, en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals snackbar, afhaalcentrum, (fastfood) restaurant;
- horeca 3 ((nachtelijke) uitgaansgelegenheden) is een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;
- horeca 4 (discotheken) is een inrichting die geheel gericht is op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, in combinatie met het verstrekken van dranken die ter plaatse kunnen worden genuttigd, zoals dancing/discotheek;
- horeca 5 (recreatief nachtverblijf) is een inrichting die in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig nachtverblijf aanbieden, eventueel gecombineerd met het verstrekken van maaltijden en dranken, zoals hotel, logies, pension.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn horeca bedrijven van categorie 1, 2, 3 en 5 bij recht mogelijk. Alleen voor de Jufferen Lunsingh in Westervelde geldt een beperking. Discotheken (categorie 4) zijn in dit bestemmingsplan niet mogelijk.
3.4.11 Agrarische bedrijven
De bouwvlakken voor de agrarische bedrijven zijn overgenomen van de vigerende bestemmingsplannen. Vanwege het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan worden agrarische bedrijven in de kleinere dorpskernen geen uitbreidingsruimte bij recht geboden. De gemeente Noordenveld wil wel mogelijkheden bieden voor het vergroten van bestaande agrarische bedrijven binnen de kleinere dorpskernen, maar dit vraagt om maatwerk. Per aanvraag zal worden getoetst aan de verschillende omgevingsaspecten en de geldende milieuwetgeving.
3.4.12 Plattelandswoningen
Op 1 januari 2013 is de nieuwe wetgeving omtrent plattelandswoningen in werking getreden. In dit kader kunnen (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die op dit moment door burgers worden bewoond, worden aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Hiermee wordt geregeld dat de woning bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding heeft met het agrarische bedrijf. De woning blijft planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, maar de woning geniet geen bescherming tegen de nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Ten aanzien van nabijgelegen veehouderijen wordt opgemerkt dat deze '(voormalige) agrarische bedrijfswoningen' op grond van de Wet Geurhinder en veehouderij een geringere bescherming genieten dan reguliere burgerwoningen.
3.4.13 Ruimte voor Ruimte-regeling
De gemeente Noordenveld beschikt over de Ruimte voor Ruimte-regeling (juli 2008). Het doel van een 'ruimte voor ruimte’ regeling is om te voorkomen dat gebouwen langdurig leegstaan en verpauperen. Door de sloop van agrarische gebouwen bestaat er, onder voorwaarden, de mogelijkheid om een woning / woningen hiervoor terug te bouwen. De Ruimte voor Ruimte-regeling leidt per saldo tot een substantiële vermindering van de bebouwde agrarische oppervlakte.
De ruimte voor ruimte regeling is opgenomen in een algemene wijzigingsbevoegdheid, hierin zijn tevens de voorwaarden, welke verbonden zijn aan de regeling, opgenomen.
Hoofdstuk 4 Milieukundige En Ruimtelijke Aandachtspunten
4.1 Milieuzonering
In en direct rond het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn op grond van de Staat van bedrijven (uit bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009) in een milieucategorie ingedeeld. De Staat van bedrijven verschaft op een systematische wijze informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en inrichtingen en geeft een indicatie van de afstanden die als gevolg van deze kenmerken kunnen worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk/gemengd gebied. De afstanden hebben niet het karakter van een norm, maar gelden als richtlijn, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.
Voor de binnen het plangebied gelegen bedrijven geldt dat via de milieuwetgeving wordt zorg gedragen voor een goede inpassing in de woonomgeving. Hierbij doen zich geen knelpunten voor die om een directe aanpak vragen.
4.2 Geluid
4.2.1 Wegen
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een ruimtelijk plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende bij een zone dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De actualisatie betreft een 'statische' situatie. In het bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er gebruik wordt gemaakt van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' in het dorp Roderwolde, waarin geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt kan worden, zal formeel de geluidssituatie in kaart moeten worden gebracht. Een akoestisch onderzoek kan op dit moment achterwege blijven.
4.2.2 Industrie
In hoofdstuk V van de Wet geluidhinder zijn voorschriften opgenomen waarmee wordt voorzien in de vaststelling van geluidzones rond industrieterreinen. In een bijlage bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, behorende bij de Wet milieubeheer, zijn categorieën opgenomen die dienen ten behoeve van de uitvoering van hoofdstuk V, artikel 41 van de Wet geluidhinder. De gasopslaglocatie bij Langelo is een inrichting die op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer kan worden aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken.
Rondom de gasopslag bij Langelo geldt de aanduiding 'geluidzone - industrie'. De aanduiding 'geluidzone - industrie' is opgenomen om tegen te gaan dat er een te hoge geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige gebouwen ontstaat. Als aanvullende regel (afwijking) geldt binnen deze zone dat geluidgevoelige gebouwen niet mogen worden gebouwd, bestaande geluidgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan worden toegestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
4.3 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden in principe overal. Aangezien met het onderhavig plan geen extra woningen of bedrijven aan het plangebied kunnen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
4.4 Bodem
Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend plan, dat in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is voor deze kernen daarom niet aan de orde.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden (gewijzigd 13 februari 2009), met de daarbij behorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub b en l). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen.
Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Onderzoek
De risicokaart geeft aan dat er binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Buiten het plangebied zijn er echter wel inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig waarvan in één geval een extern veiligheidsrisico op het plangebied wordt gelegd.
Aan de westzijde van Langeloligt een gasproductielocatie van de NAM. Voor deze inrichting, die onder de werkingssfeer van het Bevi valt, is in 2011 een risicoanalyse opgesteld. Uit deze risicoanalyse blijkt dat deze inrichting beschikt over een plaatsgebonden risicocontour die buiten de inrichting valt. Een deel van deze contour ligt binnen de begrenzing van dit plangebied. De betreffende gronden zijn voorzien van een specifieke regeling waarin beperkingen zijn opgenomen voor de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten. Het groepsrisico legt geen planologische beperkingen op het plangebied.
4.5.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De circulaire wordt te zijner tijd vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
- vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
- vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
- aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden.
Conform het Btev dient bij nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de veiligheidszone (PR-max gebied). Deze zone wordt gemeten vanaf de rechterkant van de weg. Binnen de veiligheidszone is oprichting van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan en nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderingsgevallen worden opgericht. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is een zone van 30 m bij een weg en een spoorlijn en 25-40 m bij een waterweg. Het PAG is het gebied waarbinnen de oprichting van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan.
Het GR-aandachtsgebied is een gebied tussen de 0-200 m. Voor ontwikkelingen binnen dit gebied dient een groepsrisicoberekening te worden gemaakt.
Onderzoek
Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is, voor het plangebied, de N373 Roden-Assen van belang.
Bij vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat zich binnen de contour van het plaatsgebonden risico geen kwetsbare objecten mogen bevinden. De risicocontour van de provinciale weg ligt op het wegvlak zelf en legt hiermee geen planologische beperkingen op de omgeving. Deze provinciale weg heeft geen PAG en ook het groepsrisico zorgt niet voor planologische beperkingen in het plangebied.
In de gemeente is geen routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. De bevoorrading geschiedt conform de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, wat inhoudt dat de leverancier de kortst mogelijke route via de doorgaande weg aanhoudt, waarbij de bebouwde kom zoveel mogelijk wordt vermeden. Voor de bevoorrading van de lpg-tankstations binnen de gemeente zijn daarom geen ontheffingen nodig.
4.5.3 Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit bevat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Op grond van de wetgeving dienen de belemmeringenstrook (5 m, bij aardgastransportleidingen met een druk tot 40 bar bedraagt deze zone 4 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Daarnaast is in oktober 2012 de Structuurvisie Buisleidingen in werking getreden. In de structuurvisie geeft het Rijk op hoofdlijnen aan waar provincies en gemeenten ruimte moeten reserveren voor buisleidingen (met het oog op de aankomende 10 tot 20 jaar).
De structuurvisie richt zich met name op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen over land. Dan gaat het om aardgas, olieproducten en olieachtige producten en chemicaliën, maar ook om een stof als CO2 die mogelijk in de toekomst ook op grote schaal wordt getransporteerd. Het gaat daarbij om zowel leidingen die in handen zijn van particuliere bedrijven als leidingen van de overheid, waaronder de leidingen van de Defensie Pijpleiding Organisatie.
In de AMvB Ruimte (Barro, december 2011) wordt te zijner tijd de verplichting opgenomen om gereserveerde buisleidingenstroken als zodanig te bestemmen. Het is voldoende als bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen de betreffende gronden worden vrijgehouden van bestemmingen die realisatie van leidingen in de weg kunnen staan. Andere functies blijven toegestaan, maar daaraan zitten beperkingen.
Onderzoek
Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van transportleidingen met gevaarlijke stoffen welke aanwezig zijn binnen de gemeente Noordenveld (rode stippellijn). Hieruit blijkt dat een aantal buisleidingen in en in de directe nabijheid van het plangebied ligt.
In Zuidvelde liggen twee aardgasleidingen van de Nederlandse Gasunie; leiding N-504-20 en leiding N-504-24. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) van de leidingen ligt binnen de belemmeringenstrook (4 m aan weerszijden van de leiding). Daarnaast hebben de buisleidingen een invloedsgebied van respectievelijk 100 m en 50 m.
Ten noorden van Langelo liggen eveneens twee aardgastransportleidingen; leiding A-540 van de Gasunie en leiding 137 van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) waarbij het plangebied buiten de invloedssfeer van deze laatste valt. De leiding van de Gasunie heeft een belemmeringenstrook van 5 m en geen plaatsgebonden risicocontour die hierbuiten valt. Daarnaast bedraagt het invloedsgebied 430 m waar het noordelijk deel van de kern binnen valt.
Ten noordoosten van Steenbergen liggen twee aardgasleiding (137 en 138) van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). De leidingen hebben een belemmeringenstrook van 5 m (waarbinnen de plaatsgebonden risicocontour ligt) en een 1% letaliteit van 140 en 105 m. De belemmeringenstrook ligt buiten het plangebied, maar de kern ligt wel gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de leiding.
In het westelijk deel van Peest ligt een buisleiding van de NAM (000146). De aardgasleiding heeft een belemmeringenstrook van 5 m en een 1% letaliteit van 185 meter. De plaatsgebonden risicocontour ligt binnen de belemmeringenstrook.
De belemmeringenstrook van de buisleidingen in Zuidvelde en Peest is opgenomen op de verbeelding, binnen de bestemming 'Leiding - Gas'. De 1%-letaliteitsgrens is geen harde norm, maar een oriënterende waarde. Deze afstand is niet daarom niet planologisch geregeld.
Ten slotte liggen in het plangebied geen reserveringsstroken voor nieuwe buisleidingen. Een nadere beschouwing van dit aspect kan daarmee achterwege blijven.
Afbeelding 3. Risicokaart (Bron: Risicokaart Drenthe)
4.5.4 Groepsrisico
Initiatiefnemer heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe opdracht gegeven voor een risicoanalyse. Het definitieve rapport d.d. 15 juli 2014 is als bijlage opgenomen (Bijlage 2Risicoanalyse externe veiligheid). Op basis van de verzamelde informatie is het volgende gebleken.
Plaatsgebonden risico
De 10-6 risicocontour van gasleidingen, uitgezonderd de twee buisleidingen van de NAM,liggen op 0 meter. Binnen deze 10-6 risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten en conform de wetgeving (Besluit externe veiligheid buisleidingen) zijn er dan ook geen knelpunten (saneringsgevallen).
Groepsrisico
De ruimtelijke situatie leidit niet tot een toename van het groepsrisico en is en blijft nihil. Het gorpesrisico (ten opzichte van de fN-curve) voor beide aardgastransportleidingen zijn niet zichtbaar in de fN-curve en liggen hiermee ruim onder de orientatiewaarde. Er is sprake van een acceptabele situatie betreffende het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Er is geen sprake van enige toename van het aantal mensen in het voorliggende bestemmingsplan. Uit de risicoanalyse blijft dat het groepsrisico nihil is en deze niet toeneemt. Hierdoor is het niet nodig om het groepsrisco te verantwoorden.
4.5.5 Hoogspanningsleidingen
Bovengrondse hoogspanningsleiding
Ten westen van Peest is een bovengrondse hoogspanningsleiding aanwezig. De leiding 'Vierverlaten - Zeijerveen' heeft een spanning van 220 kV. Voor deze hoogspanningsleiding geldt een belemmeringenstrook van 25 m ter weerszijden van de leiding en een indicatieve zone van 45 m ter weerszijden van de leiding. De belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding, de indicatieve staat niet op de verbeelding. In de belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor de indicatieve zone geldt dat er geen gebouwen voor gevoelige bestemmingen mogen worden gebouwd, tenzij door berekeningen is aangetoond dat de gebouwen buiten magneetveldzone liggen. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt woningen, scholen, creches en kinderopvangplaatsen met het bijbehorende erf.
Advies hoogspanningslijnen
In een brief van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 3 oktober 2005 is in verband met de mogelijke effecten van de magnetische velden van hoogspanningslijnen op de gezondheid van kinderen geadviseerd om, bij vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen en van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). Wat betreft het magneetveld wordt uitgegaan van een indicatieve zone van 45 m ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding. Hierbinnen worden geen voor magnetische straling gevoelige bestemmingen (woonhuizen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen) toegestaan. De indicatieve zone is niet in de verbeelding opgenomen.
Ondergrondse hoogspanningskabel
In het plangebied bevindt zich ook een ondergrondse hoogspanningskabelbundel, te weten
Norg - Zeijerveen. De hoogspaningskabelbundel heeft een aan te houden afstand van 2,5 m (belemmeringenstrook) aan weerszijden van de hartlijn, gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabel. De belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. In de belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bij ondergrondse leidingen is geen sprake van een magneetveldzone.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.6.1 Archeologie
De Monumentenwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. Een van de belangrijkste uitgangspunten van deze wetgeving is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld (versie 2.1, 1 januari 2014, 2Beleidsadvieskaart archeologie gemeente Noordenveld is aangegeven welke archeologische (verwachtings)waarden in het gebied voorkomen.
Onderzoek
AMK
In het plangebied liggen meerdere AMK terreinen.
De gronden die onderdeel uitmaken van de AMK terreinen wordt gestreefd naar behoud in situ. Rondom een AMK-terrein ligt een bufferzone van 50 m. Bij ingrepen in deze zone dient contact te worden opgenomen met de gemeente.
Voor de historische kernen van Roderwolde (AMK-nr. 13977), Westervelde (AMK-nr. 14009), Steenbergen (AMK-nr. 14417), Een (AMK-nr. 14418 ), Lieveren (AMK-nr. 14419), Langelo (AMK-nr. 14420) en Peest (AMK-nr.14421) geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek voor een gebied kleiner dan 100 m2. Deze vrijstelling geldt niet voor de bufferzone.
Alleen de AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde (weettelijk beschermd, behoud in situ, bij ingrepen contact opnemen via gemeente contact opnemen met de Rijkdienst voor Cultureel erfgoed) krijgen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' binnen onze gemeentelijke bestemmingsplannen. Dergelijke AMK-terreinen komen in het plangebied niet voor.
Middelhoge en hoge verwachtingswaarden
De gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde hebben een beschermende regeling gekregen, namelijk 'Waarde - Archeologie 2'. Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningsstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het plangebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
Lage verwachtingswaarde
De gronden met een lage verwachtingswaarde en/of een (met zekerheid) verstoorde bodem, alsmede de gronden die al archeologisch zijn onderzocht en vrijgegeven, vallen buiten de dubbelbestemmingen archeologie.
4.6.2 Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Het alleen benoemen van cultuurhistorische of archeologische aspecten is niet voldoende. Gevraagd wordt op welke wijze cultuurhistorie wordt doorvertaald in een bestemmingsplan. Het Rijk verstaat onder cultuurhistorie de volgende drie onderdelen:
- Archeologie;
- Historische geografie;
- Historische stedenbouw/architectuur.
In de toelichting van een bestemmingsplan moet aan al deze drie aspecten aandacht worden besteed. De gemeente Noordenveld werkt momenteel aan het ontwikkelen van een cultuurhistorisch kwaliteitskader. De gemeente wil haar cultuurhistorisch erfgoed niet alleen in beeld brengen, maar ook benoemen tot een van de dragende kwaliteiten in de ruimtelijke ordening. Door het opstellen van deze nota maakt de gemeente op voorhand inzichtelijk welke cultuurhistorische waarden er zijn, welke ambities de gemeente daar mee heeft en hoe met deze cultuurhistorische waarden om moet worden gegaan als er ontwikkelingen zijn. Daarbij gaat nadrukkelijk niet 'de boel op slot' , maar de nota biedt handreikingen om nieuwe ontwikkelingen te plaatsen binnen het historische perspectief waarin Noordenveld zich eeuwenlang heeft ontwikkeld.
Het aspect archeologie is opgenomen in paragraaf 4.6.1. De overige aspecten (historische geografie en historische stedenbouw/architectuur) worden hierna behandeld, hierbij is onderscheidt gemaakt in landschappen en de hierin liggende dorpen. Per dorp wordt een beschrijving gegeven van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de aanwezige monumenten en karakteristieke panden in het plangebied. De inventarisatie is opgenomen in de bijlagen van de toelichting (Karakteristieke panden. Alle karakteristieke panden zijn voorzien van een beschrijving.
4.7 Water
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten."
De watertoets heeft op 17 oktober 2013 plaatsgevonden door het invullen van de digitale watertoets. De vragenlijst is volledig ingevuld. Het bestemmingsplan raakt geen waterschapsbelang. Hierdoor is nader overleg met het waterschap niet nodig. De watertoets is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 3Watertoets).
4.8 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.
Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en Wetlands.
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen de provincies de vergunningen, maar soms doet het Ministerie van Economische Zaken dit.
Flora- en Faunawet
In de Flora- en faunawet wordt gesteld dat voldoende zorg in acht dient te worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat moet worden onderzocht of er door nieuwe (ruimtelijke) plannen bedreigende situaties ontstaan voor de flora en fauna in of direct rond het gebied. Het gaat dus om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.
Onderzoek
Het voorliggende plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan heeft daarmee geen effecten op beschermde gebieden of overige flora en fauna.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit veertien kaartbladen, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.
Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.
5.2 Planvorm
Het bestemmingsplan betreft een actualisering en is gericht op het in stand houden van de bestaande situatie. Daarbij vormen behoud en versterking van de huidige ruimtelijke structuur het uitgangspunt voor de regeling in het bestemmingsplan, dat over het algemeen conserverend van aard is. Binnen dit kader zal wel voldoende flexibiliteit moeten worden geboden om planologisch aanvaardbare bouwinitiatieven of functiewijzigingen mogelijk te maken.
Qua planvorm is gekozen voor het functioneel en gedetailleerd bestemmen, maar met de nodige flexibiliteit in de regeling, zowel rechtens als via een afwijkingsbevoegdheid. Een groot voordeel hiervan is dat de (functionele) structuur van de verschillende kernen direct en eenduidig op de verbeelding inzichtelijk kan worden gemaakt.
5.3 Opzet Van De Regels
De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.
Begrippen
In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente Noordenveld opgenomen, aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen.
Wijze van meten
Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hiernavolgend wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.
Agrarisch
De agrarische percelen, die geen bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden hebben, zijn bestemd als 'Agrarisch'.
Gebouwen zijn op deze percelen niet toegestaan, behoudens de bestaande veldschuren die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'. De gronden mogen worden gebruikt als cultuurgrond voor het agrarisch bedrijf, maar het gebruik voor hout-, boom- en fruitteelt is verboden. Onder voorwaarden is de bouw c.q. aanleg van sleufsilo's en mestbassins mogelijk indien dit om bedrijfseconomische, planologische of milieuhygiënische redenen binnen het bouwvlak van het agrarische bedrijf niet mogelijk is. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk. De bouw van een mestsilo op agrarische gronden is alleen via een wijziging van het bestemmingsplan mogelijk.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid als 'houtsingel' en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Voor gronden die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van deze gronden naar natuur.
Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
De bestaande agrarische bedrijven zijn bestemd als 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'. Deze bedrijven kunnen, voor zover er nog ruimte is, alleen uitbreiden binnen het bestaande bouwvlak, mits voldaan kan worden aan de natuur- en milieuregels. Dit betekent echter niet dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de zittende agrariërs in de dorpen. In de dorpen hebben agrarische bedrijven echter wel te maken met meer beperkingen. De eventuele vergroting van een agrarisch bouwvlak is daarom alleen mogelijk met maatwerk, waarbij getoetst kan worden aan alle aspecten, zoals ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, landschap, natuurwaarden en milieu.
Bij het agrarisch bedrijf zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfastvoorziening. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 60 m2, indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk. Tot slot is de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen bij recht toegestaan.
Via een afwijking van de gebruiksregels kunnen de bedrijfsactiviteiten worden verbreed door toevoegen van een niet-agrarische tak, zoals zorg, recreatie of andere bedrijvigheid. Deze activiteit moet wel ondergeschikt blijven aan het agrarisch bedrijf. Ook is het mogelijk om de bedrijfswoning na beëindiging van het gebruik via een afwijkingsbevoegdheid te gebruiken als woning. Via een wijziging van het bestemmingsplan kan het agrarisch bedrijf, na beëindiging van de agrarische activiteiten, worden omgezet in een andere bedrijfsfunctie. Ook kan van de ruimte-voor-ruimte regeling gebruik worden gemaakt als compensatie voor de sloop van landschapsontsierende agrarische bebouwing bij beëindiging van het agrarisch bedrijf.
Na de beëindiging van het agrarisch bedrijf kan de bestemming ook worden gewijzigd in een andere bestemming. De nieuwe functie moet altijd worden gecombineerd met de woonfunctie.
In de regels is ook een mogelijkheid opgenomen voor omzetting van een bedrijfswoning naar een zogenaamde plattelandswoning. Van deze regeling kan gebruik worden gemaakt indien de bedrijfswoning niet langer deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf, maar het bedrijf zelf wel wordt voortgezet. Na wijziging mag de woning bewoond worden door iemand die geen functionele binding heeft met het agrarische bedrijf. De woning blijft planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, maar de woning geniet geen bescherming tegen de nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.
Agrarisch - Kwekerij
De boomkwekerij in Roderwolde is bestemd als 'Agrarisch - Kwekerij'. De bestaande bedrijfsbebouwing mag éénmalig met 10% worden uitgebreid. De oppervlakte van de kassen is begrensd tot 1.000 m2.
De gebruiksmogelijkheden en de wijzigingsbevoegdheden in deze bestemming komen grotendeels overeen met die van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'.
Agrarisch met waarden
De agrarische percelen met landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. De betreffende waarden zijn opgesomd in de toelichting.
Gebouwen zijn op de agrarische percelen niet toegestaan. De gronden mogen worden gebruikt als cultuurgrond voor het agrarisch bedrijf, maar het gebruik voor hout-, boom- en fruitteelt is verboden. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
De mogelijkheden om agrarische bouwwerken buiten het bouwvlak te bouwen zijn heel beperkt, dit houdt verband met de bovengenoemde waarden.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
In Roderwolde zijn gronden aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Op deze gronden kan - na wijziging - één woning worden gebouwd.
Voor gronden die zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van deze gronden naar natuur.
Bedrijf
De bedrijvigheid is beperkt tot milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven, alsmede bestaande bedrijven die behoren tot een hogere milieucategorie. Geluidzoneringsplichtige en risicovolle bedrijven zijn niet toegestaan in de bestemming 'Bedrijf'.
Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijfswoningen en daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
Via een afwijking van de gebruiksregels is de vestiging van bedrijven van milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven mogelijk, mits die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijkgesteld kunnen worden met milieucategorie 1 en 2.
Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.
Bedrijf - Hovenier
Het bestaande hoveniersbedrijf aan de Hoofdstraat in Een is bestemd als 'Bedrijf - Hovenier'. Wat betreft uitbreidingsmogelijkheden gelden dezelfde regels als in de bestemming 'Bedrijf'.
Bos
De bestaande bosaanplant is bestemd als 'Bos'. Het vellen en rooien van bomen - uitgezonderd het normale onderhoud - is alleen mogelijk met een omgevingsvergunning.
Groen
De structurele en/of beeldbepalende openbare groenvoorzieningen zijn bestemd als 'Groen'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Groen - Brink
De bestaande brinken, met hun kenmerkende ruimtelijke structuur en beplanting, zijn specifiek bestemd.
Cultuur en ontspanning - Theater
Het openluchttheater aan de Pastorielaan in Roderwolde, met de bijbehorende bebouwing, is bestemd als 'Cultuur en ontspanning - Theater'.
Horeca
De bestaande horecabedrijven in de kernen zijn bestemd als 'Horeca'. Binnen deze bestemming is bij recht de vestiging van horeca in de categorieën 1, 2 3 en 5 mogelijk. Horeca van categorie 4 (discotheken) is nergens toegestaan in de kernen.
Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan.
Maatschappelijk
De maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken en scholen, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Scholen mogen alleen gevestigd zijn ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs'. De zorgboerderijen in Peest en Westervelde zijn bestemd als 'Maatschappelijk' en voorzien van de aanduiding 'zorgboerderij'. Een terrein in Altena is aangeduid als 'cultuur en ontspanning'.
Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Per bedrijf of instelling is één bedrijfswoning toegestaan.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De begraafplaats in Een met de daarbij behorende gebouwen is bestemd als 'Maatschappelijk -Begraafplaats'.
Sport
De sportvoorzieningen in Een en Roderwolde, alsmede de ijsbaan in Roderwolde en de manege in Altena zijn bestemd als 'Sport'. In de bestemming 'Sport' is ondergeschikte horeca toegestaan. Daarbij moet worden gedacht aan sportkantines.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Een bedrijfswoning met de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen is alleen bij de manege toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
De sportvelden in de kernen zijn tevens aangeduid als 'cultuur en ontspanning'. Dit maakt het mogelijk om hier evenementen te houden die te maken hebben met cultuur en vrije tijdsbesteding.
Tuin
Voorkantsituaties en/of ruimtelijk samenhangende, als tuin ingerichte (privé)gronden voor de voorgevel of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijden van woningen, hebben de bestemming 'Tuin'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Van dit verbod kan worden afgeweken voor de bouw van erkers, toegangsportalen en carports.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Verkeer
De wegen met een doorstroomfunctie zijn bestemd als 'Verkeer'. Gebouwen zijn hier niet toegestaan, met uitzondering van abri's.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen zonder doorstroomfunctie hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid, geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Water
De Schipsloot in Roderwolde is vanwege het belang voor de waterhuishouding als 'Water' bestemd.
Wonen
De reguliere woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Het bestaande aantal woningen - bestaande uit vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneen gebouwde woningen mag niet toenemen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de uitbreidingslocatie Veldkampen in Een, waar nog maximaal 7 nieuwe woningen bij recht kunnen worden gebouwd.
De hoofdgebouwen van de woningen worden gebouwd in het bouwvlak. De bijgebouwen worden ook in het bouwvlak gebouwd of in het gebied dat als 'bijgebouwen' is aangeduid. In verband met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht per 1 november 2014 is de bestaande regeling voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen van de gemeente Noordenveld gewijzigd. Hierdoor sluit de regeling in het bestemmingsplan beter aan op datgene wat er op basis van dat Besluit zonder vergunning mag worden gebouwd. Daarbij is wel in aanmerking genomen dat de bebouwingsmogelijkheden ruimtelijk verantwoord moeten zijn, gelet op de specifieke kwaliteiten van de bebouwing in de dorpen van de gemeente Noordenveld. De nieuwe regeling geldt ook voor bedrijfswoningen (met uitzondering van de agrarische bedrijfswoningen. Een memo over de nieuwe bijgebouwenregeling is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting (Memo nieuwe bijgebouwenregeling).
De toegestane goot- en bouwhoogte van de woningen bedragen respectievelijk 4 en 9 meter, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen.
Binnen de woonbestemming zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfastvoorziening. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 45 m2, indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
Enkele bedrijven die qua aard en/of omvang afwijken van de bij recht toegestane aan huis verbonden werkactiviteiten zijn aangeduid als 'bedrijf'. In de gebruiksregels is aangegeven dat behalve de bestaande bedrijven ook nieuwe bedrijven met dezelfde activiteiten of andersoortige categorie 1 en 2 bedrijven zijn toegestaan. Voorwaarde is dat het doeleind 'bedrijf' nevengeschikt is en blijft aan de woonfunctie.
Enkele bed & breakfastvoorzieningen zijn aangeduid als 'bed & breakfast'. Deze voorzieningen zijn namelijk groter dan de bij recht toegestane bed & breakfastvoorzieningen. Voor deze bed & breakfastvoorzieningen geldt dat deze niet ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn aan de woonfunctie.
Wonen - Boerderij
De beeldbepalende voormalige boerderijen zijn bestemd als 'Wonen - Boerderij'. Specifiek voor deze bestemming is dat de bestaande hoofdvorm van de boerderij moet worden gehandhaafd.
Via een afwijking van de bouwregels wordt woningsplitsing mogelijk gemaakt, alsmede het realiseren van extra bijgebouwen bij woningen waar geen sprake is van voormalige bedrijfsgebouwen. Deze extra ruimte mag alleen worden gebruikt voor het uitoefenen van een agrarische hobby.
In de bestemming is ook een saneringsregeling opgenomen voor voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
Evenals bij de bestemming 'Wonen' zijn aan huis verbonden werkactiviteiten en een bed & breakfastvoorziening bij recht toegestaan. De toegestane oppervlakte voor werk/bedrijf aan huis en bed & breakfast is ruimer (60 m2) dan bij de reguliere woonfunctie.
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is als nevengeschikte functie een bedrijf toegestaan in de milieucategorie 1 of 2. Het betreft hier bedrijfsactiviteiten die qua aard en/of omvang afwijken van de bij recht toegestane aan huis verbonden werkactiviteiten. Hetzelfde geldt voor bed & breakfastvoorzieningen die zijn aangeduid als 'bed & breakfast'. Voor dit bedrijf en deze bed & breakfastvoorziening geldt dat deze niet ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn aan de woonfunctie.
Tot slot is de inpandige opslag van caravans, boten en dergelijke in bedrijfsgebouwen bij recht toegestaan.
Onder voorwaarden is de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
De vestiging van een kinderdagverblijf worden via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk gemaakt. Het betreft hier een nevengeschikte functie die alleen is toegestaan voor zover de woonfunctie gehandhaafd blijft.
Wonen - Woonwagenstandplaats
In Roderesch zijn woonwagenstandplaatsen aanwezig. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 15. De oppervlakte van de woonwagens is de bestaande oppevlakte. Er zijn aan-, uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.
Leiding - Gas
De bestaande aardgastransportleidingen bij Zuidvelde, Langelo, Steenbergen en Peest zijn, met de bijbehorende belemmeringenstrook, hebben een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De breedte van de belemmeringenstrook bedraagt aan weerszijden 4 of 5 m, afhankelijk van de zwaarte van de leiding.
Leiding - Hoogspanning
De ondergrondse hoogspanningskabel Norg-Zeijerveen heeft de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanning' gekregen en is inclusief de belemmeringenstrook die 2,5 m bedraagt aan weerszijden van de hartlijn, gerekend vanaf de buitenste hoogspanningskabel.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
De bovengrondse hoogspanningsleiding Vierverlaten - Zeijerveen heeft de dubbelbestemming
'Leiding - Hoogspanningsverbinding', inclusief de belemmeringenstrook van 25 m aan weerszijden van de leiding.
Leiding - Riool
Door het plangebied loopt een rioolwaterpersleiding. In verband met de bescherming van de leiding heeft deze leiding een dubbelbestemming gekregen.
Archeologie
Volgens de systematiek van de gemeente Noordenveld krijgen de gronden die als rijksmonument zijn aangemerkt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Deze monumenten (zeer hoge archeologische waarde) worden beschermd door de Monumentenwet. Deze terreinen komen in het plangebied niet voor.
Alle gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde zijn onder één beschermende regeling gebracht, namelijk 'Waarde - Archeologie 2'.
Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het plangebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
De gronden met een lage verwachtingswaarde en/of een (met zekerheid) verstoorde bodem, alsmede de gronden die al archeologisch zijn onderzocht en vrijgegeven, vallen buiten de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Indien op grond van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of waardevolle archeologische vondsten worden gedaan, kan het plan worden gewijzigd in die zin dat de dubbelbestemming vervalt.
Cultuurhistorie
De panden die als rijksmonument zijn aangewezen, hebben in het bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' gekregen. Een beschermende regeling is niet opgenomen, omdat de Monumentenwet hiervoor het kader is.
De panden die door de gemeente als karakteristiek zijn bestempeld, hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemming is als doel opgenomen de instandhouding van de bestaande hoofdvorm van het karakteristieke gebouw. Tevens is een regeling opgenomen om ongewenste sloop te voorkomen.
De overige historische elementen in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toestemming nodig in de vorm van een omgevingsvergunning.
De beschermde dorpsgezichten van Westervelde en Zuidvelde zijn beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Voor de bebouwing binnen de begrenzing van deze dorpsgezichten gelden afwijkende bouwregels.
Landschappelijke en natuurlijke waarden
De landschappelijk en ecologisch waardevolle beekdalen hebben de dubbelbestemming 'Waarde -Beekdal' gekregen. Voor deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn bepalingen over ondergeschikte bouwdelen opgenomen en is aangegeven op welke punten de aanvullende werking van de Bouwverordening niet van toepassing is.
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen.
Algemene aanduidingsregels
In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor 'geluidzone - industrie', 'veiligheidszone - bevi', 'vrijwaringszone - zichtlijn' en voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.
De 'geluidzone - industrie' geldt voor de geluidzone rondom de gasopslag in Langelo. Binnen deze zone mogen geen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, zoals woningen. Bestaande geluidgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd.
De 'veiligheidszone - bevi' heeft betrekking op een deel van de plaatsgebonden risicocontour van de gasproductielocatie van de NAM bij Langelo. Voor deze gronden gelden beperkingen voor de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten.
De 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt voor een zone rondom de molen van Roderwolde. Voor deze zone zijn beperkingen opgenomen voor de hoogte van de bebouwing en de beplanting rondom de molen in verband met de vrije windvang.
De 'vrijwaringszone - zichtlijn' bevat een beschermende regeling voor de zichtlijnen voor de doorzichten vanaf het Huis te Westervelde over de omliggende velden.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.
Algemene wijzigingsregels
De algemene wijzigingsregels bevatten:
- een wijzigingsregeling ruimte-voor-ruimte. Door toepassing van deze regeling kan ten hoogste één nieuwe woning worden gebouwd, uitsluitend als compensatie voor de sloop van landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
- een wijzigingsregeling ten behoeve van het verplaatsen van de voorgevellijn van het hoofdgebouw.
- een wijzigingsregeling voor het laten vervallen van de aanduiding 'karakteristiek' en voor het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan bebouwing.
- een wijzigingsregeling om één woning te kunnen bouwen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. In het onderhavige geval is er sprake van een grotendeels conserverend plan, waaraan derhalve voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
Er heeft geen inspraak plaatsgevonden (voorontwerp). De overlegreacties zijn meegenomen bij de behandeling van de zienswijzen op het ontwerp-bestemmingsplan.
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 17 juli tot 28 augustus 2014 ter inzage gelegen. Er zijn een aantal zienswijzen binnengekomen. Voor de beantwoording hiervan wordt verwezen naar het raadsvoorstel met het oog op vaststelling van het bestemmingsplan Kleine Kernen Noordenveld.