Woonwijken Roden
Bestemmingsplan - Gemeente Noordenveld
Vastgesteld op 22-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Woonwijken Roden met identificatienummer NL.IMRO.1699.2013BP040-vg01 van de gemeente Noordenveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden werkactiviteiten:
de uitoefening van een beroep, het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, welke activiteiten door de beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aanpijling:
een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.8 achtererf:
het achter het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voorzover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen, en die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.9 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.10 achtergevel:
de gevel van een gebouw, die gesitueerd is tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;
1.11 achterkant:
de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw alsmede de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.12 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door het houden van dieren;
1.13 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.14 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingsbeeld of straatbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.18 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.19 bed & breakfastvoorziening:
een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend kortdurend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in een van de bestaande bijgebouwen en wordt uitgeoefend door de gebruiker van het betreffende perceel;
1.20 bedrijf:
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen;
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.23 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.24 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of de beheersverordening aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.28 bijgebouwengebied:
bouwvlak, uitgezonderd de grond onder het hoofdgebouw, alsmede het vlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
1.29 boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
1.30 boogkas of tunnelkas:
een constructie, die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal;
1.31 boomgaard:
een stuk grond beplant met fruitbomen;
1.32 bos:
bos of bebossing gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is;
1.33 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.34 bouwgrens of bouwvlakgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.40 buitenwerkse gevelvlak:
de buitenzijde van de daadwerkelijke wanden van een bouwwerk. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerkse gevelvlak aangemerkt;
1.41 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.42 dagrecreatie:
een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag waarbij overnachting niet is toegestaan, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft;
1.43 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
1.44 dakopbouw:
een niet-ondergeschikte toevoeging aan het dak van de bestaande bouwmassa, door het verhogen van de nok of de dakrand, dan wel de gootlijn van het dak;
1.45 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.46 erf:
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ingericht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot het perceel waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de (oorspronkelijke) kadastrale gegevens en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.47 erfafscheiding:
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;
1.48 erker:
een ondergeschikte grondgebonden uitbouw met een beperkte omvang in breedte, hoogte, diepte en een overwegend transparante verschijningsvorm en uitstraling, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.50 garagebox:
een afzonderlijke, niet tot een bepaalde woning behorende, stalling voor motorvoertuigen;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.53 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.54 geluidsgevoelig object:
een woning of een ander gebouw of object waarvoor ingevolge artikel 82 van de Wet geluidhinder bij Algemene Maatregel van Bestuur de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is aangegeven;
1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.56 gevellijn:
de in het plan als zodanig opgenomen aanduiding, waar de voorgevel van het hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.57 gootlijn of druiplijn:
een horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak, zijnde de laagste lijn van het dak die representatief kan worden geacht voor de (in stedenbouwkundige zin toegestane) hoofdmassa;
1.58 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.59 grootschalige (volumineuze) detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, woninginrichtingartikelen, tuininrichtingartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.60 hobbymatig agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren (niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- en wormenkwekerij, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid) op niet bedrijfsmatige wijze;
1.61 hobbymatig houden van dieren:
het houden van dieren van soorten, in het bijzonder evenhoevigen (runderen, varkens, schapen, geiten), maar ook paarden en pluimvee. Hobbydieren worden niet voor de productie en dus ook niet voor economisch gewin gehouden, maar voor educatieve of recreatieve doeleinden of uit pure liefhebberij. Het houden van hobbydieren is voor de houder een nevenactiviteit, die niet kan worden uitgeoefend naast het bedrijfsmatig houden van genoemde diersoorten;
1.62 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.63 hoofdgebouw:
één gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.64 hoofdverblijf:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
1.65 hoofdvorm:
de hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm;
1.66 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.67 horeca 1 (daghoreca):
een inrichting die gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren, zoals lunchroom, ijssalon, koffie-/theehuis en die qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
1.68 horeca 2 (eetgelegenheden):
een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden, die ter plaatse kunnen worden genuttigd, dan wel afgehaald kunnen worden, en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals snackbar, afhaalcentrum, (fastfood) restaurant;
1.69 horeca 3 ((nachtelijke) uitgaansgelegenheden):
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;
1.70 horeca 4 (discotheken):
een inrichting die geheel gericht is op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, in combinatie met het verstrekken van dranken die ter plaatse kunnen worden genuttigd, zoals dancing/discotheek;
1.71 horeca 5 (recreatief nachtverblijf):
een inrichting die in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig nachtverblijf aanbieden, eventueel gecombineerd met het verstrekken van maaltijden en dranken, zoals hotel, logies, pension;
1.72 houtsingel:
lijnvormige beplanting bestaande uit bomen en struiken op overwegend eenzelfde hoogte als het omringend landschap;
1.73 houtteelt:
het telen van hout gericht op uitsluitend de productie als onderdeel van een agrarisch bedrijf;
1.74 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);
1.75 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie, en dient als zelfstandige kantoorruimte;
1.76 kap:
een dakafdekking onder een hoek vanaf 15° met het horizontale vlak, dan wel in een gebogen vorm;
1.77 kapverdieping of kaplaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw onmiddellijk onder de kap;
1.78 karakteristieke bebouwing:
beeldbepalende en/of waardevolle bebouwing welke past bij de omgeving;
1.79 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
1.80 kuilvoerplaat of sleufsilo:
een verhard terrein, al dan niet met keerwanden, ten behoeve van opslag van landbouwgewassen en/of producten;
1.81 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.82 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.83 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.84 landschapselement:
landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijk waardevolle elementen in het landschap, zoals onder andere houtopstanden, houtsingels, houtwallen, moerasjes, poelen en steilranden;
1.85 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.86 maatschappelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van maatschappelijke diensten aan consumenten door middel van een rechtstreeks contact; de maatschappelijke diensten hebben betrekking op (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele of openbare dienstverlening en daarmee naar de aard gelijk te stellen dienstverlening;
1.87 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.88 manege(activiteiten):
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.89 mestopslagplaats of mestbassin:
een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest;
1.90 mestsilo:
een constructie van beton, hout of staal bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven ten behoeve van de opslag van mest. Onder een mestsilo wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;
1.91 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
1.92 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.93 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.94 nok:
het snijpunt, dan wel een horizontale snijlijn van ten minste twee hellende dakvlakken, zijnde de hoogste lijn van een dak;
1.95 normale onderhouds- en exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving, dan wel de realisering van de bestemming;
1.96 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.97 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.98 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.99 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.100 paardenbak:
een al dan niet door middel van een afscheiding afgezonderd terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en/of berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.101 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.102 plat dak of platte afdekking:
een dakafdekking onder een hoek van minder dan 15° met het horizontale vlak;
1.103 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.104 recreatief medegebruik:
een gebruik van gronden voor dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.105 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat of die het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar als recreatieverblijf gebruikt en bewoond te worden;
1.106 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.107 rooilijn:
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
1.108 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.109 sociale veiligheid:
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.110 tijdstip van beëindiging van een bepaald gebruik:
- a. het tijdstip waarop een gebouw is gesloopt, dan wel vanwege bouwkundige gebreken het gebruik ingevolge de Woningwet dient te worden gestaakt;
- b. het tijdstip waarop gronden en/of een gebouw met de bijbehorende grond kennelijk in gebruik zijn genomen voor een andere functie dan in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
1.111 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.112 veldschuur
een vrij in het open veld staande schuur, uitsluitend bedoeld voor het stallen van vee, de opslag van machines, agrarische producten en/of niet-agrarische producten;
1.113 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;
1.114 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingslementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.115 voorerf:
het voor het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen voor de voorgevel en het verlengde daarvan tot aan de naar de weg gekeerde perceelgrens;
1.116 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of de als 'gevellijn' in het plan aangeduide, dan wel door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.117 voorkant:
de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw, alsook de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.118 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.119 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.120 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;
1.121 weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;
1.122 winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel;
1.123 woning of wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.124 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.125 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.126 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten door reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus, kapperszaken, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten;
1.127 zijerf:
het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen naast de zijgevel tot aan de aan die zijde gelegen perceelgrens;
1.128 zijgevel:
de gevel van een gebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 algemene regels:
alle maten zijn in meters (m) en voor:
- oppervlakten in vierkante meters (m2);
- inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- verhoudingen in procenten (%);
- hoeken/hellingen in graden (°).
Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. cultuurgrond;
- c. behoud en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
alsmede voor:
- d. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- e. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
- f. recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. erven en terreinen;
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lichte industrie, groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- b. zakelijke dienstverlening;
alsmede voor:
- c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
met daaraan ondergeschikt:
- f. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. gebouwen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2.2, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 4.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 voor de vestiging van bedrijven genoemd in categorie 3.1 van de Staat van bedrijven en die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 1 en 2 kunnen worden gelijkgesteld.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, bebossing en boomsingels;
alsmede voor:
- b. het behoud van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
- c. recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- d. paden en verhardingen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen, ontgronden, egaliseren en ontginnen van gronden met deze bestemming;
- 2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
- 3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- 5. het graven van sloten of greppels en het aanbrengen van drainage.
- b. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunning wordt gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- c. De in lid 5.3, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- 2. die het normale onderhoud tot doel hebben.
- d. De in lid 5.3, sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 5.1 omschreven waarden.
- e. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kinderboerderij met dierenweide, speeltuin en theeschenkerij;
- b. een hertenkamp;
alsmede voor:
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- d. paden en verhardingen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. terreinen;
- i. gebouwen, geen (bedrijfs)woningen zijnde;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2.1, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Dienstverlening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening;
alsmede voor:
- b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 7.2.2, sub a en b, voor het overschrijden van het bouwvlak en vergroting van de bestaande oppervlakte, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (openbare) groenvoorzieningen;
alsmede voor:
- b. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- c. behoud van de pingoruïne, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - pingoruïne';
- d. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- e. bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';
- f. nutsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden en verhardingen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijf van categorie 5 (recreatief nachtverblijf);
alsmede voor:
- b. wonen ten dienste van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in :
- a. lid 9.2.2, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. school, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
alsmede voor:
- c. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. sport- en spelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'sport';
- e. wonen ten dienste van het bedrijf of de instelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 10.2.2, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 10.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
alsmede voor:
- b. de instandhouding van het karakteristieke toegangshek van de begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- d. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. terreinen;
- i. gebouwen, ten behoeve van onderhoud en beheer;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 12 Recreatie - Volkstuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinencomplex;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. terreinen;
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport- en spelvoorzieningen;
- b. manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- c. sportcentrum met sporthallen en zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- d. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
alsmede voor:
- e. antenne-installatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- g. nutsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- h. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
- i. wonen ten dienste van het bedrijf of de instelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met daaraan ondergeschikt:
- j. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. tuinen, erven en terreinen;
- o. gebouwen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- q. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming is horeca in ondergeschikte vorm, zoals sportkantines en daarmee vergelijkbare vormen eveneens begrepen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 13.2.2, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 13.2.4, sub c en d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en voorkanten behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
alsmede voor:
- b. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 14.2.1, sub a, uitsluitend voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg, dan wel naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van de woning, mits:
- 1. de afstand tot openbaar toegankelijk gebied ten minste 3 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- 3. de breedte ten hoogste de helft van de (oorspronkelijke) gevel van de woning bedraagt;
- 4. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. lid 14.2.2, uitsluitend voor de bouw van één overkapping, zoals een carport, bij de woning, mits:
- 1. de overkapping op het bouwperceel wordt geplaatst;
- 2. de afstand tot openbaar toegankelijk gebied ten minste 2 m bedraagt;
- 3. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- 4. de oppervlakte ten hoogste 25 m2 bedraagt;
met dien verstande dat:
- de oppervlakte van erkers en toegangsportalen is inbegrepen in de totale toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een woning;
- van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd, dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor doorgaand verkeer;
alsmede voor:
- b. fiets- en voetpaden;
- c. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeer- en groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals in- en uitvoegstroken, bermen, bermbeplanting, bushaltes en dergelijke, begrepen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- het landschapsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
15.4 specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Verkeer - Parkeerterrein
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeren van (motor)voertuigen, in de vorm van openbaar parkeerterrein;
alsmede voor:
- b. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. straten en paden;
- g. verhardingen en parkeervoorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. verhardingen en parkeervoorzieningen;
alsmede voor:
- c. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
- d. nutsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- e. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- f. onverharde wegen en paden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard';
met daaraan ondergeschikt:
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
In de bestemming wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving. Hierbij zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals in- en uitvoegstroken, bermen, bermbeplanting, bushaltes en dergelijke, begrepen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- het landschapsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de Steenbergerloop, Zulther Bitse en Steegmanssloot, met de daarbij behorende oeverstroken;
alsmede voor:
- b. overige watergangen, waterwegen en/of vijvers;
- c. recreatief medegebruik;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden en verhardingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bed & breakfastvoorziening, niet passend binnen het bepaalde in lid 19.5.1 sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- c. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, niet passend binnen het bepaalde in lid 19.5.1 sub a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- e. wonen in combinatie met het verlenen van zorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
alsmede voor:
- f. behoud en versterking van de bestaande houtwallen en boomsingels, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- g. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- h. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De onder b, c en d genoemde en als zodanig aangeduide doeleinden 'bed & breakfast', 'dienstverlening' en 'detailhandel' zijn nevengeschikt aan het wonen maar dienen wel in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 19.2.2, sub a, voor het vergroten van het bouwvlak voor het hoofdgebouw tot een diepte van ten hoogste 20 m gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de diepte gemeten wordt vanuit de aangegeven 'gevellijn', mits de afstand tot de achterste bouwperceel- en/of erfgrens ten minste 7 m bedraagt en met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- b. lid 19.2.2, sub d onder 1, voor het bouwen van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- c. lid 19.2.2, sub i, voor een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
- d. lid 19.2.2, sub j, voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
- e. lid 19.2.3, sub b, voor het bouwen van een aan-, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
- f. lid 19.2.3, sub b, uitsluitend voor de bouw van een aan-, uitbouw of bijgebouw ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, mits:
- 1. de afstand tot openbaar toegankelijk gebied ten minste 3 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- 3. de breedte ten hoogste de helft van de (oorspronkelijke) gevel van de woning bedraagt;
- 4. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
met dien verstande dat de oppervlakte van de aan-, uitbouw of bijgebouw is inbegrepen in de totale toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij de woning en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
- g. lid 19.2.3, sub c en sub d, voor het overschrijden van de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen met ten hoogste 20% van hetgeen is toegestaan, met dien verstande dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd;
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 20 Wonen - Boerderij
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in de vorm van boerderijen;
- b. bed & breakfastvoorziening, niet passend binnen het bepaalde in lid 20.5.1, onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- c. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, niet passend binnen het bepaalde in lid 20.5.1, sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. de instandhouding van de bestaande hoofdvorm van het hoofdgebouw;
alsmede voor:
- e. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met daaraan ondergeschikt:
- f. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. gebouwen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
De onder b en c genoemde en als zodanig aangeduide doeleinden 'bed & breakfast' en 'dienstverlening' zijn nevengeschikt aan het wonen maar dienen wel in combinatie met het wonen te worden uitgeoefend.
De rijksmonumenten en de provinciale monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 20.2.2, sub c, voor het toestaan van twee wooneenheden in het hoofdgebouw, mits:
- 1. de inhoud van het hoofdgebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
- 2. de wooneenheden elk een inhoud van ten minste 500 m³ hebben;
- b. lid 20.2.3, sub e en f, voor het realiseren van extra stalruimte bij woningen waar geen sprake is van voormalige bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het uitoefenen van een agrarische hobby, met dien verstande dat:
- 1. de bijbehorende oppervlakte cultuurgrond ten minste 20.000 m2 bedraagt en hiervan duurzaam gebruik wordt gemaakt;
- 2. er dient te worden gebouwd in de onmiddellijke nabijheid van de eigen woning;
- 3. de oppervlakte van de extra stalruimte ten hoogste 100 m² bedraagt;
- c. lid 20.2.3, sub e en f, voor de bouw van bijgebouwen ter vervanging van bestaande aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen, voor zover hiermee de maximale toegestane oppervlakte, zoals daar genoemd, wordt overschreden, mits een betere stedenbouwkundige samenhang ontstaat en met dien verstande dat:
- 1. indien in de bestaande situatie niet meer dan 200 m2 aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 100% van de bestaande oppervlakte;
- 2. indien in de bestaande situatie meer dan 200 m2, maar minder dan 500 m2 aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 50% van de bestaande oppervlakte boven de 200 m2, met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 3. indien in de bestaande situatie reeds meer dan 500 m2 aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig is, eenmalig vervangende bouw en/of verbouw mag plaatsvinden tot ten hoogste 20% van de bestaande oppervlakte boven de 500 m2, met dien verstande dat op de oppervlakte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
- 4. de in lid 20.2.3, sub e en f genoemde toegestane oppervlakte aan aan-, uitbouwen en bijgebouwen is inbegrepen in de onder 1 tot en met 3 genoemde oppervlakte.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het bebouwingsdelen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.
Artikel 21 Wonen - Woongebouw
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in de vorm van woongebouwen;
alsmede voor:
- b. wonen in combinatie met het verlenen van zorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- c. woonzorgcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
- d. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
met daaraan ondergeschikt:
- e. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. gebouwen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 21.2.2, sub a, voor het overschrijden van het bouwvlak, mits de eenmalige uitbreiding ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing bedraagt, met dien verstande dat de bestemmingsgrenzen niet mogen worden overschreden en dat van een bouwperceel ten hoogste 50% mag worden bebouwd.
21.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2, voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
- a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden.
De archeologische waarden, archeologische verwachtingswaarden en de bijzondere terreinen en gebieden zijn aangegeven op de archeologische beleidsadvieskaart Noordenveld, die als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd.
23.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 24 Waarde - Cultuurhistorie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische waarden, die tot uiting komen in:
- de historische wegenstructuur, waterlopen en het tracé van de voormalige tramlijn;
- de nog aanwezige agrarische gronden;
- de historische houtwallen en veekering;
- overige cultuurhistorische elementen.
24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Veiligheidszone - lpg
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. het bepaalde in het bestemmingsplan, met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven maatvoering bij (gedeeltelijke) nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is;
- d. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- de bouwhoogte van het gebouwtje ten hoogste 3 m bedraagt;
- e. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
- f. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die kunnen worden aangemerkt als tuin- en straatmeubilair, waaronder vlaggenmasten, reclame- en mededelingenborden, monumenten/gedenktekens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
De onder a tot en met f bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 Verharden onverharde paden
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het laten vervallen van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard', zodat verharding van een (zand)weg of pad mogelijk wordt, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden.
30.2 Verplaatsen voorgevellijn
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van de voorgevellijn van het hoofdgebouw, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
30.3 Vervallen aanduiding 'karakteristiek'
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het laten vervallen van de aanduiding 'karakteristiek', uitsluitend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, of de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven.
30.4 Toekennen aanduiding 'karakteristiek'
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het toekennen van de aanduiding 'karakteristiek' aan een bouwwerk, uitsluitend indien werkzaamheden zijn uitgevoerd waardoor de karakteristieke hoofdvorm van het betreffende bouwwerk is hersteld.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
- a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Woonwijken Roden.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Beleidsadvieskaart Archeologie Gemeente Noordenveld
Bijlage 3 Toelichting Op Archeologische Beleidsadvieskaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De geldigheidsduur van een bestemmingsplan bedraagt maximaal tien jaar (conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Indien deze tien jaar verstreken zijn, dient een bestemmingsplan te worden geactualiseerd. De vigerende bestemmingsplannen van de woonwijken in Roden zijn verouderd en dienen daarom te worden geactualiseerd.
1.2 Planologisch Regiem
1.2.1 Vigerende bestemmingsplannen
Het plan is een actualisatie van (delen van) de volgende bestemmingsplannen:
- bestemmingsplan Woonwijken Roden (vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juli 2005);
- beheersverordening Roderveld IV (vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juni 2014);
- bestemmingsplan Groenstrook Woldzoom Roden (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2005);
- bestemmingsplan Zonnehoeve Roden (vastgesteld door de gemeenteraad op 31 mei 2007);
- herziening ex artikel 30 Groenstrook Woldzoom (vastgesteld op 25 januari 2007);
- bestemmingsplan Centrumgebied Roden (vastgesteld op 19 juni 2013).
Vanwege een logische begrenzing is een klein deel van het centrumgebied in het nieuwe plan opgenomen. Voor de bedrijventerreinen van Roden is in 2011 een bestemmingsplan vastgesteld. De bedrijventerreinen en de rest van het centrumgebied vallen buiten het plangebied. Ook de kern Nieuw-Roden valt buiten het plangebied. Voor Nieuw-Roden is in 2010 het bestemmingsplan vastgesteld.
1.3 Uitgangspunt En Begrenzing Nieuw Bestemmingsplan
1.3.1 Uitgangspunt
De aanleiding voor het nieuwe bestemmingsplan betreft de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen van de woonwijken van Roden. Daarbij vormen behoud en versterking van de ruimtelijke structuur, zowel in functie als in vorm, van de verschillende gebieden het uitgangspunt. Omdat het een actualisatie betreft, heeft het plan wel een overwegend conserverend karakter. Nieuwe ontwikkelingen, behalve ontwikkelingen die al op grond van het vigerende plan mogelijk zijn, komen niet voor. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
1.3.2 Begrenzing
Het plangebied bevat de woonwijken van Roden, te weten De Hofsteden, Middenveld, Bomenbuurt, Hullenveld, Mensingeveld, Vijfde Verloting en Roderveld. Voorin de toelichting is een kaartje opgenomen waarop te zien is voor welk gebied het nieuwe plan geldt.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke structuur van het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau aan bod. Hoofdstuk 4 benoemt vervolgens de milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn milieuzonering, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, archeologie, water en ecologie. In hoofdstuk 5 is de juridische vormgeving van het plan beschreven. De hoofdstukken 6 en 7 verwoorden achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van inspraak en overleg.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.1.1 Ligging en bereikbaarheid
Roden is gelegen in de kop van Drenthe op circa 8 km van de stad Groningen. Nabijgelegen kernen zijn Leek en Peize. De woonwijken van Roden liggen overwegend aan de westzijde van het centrumgebied. Aan de noordoostzijde van Roden liggen de bedrijventerreinen. De woonwijken worden ontsloten door enkele doorgaande wegen. Op navolgend kaartje is het plangebied weergegeven, opgesplitst in de verschillende wijken.
Kaart 1: Woonwijken van Roden
2.1.2 Beschrijving wijken
Hierna volgt een korte beschrijving per wijk.
Bomenbuurt
De Bomenbuurt is een wijk aan de noordzijde van het centrum. De wijk kent overwegend rijtjeswoningen uit de jaren 1960-1970. Aan de randen van de wijk staan meer vrijstaande woningen.
Middenveld
Ook de wijk Middenveld, aan de westzijde van het centrum, is ontstaan in de jaren 1960-1970 en kent overwegend rijtjeswoningen. De wijk wordt aan de westzijde door een groene zone afgescheiden van de wijk De Hofsteden. De weg Maatlanden vormt de verkeersader door deze zone. Navolgende afbeelding geeft een beeld van deze zone. Aan de oostzijde van deze weg zijn een groot aantal maatschappelijke voorzieningen geconcentreerd.
Afbeelding 1: Maatlanden
Hullenveld
De wijk Hullenveld, aan de zuidzijde van het centrumgebied, is een ruim opgezette wijk met vooral vrijstaande woningen. In deze wijk bevinden zich een aantal (sport)voorzieningen en wooncomplexen.
Mensingeveld
In de wijk Mensingeveld ligt het accent eveneens op vrijstaande en half vrijstaande woningen op ruime percelen.
De Hofsteden
De wijk De Hofsteden ligt ten westen van De Woldzoom. In deze wijk staan rijtjeswoningen, dubbele woningen en vrijstaande woningen uit overwegend de jaren 1970.
Vijfde verloting
Vijfde verloting is de meest noordwestelijk gelegen wijk van Roden, ontstaan in de jaren 1990 en het begin van deze eeuw. In deze wijk staan overwegend vrijstaande en dubbele woningen. De wijk wordt onder meer gekenmerkt door een aantal waterpartijen en de (minder traditionele) bouwvormen.
Roderveld
Roderveld is de meest recent ontwikkelde wijk, waarbij Roderveld IV het laatste deel betreft. In Roderveld IV zijn nog niet alle kavels uitgegeven. De wijk kent een ruime opzet met zowel vrijstaande woningen als rijtjeswoningen.
Behalve de woonfunctie komen er enkele andere functies in het plangebied voor, zoals onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen, sportvoorzieningen (geconcentreerd nabij de Borglaan), een volkstuinencomplex, enkele bedrijven, een begraafplaats en een kinderboerderij.
Binnen het plangebied komen enkele monumenten en enkele karakteristieke panden voor. Deze zijn op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding.
Ten slotte komen in het plangebied enkele bospercelen voor.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
- Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke opgaven en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
- Monumentenwet
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten kunnen worden aangewezen als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In 2007 is de wet gewijzigd door het aannemen van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). In 2009 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd met als gevolg dat alle gemeenten beslissingsbevoegd zijn en moeten beschikken over een monumentenverordening en een onafhankelijke en deskundige monumentencommissie. In 2010 is de Monumentenwet nogmaals gewijzigd.
Daarnaast heeft de Tweede Kamer in 2009 met een beleidsbrief (Modernisering Monumentenzorg) ingestemd. Een van de pijlers uit de beleidsbrief was het laten mee wegen van cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Het Besluit ruimtelijke ordening is daarom in 2012 gewijzigd, waardoor het cultuurhistorisch aspect moet worden meegenomen bij ruimtelijke plannen.
3.2 Provinciaal Beleid
- Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juli 2014 de Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd en vastgesteld. De visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein.
De ambitie is om de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dat gebeurt door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten:
- landschap;
- rust;
- natuur;
- cultuurhistorie;
- archeologie;
- aardkundige waarden.
Het behoud en waar mogelijk de ontwikkeling van kernkwaliteiten zijn van provinciaal belang.
- Provinciale Omgevingsverordening
Op 2 juli 2014 is de Provinciale Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein. Bij de Omgevingsvisie hoort de Omgevingsverordening, die het juridisch kader van het omgevingsbeleid vormt. Bij de Omgevingsvisie hoort de Omgevingsverordening, die het juridische kader van het omgevingsbeleid vormt. In de "oude" Omgevingsverordening (geldend vanaf 22 september 2012) zijn geen specifieke waarden of kenmerken benoemd, die van invloed zijn op dit bestemmingsplan. Op dit moment is een nieuwe Provinciale Omgevingsverordening in voorbereiding. Deze wordt gebaseerd op de Provinciale Omgevingsvisie 2014. Verwacht wordt dat deze medio 2015 vastgesteld wordt.
3.3 Regionaal Beleid
- Regiovisie Groningen-Assen 2030
Roden maakt deel uit van de regio Groningen-Assen (provincies Drenthe en Groningen en de gemeenten Assen, Bedum, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Noordenveld, Slochteren, Ten Boer, Tynaarlo, Winsum en Zuidhorn). Voor deze regio is de Regiovisie Groningen-Assen 2030 opgesteld. De regiovisie wordt geactualiseerd. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de regiovisie geen consequenties voor dit plan.
- Intergemeentelijke Structuurvisie Leek-Roden
De Intergemeentelijke Structuurvisie (vastgesteld op 21 oktober 2009) is een integrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Leek-Roden tot het jaar 2030 op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap en verkeer en is een uitwerking van de Regiovisie Groningen-Assen 2030. De visie voorziet in een uitbreiding, transformatie en revitalisering van de dorpen Leek en Roden en de kernen Zevenhuizen, Oostwold, Nietap, Tolbert en Nieuw-Roden binnen een landschappelijk raamwerk.
Bij de kern Roden is aangegeven dat bij de huidige uitbreidingen in noordelijke en westelijke richting de structuur van het onderliggende landschap grotendeels is vervangen door een nieuwe structuur die is bedacht vanuit de organisatie van de woonwijk.
Bij de visie zijn enkele kaarten gevoegd. Op de plankaart op hoofdlijnen (zie kaart 3) worden de gebieden onderscheiden waarvoor specifiek beleid is ontwikkeld. De woonwijken van Roden zijn aangeduid als 'bestaande kern' (BK), 'reeds geplande uitbreiding' (G) en 'Roden-Zuid, Wonen in het esdorpenlandschap' (W4) en 'Landschapspark/randpark' (L3).
Kaart 2: Plankaart op hoofdlijnen (bron: Intergemeentelijke Structuurvisie)
De wijk Vijfde Verloting is inmiddels afgerond en de geplande wijk Roderveld IV is nog in ontwikkeling. Het voorliggende plan is een actualisatie van de vigerende bestemmingsregelingen voor de woonwijken van Roden. Met het nieuwe plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
- Convenant archeologie
De provincie Drenthe, de Drentse gemeenten en LTO hebben een convenant gesloten dat betrekking heeft op het effectief beschermen van het archeologisch bodemarchief. Het convenant geeft inhoud aan een werkbaar pakket aan regels, toegesneden op agrarische activiteiten. Partijen zijn overeengekomen dat een aantal grondbewerkingen, ondanks dat ze dieper gaan dan 0,3 m, niet of nauwelijks van invloed zijn op de mogelijkheden om het (eventueel) aanwezig archeologisch bodemarchief te kunnen lokaliseren, te onderzoeken en/of in situ (in de bodem) te behouden. Het gaat hierbij om grondbewerkingen in de vorm van het aanbrengen van drainage, niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 10 cm onder de bouwvoor van 0,3 m. De regels die zijn opgenomen in het convenant zijn verwerkt in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
- Visie Noordenveld 2025, Natuurlijk samen
Op 7 september 2011 is de Visie Noordenveld 2025 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie is geen schets van de toekomst en is ook nog niet ingevuld met allerlei plannen. Die schets zal vorm krijgen in de beleidsplannen die de gemeente in de toekomst ontwikkelt. De visie is meer een richtingwijzer, een inspirerende toetssteen voor toekomstig beleid. Omdat de visie geen ruimtelijke uitwerking bevat, heeft de visie geen consequenties voor het nieuwe, conserverende bestemmingsplan.
- Vigerende bestemmingsplannen
In de inleiding van het bestemmingsplan is aangegeven wat de huidige bestemmingsplannen binnen de begrenzing van het plangebied zijn. Voor het overgrote deel van het plangebied is het bestemmingsplan Woonwijken Roden uit 2005 van toepassing. De bestemmingsplannen, die geheel binnen het plangebied liggen, vervallen met het in werking treden van het bestemmingsplan woonwijken Roden.
- Welstandsnota
Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota voor de gemeente Noordenveld vastgesteld. De welstandsnota beoogt versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken en de kwaliteit van het totaalbeeld van de gebouwen. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten.
Bij aanvragen van een omgevingsvergunning zullen bouwplannen worden getoetst aan de welstandscriteria. In de nota is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden, waarvoor verschillende welstandscriteria zijn opgenomen. Het overgrote deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het welstandsgebied 'Roden - Woongebieden seriematig'.
De criteria spitsen zich toe op materiaalgebruik, ligging, vorm en massa. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen echter niet door welstandscriteria worden tenietgedaan.
Wat betreft de bouwmassa is in de regels van het plan een differentiatie aangebracht. Er gelden specifieke bouwregels voor eengezinswoningen, voor voormalige boerderijen en voor woongebouwen. Daarnaast is in de bestemming Wonen een onderscheid gemaakt tussen woningen van één bouwlaag met kap en woningen van twee bouwlagen met kap.
- Groenvisie Noordenveld
In de Groenvisie Noordenveld (2002, Oranjewoud) wordt het huidige groen naar inrichting en beheer in beeld gebracht. Het plan legt voor de gemeente Noordenveld de groenstructuur en de gewenste kwaliteit voor het groen vast binnen de bebouwde kom.
Voor Roden wordt aangegeven welke identiteitsdragers het dorp kent, wat de 'knelpunten' zijn en welke aandachtspunten er daarom zijn. Voor het plangebied vormen de 'groene woonwijken en brinken-nieuwe-stijl' de identiteitsdragers. Op de navolgende kaart zijn de groenstructuur en de opgaven verbeeld:
Kaart 3: Groenstructuur Roden (bron: Groenvisie Noordenveld)
Voor het plangebied zijn de volgende aspecten van relevant:
- ecologische hoofdstructuur langs Maatlanden;
- versterken relatie wijk-buitengebied;
- behouden open ruimte;
- houtwallen binnen bebouwing;
Binnen alle (enkel)bestemmingen zijn groenvoorzieningen toegestaan. Omdat het bestemmingsplan gericht is op het vastleggen van de bestaande situatie, zijn er geen nieuwe inrichtingsmaatregelen, welke voortvloeien uit de groenvisie, in het plan opgenomen.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met de groenvisie.
- Beleidskader bed & breakfastvoorzieningen
In 2010 is het beleidskader voor bed & breakfastvoorzieningen vastgesteld door de raad. Het beleidskader is tot stand gekomen om nieuwe verzoeken van bed & breakfast eenduidig te kunnen behandelen. Het beleidskader is gebruikt voor het opstellen van regels ten aanzien van bed & breakfastvoorzieningen binnen dit bestemmingsplan.
- Landschapsbeleidsplan Noordenveld
Het thema dorpsranden uit het Landschapsbeleidsplan Noordenveld is relevant voor het plangebied. Ook Roden kent dorpsranden, waarbij er een visuele relatie is (of zou moeten zijn) tussen het dorp en het omliggende landschap. Bij uitbreidingen, woningbouw of andere aanpassingen of vernieuwingen in de dorpsrand houdt dit in:
- creëren van doorzichten en vergezichten en een open dorpsrand waarbij nieuwe woningbouw gericht is op het landschap;
- aansluiten op de karakteristieken van het landschap en rekening houden met kleur en vormgeving van gebiedseigen bebouwingen;
- zowel in het dorp als daarbuiten gebruikmaken van gebiedseigen en landschappelijke beplantingen;
- aandacht voor bermen binnen en buiten de bebouwde kom is gewenst, buiten de bebouwde kom is ruimte voor bloemrijke bermen, mits dit geen hinder veroorzaakt voor het verkeer;
- bermen nabij een entree van een dorp lenen zich voor een verbijzondering door het planten van bijvoorbeeld bolgewassen.
Omdat het bestemmingsplan gericht is op het vastleggen van de bestaande situatie, zijn er geen nieuwe inrichtingsmaatregelen, welke voortvloeien uit het landschapsbeleidsplan, in het plan opgenomen.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met het landschapsbeleidsplan.
- Facetbestemmingsplan Mantelzorg
Facetbestemmingsplannen zijn vaak thematische plannen, die gelden voor een groot gebied. Voor het plangebied is één facetbestemmingsplan in ontwikkeling, te weten het facetbestemmingsplan “Regeling huisvesting mantelzorg”. Betreffend plan is opgesteld om een planologisch-juridisch kader te scheppen om mantelzorg mogelijk te maken.
- Gemeentelijk Rioleringsplan
Op 16 januari 2013 is het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld door de Raad van de gemeente Noordenveld.
Op 1 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) in werking getreden. Deze nieuwe wetgeving stelt de gemeente beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. De gemeente heeft met deze wet de zorgplichten gekregen voor hemel- en grondwater binnen bebouwd gebied.
De gemeente dient in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) naast de gebruikelijke zorg voor de riolering vast te leggen hoe zij deze wettelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater in gaat vullen. We noemen dit GRP dan ook het verbrede GRP (vGRP) vanwege de uitbreiding met de nieuwe zorgplichten.
Toetsingskader gemeentelijke watertaken
Doelen gemeentelijke watertaken:
- 1. Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt.
- 2. Doelmatig inzamelen van regenwater (daar waar de perceelseigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen).
- 3. Doelmatig verwerken van het ingezameld regenwater.
- 4. Voorkomen dat grondwater de bestemming van een gebied structureel belemmert.
- 5. Voorkomen van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord).
In de bestuursakkoorden Water (NBW/RBW3) is vastgelegd dat moet worden ingespeeld op de verwachte klimaatsverandering: Het watersysteem moet robuust worden gemaakt. De 'droge voeten' agenda worden met deze akkoorden vormgegeven. Daarom is inzicht in de stedelijke wateropgave noodzakelijk, zodat bepaald kan worden waar en hoe eventueel extra berging gecreëerd kan worden.
Afkoppelen van schone oppervlakken, zodat relatief schoon regenwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinrichting wordt getransporteerd, is een aanpak die past in de huidige ontwikkelingen. De tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-schoonmaken' zijn daarbij leidend.
Het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft een regenwaterbrief uitgebracht die aangeeft hoe de regenwaterproblematiek bij gemeenten het best kan worden aangepakt. Er zijn vier pijlers van het regenwaterbeleid benoemd:
- 1. aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;
- 2. regenwater vasthouden en bergen;
- 3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;
- 4. integrale afweging op lokaal niveau.
Vanuit het hemelwaterbeleid wordt naar redelijkheid een inspanning gevraagd van bewoners, bedrijven en overheid. Hiervoor wordt bij ontwikkelingen onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak en een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak. Onder dit laatste valt het opbreken van verharding, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop en nieuwbouw van gebouwen.
In die zin zijn er drie situaties te onderscheiden voor de omgang met hemelwater:
- 1. afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie;
- 2. afkoppelen /bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie;
- 3. afkoppelen van hemelwater afkomstig van bestaande bebouwing.
Het afkoppelen/bergen van hemelwater is geregeld voor de eerste twee situaties. Het afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie is een verplichting die volgt uit de aan te vragen omgevingsvergunning. Het afkoppelen/bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie is een verplichting op basis van de watertoets die gekoppeld is aan de ontwikkeling van een nieuwbouwlocatie.
Uitvoerend beleid zorgplicht grondwater
Voorkomen dat grondwater de doel van een gebied structureel belemmert.
Dit doel vormt de invulling van de zorgplicht voor het grondwater. Grondwater speelt tenslotte een belangrijke rol binnen de stedelijke openbare ruimte. De ruime omschrijving van dit doel is noodzakelijk omdat de oorzaken en oplossingen van grondwaterproblemen liggen op het grensvlak van stedelijk waterbeheer en ruimtelijke ordening. Op eigen terrein heeft de burger nadrukkelijk zelf een verantwoordelijkheid om het grondwaterprobleem op te lossen en te voorkomen.
Bij herontwikkeling is er sprake van gedeeltelijke of gehele sloop en komt er vervangende nieuwbouw voor terug. De grondwaterhuishouding wijzigt mogelijk als gevolg van de ingreep in het gebied. De beleidsregels voor een herontwikkeling zijn in eerste instantie gelijk aan de beleidsregels voor nieuwbouw. Via een doelmatige afweging wordt per project bepaald of minder strenge ontwateringnormen noodzakelijk of mogelijk zijn. Vaker dan bij nieuwe ontwikkelingen zullen bouwkundige maatregelen nodig zijn om nieuwe overlastsituaties te voorkomen.
Hoofdstuk 4 Milieukundige En Ruimtelijke Aandachtspunten
4.1 Milieuzonering
In en direct rond het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn op grond van de Staat van bedrijven (uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering, VNG, 2009) in een milieucategorie ingedeeld. De Staat van bedrijven verschaft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven en inrichtingen en geeft een indicatie van de afstanden die als gevolg van deze kenmerken kunnen worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. De afstanden hebben niet het karakter van een norm, maar gelden als richtlijn, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.
Voor de binnen het plangebied gelegen bedrijvigheid geldt dat via de milieuwetgeving zorg wordt gedragen voor een goede inpassing in de woonomgeving. Hierbij doen zich geen knelpunten voor die om een directe aanpak vragen.
4.2 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidsgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een ruimtelijk plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende bij een zone dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
De actualisatie betreft een 'statische' situatie. In het bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek kan op dit moment achterwege blijven.
4.3 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden in principe overal. Aangezien met het bestemmngsplan geen extra woningen of bedrijven aan het plangebied kunnen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven.
4.4 Bodem
Voordat wordt gestart met de bouw van woningen (of andere gebouwen) dient de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik, zoals wonen. Op de provinciale bodeminformatiekaart kan worden nagegaan of een locatie verdacht is of dat er in het verleden reeds een onderzoek is uitgevoerd. Omdat deze kaart eens in de zoveel tijd wordt geactualiseerd, is het niet praktisch de locaties in het bestemmingsplan te noemen. Voor actuele bodeminformatie kan daarom het beste de gemeente worden benaderd.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen die risico's met zich meebrengen voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.
Kaart 4: Uitsnede risicokaart
Onderzoek
In het plangebied bevindt zich bij het sportcentrum De Hullen een opslag van chloor voor het zwembad. Net buiten het plangebied, aan de 1e Energieweg is nog een lpg-tankstation aanwezig. Ook is het lpg-tankstation bij de rotonde Ceintuurbaan Zuid/Nieuwe weg nog op de risicokaart aangegeven. Dit tankstation heeft echter recent (2 februari 2015) de gehele LPG installatie verwijderd. De vergunning voor het afleveren van LPG wordt ingetrokken. Ter plaatse is dus geen sprake meer van een risicocontour.
De plaatsgebonden risicocontour (10-6 jaar/contour) van het lpg-tankstation aan de 1e Energieweg van 45 meter vanaf het vulpunt is op de verbeelding aangegeven. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten gesitueerd worden.
Bij het sportcentrum is een risicocontour niet aan de orde. Ook geldt er voor het sportcentrum geen invloedsgebied, waardoor een groepsrisico berekening achterwege kan blijven.
Voor de bepaling van het groepsrisico van het lpg-tankstation wordt een invloedsgebied van 150 meter gehanteerd en dit invloedsgebied valt deels over het plangebied. De berekende groepsrisicocurve (zie bijlage 1) komt in een zogenaamde fN-curve te staan waarin gerefereerd kan worden aan de oriënterende waarde (richtwaarde) waaraan ruimtelijke plannen worden getoetst.
Om de hoogte van het groepsrisico te bepalen, is een groepsrisicoberekening gemaakt (Steunpunt Externe veiligheid Drenthe; 31-10-2013). Deze berekening is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Uit de berekening komt naar voren dat op dit moment sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde. Indien ervan uit wordt gegaan dat veiligheidsmaatregelen zijn geïmplementeerd, wat reeds het geval is (onder andere hittewerende coating bij lpg-tankwagens), blijft het groepsrisico onder de oriënterende waarde.
Vanwege de conserverende aard van dit bestemmingsplan is echter geen sprake van veranderingen in de hoogte van het groepsrisico. Ten aanzien van de wettelijke verantwoordingsplicht kan worden volstaan met een beschouwing van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Er is advies opgevraagd bij de Veiligheidsregio Drenthe. Daaruit zijn geen ruimtelijk relevante aspecten naar voren gekomen.
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het lpg-tanktstation dient een zorgvuldige afweging van het groepsrisico plaats te vinden (verantwoordingsplicht).
Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn er geen knelpunten ten aanzien van het externe veiligheidsrisico van de aanwezige inrichtingen.
4.5.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico. De circulaire wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:
- vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
- vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
- aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).
Onderzoek
In of nabij het plangebied liggen geen wegen waarmee in verband met het aspect externe veiligheid rekening moet worden gehouden.
4.5.3 Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringenstrook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek
Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle buisleidingen in het plangebied zijn gelegen.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.6.1 Archeologie
De Monumentenwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. Een van de belangrijkste uitgangspunten van deze wetgeving is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
Onderzoek
Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Noordenveld (versie 2.1, januari 2014) is aangegeven welke archeologische (verwachtings)waarden in het gebied voorkomen. In het navolgende is een uitsnede van deze kaart opgenomen.
Kaart 5: Archeologische beleidsadvieskaart
Uit deze kaart blijkt dat voor het plangebied de volgende archeologische verwachtingen en waarden van belang zijn:
Tabel 1. Overzicht van de vindplaatsen en terreinen in het plangebied
Vindplaatsen/terreinen | Advies | Dubbelbestemming | |
Terreinen van hoge archeologische waarde | - Behoud in situ, indien niet mogelijk opgraven; - Vrijstelling bij ingrepen kleiner dan 100 m² in historische kernen | - Waarde - Archeologie 2 | |
Hoge verwachting essen | - Bij ingrepen groter dan 1.000 m²: verkennend booronderzoek, zo nodig karterend onderzoek | - Waarde - Archeologie 2 | |
Hoge verwachting plaggendekken | - Bij ingrepen groter dan 1.000 m²: verkennend booronderzoek, zo nodig karterend onderzoek | - Waarde - Archeologie 2 | |
Hoge of middelhoge verwachting | - Bij ingrepen groter dan 1.000 m²: verkennend booronderzoek (6 boringen per ha), zo nodig karterend onderzoek. | - Waarde - Archeologie 2 | |
Onbekende verwachting | - Bij ingrepen groter dan 1.000 m²: extrapoleren vanuit de omringende verwachtingswaarden en bij hoge/middelhoge verwachting zie hierboven. Bij lage verwachting geen onderzoek vereist. | - Waarde - Archeologie 2 | |
Middelhoge verwachting beekdal | - Veldinspectie na uitvoering bodemingrepen | - Waarde - Archeologie 2 | |
Lage verwachting | Geen onderzoek, wel meldingsplicht | - |
In het navolgende wordt ingegaan op het advies dat wordt gegeven voor deze terreinen.
Terreinen van hoge archeologische waarde
Een klein deel van de historische kern maakt deel uit van het plangebied. Voor dit deel geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Hoge verwachting essen
Een deel van het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'essen'. Het gaat om een deel van de oorspronkelijke 'Roderesch II' (aangelegd in de negentiende eeuw). Ook voor dit deel van het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen, ter bescherming van de eventueel voorkomende archeologische waarden.
Hoge verwachting plaggendekken
Net als bij essen geld ook voor dit gebied het advies om een verkennend of karterend booronderzoek te doen bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2.
Hoge of middelhoge verwachting
Een deel van het plangebied heeft deze aanduiding. In dit gebied is onderzoek nodig bij ingrepen met een groter oppervlak dan 1.000 m2.
Onbekende verwachting
Een groot deel van het plangebied is bebouwd en de archeologische waarden zijn mogelijk al verstoord. Onderzoek is nodig indien ingrepen een groter oppervlak hebben dan 1.000 m2 en na 'extrapolatie' blijkt dat het aangrenzend gebied een hoge of middelhoge verwachtingswaarde heeft.
Middelhoge verwachting beekdal
In deze gebieden ontbreekt de beschermende veenlaag, waardoor de kans groter is dat archeologische waarden zijn aangetast. Daarom kan hier worden volstaan met een veldinspectie na afloop van een civiele ontgraving.
Lage verwachting
In het plangebied bevinden zich ook enkele terreinen met een lage verwachting. Archeologisch onderzoek bij bodemingrepen is in deze terreinen niet nodig. Een dubbelbestemming is daar ook niet nodig.
Op de verbeelding is te zien waar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 van toepassing is. In hoofdstuk 5 Juridische vormgeving wordt nader op deze dubbelbestemming ingegaan.
Voorts geldt de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden archeologische resten worden gevonden, moet de initiatiefnemer dit onmiddellijk melden bij de provinciaal archeoloog en de medewerker archeologie van de gemeente Noordenveld.
4.6.2 Cultuurhistorie
4.7 Water
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water. Het beleid van het waterschap is neergelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Notitie Stedelijk Water. In beide documenten is vastgelegd hoe het waterschap invulling geeft aan het integrale waterbeheer, nu en in de toekomst.
Aan de zuidkant van het plangebied loopt de Steenbergerloop van oost naar west door het plangebied. Deze waterloop vervult een belangrijke functie voor de waterhuishouding. Ten behoeve van de huidige en toekomstige waterberging zijn de waterpartijen in de Steenbergerloop uitgebreid. Ook de pingo wordt gebruikt voor de opvang van regenwater.
Op particulier terrein is primair de eigenaar van het terrein verantwoordelijk voor de afvoer van het hemelwater.
Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan. De waterhuishouding zal hierdoor niet worden gewijzigd.
Bij nieuwbouw binnen het plangebied dient het Gemeentelijk Rioleringsplan te worden gehanteerd.
Advies en overleg waterschap
De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Noorderzijlvest.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit negen kaartbladen, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.
Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.
5.2 Planvorm
Het bestemmingsplan betreft een actualisering en is gericht op het in stand houden van de bestaande woonwijken. Daarbij vormen behoud en versterking van de huidige ruimtelijke structuur het uitgangspunt voor de regeling in het bestemmingsplan, dat over het algemeen conserverend van aard is. Binnen dit kader zal wel voldoende flexibiliteit moeten worden geboden om planologisch aanvaardbare bouwinitiatieven of functiewijzigingen mogelijk te maken.
Qua planvorm is gekozen voor het functioneel en gedetailleerd bestemmen, maar met de nodige flexibiliteit in de regeling, zowel rechtens als via een afwijkingsbevoegdheid. Een groot voordeel hiervan is dat de (functionele) structuur van de woonwijken direct en eenduidig op de verbeelding inzichtelijk kan worden gemaakt .
5.3 Opzet Van De Regels
De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.
Begrippen
In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente Noordenveld opgenomen, aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen.
Wijze van meten
Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hiernavolgend wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.
Agrarisch met waarden
De agrarische percelen langs de randen van het plangebied zijn bestemd als Agrarisch met waarden. De landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden zijn opgesomd en deze dienen te worden behouden.
Gebouwen zijn op deze percelen niet toegestaan. De gronden mogen worden gebruikt als cultuurgrond voor het agrarisch bedrijf, maar het gebruik voor hout-, boom- en fruitteelt is verboden. Ook is onder voorwaarden de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Bedrijf
De bedrijvigheid is beperkt tot milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven, alsmede bestaande bedrijven die behoren tot een hogere milieucategorie. Ook zijn bedrijven gericht op zakelijke dienstverlening toegestaan. Geluidzoneringsplichtige en risicovolle bedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bestaande verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, dat als zodanig is aangeduid, met inbegrip van het bijbehorende ondergrondse reservoir en vulpunt voor lpg. Voor dit lpg-tankstation moet een veiligheidszone van 45 meter met beperkingen voor het bouwen en het gebruik in acht worden genomen. Detailhandel is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijfswoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
Via een afwijking van de gebruiksregels is de vestiging van bedrijven van milieucategorie 3 van de Staat van bedrijven mogelijk, mits die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijkgesteld kunnen worden met milieucategorie 1 en 2.
Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.
Bos
De bestaande bosaanplant is bestemd als Bos. Het vellen en rooien van bomen - uitgezonderd het normale onderhoud - is alleen mogelijk met een omgevingsvergunning.
Cultuur en ontspanning
De kinderboerderij met dierenweide, speeltuin en theeschenkerij aan de Norgerweg is bestemd als Cultuur en ontspanning. Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Dienstverlening
Binnen deze bestemming is maatschappelijke en zakelijke dienstverlening toegestaan. Een bedrijfswoning is niet aanwezig. Woningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "woning toegestaan".
Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
Groen
De structurele en/of beeldbepalende openbare groenvoorzieningen zijn bestemd als Groen. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Een halfverhard parkeerterrein aan de Norgerweg is aangeduid als 'parkeerterrein'.
In het zuidwesten van het plangebied zijn de bestaande pingo en een bergbezinkbassin aangeduid.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
De bestaande nutsgebouwtjes zijn aangeduid als 'nutsvoorziening'.
Horeca
Het hotel-restaurant aan de Ceintuurbaan Noord is bestemd als Horeca. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat hier een horecabedrijf categorie 5 is toegestaan. Onder categorie 5-bedrijf wordt verstaan een hotel en/of restaurant. De vestiging van een discotheek is uitgesloten.
Alle gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Een bedrijfswoning is niet toegestaan. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
Maatschappelijk
De maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken en scholen, zijn bestemd als Maatschappelijk. Scholen mogen alleen gevestigd zijn ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs'. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is ook maatschappelijke en zakelijke dienstverlening mogelijk. De sportvoorzieningen aan het Nijlandspark 13 en 15 zijn aangeduid als 'sport'.
Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijfswoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
De beeldbepalende houtwallen en boomsingels zijn aangeduid en er geldt een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De begraafplaats met de daarbij behorende gebouwen is bestemd als Maatschappelijk - Begraafplaats. Het toegangshek heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.
Recreatie - Volkstuin
Het volkstuinencomplex aan de noordkant van het plangebied is bestemd als Recreatie - Volkstuin. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ook is een gebied aangeduid waarop kassen mogen worden gebouwd. Per volkstuinperceel mag een kas van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m worden gebouwd. Daarnaast is een beperkte oppervlakte aan tunnelkassen toegestaan.
Sport
De sport- en spelvoorzieningen ten behoeve van onder andere voetbal en tennis, alsmede de ijsbaan en een sportschool zijn bestemd als Sport. Het sportcomplex De Hullen is aangeduid als 'sportcentrum' en de ijsbaan is aangeduid als 'ijsbaan'. De manege aan de Hullenweg heeft de aanduiding 'manege' gekregen. In de bestemming is ondergeschikte horeca toegestaan. Daarbij moet worden gedacht aan sportkantines.
In de bestemming Sport komt een antenne-installatie voor die is aangeduid als 'antennemast'.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
De bestaande nutsgebouwtjes zijn aangeduid als 'nutsvoorziening'.
Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijfswoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Via een afwijkingsbevoegdheid is een overschrijding van het bouwvlak mogelijk voor een eenmalige uitbreiding van de bebouwing met 10%, mits de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
Tuin
Voorkantsituaties en/of ruimtelijk samenhangende, als tuin ingerichte (privé)gronden voor de voorgevel of naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijden van woningen, hebben de bestemming Tuin. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Van dit verbod kan worden afgeweken voor de bouw van erkers, toegangsportalen en carports.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Verkeer
De wegen met een doorstroomfunctie zijn bestemd als Verkeer. Gebouwen zijn hier niet toegestaan, met uitzondering van aan de bestemming gerelateerde gebouwen van algemeen nut, zoals abri's en fietsenbergingen.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Verkeer - Parkeerterrein
Het openbare parkeerterrein aan de Hullenweg is specifiek bestemd. Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen zonder doorstroomfunctie hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Ook de bestaande garageboxen zijn in deze bestemming opgenomen. Ze zijn aangeduid als 'garagebox'.
Het zandpad achter de hertenkamp aan de Norgerweg (het Windgat) is aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - onverhard'.
De bestaande nutsgebouwtjes zijn aangeduid als 'nutsvoorziening'.
Voor zover de bestaande houtwallen en boomsingels zijn aangeduid geldt er een verbod voor vellen en rooien, behoudens normaal onderhoud.
Water
De Steenbergerloop, Zulther Bitse en Steegmanssloot zijn vanwege hun belang voor de waterhuishouding als 'Water' bestemd.
Wonen
De reguliere woningen zijn bestemd als Wonen. Het bestaande aantal woningen - bestaande uit vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneen gebouwde woningen mag niet toenemen. De hoofdgebouwen van de woningen worden gebouwd in het bouwvlak. De bijgebouwen worden ook in het bouwvlak gebouwd of in het gebied dat als 'bijgebouwen' is aangeduid. In verband met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht per 1 november 2014 is de bestaande regeling voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen van de gemeente Noordenveld gewijzigd. Hierdoor sluit de regeling in het bestemmingsplan beter aan op datgene wat er op basis van dat Besluit zonder vergunning mag worden gebouwd. Daarbij is wel in aanmerking genomen dat de bebouwingsmogelijkheden ruimtelijk verantwoord moeten zijn. De maximale oppervlakte van de bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het bebouwingsgebied. De nieuwe regeling geldt ook voor bedrijfswoningen.
De karakteristieke woningen hebben een aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze woningen is een sloopverbod opgenomen.
Het aantal bouwlagen van woningen bedraagt niet meer dan één of twee bouwlagen met een kap en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m.
Via een afwijking van de bouwregels kunnen vrijstaande woningen worden gebouwd in plaats van twee-aaneen gebouwde woningen. Ook voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bieden de afwijkingsregels ruimere mogelijkheden.
In alle woonfuncties zijn aan huis verbonden werkactiviteiten bij recht toegestaan, alsmede kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast. Het gebruik voor deze activiteiten is toegestaan voor zover de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen met een maximum van 45 m2 indien de activiteiten gezamenlijk worden gebezigd geldt dit maximum ook. Onder voorwaarden is de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
Kinderdagverblijven worden via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk gemaakt.
Enkele functies die qua aard en/of omvang afwijken van de bij recht toegestane aan huis verbonden werkactiviteiten zijn als zodanig aangeduid. Dit betreft een bed and breakfast aan De Zulthe, alsmede enkele woningen met een dienstverlenend bedrijf of detailhandel.
Ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' is de combinatie van wonen en het verlenen van zorg toegestaan.
Wonen - Boerderij
De beeldbepalende voormalige boerderijen zijn bestemd als Wonen - Boerderij. Specifiek voor deze bestemming is dat de bestaande hoofdvorm van de boerderij moet worden gehandhaafd. De karakteristieke boerderijen hebben een aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze boerderijen is een sloopverbod opgenomen.
Via een afwijking van de bouwregels wordt woningsplitsing mogelijk gemaakt, alsmede het realiseren van extra bijgebouwen bij woningen waar geen sprake is van voormalige bedrijfsgebouwen. Deze extra ruimte mag alleen worden gebruikt voor het uitoefenen van een agrarische hobby.
Evenals bij de bestemming Wonen zijn aan huis verbonden werkactiviteiten en bed & breakfast bij recht toegestaan. De toegestane oppervlakte voor werk/bedrijf aan huis en bed & breakfast is ruimer (60 m2) dan bij de reguliere woonfunctie. Ter plaatse van de aanduiding ''dienstverlening' is als nevenfunctie zakelijke dienstverlening toegestaan. Onder voorwaarden is de aanleg van een paardenbak bij recht mogelijk.
Kinderdagverblijven worden via een afwijking van de gebruiksregels mogelijk gemaakt.
Wonen - Woongebouw
De appartementencomplexen zijn als Wonen - Woongebouw bestemd. De Hullen en het hoofdgebouw van het woonzorgcentrum Noorderkroon zijn aangeduid als 'zorginstelling'. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' is de combinatie van wonen en het verlenen van zorg toegestaan.
Leiding - Riool
De bestaande rioolwaterpersleiding is als dubbelbestemming bestemd. Op deze gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de leiding worden gebouwd. Bestaande bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen zijn toegestaan en mogen ook worden vernieuwd of vervangen.
Archeologie
Volgens de systematiek van de gemeente Noordenveld krijgen de gronden die als rijksmonument zijn aangemerkt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 . Deze monumenten worden beschermd door de Monumentenwet. In dit bestemmingsplan komen deze beschermde terreinen niet voor.
Alle gronden met een hoge archeologische waarde en een middelhoge of hoge verwachtingswaarde worden onder één beschermende regeling gebracht, namelijk Waarde - Archeologie 2.
Hoewel er een grote diversiteit is aan archeologische zones, bijzondere terreinen en landschapselementen, met een even zo grote diversiteit aan beleidsadviezen voor de onderzoeksmethodiek, is er desalniettemin voor gekozen om alle gronden met een archeologische (verwachtings)waarde in één dubbelbestemming onder te brengen. De bouwregels en het omgevingsvergunningstelsel zijn voor al deze bestemmingen namelijk identiek, alleen de onderzoeksadviezen verschillen van elkaar. Door de bestemming te koppelen aan de archeologische beleidsadvieskaart ontstaat een overzichtelijk geheel. Hierdoor is eenvoudig na te gaan voor welke gronden welke onderzoeksplicht geldt. De archeologische beleidsadvieskaart, een uitsnede van deze kaart voor het plangebied en de toelichting op de beleidsadvieskaart zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
De gronden met een lage verwachtingswaarde en/of een (met zekerheid) verstoorde bodem, alsmede de gronden die al archeologisch zijn onderzocht en vrijgegeven, vallen buiten de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Indien op grond van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of waardevolle archeologische vondsten worden gedaan, kan het plan worden gewijzigd in die zin dat de dubbelbestemming vervalt.
Cultuurhistorie
De voormalige boerderij aan De Zulthe 8 is als rijksmonument aangewezen en heeft in het bestemmingsplan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' gekregen. Een beschermende regeling is niet opgenomen, omdat de Monumentenwet hiervoor het kader is.
De panden die door de gemeente als karakteristiek zijn bestempeld, hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemming is als doel opgenomen de instandhouding van de bestaande hoofdvorm van het karakteristieke gebouw. Tevens is een regeling opgenomen om ongewenste sloop te voorkomen.
De historische wegenstructuur, het tracé van de voormalige tramlijn, dee onverharde weg Windgat, de Steenbergerloop, de pingo-ruïne en het historische deel van de begraafplaats worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1'. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toestemming nodig in de vorm van een omgevingsvergunning.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.
Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
In de algemene bouwregels zijn bepalingen over ondergeschikte bouwdelen opgenomen.
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen.
In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen voor 'veiligheidszone - lpg'. Dit betreft de veiligheidszone die behoort bij het lpg-tankstation dat aan de Nieuweweg is gelegen, alsmede een deel van de veiligheidszone van het lpg-tankstation dat buiten het plangebied (1e Energieweg) is gelegen.
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.
In de overige regels is een regeling opgenomen over parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden. Tot nu toe werd in de regels een verwijzing opgenomen naar de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening. Op 1 november 2014 is echter de AMvB "Quick wins" (Stb. 2014, nummer 333) en op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. De AMvB wijzigt artikel 3.1.2 (lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening en de Reparatiewet enkele bepalingen in de Woningwet. Het eerste artikel legt expliciet vast dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die betrekking hebben op een bevoegdheid waarvan uitoefening afhankelijk is gesteld van beleidsregels. De aanpassing van de Woningwet komt erop neer dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen niet meer van toepassing zijn op na 29 november 2014 nieuw vast te stellen bestemmingsplannen (of beheersverordeningen). Ze vervallen volledig op 1 juli 2018. De stedenbouwkundige bepalingen worden geschrapt omdat de wetgever er vanuit gaat dat hierin wordt voorzien in de bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
Bovenstaande heeft tot gevolg dat een verwijziging naar de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening, zoals nog was opgenomen in het voorontwerp van dit bestemmingsplan, zinloos is geworden. Het bestemmingsplan zal daarom nu zelf moeten voorzien in parkeerregels als de gemeente haar gemeentelijk parkeerbeleid wil blijven effectueren.
Gezien het nieuwe artikel 3.1.2 Bro bestaat de mogelijkheid om middels algemene regels in het bestemmingsplan de parkeerbehoefte te kunnen sturen. Daarom zijn in artikel 31 van dit bestemmingsplan regels hierover opgenomen. Deze regels sluiten op grote lijnen aan bij wat eerder was opgenomen in artikel 2.5.30 van de gemeentelijke Bouwverordening. In deze regels wordt uitdrukkelijk uitgegaan van regulering bij het aanvragen en verlenen van omgevingsvergunningen. Daarbij moet gedacht worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen en alle gebruiksveranderingen die niet bij recht in het bestemmingsplan zijn toegestaan. Zodra een gebruiksverandering past binnen een bestemming, en hiervoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd dan hoeft dus in beginsel ook niet nader te worden gekeken naar het parkeerbeleid van de gemeente.
De vraag hoe wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord in het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP). In het GVVP wordt aangegeven dat voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen bij bepaalde functies moet worden uitgegaan van de parkeercijfers van de meest actuele CROW-publicatie (ten tijde van de opstelling van dit plan is dat publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Hetzelfde geldt ten aanzien van de afmetingen van de te realiseren parkeerplaatsen dan wel -ruimten. Ook hier verwijst het GVVP naar de relevante CROW-publicaties.Op deze wijze wordt ten aanzien van de hiervoor genoemde punten een duidelijk houvast geboden voor het beoordelen van aanvragen van een omgevingsvergunning.
De regeling van artikel 31 biedt overigens (net als de voorheen geldende Bouwverordening) de mogelijkheid om af te wijken van de beleidsregels uit het GVVP (lid 4). Afwijken kan bijvoorbeeld indien wordt bijgedragen in het gemeentelijk parkeerfonds.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het kostenverhaal reeds anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Het voornaamste doel van dit bestemmingsplan is actualisering van de bestaande bestemmingsregeling. In dat kader speelt de economische uitvoerbaarheid een ondergeschikte rol (financiële middelen die bijvoorbeeld zijn gemoeid met het onderhoud van de ruimtelijke kwaliteit zijn niet direct relateerbaar aan het bestemmingsplan).
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 15 januari 2014 ter inzage gelegen waarbij de mogelijkheid is geboden tot het geven van een reactie. Ook is op 27 januari 2014 in het gemeentehuis een inloopbijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is de mogelijkheid geboden vragen en/of opmerkingen over het bestemmingsplan te plaatsen. Tot slot kan nog worden genoemd dat de verschillende wijkbelangenverenigingen in het plangebied in kennis zijn gesteld van het bestemmingsplan en de mogelijkheid is geboden hierop te reageren.
In dezelfde periode is het voorontwerpbestemmingsplan aan de diensten en instanties in het kader van het wettelijke vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening toegezonden. Van zowel burgers als overlegpartners zijn reacties ingekomen. Deze zijn beantwoord in het Verslag overleg burgers en overlegpartners. Dit verslag is als bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.
Daaruit voortvloeiende aanpassingen of aanvullingen zijn in het ontwerp van het bestemmingsplan verwerkt waarna deze ter inzage is gelegd. Gelijktijdig bleek dat er in dit ontwerpbestemmingsplan een aantal aspecten niet goed geregeld waren. Derhalve is besloten een nieuw ontwerpbestemmingsplan woonwijken Roden op te stellen.