Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld
Bestemmingsplan - Gemeente Noordenveld
Vastgesteld op 28-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld, met identificatienummer NL.IMRO.1699.2016BP059-vg01 van de gemeente Noordenveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aardkundige waarde
geomorfologische, geologische, bodemkundige en geohydrologische verschijnselen en processen in het landschap, die een bepaalde waarde vertegenwoordigen;
1.7 achtererf
het achter het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voorzover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen, en die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.8 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.9 achtergevel
de gevel van een gebouw, die gesitueerd is tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;
1.10 achterkant
de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw alsmede de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingsbeeld of straatbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.14 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.18 beekdal
een lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt;
1.19 bestaand
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of de beheersverordening aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bos
bos of bebossing gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is;
1.24 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en/of recreatie;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
1.26 bouwgrens of bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.32 buitenwerkse gevelvlak
de buitenzijde van de daadwerkelijke wanden van een bouwwerk. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerkse gevelvlak aangemerkt;
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.34 dagrecreatie
een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag waarbij overnachting niet is toegestaan, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft;
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
1.36 dakopbouw
een niet-ondergeschikte toevoeging aan het dak van de bestaande bouwmassa, door het verhogen van de nok of de dakrand, dan wel de gootlijn van het dak;
1.37 educatief medegebruik
een gebruik van gronden voor educatie en educatieve voorzieningen in de vorm van onderwijs, leslokalen, kleinschalige teelt van gewassen met educatief en wetenschappelijk doel en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.38 erf
een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ingericht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot het perceel waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat kan blijken uit de (oorspronkelijke) kadastrale gegevens en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.39 erfafscheiding
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;
1.40 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festivals, wedstrijden, bijeenkomsten en dergelijke, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 gebruik
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.43 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.44 gevellijn
de in het plan als zodanig opgenomen aanduiding, waar de voorgevel van het hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.45 gootlijn of druiplijn
een horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak, zijnde de laagste lijn van het dak die representatief kan worden geacht voor de (in stedenbouwkundige zin toegestane) hoofdmassa;
1.46 hoofdgebouw
één gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.47 hoofdverblijf
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
1.48 hoofdvorm
de hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm;
1.49 horecabedrijf
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.50 horeca van categorie 1 (daghoreca)
een inrichting die gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren, zoals lunchroom, ijssalon, koffie-/theehuis en die qua exploitatievorm en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen;
1.51 horeca van categorie 2 (eetgelegenheden)
een inrichting die geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden, die ter plaatse kunnen worden genuttigd dan wel afgehaald kunnen worden, en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals snackbar, afhaalcentrum, (fastfood) restaurant;
1.52 horeca van categorie 3 ((nachtelijke) uitgaansgelegenheden)
een inrichting die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;
1.53 horeca van categorie 4 (discotheken)
een inrichting die geheel gericht is op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen, in combinatie met het verstrekken van dranken die ter plaatse kunnen worden genuttigd, zoals dancing/discotheek;
1.54 horeca van categorie 5 (recreatief nachtverblijf)
een inrichting die in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig nachtverblijf aanbieden, eventueel gecombineerd met het verstrekken van maaltijden en dranken, zoals hotel, logies, pension;
1.55 huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);
1.56 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie, en dient als zelfstandige kantoorruimte;
1.57 kap
een dakafdekking onder een hoek vanaf 15° met het horizontale vlak, dan wel in een gebogen vorm;
1.58 kapverdieping of kaplaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw onmiddellijk onder de kap;
1.59 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.60 landschapselement
landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijk waardevolle elementen in het landschap, zoals onder andere houtopstanden, houtsingels, houtwallen, moerasjes, poelen en steilranden;
1.61 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.62 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
1.63 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.64 Natuur- en landschapsboerderij
een erf met bijbehorende gebouwen met de functies horeca, recreatie, educatie en kantoren als hoofdtak en daarbij gericht op het landschap, de natuur en de cultuur;
1.65 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.66 nok
het snijpunt, dan wel een horizontale snijlijn van ten minste twee hellende dakvlakken, zijnde de hoogste lijn van een dak;
1.67 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving, dan wel de realisering van de bestemming;
1.68 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.69 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.70 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.71 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.72 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.73 plat dak of platte afdekking
een dakafdekking onder een hoek van minder dan 15° met het horizontale vlak;
1.74 recreatief medegebruik
een gebruik van gronden voor dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.75 rooilijn
de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
1.76 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.77 sociale veiligheid
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.78 tijdstip van beëindiging van een bepaald gebruik
- 1. het tijdstip waarop een gebouw is gesloopt, dan wel vanwege bouwkundige gebreken het gebruik ingevolge de Woningwet dient te worden gestaakt;
- 2. het tijdstip waarop gronden en/of een gebouw met de bijbehorende grond kennelijk in gebruik zijn genomen voor een andere functie dan in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
1.79 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.80 verbeelding
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;
1.81 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.82 voorerf
het voor het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voorzover gelegen voor de voorgevel en het verlengde daarvan tot aan de naar de weg gekeerde perceelgrens;
1.83 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of de als ‘gevellijn’ in het plan aangeduide, dan wel door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.84 voorkant
de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw alsook de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied;
1.85 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.86 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;
1.87 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;
1.88 woning of wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en uitsluitend bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.89 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
1.90 zijerf
het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voorzover gelegen naast de zijgevel tot aan de aan die zijde gelegen perceelgrens;
1.91 zijgevel
de gevel van een gebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de lengte, breedte en/of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 algemene regels
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
- a. oppervlakten in vierkante meters (m2);
- b. inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- c. verhoudingen in procenten (%);
- d. hoeken/hellingen in graden (°);
Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, bosbouw en bestaande houtteelt;
- b. opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
- c. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden;
alsmede voor:
- d. agrarisch medegebruik ten behoeve van het natuurbeheer;
- e. recreatief medegebruik;
- f. opslag van maaisel;
met de daarbij behorende:
- g. terreinen, straten en paden;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Natuur - Landschapsboerderij
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Landschapsboerderij'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuur- en landschapsboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- b. horeca van categoriën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf'; ;
- c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- d. bos, bosbouw en bestaande houtteelt;
- e. opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
- f. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden;
- g. agrarisch medegebruik ten behoeve van het natuurbeheer;
- h. recreatief en educatief medegebruik;
- i. kleinschalige teelt van gewassen met educatief en wetenschappelijk doel;
- j. openbaar parkeren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
Met daaraan ondergeschikt:
- k. evenementen;
- l. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- o. tuinen, erven en terreinen;
- p. gebouwen
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- r. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. het bebouwings- en straatbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- c. het landschapsbeeld;
- d. de milieusituatie;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de verkeersveiligheid;
- g. de woonsituatie;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. De archeologische waarden, archeologische verwachtingswaarden en de bijzondere terreinen en gebieden zijn aangegeven op de archeologische beleidsadvieskaart Noordenveld, die als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd.
5.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Uitsluitend seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. het bepaalde in het bestemmingsplan, met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven maatvoering bij (gedeeltelijke) nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is;
- d. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van het gebouwtje ten hoogste 3 m bedraagt;
- e. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
- f. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die kunnen worden aangemerkt als tuin- en straatmeubilair, waaronder vlaggenmasten, reclame- en mededelingenborden, monumenten/gedenktekens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt.
De onder a tot en met f bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- het bebouwings- en straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- het landschapsbeeld;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeren en los- en laadmogelijkheden
- a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld'.'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
Het Noordsche Veld staat letterlijk en figuurlijk bol van de verhalen. Het gebied krijgt binnenkort de status van archeologisch monument, met name vanwege de gaaf bewaard gebleven sporen uit de IJzertijd. Maar wat het gebied juist bijzonder maakt zijn de zichtbare sporen uit diverse perioden van de Drentse cultuurhistorie. Nagenoeg alle Drentse landschappen zijn er terug te vinden binnen een straal van vijf kilometer.
In de buurt van het Noordsche Veld willen Staatsbosbeheer en de twee particuliere initiatiefnemers van de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld al die verhalen beleefbaar maken. Zij willen een erf ontwikkelen van waaruit de omliggende natuurgebieden, met hun cultuurhistorie, beleefd kunnen gaan worden. Vanuit het erf zullen o.a. rondleidingen worden georganiseerd, er komt een informatiecentrum en ruimte voor educatie (aan bijvoorbeeld schoolkinderen). Rondom het erf kan gespeeld worden in de te ontwikkelen speelnatuur. Het erf krijgt tevens een horecafunctie en gaat hiermee dienen als poortfunctie naar de natuurgebieden. Staatsbosbeheer wil hier tevens een beheerkantoor realiseren. Staatsbosbeheer en de initiatiefnemers van Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld gaan samenwerken met diverse andere organisaties zoals de Zorgboerderij Prins en de PeerGroup van het aangrenzende Donderboerkamp.
Ten behoeve van het project is theehuis De Bosrand aangekocht door de particuliere initiatiefnemers. Dit theehuis wordt gesloopt en aan de overzijde van de weg Norg-Donderen wordt de nieuwe Natuur- en landschapsboerderij (ook wel ERFgoed Noordsche Veld genoemd) gerealiseerd, inclusief het beheerkantoor van Staatbosbeheer.
Voor het plan is een ontwikkelingsplan opgesteld, welke bestaat uit een inrichtingsplan en een beeldkwaliteitsplan. Dit ontwikkelingsplan is opgenomen in de bijlagen (Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan). Aangezien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden.
1.2 Huidig Planologisch Regiem
Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied Noordenveld' van toepassing. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Natuur' en de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' (zie afbeelding 1 voor een weergave van de verbeelding van het bestemmingsplan). Tevens geldt voor een smalle strook aan de oostzijde van het plangebied (de toegangsweg) de enkelbestemming 'Maatschappelijk'. De realisatie van Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (inclusief beheerkantoor), past niet binnen de geldende enkelbestemming. Het theehuis heeft de enkelbestemming 'Horeca' en de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven toegestaan, waarbij de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden. Er is momenteel 99 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig. Daarnaast biedt de enkelbestemming 'Horeca' de mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren van ten hoogste 150 m2 en bijgebouwen bij de bedrijfswoning van ten hoogste 100 m2. Het theehuis wordt gesloopt en deze locatie wordt natuurlijk ingericht. Deze locatie dient hierdoor ook een andere bestemming te krijgen.
Afbeelding 1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Noordenveld' met het plangebied voor de Natuur- en landschapsboerderij en het beheerkantoor.
Daarnaast maakt een voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden, kadastraal bekend onder RDN01O 60 en in eigendom van de gemeente Noordenveld, onderdeel uit van dit voorliggende plan. Hier vindt natuurcompensatie plaatst. Dit perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (zie afbeelding 2). De enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' wordt hier gewijzigd in de bestemming 'Natuur'.
Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Noordenveld' met het plangebied waar de natuurcompensatie plaatsvindt.
De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld' bestaat uit de volgende stukken:
- a. verbeelding (tek.nr NL.IMRO.1699.2016BP059-vg01) en een renvooi;
- b. regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
1.4 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De relevante randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied. Vervolgens wordt beschreven waarom de Natuur- en landschapsboerderij (inclusief beheerkantoor) op een nieuwe locatie wordt gerealiseerd en tot slot wordt de voorgenomen ontwikkeling nader beschreven.
2.2 Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van het toeristische dorp Norg, in de regio Groningen-Assen en centraal in de stedendriehoek Groningen, Assen en Drachten. Het plangebied ligt direct ten westen van Donderboerkamp (zie afbeelding 3). Donderboerkamp is de werknaam voor de invulling van het voormalige munitiemagazijncomplex Donderen. Rond het plangebied liggen de natuurgebieden Het Noordsche Veld en de Peestermaden. In deze natuurgebieden liggen wandel- en fietspaden waar veel gebruik van wordt gemaakt.
Afbeelding 3: Ligging plangebied (Bron: Google Earth).
Het plangebied ligt aan een oude verbindingsweg die is opgeheven, maar nog wel goed zichtbaar is in het landschap. Het plangebied bestaat uit natuur, er zijn reeds parkeerplaatsen aanwezig (circa 20 plekken), en er liggen wandel- en fietspaden (en een fietsroute) in de directe omgeving. De locatie is te bereiken via een bestaande ontsluiting, die is aangesloten op de provinciale weg tussen Norg en Donderen. Gezien de te realiseren functies en gezien de ligging, met rondom de natuurgebieden en de wandel- en fietspaden, krijgt het nieuw te realiseren erf hiermee een poortfunctie.
Aan de overzijde van de weg ligt het theehuis De Bosrand die niet meer voldoet aan de huidige standaard. Op dit erf is 99 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig. De bebouwing bestaat uit één hoofdgebouw met restaurant en keuken, een toiletgebouw en een gebouw met een spoelkeuken en voorraadruimte. Daarnaast wordt er bij het theehuis geparkeerd door bezoekers. Het plan is om hier de bestaande gebouwen te slopen, de locatie (inclusief de parkeerplaatsen met een oppervlakte van 1.116 m2) te saneren en natuurlijk in te richten.
Daarnaast maakt een voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden, kadastraal bekend onder RDN01O 60 en in eigendom van de gemeente Noordenveld, onderdeel uit van dit voorliggende plan. Hier vindt natuurcompensatie plaats (zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder afbeeldingen 14 en 15).
2.3 Waarom Een Nieuwe Locatie
De Natuur- en landschapsboerderij (inclusief beheerkantoor van Staatsbosbeheer) wordt op een nieuwe locatie gerealiseerd. Ter compensatie wordt de huidige locatie van het theehuis opgeheven. Deze locatie wordt 'terugegeven' aan de natuur.
De nieuwe locatie heeft een grote meerwaarde ten opzichte van de huidige locatie van het theehuis, omdat de Norgerweg en het ontbreken van toereikende parkeermogelijkheden belangrijke obstakels vormen voor de toegankelijkheid van het gebied. De directe omgeving van de nieuwe locatie biedt de mogelijkheid om meer toezicht te houden op de te ontwikkelen speelnatuur. Daarnaast biedt de nieuwe locatie ook meer mogelijkheden om het gebied te beleven en activiteiten te laten starten vanaf het nieuwe erf. Vanwege de ligging aan de Norgerweg is de huidige locatie van De Bosrand daar minder geschikt voor.Ook is afgewogen of het nieuwe erf op het terrein van Donderboerkamp gerealiseerd kan worden. Dit is geen optie om de volgende redenen:
- De uitstraling en het gebruik van het terrein
De zorgboerderij op Donderboerkamp is een belangrijke gebruiker. Door de week, van 8 tot 17 uur, zijn er cliënten aanwezig. Deze cliënten dienen vanwege de aard van hun zorgvraag over een "besloten" werkomgeving te beschikken. Wanneer het nieuwe erf op het terrein gevestigd wordt, vindt er verkeer van klanten/ bezoekers plaats op het terrein die niet samengaan met de zorgvraag van de cliënten.
- De beschikbaarheid van de bunker
Op dit moment zijn er onvoldoende bunkers op het terrein beschikbaar om er de functies van de Natuur- en landschapsboerdrij (inclusief beheerkantoor) te vestigen.
- De huidige omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning van Donderboerkamp (Kunst- en cultuurlandgoed) geeft geen ruimte voor de functies van de Natuur- en landschapsboerderij. Voor de toekomstbestendigheid van de samenwerking is het belangrijk dat iedere organisatie zijn eigen bedrijfsvoering kan uitvoeren. Wanneer één organisatie omvalt moet niet een andere organisatie daar in mee getrokken worden, ook niet op vergunningtechnisch gebied.
- Het terrein is niet in eigendom
Het terrein is niet in eigendom van Staatsbosbeheer of van de Natuur- en landschapsboerderij, maar in eigendom van Donderboerkamp bv.
- Het terrein in de eerste strook achter de woningen aan de Norgerweg
Op het terrein van Donderboerkamp is in de eerste strook (achter de woningen aan de Norgerweg) wel een bouwvlak aangegeven. Hier is voor de toekomst een bedrijfsgebouw met woning gepland voor de zorgboerderij. Het is niet mogelijk om hier het nieuwe erf te vestigen omdat dan de functies van deze twee bedrijfsvoeringen met elkaar botsen (rust voor zorgcliënten en aanloop klanten Natuur- en landschapsboerderij). Overigens is deze grond ook niet in eigendom.
2.4 Planbeschrijving
Deze paragraaf beschrijft de uitgangspunten van het plan. Het gaat daarbij om de betreffende functies, het aantal te verwachten bezoekers, de te realiseren bebouwing, de ontsluiting en het parkeren.
Functies
De invulling van het nieuwe erf is een andere dan theehuis De Bosrand. Naast de horecafunctie is deze meer educatief- en belevingsgericht. Het hart van het plan is het zogenaamde speelERF, een vorm van speelnatuur die kinderen spelenderwijs laat kennismaken met de rijke cultuurgeschiedenis en de natuur in het gebied. Hierbij worden natuurbelevingsobjecten zoals bijvoorbeeld een blote voetenpad, klauterplek en waterplaats gerealiseerd. Daarnaast komt er een informatiecentrum met een expositie over het landschap, een inpandig winkeltje waar de gebruikte streekproducten van de kaart worden verkocht en er worden thematische evenementen georganiseerd waar de natuur en het landschap steeds centraal staat. Denk daarbij aan het verhalenfestival of een IJzertijddag. De Natuur- en landschapsboerderij (met werktitel 'ERFgoed Noordsche Veld') moet bovendien een kenniscentrum worden voor natuurbeheer in het cultuurlandschap. Scholen uit de omgeving hebben hier een Buitenlokaal waar biologie-, aardrijkskunde- en geschiedenislessen worden verzorgd. Daarnaast komt er ook een horecavoorziening, een bedrijfswoning en wordt er een beheerkantoor van Staatsbosbeheer gerealiseerd. Dit beheerkantoor is ter vervanging van het beheerkantoor in Langelo en Veenhuizen. Voor de nieuwe beheereenheid Kop van Drenthe is namelijk een groter pand benodigd (meer kantoorruimte). Daarnaast wil Staatsbosbeheer graag beter zichtbaar zijn, midden in de terreinen die ze mag beheren. Dat is nu, in Langelo, niet het geval. Aan de rand van het Noordsche Veld is dat zeker wel zo. Voorlopig blijft Staatsbosbeheer echter ook aanwezig met een bijkantoor in Veenhuizen.
Met deze functies ontstaat een cluster dat samen de Natuur- en landschapsboerderij met beheerkantoor vormt ('ERFgoed Noordsche Veld').
Bezoekers
Met de invulling van de functies is de verwachting dat er op termijn (na 2020) jaarlijks ongeveer 25.000 unieke bezoekers naar de Natuur- en landschapsboerderij komen. Het gaat hierbij om bezoekers van de beschreven activiteiten en de passanten die nu ook het huidige theehuis bezoeken. Het gemiddelde aantal bezoekers per openingsdag van de horeca wordt ingeschat op 75. Tijdens de schoolvakanties worden de activiteiten georganiseerd waardoor er in die periodes relatief meer bezoekers komen. Ter vergelijk trekt de jaarlijkse zomerfair in theehuis de Bosrand ongeveer 3.000 bezoekers per weekend. Bij de open dag van het voormalige munitieterrein kwamen ongeveer 1.000 bezoekers.
Bebouwing
De bedrijfswoning krijgt een oppervlakte van maximaal 150 m2 met een bijgebouw van maximaal 30 m2. Voor het publieksgebouw (het bedrijfsgebouw) betreft de oppervlakte maximaal 175 m2 met bijbehorend terras van minimaal 100 m2. Het beheerkantoor krijgt een oppervlakte van maximaal 175 m2. De te realiseren gebouwen moeten passend zijn in het landschap en waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen en energiebronnen.
Parkeren en ontsluiting
Het nieuwe erf maakt gebruik van de bestaande ontsluiting. Dit betreft echter een smalle weg, welke niet geschikt is voor verkeer in twee richtingen. Daarom moeten er enkele passeerhavens gemaakt worden.
Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen is onder andere gekeken naar de huidige situatie. Alleen op hele drukke dagen (incidenteel) staat de parkeerplaats bij De Bosrand en de huidige parkeerplaats van Staatsbosbeheer vol. Dit betreft in totaal 50 plekken. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een kleine toename in parkeerbehoefte verwacht. Dit betreffen ook 6 extra plekken voor het beheerkantoor van Staatsbosbeheer. Hierbij geldt echter wel weer dat deze 6 benodigde plekken in het weekend (op de drukke toeristische tijden) niet nodig zijn. Met betrekking tot parkeren wordt er daarom van uitgegaan dat 40 permanente plekken voldoende zijn. Daarnaast moet er ruimte zijn voor een overloop van 30 parkeerplekken, die incidenteel gebruikt kunnen worden gebruikt. Bussen in verband met het bezoek van klassen/groepen kunnen tijdelijk parkeren op het terrein van Donderboerkamp. De verwachting is echter niet dat er veel bussen zullen komen. Over de optie voor parkeren op het terrein van Donderboerkamp zijn afspraken gemaakt met Donderboerkamp.
2.5 Inrichtingsplan
2.5.1 Inleiding
Ten behoeve van het voorgenomen plan is een ontwikkelingsplan opgesteld. Dit ontwikkelingsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. Dit ontwikkelingsplan bevat een inrichtingsplan (inclusief een analyse) en een beeldkwaliteitsplan met enkele schetsontwerpen van de bebouwing. Het ontwikkelingsplan betreft daarmee de vertaling van de genoemde uitgangspunten van het plan, in een inrichtings- en beeldkwaliteitsplan. Deze paragraaf bevat een beknopte samenvatting van het plan. In het ontwikkelingsplan is nader onderbouwd waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt.
2.5.2 Structuur op hoofdlijnen
Het plangebied is in enkele deelgebieden te onderscheiden. De entree met de oude keienweg, het mysterieuze reliëf, de nieuwe raatstructuren, het natuurparkeren en het erf.
De entree met de oude keienweg
De Natuur- en landschapsboerderij (inclusief het beheerkantoor) maakt gebruik van de bestaande entree (naar de huidige parkeerplaatsen van Staatsbosbeheer). De oude keienweg is deels begroeid en wordt schoongemaakt om de bestaande breedte maximaal te benutten. Het fietspad wordt gehandhaafd (eventueel worden de dominante witte paaltjes vervangen door enkele keien, zoals ze verderop ook liggen). Om fatsoenlijk elkaar te passeren wordt op twee plekken een passeerhaven (noordelijke zijde) aangelegd. Op deze plekken zijn al geen bomen aanwezig, waardoor er voldoende ruimte is.
Het mysterieuze reliëf
In dit deelgebied, gelegen aan de doorgaande weg, ligt veel reliëf waarvan de oorsprong niet te herleiden is (zie afbeelding 4 voor de ligging van dit deelgebied). Er gaan verhalen over oude karresporen en zandverstuivingen. Of is het vergraven voor militair gebruik? De huidige situatie wordt in ieder geval behouden en geeft aanleiding voor boeiende verhalen. Dit deelgebied wordt daarmee verder buiten het voorliggende plan gelaten.
Afbeelding 4: Uitsnede inrichtingsplan.
De nieuwe raatstructuren
De basisprincipes van de eeuwenoude raatstructuren worden in dit deel van het plangebied (zie afbeelding 3) gebruikt om het terrein in te vullen. Dit betekent niet dat de raatstructuren een exacte kopie van de celtic fields op het Noordsche Veld worden. Het formaat van de structuur en de verschijningsvorm met de walletjes zijn de belangrijkste elementen waarmee in de loop van de tijd passende invullingen worden toegepast. Deze passende invullingen zijn bijvoorbeeld; schrale heide terreintjes, spontane ontwikkeling natuur, speelnatuur, kleinschalige teelt van oude gewassen en inzet oude veerassen in terreinbeheer, enzovoort. De structuur geeft ook aanleiding voor routes (op de walletjes). Tevens is het denkbaar dat het verhaal van de actieve raatakkers en de hedendaagse verschijning verteld wordt. De raatstructuur zal door de tijd (na behoefte) worden ingevuld. In het ontwikkelingsplan is een eerste aanzet opgenomen als referentiebeeld.
Natuurparkeren
De nu aanwezige parkeerplaatsen bij het theehuis en de 20 verharde parkeerplaatsen van Staatsbosbeheer komen te vervallen. In het voorliggende plan zijn functioneel 40 parkeerplaatsen, met een overloop van 30 parkeerplaatsen, opgenomen.
Er wordt geen traditionele "betonklinker/asfalt"-plein aangelegd, maar een parkeerplaats in de vorm van een natuurlijke plek om te parkeren (zie afbeelding 3). Het terrein dient voldoende 'verhard' te worden (qua uitstraling moet gedacht worden aan bijvoorbeeld Graustabiel) en biedt voldoende plek voor de functionele aantallen. De vorm is 'los' en de aankleding met natuurlijke (veelal bestaande) begroeiing. Basisuitgangspunt is dat bij de aanleg van het natuurparkeren geen graafwerkzaamheden plaats zullen vinden. Eventuele benodigde egalisering (groter dan 30 cm) zal door ophoging van het bestaande maaiveld gerealiseerd worden.
Het erf
Het erf is gesitueerd in de oksel van verschillende bestaande (weg)structuren. De plek waar alles rondom de Natuur- en landschapsboerderij bij elkaar komt. Ruimtelijk is het erf verankerd aan de doorgaande weg richting het Noordsche Veld. Het glooiende reliëf en de bebouwing vormen de omzoming van de ruimte. Tussen de gebouwen door is er zicht richting het veld met de raatstructuren. De overgang van het erf naar het veld is 'losjes', zoals vroeger ook de agrarische erven rondom de raatakkers waren gelegen. Er zijn enkele 'schapen'-paadjes door de heischrale vegetatie om vanaf het erf de omgeving in te trekken. De 'oksel' wordt nog versterkt door aan beide zijde een bomenrij te plaatsen. Het nieuwe erf bestaat hoofdzakelijk uit streekeigen beplantingen, halfverharding en enkele functionele plekken worden verhard.
2.5.3 Versterken van de natuurkwaliteit
Het plangebied van de Natuur- en landschapsboerderij beslaat ongeveer 6 hectare (exclusief het aangrenzende gebied met het 'mysterieuze reliëf'). In 1904 en 1950 bestond het terrein grotendeels uit wat we nu droge heide noemen (Beheertype N 07.01). Rond 1960 is het terrein, dus na dat op de percelen zuidelijker al bos was aangeplant, ontgonnen. Er is een bewerking gedaan van 50 cm diepploegen en het perceel is waarschijnlijk bemest met 100 tot 400 kg slakkenmeel per hectare. In 1962 zijn er grove dennen geplant. Het beheertype is N16.02 Droog bos met productie. In de oktober-storm van 2013 is het grootste gedeelte van het bos omgewaaid. Daarna heeft Staatsbosbeheer de overgebleven bomen gerooid en afgevoerd. In het terrein is daarna een struweel van berk en braam ontstaan, met de daarbij behorende waarden.
Via natuurlijke verjonging zal op de langere termijn in het plangebied opnieuw een opgaand bos ontstaan. De wens van Staatsbosbeheer is echter om het plangebied goed landschappelijk en ecologisch beter aan te laten sluiten bij het noordelijk gelegen perceel dat in ontwikkeling is en waar zich nu een heischrale vegetatie ontwikkelt. Daardoor ontstaat landschappelijk een sterkere samenhang. Ook ecologisch gezien is er winst te boeken.
Het idee is om binnen het plangebied de karakteristieke raatstructuur uit de IJzertijd, zoals die nog is terug te vinden op het Noordsche Veld, de basis te laten zijn van het landschappelijke ontwerp. De walletjes die de percelen van circa 30x30 meter begrenzen zijn maximaal 100 cm hoog en worden in westelijke richting steeds lager. De walletjes worden - grotendeels 'op handkracht' - geconstrueerd met plaggen uit het plangebied zelf. Binnen dit raamwerk zou zich voornamelijk een heide-achtige vegetatie moeten kunnen ontwikkelen. In westelijke richting is meer ruime voor ruigere vegetaties en laag blijvend struweel van brem en braam.
Daarnaast zou er ruimte moeten zijn om binnen enkele van de ontstane perceeltjes in een wisselteelt oude landbouwgewassen te verbouwen. Uit pollenanalyses van de raatakkers op het Noordsche Veld is bekend welke gewassen hier ruim tweeduizend jaar geleden verbouwd werden. De gewassen kunnen in de beginfase van de ontwikkeling ook worden ingezet om de grond te verschralen, waarna later de meer heischrale vegetaties kunnen worden ontwikkeld.
De hierdoor ontstane lappendeken biedt een nieuw leef- en voedselgebied voor diverse planten- en diersoorten. Te denken valt aan levendbarende hagedis, hazelworm, bruine vuurvlinder, hooibeestje, zand-blauwtje, jeneverbes et cetera. Het gebied wordt daarmee ook geschikter voor soorten als boomleeuwerik, roodborsttapuit, geelgors en wellicht grauwe klauwier. In de wintermaanden zijn de akkertjes een extra voedselbron voor rondtrekkende groepen vinken, ringmussen en gorzen.
2.5.4 Beschrijving van de elementen
Hierna volgt een opsomming van de elementen die worden toegepast. De nummers corresponderen met het inrichtingsplan, zoals op een uitsnede weergegeven in afbeelding 5. Belangrijk is dat de exacte invulling van de verschillende raatstructuren door de tijd worden ontwikkeld.
Afbeelding 5: Uitsnede inrichtingsplan met daarop de elementen (met nummers) aangegeven.
- 1. Ontsluiting erf via bestaande entree;
- 2. Passeerhaventje (halfverharding) langs keienweg, in bestaande opengevallen ruimtes in de bomenrij;
- 3. Saneren bestaande situatie en omvormen naar bos volgens beheertype N15.02 'Dennen-, eiken- en beukenbos';
- 4. Handhaven reliëf en instandhouden huidig beheer (heischrale vegetatie). Daarmee wordt dit deelgebied verder buiten het voorliggende plan gelaten;
- 5. Natuurlijk parkeren in huidig groen, 40 st. met een overloop van 30st.;
- 6. Loopverbinding met Donderboerkamp, niet voor auto's;
- 7. Natuur- en landschapsboerderij; bestaande uit halfverharding met op functionele (zoals: routes, terras, laden en lossen) plekken (beton en/of hout) verharding. Rondom de bebouwing reliëf met daarop natuurlijke vegetatie. Op de helling van het reliëf een 'natuurlijke' tribune richting het landschap (7a). Bij het gebouw mogelijkheid voor een terras in een natuurlijke setting (7b);
- 8. Verschillende 'schapenpaadjes' door de vegetatie (deze ontstaan 'spontaan');
- 9. De raatstructuur als 'reliëf' zichtbaar in het landschap (wordt door de tijd ontwikkeld). Reliëf is maximaal 100cm hoog en staat nu indicatief op de kaart om een beeld te generen;
- 10. Een biologisch akkertje (indicatief op de kaart; krijgt een plek binnen de structuur);
- 11. Speelnatuur binnen de raatstructuur (indicatief op de kaart; krijgt op meerdere plekken binnen de structuur een plek);
- 12. Heischrale vegetatie (indicatief op de kaart; krijgt op meerdere plekken binnen de raatstructuur een plek);
- 13. Visuele verbinding met de omgeving (beekdal/Noordsche Veld).
- 14. Oude historische weg weer als wandelverbinding herstellen.
Binnen het plangebied wordt ook ruimte geboden aan 'speelnatuur'. In het plangebied zal daardoor betreding plaatsvinden in een van oost naar west afnemende intensiteit.
2.5.5 Bebouwing in relatie met het landschap
Evolutie cultuurhistorische boerderij-typologie
Om de te realiseren bebouwing aan te laten sluiten met de bebouwing in de omgeving is gekeken naar het lokaal veel voorkomende archetype van de boerderij. In de basis bestaat de vroege bebouwing uit een primitief bouwwerk waarin meerdere functie in een open ruimte waren gesitueerd. In de loop der tijd ontwikkelde dit tot een meer traditionele boerderij waarbij de functie nog steeds onder één dak waren gesitueerd maar inpandig werden gescheiden door wanden. Door de grootschalige ontwikkeling van de boerderijen ontstonden erven met meerdere monofunctionele opstallen. De evolutie van het archetype boerderij is toe aan een nieuwe stap die meer samenhangt met de natuur. Een typologie waarin gebouw en natuur meer in elkaar overlopen. Het nieuwe gebouwtype moet enerzijds worden beschouwd als landschap en anderzijds als gebouw.
Afbeelding 6: Schematische ontwikkeling/ evolutie naar Landschapsboerderij.
Symbiose gebouw en omgeving
De toe te voegen bebouwing wordt verdeeld in drie kleinere eenheden waardoor het geheel geen blokkade voor het omliggende gebied vormt. Tussen de bebouwing zijn mooie zichtlijnen naar het gebied met de raatstructuren te zien (zie afbeelding 7). Het nieuwe erf betreft een natuurlijk landschap dat tegen de bebouwing oploopt, waardoor de grens tussen knooppunt van grote wegen en de entree van het gebied door middel van kleinere wegen vervaagt. Natuur en bebouwing lopen in elkaar over. Hierdoor is het mogelijk om ook op de gebouwen te komen voor een vergezicht over het landschap.
Afbeelding 7:Positionering volumes.
Beeldkwaliteit bebouwing
Ten behoeve van de te realiseren beeldkwaliteit van de bebouwing, is een specifieke beeldkwaliteitsplan opgenomen. Deze maakt onderdeel uit van het ontwikkelingsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan (hoofdstuk 6).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden het relevante beleid en de regels die betrekking hebben op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028. Daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Met betrekking tot de realisatie van de Natuur- en landschapsboerderij (inclusief beheerkantoor) is het nationale belang: het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN), inclusief de Natura 2000-gebieden, van belang. Het plangebied is gelegen binnen de EHS/NNN (en ligt buiten Natura 2000-gebieden). Hiertoe is een natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit natuuronderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Conclusie is dat de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (gelegen in de EHS/NNN) wordt gecompenseerd door de huidig locatie van de Bosrand terug te geven aan de natuur. Hierbij is uitgegaan van een 1 op 1 compensatie van de in het bestemmingsplan maximaal geboden mogelijkheden. Daarnaast moet het te realiseren beheerkantoor van Staatsbosbeheer in de EHS/NNN gecompenseerd moet worden. Deze compensatie wordt uitgevoerd bij de voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden (zie 4.2). Met deze compensatie voldoet het voorgenomen plan daarmee aan de regelgeving betreffende gebiedsbescherming.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In trede 1 van deze ladder wordt de regionale ruimtevraag bepaald. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. In trede 2 wordt onderzocht of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het stedelijk gebied door een andere bestemming van een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden. In trede 3 komt aan de orde welke plekken zijn of worden op korte termijn multimodaal ontsloten op een wijze die past bij de schaal van de ontwikkeling en wat is een optimale afstemming tussen de resterende regionale vraag en het aanbod aan passende (in potentie) multimodaal ontsloten of op korte termijn te ontsluiten locaties. Met het voorligggende project wordt een nieuw erf met gebouwen gerealiseerd. Ter compensatie wordt in de directe omgeving van het plangebied het erf met bebouwing van het theehuis De Bosrand gesaneerd. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke relatief kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is daarmee niet noodzakelijk. Daarnaast betreft het voorliggende plan een uniek project in deze regio gezien de te realiseren functies, die een plek dient te hebben in of aan de rand van natuurgebieden. De locatiekeuze is daarbij zorgvuldig tot stand gekomen. Zie hiertoe paragraaf 2.2 van deze toelichting. Het nieuwe erf is goed ontsloten voor zowel autoverkeer als voor fietsers en wandelaars.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie;
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN').
In voorgaande paragraaf is reeds aangegeven dat het m.b.t. dit project van belang is dat het plangebied is gelegen binnen de EHS/NNN. Hiertoe is een natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit natuuronderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Conclusie is dat de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (gelegen in de EHS/NNN) wordt gecompenseerd door de huidig locatie van de Bosrand terug te geven aan de natuur. Hierbij is uitgegaan van een 1 op 1 compensatie van de in het bestemmingsplan maximaal geboden mogelijkheden. Daarnaast moet het te realiseren beheerkantoor van Staatsbosbeheer in de EHS/NNN gecompenseerd moet worden. Deze compensatie wordt uitgevoerd bij de voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden (zie 4.2). Met deze compensatie voldoet het voorgenomen plan daarmee aan de regelgeving betreffende gebiedsbescherming.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is, zoals aangegeven in paragraaf 3.2.1 van deze toelichting, in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
3.3 Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid en buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. Het besluit (en bijbehorende regeling) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Gemeenten zijn hierbij verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het volgende:
- Ruimtelijke reservering opnemen voor plaatsgebonden risico (PR) en verantwoording van groepsrisico (GR). Binnen de PR 10 risicocontour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn en zo mogelijk ook geen beperkt kwetsbare objecten. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. dat invloedsgebied reikt bij brandbare vloeistoffen tot net buiten de 10contour, voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet dat per geval berekend worden.
- Ruimtelijke reservering opnemen voor de belemmeringenstrook met aanlegvergunningenstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.
- De ruimtelijke reserveringen zijn binnen vijf jaar verwerkt in bestemmingsplannen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is niet van invloed op het voorgenomen plan. In paragraaf 5.6 wordt nader op dit aspect in gegaan.
3.4 Conclusie
De ontwikkeling van het voorgenoemde past binnen de beleidskaders en de regelgeving zoals benoemd in de SVIR, de Barro, de Bro en de Bevb. Vanuit deze nationale beleidskaders en regelgeving zijn er geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op de realisatie van de Natuur- en landschapsboerderij (inclusief beheerkantoor). Wel ligt het plangebied binnen de EHS/NNN. Hiertoe is een natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit natuuronderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Conclusie is dat de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (gelegen in de EHS/NNN) wordt gecompenseerd door de huidig locatie van de Bosrand terug te geven aan de natuur. Hierbij is uitgegaan van een 1 op 1 compensatie van de in het bestemmingsplan maximaal geboden mogelijkheden. Daarnaast moet het te realiseren beheerkantoor van Staatsbosbeheer in de EHS/NNN gecompenseerd moet worden. Deze compensatie wordt uitgevoerd bij de voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden (zie 4.2). Met deze compensatie voldoet het voorgenomen plan daarmee aan de regelgeving betreffende gebiedsbescherming.
3.5 Provinciaal Beleid
3.5.1 Omgevingsvisie en -verordening Drenthe, algemeen
De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:
- de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
- het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
- het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
Op 2 juni 2010 is deze Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie vastgesteld. De bijbehorende Omgevingsverordening is op 9 november 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben vervolgens op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie van de Omgevingsvisie, welke op 20 augustus in werking is getreden.
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. Vrijetijdseconomie is een belangrijke economische pijler voor Drenthe. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch-recreatieve infrastructuur.
Het voorliggende plan betreft nieuw aanbod op het gebied van dagrecreatie. Zo worden natuurbelevingsobjecten (zoals bijvoorbeeld een blote voetenpad, klauterplek en waterplaats) gerealiseerd. Daarnaast komt er een informatiecentrum met een expositie over het landschap, een Buitenlokaal, een inpandig winkeltje waar de gebruikte streekproducten van de kaart worden verkocht en er worden thematische evenementen georganiseerd waar de natuur en het landschap steeds centraal staat.
In de omgevingsverordening is opgenomen (artikel 3.15) dat de de ladder van duurzame versetedelijking moet worden toegepast. Hiervoor geldt het volgende
- 1. Een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is.
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing op functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing, waaronder in ieder geval begrepen agrarische bebouwing, bebouwing voor natuurbeheer, voor waterbeheer, voor veiligheid en hulpdiensten de opsporing en winning van delfstoffen als aardgas en aardolie of voor de levering van gas, water of elektriciteit.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op ontwikkelingen die vallen onder een Rood-voor-groen dan wel ruimte-voor-ruimte regeling.
In het voorliggende plan gaat het om functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing. Daarnaast wordt verwezen naar paragraaf 3.2.1 van deze toelichting met betrekking tot de ladder van duurzame verstedelijking. Hierin is onder andere onderbouwd dat het voorliggende plan een uniek project in deze regio betreft, gezien de te realiseren functies. De Natuur- en landschapsboerderij dient een plek te hebben in of aan de rand van de natuurgebieden. De locatiekeuze is daarbij zorgvuldig tot stand gekomen. Zie hiertoe hoofdstuk 2 van deze toelichting. Ter compensatie wordt ook een bestaand erf met bebouwing in de directe ongeving gesaneerd en het nieuwe erf is goed ontsloten voor zowel autoverkeer als voor fietsers en wandelaars.
In artikel 3.37 van de provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat een ruimtelijk plan binnen een zone van 400 meter aan weerszijden van een op de bij deze verordening behorende kaart aangegeven provinciale weg geen handelingen, activiteiten of bestemmingen mogelijk maakt die strijdig zijn met het meest doelmatige en efficiënte huidige of toekomstige gebruik van deze wegen (zie afbeelding 8).
Afbeelding 8: Wegenkaart behorend bij artikel 3.37 van de provinciale verordening.
In het voorliggende wordt een nieuw erf gerealiseerd binnen een zone van 400 meter van een dergelijke weg (de N858). Het nieuwe erf maakt gebruik van een bestaande ontsluiting, welke niet hoeft te worden aangepast. Er zal wel een toename van het verkeer zijn welke gebruik maakt van deze ontsluiting (zie hoofdstuk 2 van deze toelichting), maar deze toename heeft geen significant effect op het meest doelmatige en efficiënte huidige of toekomstige gebruik van deze weg. Ter compensatie van de realisatie van het erf, wordt het erf aan de overzijde van de weg (het theehuis) gesaneerd.
3.5.2 Omgevingsvisie en -verordening Drenthe, kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten van de provincie zijn weergegeven op kaarten. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, dient in het ruimtelijk plan te worden uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten (zoals vastgelegd in de omgevingsverordening, artikel 3.7). De kernkwaliteiten die betrekking hebben op het voorliggende plan worden hierna benoemd. Hierbij wordt aangegeven hoe het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten.
Kernkwaliteit natuur, structuurvisiegebied EHS
Het plangebied ligt in de de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederand (NNN). De EHS is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De EHS vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Doel is het behoud en het versterken van de biodiversiteit staat hier voorop. Biodiversiteit is de verscheidenheid in genen, soorten en leefgemeenschappen. Daarmee is biodiversiteit een indicatie voor de rijkdom en de gezondheid van een ecosysteem. Hoe groter de diversiteit binnen een systeem, hoe veerkrachtiger het is tegen externe invloeden, zoals klimaatverandering. Doordat leefgebieden worden aangetast en door het veranderde klimaat neemt de biodiversiteit af. Wereldwijd gaat de verscheidenheid van de in het wild levende dier- en plantensoorten sterk achteruit. Om de biodiversiteit te behouden en waar mogelijk te herstellen, zijn er wereldwijd afspraken gemaakt. Ook de provincie is medeverantwoordelijk voor biodiversiteit. De begrensde EHS (zie afbeelding 9) wordt door de provincie als ruggengraat hiervan gezien. In Nederland worden gebieden met een bijzondere natuurkwaliteit beschermd en onderling verbonden tot Natuurnetwerk Nederland. Dit is een samenhangend netwerk van gebieden, dat voldoende robuust is voor het in stand houden en duurzaam verbeteren van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. De provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren van het Natuurnetwerk, door gebieden aan te wijzen en door zorg te dragen voor de kwaliteit van deze gebieden.
Afbeelding 9: Uitsnede kaart kernkwaliteit natuur, Omgevingsvisie Drenthe.
Voor nieuwe ruimtelijkeplannen geldt dat deze niet tot significant negatieve effecten op de EHS mogen leiden (vastgelegd in de artikelen 3.34 en 3.35 van de provinciale verordening). Om dit te beoordelen is een natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit natuuronderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Conclusie is dat de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (gelegen in de EHS/NNN) wordt gecompenseerd door de huidig locatie van de Bosrand terug te geven aan de natuur. Hierbij is uitgegaan van een 1 op 1 compensatie van de in het bestemmingsplan maximaal geboden mogelijkheden. Daarnaast moet het te realiseren beheerkantoor van Staatsbosbeheer in de EHS/NNN gecompenseerd moet worden. Deze compensatie wordt uitgevoerd bij de voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden (zie 4.2). Met deze compensatie voldoet het voorgenomen plan daarmee aan de regelgeving betreffende gebiedsbescherming.
Kernkwaliteit landschap, structuurvisie-gebied Esdorpenlandschap
Bij ruimtelijke plannen dienen de karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen behouden en versterkt te worden. Het plangebied ligt in 'Esdorpenlandschap' (zie afbeelding 10).
Afbeelding 10: Uitsnede kaart kernkwaliteit landschap, Omgevingsvisie Drenthe.
Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Rond de dorpen liggen de landschapsonderdelen die vanouds in het landbouwsysteem elk hun eigen functie hadden. Direct aan de rand van het dorp lagen de 'goorns': kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voormenselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lager gelegen beekdal lagende graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen. Buiten de gecultiveerde wereld lag de grote 'woestenij': het veld, de heide. Dit is een vaak enorm grote ruimte die gebruikt werd om de schapen te weiden. Door ontginning en bebossing (tot ver in onze eeuw) zijn de meeste van deze heidevelden verdwenen.
Van provinciaal belang zijn:
- de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting.
- de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting.
Het provinciaal beleid is gericht op:
- behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
- behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
Deze uitgangspunten zijn waar mogelijk en relevant gerespecteerd in het voorliggende plan. Er wordt wel een nieuw erf gerealiseerd, maar ter compensatie wordt een nabijgelegen erf (liggend in hetzelfde landschapstype) gesaneerd. Deze locatie wordt 'teruggegeven' aan de natuur.
Kernkwaliteit aardkundige waarden, structuurvisie-complex Hoog beschermingsniveau: beschermen
Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf. Drenthe heeft een eigen karakter, een eigen (ruimtelijke) identiteit, die door inwoners en bezoekers hoog gewaardeerd wordt. Het aardkundige landschap van Drenthe is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Het aardkundig erfgoed is de enige informatiebron over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van Drenthe. Net als archeologische waarden zijn aardkundige waarden voor het merendeel onzichtbaar, onvervangbaar. Ze zijn kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden onderscheidt de provincie drie beschermingsniveaus die verschillen in de mate van inzet van de provincie.
Het plangebied is aangewezen als 'Hoog beschermingsniveau: beschermen' (zie afbeelding 11).
Afbeelding 11: Uitsnede aardkundige kaart, Omgevingsvisie Drenthe.
In deze gebieden met hoog beschermingsniveau staat de provincie alleen ontwikkelingen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het provinciale vertrekpunt in het planvormingsproces. Het voorliggende plan sluit hierop aan. Zo blijft het mysterieuze reliëf aan de wegzijde behouden, en is binnen het plangebied de karakteristieke raatstructuur uit de IJzertijd, zoals die nog is terug te vinden op het Noordsche Veld, de basis van het landschappelijke ontwerp (zie hoofdstuk 2 van deze toelichting).
Kernkwaliteit Archeologie, Structuurvisiegebied Generiek: behoudenswaardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen
In deze gebieden is het uitgangspunt dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
Afbeelding 12: Uitsnede kaart archeologie, Omgevingsvisie Drenthe.
Het aspect archeologie is nader toegelicht in paragraaf 4.3 van deze toelichting. Hier wordt ingegaan op het feit dat de gemeente Noordenveld een archeologische beleidsadvieskaart heeft, welke specifieker is dan het provinciale beleid. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan heeft op deze archeologische beleidsadvieskaart de verwachtingswaarde 'hoog of middelhoog'. Dat betekent dat vrijstelling verleend wordt tot 1000 m² horizontale verstoring. Aangezien de voorstoring met het voorliggende plan niet zo hoog is, is op voorhand geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Wel is op de verbeelding van dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie opgenomen. In de regels is daarbij opgenomen dat bij verstoringen van meer dan 1000 m2, eerst een archeologisch onderzoek nodig is.
Kernkwaliteit cultuurhistorie, structuurvisie-gebied Het esdorpenlandschap rond Norg
Cultuurhistorie is het totaal aan sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in de bebouwde en de onbebouwde omgeving. Deze sporen leveren ons niet alleen informatie op over het leven en werken van de mens in vroeger tijden (de bewoningsgeschiedenis), maar verklaren ook voor een belangrijk deel waarom onze omgeving er nu uitziet zoals ze eruitziet. De cultuurhistorie in Drenthe omvat dus zowel het historisch (steden)bouwkundig erfgoed als het historisch landschappelijke erfgoed. De provincie wil de cultuurhistorie herkenbaar houden en de ruimtelijke identiteit versterken. Het plangebied ligt in structuurvisie-gebied 'Het esdorpenlandschap rond Norg' (zie afbeelding 13).
Afbeelding 13: Uitsnede kaart cultuurhistorie, Omgevingsvisie Drenthe.
Hier geldt de volgende ambitie:
- Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
- Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
- Het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen in de vorm van houtwallen en bossen.
Deze uitgangspunten zijn waar mogelijk en relevant gerespecteerd in het voorliggende plan. Zo blijft het mysterieuze reliëf aan de wegzijde behouden, en is binnen het plangebied de karakteristieke raatstructuur uit de IJzertijd, zoals die nog is terug te vinden op het Noordsche Veld, de basis van het landschappelijke ontwerp (zie hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het nieuwe erf betreft een natuurlijk landschap dat tegen de bebouwing oploopt, waardoor de grens tussen knooppunt van grote wegen en de entree van het gebied door middel van kleinere wegen vervaagt. Natuur en bebouwing lopen in elkaar over. Tussen de bebouwing zijn mooie zichtlijnen naar het gebied met de raatstructuren te zien.
Kernkwaliteit Milieu- leefomgevingskwaliteit, Structuurvisie-gebied Provinciale wegen als bron van licht
De provincie onderzoekt samen met de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Ons streven om minder openbare verlichting langs de provinciale wegen te gebruiken, is vastgelegd in de nota 'Openbare verlichting, provinciale wegen Drenthe'.
Het voorliggende plan zorgt niet voor extra lichthinder langs de provinciale weg. Het erf zal wel beperkt verlicht worden. Ter compensatie verdwijnt de verlichting op het te saneren erf aan de overzijde van de weg.
Kernkwaliteit Sociaal economisch systeem, structuurvisie complex Stedelijke netwerken
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. Wij streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden.
Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken 'robuust' zijn. We streven naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen. Het voorliggende plan draagt in beperkte mate bij aan de werkgelegenheid. Daarnaast betreft het een extra voorziening, betreffende o.a. dagrecreatie en educatie.
Kernkwaliteit Robuust natuursysteem, Structuurvisie-gebied Robuuste natuur
De belangrijkste natuurgebieden in Drenthe zijn de bossen, heidevelden, vennen en hoogvenen op de plateaus en de beekdalen en laagveengebieden aan de randen van de plateaus. Vooral de hoogvenen, de natte heide en de bossen op de droge zandgronden zijn gevoelig voor verdroging en een warmer klimaat. De beken ontspringen op de voedselarme, hogere gronden en stromen door een geleidelijk voedselrijker wordende bodem af naar de lage randen. Deze natuurgebieden en de tussenliggende verbindingen samen vormen de basis van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / NNN in Drenthe, de ruggengraat voor het Natuurnetwerk Nederland in Drenthe. Om de kwaliteit van de natuur en de biodiversiteit duurzaam te verbeteren, streeft de provincie naar een robuust natuurnetwerk.
Voor een stevig natuurnetwerk zet de provincie in op:
- vergroten van natuurgebieden;
- verbinden van natuurgebieden;
- verbeteren van de milieucondities.
De provincie versterkt de samenhang tussen de gebieden door waar mogelijk gebruik te maken van bestaande landschapsstructuren en de beekdalen. De provincie focust zich bij het beschermen van natuur en het inzetten van middelen op de EHS. Het streven is dat het robuuste natuurnetwerk in staat is om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.
Biodiversiteit is de verscheidenheid in genen, soorten en leefgemeenschappen. Daarmee is biodiversiteit een indicatie voor de rijkdom en de gezondheid van een ecosysteem. Hoe groter de diversiteit binnen een systeem, hoe veerkrachtiger het is tegen externe invloeden, zoals klimaatverandering.
Het voorliggende plan biedt een nieuw leef- en voedselgebied voor diverse planten- en diersoorten. Te denken valt aan levendbarende hagedis, hazelworm, bruine vuurvlinder, hooibeestje, zand-blauwtje, jeneverbes etcetera (zie ook hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het gebied wordt daarmee ook geschikter voor soorten als boomleeuwerik, roodborsttapuit, geelgors en wellicht grauwe klauwier. In de wintermaanden zijn de akkertjes een extra voedselbron voor rondtrekkende groepen vinken, ringmussen en gorzen. Ten behoeve van o.a. de flora en fauna is ook een natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit natuuronderzoeken zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van deze toelichting. Conclusie is het plan niet conflicteerd met de Flora- en faunawet
Kernkwaliteit Grondwater, structuurvisie-gebied Top-gebied verdroging
De verdroging van natuurgebieden is een belangrijk knelpunt voor het behalen van de natuurdoelen. De provincie streeft naar het volledige herstel van de verdroogde natuurgebieden (circa 24.000 hectare). Op basis van het advies van de Taskforce Verdroging concentreren we ons tot 2015 op de aanpak van de verdroging in acht TOP-gebieden. De provincie streeft bij de aanpak van de verdroging naar synergie door WB21- en KRW-doelen mee te nemen. Vanaf 2015 integreert de provincie de aanpak van de verdroging met de hydrologische herstelmaatregelen in de Natura 2000-gebieden en de (resterende) ontwikkelopgave in de EHS. Het uitvoeren van het bestrijden van de verdroging is een gedeelde verantwoordelijkheid van de terreinbeheerders, de waterschappen en de provincie. De terreinbeheerders zorgen vooral voor interne maatregelen in de natuurgebieden. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het afstemmen van de waterhuishoudkundige inrichting op de functie natuur. De provincie bepaalt de natuurdoelen, stelt de prioriteiten vast en draagt de algemene verantwoordelijkheid, vanuit de KRW en als beheerder van het diepe grondwater.
Het voorliggende, relatief kleinschalige plan, plan draagt niet bij aan de verdroging.
3.5.3 Cultuurnota 2017-2020, provincie Drenthe
De provincie Drenthe is trots op het culturele leven in Drenthe en ziet cultuur als een kerntaak voor de provincie. Met het Drentse cultuurbeleid wil de provincie het volgende bereiken:
- een sociaal cultureel klimaat waarin toonaangevende kunst en cultuuruitingen een plek hebben en waar mensen aan mee kunnen doen.
- cultuur speelt een belangrijke rol in economische en ruimtelijke ontwikkelingen.
- het vertellen en zichtbaar maken van het verhaal van Drenthe en het zoeken naar nieuwe manieren om dat verhaal te vertellen.
Het voorgenomen plan sluit aan op deze doelstellingen. Zo wordt er een informatiecentrum gerealiseerd met een expositie over het landschap, en er worden thematische evenementen georganiseerd waar de natuur en het landschap steeds centraal staat (bijvoorbeeld een verhalenfestival of een IJzertijddag). Daarnaast wordt een groot deel van het plangebied ingericht met de eeuwenoude raatstructuren. Met de realisatie van de Natuur- en landschapsboerderij is daarmee volop aandacht voor cultuur.
3.5.4 Conclusie
Het voorliggende plan past binnen het provinciale beleid, zoals weergeven in de Omgevingsvisie en bijbehorende Omgevingsverordening. De provincie streeft met name het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie na, evenals het verder versterken van het culturele leven. Daar draagt het voorliggende plan aan bij.
3.6 Gemeentelijk Beleid
3.6.1 Visie Noordenveld 2025, Natuurlijk samen
Op 7 september 2011 is de Visie Noordenveld 2025 vastgesteld door de gemeenteraad. De visie is een richtingwijzer. Een inspirerende toetssteen voor toekomstig beleid. In de visie zijn 5 kernwaarden benoemd voor Noordenveld: Noordenveld is leefbaar, groen, duurzaam, ondernemend en transparant.
Er wordt o.a. aangegeven dat er in 2025 in Noordenveld een goed voorzieningenniveau moet zijn, dat de natuur en het groen behouden en versterkt moeten worden en dat recreatie en toerisme een speerpunt is in de economische ontwikkeling van Noordenveld. Recreatie en toerisme moet aansluiten op de sterke punten van Noordenveld. De nadruk ligt hierbij op natuurbeleving en kleinschaligheid. De gemeente speelt ook een actieve rol in de stimulering van culturele activiteiten.
Het voorgenomen plan past binnen deze genoemde kernwaarden en speerpunten.
3.6.2 Omgevingsvisie Noordenveld 2030
De gemeente Noordenveld heeft op 12 september 2016 de ontwerp Omgevingsvisie Noordenveld 2030 ter inzage gelegd. Het betreft een beeldend document waarin de gemeente laat zien wat Noordenveld in 2030 uniek maakt op het sociale en fysieke domein. De visie vormt de basis voor de gemeentelijke programma's op de kernwaarden leefbaar, groen, ondernemend, duurzaam en transparant. 'Samen Doen' is hierbij het uitgangspunt.
In de visie is benoemd dat Noordenveld in 2030 unieke een hooggewaardeerde cultuurhistorische landschappen en natuurgebieden heeft, welke worden beschermd, beleefd en benut. Het groene karakter van Noordenveld met haar natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke diversiteit biedt uitstekende potenties voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen en activiteiten in de sfeer van gezondheid, ontspanning en vrije tijd. Noordenveld stimuleert het gebruik van de buitenruimte om te sporten, te bewegen en te recreëren. Het buitengebied is één groot beleef- sportpark voor wandelaars, fietsers, ruiters etc. Er is voldoende mogelijkheid om natuur en landschap actief te beleven. Noordenveld heeft aantrekkelijke evenementen die een aanjaagfunctie hebben voor toerisme en economie en bijdragen aan de leefbaarheid
Het voorgenomen plan sluit aan op deze benoemde aspecten in de Omgevingsvisie Noordenveld 2030.
3.6.3 Recreatiebeleidsnota 2013-2018
In het bestuursprogramma 2010-2014 'Samen de schouders eronder' is opgenomen dat er een nieuwe recreatiebeleidsnota moet komen voor de verdere ontwikkeling van de vrijetijdssector. Dit gaat dan niet alleen over recreatie & toerisme, maar ook over kunst & cultuur, horeca & congressen, media & entertainment, sport & wellness. Ook de middenstand wordt hierbij betrokken. De gemeente wil de vrijetijdssector stimuleren, de werkgelegenheid bevorderen en de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. De gemeente formuleert de ambitie, schept de voorwaarden en het nieuwe beleid wordt samen met het veld uitgevoerd. De ambitie voor 2018 is:
- Kwaliteitsimpuls geven aan het gehele vrijetijdsproduct;
- Verbinden, verbreden en vernieuwen in de vrijetijdsketen;
- Inzetten op digitale bereikbaarheid;
- De werkgelegenheid laten stijgen van 13% tot 15% (van 11003 tot 1275 personen);
- De directe- en afgeleide bestedingen laten stijgen van 62 naar 70 miljoen euro;
- De kernkwaliteiten en toeristisch-recreatieve voorzieningen minimaal op het huidige kwaliteitsniveau in stand houden en zo mogelijk uit te breiden.
Een Unique Selling Point (USP) onderscheidt een product of dienst van een vergelijkbaar product of dienst in dezelfde branche. In en rondom de gemeente Noordenveld is Norg en de bossen als USP aangemerkt. Norg is een belangrijk verblijfsrecreatief gebied, met een groot aanbod aan recreatiewoningen, campings, hotels en andere vormen van logies. Op sportief en cultureel gebied wordt er veel georganiseerd. In de bossen en over de vele zandpaden kan eindeloos worden gewandeld of gefietst. Naar verwachting neemt het belang van de horeca voor de lokale economie de komende jaren toe. De horeca kan, samen met andere branches, een belangrijke rol spelen in het waarborgen en/of stimuleren van de aantrekkelijkheid van de gemeente of regio. De taak van de gemeente is voorwaarden scheppen.
Met betrekking tot dagrecreatie is gebleken dat het inzetten op de belevingswerelden aqua (natuur- en cultuurliefhebber), geel (jonge gezinnen) en lime (gezinnen met oudere kinderen) kansrijk is (doelgroepen worden in het beleid vertegenwoordigd door een kleur). De wensen van deze doelgroepen sluiten goed aan bij onze USP's en kernkwaliteiten. Een groot deel van de eigen inwoners (en die van omliggende gemeenten) behoort ook tot deze groepen. Op basis van het leefstijlonderzoek worden ook mogelijkheden gezien. Het Bureau voor Ruimte en Vrije Tijd ziet echter een relatief tekort aan dagrecreatieve voorzieningen voor de uitbundig gele en gezellig lime groep. Het bureau adviseert de gemeente daarom een positieve houding aan te nemen tegenover eventuele initiatieven voor deze groepen.
Met betrekking tot nieuwe routes geldt dat niet voor iedere doelgroep routes zijn ontwikkeld of dat er voldoende aanbod in is. In samenwerking met de terreinbeherende instanties en de sector worden routes gezocht, die aansluiten bij de gele, lime en aqua doelgroepen. Te denken valt aan aanbod voor de ATB-er, mindervaliden, ouders met kinderen en jeugd.
De volgende beleidsuitgangspunten zijn opgenomen:
- De gemeente zet in op de uitbundig gele, gezellig lime en ingetogen aqua belevingswerelden.
- Initiatieven voor andere belevingswerelden sluiten we niet uit, als deze initiatieven van toegevoegde waarde zijn op het huidige vrijetijdsproduct.
- We bieden ruimte aan onze huidige ondernemers en we ondersteunen nieuwe initiatieven. De gemeente faciliteert, stimuleert en verbindt bij nieuwe initiatieven op het terrein van toerisme en recreatie. Huidige ondernemers moeten kunnen inspelen op veranderende wensen van toeristen en recreanten. Nieuwe ondernemers zorgen ervoor dat er een ruimere keus is en dat daardoor ook de interesse voor het bestaande aanbod aan voorzieningen toeneemt.
Het voorliggende plan voor de realisatie van de Natuur- en landschapsboerderij (inclusief beheerkantoor) past binnen de genoemde doelstellingen en beleidsuitgangspunten. Vanuit recreatie en toerisme is er behoefte aan een dagrecreatieve activiteit als dit initiatief. Het initiatief past om de volgende redenen:
- Beleving: Het initiatief draagt bij aan de actieve beleving van natuur- en het cultuurlandschap het Noordsche Veld.
- Uitbreiding toeristisch recreatieve voorzieningen: Gele, lime en aqua initiatieven zijn als aanvullingen op het huidige aanbod van harte welkom. De realisatie van het plan zorgt ervoor dat er een leemte in het huidige aanbod aan dagrecreatieve activiteiten wordt opgevuld.
- Doelgroep benadering: De Natuur- en landschapsboerderij spreekt juist de doelgroepen lime en geel aan. Vormen van verblijfsrecreatie voor deze doelgroepen zijn in en rondom Norg ruim voldoende aanwezig. Dagrecreatieve activiteiten zijn er voor deze doelgroepen (inwoners, toeristen, dagrecreanten) nauwelijks.
- Werkgelegenheid en bestedingen: Meewerken aan deze ontwikkeling draagt bij aan de ambitie om de werkgelegenheid te laten stijgen van 13% naar 15%. Datzelfde geldt voor de ambitie om de directe- en afgeleide bestedingen te laten stijgen van 62 naar 70 miljoen euro in 2018;
- Totaalconcept: Het nieuwe erf maakt onderdeel uit van een totaalconcept waarin door diverse partijen wordt samengewerkt. Het totaalconcept maakt Donderboerkamp/het Noordsche Veld straks echt een bezoek waard.
3.6.4 Landschapsbeleidsplan
Het Landschapsbeleidsplan van de gemeente Noordenveld (vastgesteld in 2003) is een plan dat een kader vormt voor alle maatregelen die betrekking hebben op natuur en landschap. Het Landschapsbeleidsplan bestaat uit een beleidskader, een inventarisatie (van verschillende waarden, zoals ecologische waarden en de verschillende aanwezige landschapstypen) een landschapsvisie en een uitwerking in deelgebieden. Aan de landschapsvisie wordt richting gegeven door een aantal basisstrategieën. Vanuit het Landschapsbeleidsplan zijn de volgende beleidspunten van toepassing:
- Het behouden, versterken en herstellen samenhangen van cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden, waaronder het behouden en herstellen van het besloten esdorpenlandschap van het gebied Norg en de samenhang tussen de verschillende landschappelijke en cultuurhistorische elementen.
- Het vergroten van de herkenbaarheid van het landschap door de karakteristieke beeld en landschapsstructuur in een gebied te herstellen en te versterken.
- Een kader ontwikkelen voor nieuwe functies en uitbreidingen in het buitengebied.
- Door karakteristieken uit het landschap terug te laten komen in het stedenbouwkundig plan, verwerft het nieuwe plan herkenbaarheid en wordt deze op duurzame wijze ingepast
- Het duurzaam veilig stellen van bestaande natuurwaarden, het ontwikkelen van natuur en het verkleinen van de geïsoleerde ligging van natuurgebieden.
- Het tastbaar en afleesbaar maken van de geschiedenis van een gebied, bijvoorbeeld door informatievoorziening, recreatieve routes en accenten.
- Het vergroten van belevingswaarde van het landschap.
- Het herstellen van de eigenheid van de verschillende landschapstypen.
- Het vergroten van het recreatieve netwerk.
- Het duidelijk maken van cultuurhistorie.
- Het vergroten van cultuurhistorie en archeologische waarden. Landschap verteld over het verleden, door onder andere aandacht voor archeologie, cultuurhistorie en natuur. Streven naar duidelijke informatievoorziening.
Het voorgenomen plan draagt bij aan veel van deze beleidsdoelstellingen. Zo blijft het mysterieuze reliëf aan de wegzijde behouden, en is binnen het plangebied de karakteristieke raatstructuur uit de IJzertijd, zoals die nog is terug te vinden op het Noordsche Veld, de basis van het landschappelijke ontwerp (zie hoofdstuk 2 van deze toelichting). Het nieuwe erf betreft een natuurlijk landschap dat tegen de bebouwing oploopt, waardoor de grens tussen knooppunt van grote wegen en de entree van het gebied door middel van kleinere wegen vervaagt. Natuur en bebouwing lopen in elkaar over. Tussen de bebouwing zijn mooie zichtlijnen naar het gebied met de raatstructuren te zien. Het initiatief draagt daarnaast bij aan de actieve beleving van natuur- en het cultuurlandschap het Noordsche Veld.
3.6.5 Compensatieverordening
De gemeente Noordenveld beschikt over een compensatieverordening (in werking getreden op 11 augustus 2004). De verordening zou voor wat betreft natuur en/of bos van toepassing zijn op het voorliggende plan, omdat het plangebied in het kerngebied van de EHS/NNN ligt. De gemeentelijke compensatieverordening is echter niet van toepassing, omdat artikel 122 van de Gemeentewet bepaald dat bepalingen in een gemeentelijke verordening vervallen op het moment in een provinciale verordening in hetzelfde wordt voorzien. De provinciale verordening voorziet ook in compensatie van de EHS (artikel 3.35 van de provinciale verordening), zie hiertoe ook paragraaf 3.5.2 van deze toelichting.
3.6.6 Welstandnota
Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota voor de gemeente Noordenveld vastgesteld. De welstandsnota beoogt versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken en de kwaliteit van het totaalbeeld van de gebouwen. De welstandstoets is een belangrijk instrument voor de sturing van deze kwaliteiten. Wanneer het bouwplan is uitgewerkt, wordt deze bij het aanvragen van de omgevingsvergunning aan de geldende welstandscriteria getoetst.
3.6.7 Gemeentelijk rioleringsplan
Op 16 januari 2013 is het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan vastgesteld door de Raad van de gemeente Noordenveld. De gemeente dient in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) naast de gebruikelijke zorg voor de riolering vast te leggen hoe zij deze wettelijke zorgplichten voor hemelwater en grondwater in gaat vullen. We noemen dit GRP dan ook het verbrede GRP (vGRP) vanwege de uitbreiding met de nieuwe zorgplichten. Doelen gemeentelijke watertaken:
- 1. Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een geschikt lozingspunt.
- 2. Doelmatig inzamelen van regenwater (daar waar de perceelseigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen).
- 3. Doelmatig verwerken van het ingezameld regenwater.
- 4. Voorkomen dat grondwater de bestemming van een gebied structureel belemmert.
- 5. Voorkomen van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord).
In de bestuursakkoorden Water (NBW/RBW3) is vastgelegd dat moet worden ingespeeld op de verwachte klimaatsverandering: Het watersysteem moet robuust worden gemaakt. De 'droge voeten' agenda worden met deze akkoorden vormgegeven. Daarom is inzicht in de stedelijke wateropgave noodzakelijk, zodat kan worden bepaald waar en hoe eventueel extra berging kan worden gecreëerd. Afkoppelen van schone oppervlakken, zodat relatief schoon regenwater niet meer naar de rioolwaterzuiveringsinrichting wordt getransporteerd, is een aanpak die past in de huidige ontwikkelingen. De tritsen 'vasthouden-bergen-afvoeren' en 'schoonhouden-scheiden-schoonmaken' zijn daarbij leidend. Het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft een regenwaterbrief uitgebracht die aangeeft hoe de regenwaterproblematiek bij gemeenten het best kan worden aangepakt. Er zijn vier pijlers van het regenwaterbeleid benoemd:
- aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;
- regenwater vasthouden en bergen;
- regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;
- integrale afweging op lokaal niveau.
Vanuit het hemelwaterbeleid wordt naar redelijkheid een inspanning gevraagd van bewoners, bedrijven en overheid. Hiervoor wordt bij ontwikkelingen onderscheid gemaakt naar een toename van het verhard oppervlak en een ontwikkeling zonder toename van verhard oppervlak. Onder dit laatste valt het opbreken van verharding, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop en nieuwbouw van gebouwen. In die zin zijn er drie situaties te onderscheiden voor de omgang met hemelwater:
- 1. afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie;
- 2. afkoppelen /bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie;
- 3. afkoppelen van hemelwater afkomstig van bestaande bebouwing.
Het afkoppelen/bergen van hemelwater is geregeld voor de eerste twee situaties. Het afkoppelen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een reeds bebouwde locatie is een verplichting die volgt uit de aan te vragen omgevingsvergunning. Het afkoppelen/bergen van hemelwater afkomstig van nieuwbouw op een nieuw aangelegde locatie is een verplichting op basis van de watertoets die gekoppeld is aan de ontwikkeling van een nieuwbouwlocatie.
Voorkomen moet worden dat grondwater het doel van een gebied structureel belemmert. Dit doel vormt de invulling van de zorgplicht voor het grondwater. Grondwater speelt tenslotte een belangrijke rol binnen de stedelijke openbare ruimte. De ruime omschrijving van dit doel is noodzakelijk omdat de oorzaken en oplossingen van grondwaterproblemen liggen op het grensvlak van stedelijk waterbeheer en ruimtelijke ordening. Op eigen terrein heeft de burger nadrukkelijk zelf een verantwoordelijkheid om het grondwaterprobleem op te lossen en te voorkomen. Bij herontwikkeling is er sprake van gedeeltelijke of gehele sloop en komt er vervangende nieuwbouw voor terug. De grondwaterhuishouding wijzigt mogelijk als gevolg van de ingreep in het gebied. De beleidsregels voor een herontwikkeling zijn in eerste instantie gelijk aan de beleidsregels voor nieuwbouw. Via een doelmatige afweging wordt per project bepaald of minder strenge ontwateringnormen noodzakelijk of mogelijk zijn. Vaker dan bij nieuwe ontwikkelingen zullen bouwkundige maatregelen nodig zijn om nieuwe overlastsituaties te voorkomen.
In het voorliggende plan kan betreffende het afvalwater worden aangesloten op de riolering. Deze is al aanwezig, aan de Donderseweg. Daarnaast wordt nog onderzocht of in plaats van aansluiting op de gemeentelijke riolering, een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) kan worden geïnstalleerd. Hierin wordt afvalwater gezuiverd, alvorens het wordt geloosd. Hemelwater wordt in het voorliggende plan geïnfiltreerd in de bodem.
Voor een ruimtelijk plan als het voorliggende is een watertoets noodzakelijk. In deze watertoets worden alle waterhuishoudkundige aspecten van een plan beoordeeld. Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd, deze is opgenomen in paragraaf 4.5.
3.6.8 Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan
In het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) wordt beschreven hoe het gemeentelijk beleid op het gebied van verkeer en vervoer eruit ziet. In 2013 is het oude GVVP geëvalueerd en is er besloten het GVVP te actualiseren. De actualisatie is uitgevoerd in 2014 en het geactualiseerde GVVP 2015-2025 is op 22 april 2015 vastgesteld door de gemeenteraad.
De hoofddoelstelling luidt: 'Noordenveld voert een integraal verkeer- en vervoerbeleid dat is gericht op het in stand houden of verbeteren van de (economische)bereikbaarheid, het vergroten van de verkeersveiligheid en het verbeteren van het (leef)milieu.'
Met betrekking tot het voorliggende plangebied zijn geen nadere uitvoeringprogramma's opgenomen. In paragraaf 5.4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect verkeer, ontsluiting en parkeren. Geconcludeerd wordt o.a. dat gebruik kan worden gemaakt van de aanwezige ontsluiting, en dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
3.6.9 Conclusie gemeentelijk beleid
De voorgenomen ontwikkeling past, hoewel het een heel specifiek plan betreft, op hoofdlijnen binnen het gemeentelijke beleid en is uitgewerkt conform de in het beleid beschreven en vastgelegde landschappelijke uitgangspunten.
3.7 Conclusie
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.
4.2 Natuurwaarden
Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij soortenbescherming heeft men per 1 januari 2017 te maken met de nieuwe Wet natuurbescherming (dit was de Flora en faunawet). Bij gebiedsbescherming heeft men ook te maken met de Wet natuurbescherming (was de Natuurbeschermingswet) en met de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Nederland (EHS/NNN).
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Ten behoeve van de soortenbescherming heeft er een ecologische beoordeling plaatsgevonden. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De conclusie van de ecologische beoordeling is dat de herinrichting mogelijk een conflict met de Flora- en faunawet (inmiddels de Wet natuurbescherming) veroorzaakt ten aanzien van vleermuizen. Indien bomen (met holtes) gekapt moeten worden of verstoord worden, is het noodzakelijk om nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen uit te voeren. Daarnaast wordt aanbevolen om verlichting in het plangebied achterwege te laten of te minimaliseren om lichtverstoring op potentieel foerageergebied en potentiële vliegroutes te voorkomen. Uit de quickscan blijkt dat het gebied potentieel geschikt is voor diverse soorten reptielen. Nader onderzoek moet worden uitgevoerd om te bepalen welke soorten gebruik maken van een deelgebied (deelgebied 2 in het rapport), wat de populatieomvang globaal is en hoe de dieren het gebied gebruiken. De herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora- en faunawet/Wet natuurbescherming ten aanzien van andere soort(groep)en mits geen verstoring plaatsvindt van broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten.
Naar aanleiding van deze conclusies heeft er, met betrekking tot reptielen en vleermuizen, aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Dit vervolgonderzoek heeft geleid tot de volgende conclusies:
Reptielen
De herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora- en faunawet/Wet natuurbescherming ten aanzien van reptielen. Voor de meeste reptielen is geen geschikt leefgebied aanwezig. Voor Hazelworm is wel (marginaal geschikt) leefgebied aanwezig. Hiervan wordt echter maar een zeer klein deel aangetast terwijl in de omgeving veel meer en geschikter leefgebied aanwezig is. De gunstige staat van instandhouding van de populatie wordt daarom niet aangetast bij uitvoering van de plannen. De verwachting is dat in het plangebied zelf geen of slechts enkele (zwervende) Hazelwormen voorkomen in verband met het aanwezige leefgebied dat suboptimaal is Om schade aan (zwervende) individuen te voorkomen verdient het aanbeveling om de werkzaamheden onder ecologische begeleiding te laten uitvoeren. Hiermee wordt voldaan aan de zorgplicht.
Vleermuizen
De herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora- en faunawet/ Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen omdat geen verblijfplaatsen aanwezig zijn in het plangebied of de directe omgeving rond de beoogde ingrepen.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingsweg 1998 beschermd. De EHS/NNN betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Ten behoeve van de gebiedsbescherming heeft er een ecologische beoordeling plaatsgevonden. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Het verwijderen van het oude theehuis veroorzaakt geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998, Natuurnetwerk Nederland en overige vormen van gebiedsbescherming) mits geen bomen worden gekapt tijdens het verwijderen. Het realiseren van het nieuwe theehuis, het informatiecentrum, het woonhuis en mogelijk het beheerkantoor en de uitbreiding van de bestaande parkeerplaats veroorzaakt mogelijk een conflict met de ecologische regelgeving ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland. Er treedt verlies op van het potentiële beheertype 'Droog bos met productie' dat overigens nu niet aanwezig is. Daarnaast treedt mogelijk een beperkt verlies op aan areaal. Of dit verlies daadwerkelijk optreedt is afhankelijk van de oppervlakte die gebruikt wordt voor de uitbreiding van de bestaande parkeerplaats op de nieuwe locatie. Aanbevolen wordt om in overleg met het bevoegd gezag te bepalen hoe kwaliteitsverlies en areaalverlies kunnen worden gecompenseerd.
Conflicten met overige vormen van gebiedsbescherming treden niet op in het plangebied.
Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek heeft Staatsbosbeheer overleg gehad met de provincie Drenthe over de compensatieverplichtingen vanuit de regelgeving (Omgevingsverordening provincie Drenthe) betreffende het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Conclusie is dat de Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld (gelegen in de EHS/NNN) wordt gecompenseerd door de huidig locatie van de Bosrand terug te geven aan de natuur. Hierbij is uitgegaan van een 1 op 1 compensatie van de in het bestemmingsplan maximaal geboden mogelijkheden. Daarnaast moet het te realiseren beheerkantoor van Staatsbosbeheer in de EHS/NNN gecompenseerd moet worden. De oppervlakte van het te realiseren beheerkantoor bedraagt maximaal 175 m2. Volgens de provincie moet de compensatie 'ruimhartig en kwalitatief voldoende' zijn. Staatsbosbeheer heeft een compensatieobject gevonden in de vorm van de voormalige tennisbaan bij het Mensingebos in Roden, kadastraal bekend onder RDN01O 60 en in eigendom van de gemeente Noordenveld (zie afbeelding 14). De gemeente is bereid dit perceel geheel of grotendeels aan Staatsbosbeheer te verkopen.
Dit perceel heeft een totale oppervlakte van ongeveer 5600 m2 en ligt al in het NNN en bestaat nu uit een parkeerplaats (700 m2), een voormalige tennisbaan (300 m2) en twee speelveldjes (200 m2). De rest is bos en struweel. Het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'agrarisch'. Staatsbosbeheer zal na verwerving de tennisbaan saneren en de parkeerplaats efficiënter inrichten. Vervolgens kan het perceel in het bestemmingsplan worden gewijzigd in de bestemming 'natuur'. Dit compensatievoorstel is afgestemd met de provincie en akkoord bevonden.
Het te realiseren beheertype is in overleg met de provincie vastgesteld. Op de provinciale ambitiekaart is te zien dat hier een graslandtype moet worden gerealiseerd, maar gezien de huidige natuurwaarden is aangesloten op twee aanliggende bostypen te weten; 'Hoog- en laagveenbos' en 'Droog bos met productie' (zie afbeeldingen 14 en 15). De betonverharding van de tennisbaan wordt verwijderd alsmede de aangebrachte zandlaag. Er ontstaat zo een laagte die aansluit bij de natte laagten in het aangrenzende laagveenbos. Op het veldje met recreatiemeubilair vindt een lichtte grondbewerking plaats. Dit veldje ligt dusdanig hoger en heeft een natuurlijke ( niet aangebrachte) zandondergrond zodat hier niet omgevormd wordt naar laagveenbos maar naar een droog bos met productie. Hier zullen enkele boomsoorten worden ingebracht naast een verdere spontane bosontwikkeling. Op termijn kan hier soortenrijk bos ontstaan door de nabijheid van potklei, relatief hoge grondwaterstanden en flora- en faunarijke bossen in de omgeving.
Afbeelding 14: Het perceel aan de Mensingheweg in Roden waar NNN-compensatie plaatsvindt.
Afbeelding 15: De invulling van de NNN-compensatie.
Met deze compensatie voldoet het voorgenomen plan daarmee aan de regelgeving betreffende gebiedsbescherming.
4.3 Archeologische Waarden
Verdrag van Malta
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag hebben hun beslag gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007).
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
Provinciaal archeologie beleid
In de Omgevingsvisie wordt ingegaan op het aspect archeologie. Archeologie wordt als provinciaal belang gezien. Aangegeven wordt dat het uitgangspunt voor beleid is het archeologisch erfgoed op de vindplaats zelf te behouden. Bij voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden waarvoor een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde is aangegeven, dient de verstoorder, door middel van een vooronderzoek, na te gaan of en waar zich archeologische waarden in de bodem bevinden. Bij gebieden met een lage verwachtingswaarde dient te worden nagegaan of er (potentieel) belangrijke vondsten bekend zijn. Op basis van de uitkomst van een dergelijk bureauonderzoek kan al dan niet worden geadviseerd een karterend onderzoek te laten uitvoeren.
De resultaten van het vooronderzoek worden betrokken bij de te maken ruimtelijke keuzes. Elk bestemmingsplan dient een cultuurhistorische paragraaf te hebben waarin expliciet aandacht wordt besteed aan archeologie en de resultaten van eventueel uitgevoerd onderzoek. Als het niet mogelijk is archeologische waarden in de bodem te behouden, neemt de initiatiefnemer, conform het veroorzakersprincipe, ook de kosten voor het veiligstellen van de in de bodem opgeslagen informatie voor zijn rekening.
Het plangebied betreffende de voorliggende ontwikkeling ligt binnen een gebied welke is aangeduid als 'behoudenswaardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen'.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Noordenveld heeft een archeologische beleidsadvieskaart (zie Bijlage 2 van de regels van dit bestemmingsplan), welke specifieker is dan het provinciale beleid. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan heeft op deze archeologische beleidsadvieskaart de verwachtingswaarde 'hoog of middelhoog'. Dat betekent dat vrijstelling verleend wordt tot 1000 m² horizontale verstoring, dieper dan 0.3 meter. Aangezien de voorstoring met het voorliggende plan qua oppervlakte niet zo groot is (de verstoring m.b.t. de gebouwen, werkruimte en nutsvoorzieningen blijft beneden de 1000 m2), is op voorhand geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Voor de aanleg van de raatakkers en de parkeerplaats wordt de grond niet dieper dan 0,3 meter geroerd. De raatakkers worden met handwerk gerealiseerd en er zal niet dieper worden geplagd dan 10 tot 15 centimeter.
Wel is op de verbeelding van dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie opgenomen. In de regels is daarbij opgenomen dat bij verstoringen van meer dan 1000 m2, eerst een archeologisch onderzoek nodig is.
Overigens hebben de initiatiefnemers reeds een archeologisch onderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat wanneer nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is (boven de vrijstellingsgrens van 1000 m2), nader archeologisch onderzoek moet plaatsvinden in de vorm van proefsleuvenonderzoek, aangezien door het hele plangebied archeologische waarden bewaard gebleven kunnen zijn.
4.4 Cultuurhistorische Waarden
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij een herziening van het geldende bestemmingsplan.
Het voorliggende plangebied ligt aan de rand van het Noordsche veld. Het Noordsche veld betreft een deels ontgonnen heideveld op een zandrug tussen twee dalen ten noorden van Zeijen, met nog een hunebed, vele grafheuvels, enkele zogenaamde hoogakkers en delen van een omvangrijk Celtic field (op oude stafkaarten vermeld als 'Romeinsche legerplaats'). Een groot deel van de oorspronkelijk ongeveer 120 grafheuvels en van het Celtic field is weggegraven in 1943/1944 in verband met de aanleg van een schijnvliegveld door de Duitse bezetter. Ze konden nog worden onderzocht door Van Giffen die sinds 1916, veelal in het kader van ontginningen, al verschillende opgravingen in het gebied had verricht, onder meer van twee door palissaden en wallen omgeven stapelplaatsen uit de late IJsertijd en het begin van de Romeinse tijd. Een was gelegen aan de rand van een pingoruïne (het Witteveen). De onderzochte grafheuvels dateren uit Neolithicum, Bronstijd en IJzertijd. Een opvallende groep grafheuvels op het hoogste gedeelte van de rug staat bekend als de Negen Bargen. Tot het archeologische complex kunnen ook worden gerekend een aantal grafheuvels dat gelegen is in de Zeijer Strubben tussen de es van Zeijen en het Noordse Veld. Het terrein is bezit van Staatsbosbeheer. De bosaanleg, na ontginning van de heide, vond plaats in de jaren 1940/1941. Daarmee ontstond de boswachterij Zeijen. Belangrijkste boomsoorten nu zijn Zomereik en Lariks. In de heide komen de gebruikelijke soorten van zowel droge als natte heide voor. De heide wordt periodiek gemaaid en permanent begraasd door Schotse Hooglandrunderen (bron: www.geheugenvandrenthe.nl/noordse-veld). Op een groot gedeelte van de rug van Zeijen is de keileem binnen 120 cm diepte aan te treffen en daarop ligt een (dunne) laag dekzand. De bodems die hierin zijn ontwikkeld zijn podzolbodems. Langs de oostrand en onder de essen zijn dit modderpodzolen, ontstaan op plekken met een actief bodemleven en een neergaande waterbeweging. Op het Noordsche Veld en de akkerbouwgronden zijn het veldpodzolen: hierin is gelaagdheid ontstaan door uitspoeling (bovenin) en inspoeling (dieper in het profiel) van humus en verbindingen met ijzer en aluminium. Op de essen liggen esdekken van 30-50 cm dikte en gedeeltelijk van >50 cm dikte. In het beekdal liggen (restanten van) veengronden. Langs de oostelijke rand van het beekdal komen kwelplekken voor: door kwelwater vanuit de keileemrug is de oostrand van het beekdal natter dan de westrand.
Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden gesloopt of aangetast. Er bevinden zich in het plangebied van dit bestemmingsplan geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Het ERFgoed Noordsche Veld heeft daarbij juist als doelstelling om de cultuurhistorie van het plangebied en de directe omgeving van het plangebied beter beleefbaar te maken. Zo wordt een raatstructuur aangebracht en zal in het informatiecentrum en tijdens bijvoorbeeld schoollessen op deze locatie, veel aandacht worden besteed aan de cultuurhistorie van deze omgeving.
4.5 Water
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid, voor zover relevant, dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan (NWP) is in december 2009 opgesteld en geeft de hoofdlijnen aan van het beleid dat het Rijk voert in de periode 2009 tot en met 2015 om tot een duurzaam waterbeheer te komen. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. NWP is een opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het NWP is tevens eens structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogt en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. De volgende generaties moeten Nederland als veilig en welvarend waterland ervaren. Water is mooi en Nederlanders genieten graag van water. Het doel van het NWP is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. De uitvoering van projecten van het NWP zijn al in volle gang. Zo hebben we in Nederland het Hoogwaterbeschermingsprogramma, programma's voor de rivierverruiming (Ruimte voor de rivier en de maaswerken) en stroomgebiedbeheersplannen zodat de waterkwaliteit wordt verbeterd.
Beleid waterschap Noorderzijlvest en watertoets
Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime, een optimale wateraanvoer- en afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Ook voor het voorliggende plan is deze watertoets uitgevoerd. Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Ten behoeve van de realisatie van het voorgenomen plan gelden de volgende uitgangspunten:
- Hemelwater wordt waar mogelijk hergebruikt. Hemelwater wordt in ieder geval niet afgevoerd naar buiten plangebied. Zowel dakwater als oppervlaktewater wordt geïnfiltreerd in plangebied.
- Afvalwater kan worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Deze ligt reeds aan de Donderseweg. Daarnaast wordt nog onderzocht of in plaats van aansluiting op de gemeentelijke riolering, een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) kan worden geïnstalleerd. Hierin wordt afvalwater gezuiverd, alvorens het wordt geloosd.
- In het plangebied wordt geen gebruik gemaakt van gevaarlijke stoffen voor grondwater.
- De totale verharidng neemt toe met circa 471 m2. Dit betreffende de gebouwen. De paden, het parkeren en het erf worden uitgevoerd met materialen waarbij het water kan infiltreren.
- In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden.
Het waterschap heeft met haar reactie op het voorontwerp bestemmingsplan een positief wateradviesafgegeven (zie Bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
4.6 Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige waarden aangetast.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
- Bodem
- Geluid
- Verkeer en parkeren
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
- Bedrijven en milieuzonering
- Vormvrije m.e.r.-beoordeling
5.2 Bodem
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
Met betrekking tot dit aspect heeft afstemming plaatsgevonden met de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD). Bij het RUD is met betrekking tot deze locatie geen bodeminformatie bekend. Geen bodemonderzoeken, maar ook geen (historische) bodembedreigende activiteiten. Aangenomen kan worden dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen probleem zal opleveren voor de beoogde functies op het nieuwe erf. Met betrekking tot het aspect bodem wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht. Overigens bestaat er in het kader van de bestemmingsplanprocedure ook geen rechtstreekse verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek (art. 3.1.6 Bro).
In het kader van de Wabo-bouwaanvraag voor de te realiseren bebouwing is wel een bodemonderzoek noodzakelijk. In artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht is bepaald dat bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een bodemonderzoek moet gevoegd. Conform artikel 2.1.5 van de Bouwverordening betreft dit een recent (niet ouder dan 5 jaar) milieuhygiënische bodemonderzoek verricht volgens de NEN 5740. Het onderzoek dient te worden verricht volgens NEN 5740. Het onderzoek dient te worden verricht ter plaatse van de verblijfsruimten en een daartoe erkend bureau.
5.3 Geluid
Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij het vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Industrielawaai en railverkeerslawaai zijn bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen spoorwegen en industriegebieden (of andere bedrijven die geluidsoverlast veroorzaken) in de nabije omgeving gelegen zijn. Betreffende wegverkeerslawaai ligt het nieuwe erf binnen de geluidzone van 250 meter van de provinciale weg tussen Donderen en Norg. Hiertoe heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai plaatsgevonden. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Uit het onderzoek blijkt dat het gehele bouwvlak, waarbinnen het erf met de bebouwing wordt opgericht, voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder van 48 dB ten gevolge van wegverkeerslawaai afkomstig van het verkeer op de N858 Donderseweg - Norgerweg. Het voorgenomen plan voldoet daarmee aan de Wet geluidshinder. De te realiseren bedrijfswoning kan akoestisch gezien zonder beperkingen worden opgericht.
5.4 Verkeer En Parkeren
Verkeer
Het is de verwachting dat er op termijn (na 2020) jaarlijks ongeveer 25.000 unieke bezoekers naar de te realiseren Natuur- en landschapsboerderij komen. Het gaat hierbij om bezoekers van de beschreven activiteiten en de passanten die nu ook het huidige theehuis bezoeken. Het gemiddelde aantal bezoekers per openingsdag van de horeca wordt ingeschat op 75. Tijdens de schoolvakanties worden de activiteiten georganiseerd waardoor er in die periodes relatief meer bezoekers komen. Ter vergelijk trekt de jaarlijkse zomerfair in theehuis de Bosrand ongeveer 3.000 bezoekers per weekend. Bij de open dag van het voormalige munitieterrein kwamen ongeveer 1.000 bezoekers.
Fietsers kunnen het plangebied bereiken vanaf het fietspad langs de Donderseweg. Hier ligt een bestaande oversteek voor fietsers. Deze fietsers steken hier momenteel ook over omdat dit het “rondje” betreft in het fietsknooppuntennetwerk. De aantallen fietsers zijn momenteel dus ook aanwezig. De oversteek ligt binnen twee “verkeersdrempels” die het 60 km gebied hier begrenzen. Daarnaast is de kruising overzichtelijk en heeft aan beide zijden van de Donderseweg voldoende opstelruimte voor fietsers om veilig over te kunnen steken. Door het plan verdwijnt de relatief gevaarlijkere kruising bij de huidige Bosrand, hier moet afslaand autoverkeer het fietspad oversteken.
Het nieuwe erf maakt verder gebruik van de bestaande ontsluiting. De bestaande ontsluitingsweg betreft echter een smalle weg, welke niet geschikt is voor verkeer in twee richtingen. Daarom worden er enkele passeerhavens gemaakt.
Parkeren
Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen is onder andere gekeken naar de huidige situatie. Alleen op hele drukke dagen (incidenteel) staat de parkeerplaats bij De Bosrand en de huidige parkeerplaats van Staatsbosbeheer vol. Dit betreft in totaal 50 plekken. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een kleine toename in parkeerbehoefte verwacht. Dit betreffen ook 6 extra plekken voor het beheerkantoor van Staatsbosbeheer. Hierbij geldt echter wel weer dat deze 6 benodigde plekken in het weekend (op de drukke toeristische tijden) niet nodig zijn. Met betrekking tot parkeren wordt er daarom van uitgegaan dat 40 permanente plekken voldoende zijn. Daarnaast moet er ruimte zijn voor een overloop van 30 parkeerplekken, die incidenteel gebruikt kunnen worden gebruikt. Bussen in verband met het bezoek van klassen/groepen kunnen tijdelijk parkeren op het terrein van Donderboerkamp. Voor de volledigheid is dit ook getoetst aan de CROW-cijfers, en de de gemeentelijke parkeernormen. De CROW-cijfers betreffen echter kengetallen en ook de parkeernormen zijn niet heel specifiek voor een plan als het voorliggende. Relevante kengetallen op basis van de CROW en de gemeentelijke parkeernormen betreffen:
- Woning: 2 parkeerplaatsen. Gemeentelijke parkeernorm bedraagt ook 2.
- Restaurant -> 8-14 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo in de bebouwde kom. Voor het buitengebied zijn er geen kengetallen genoemd. Gemeentelijke parkeernorm bedraagt 15.
- Kantoor zonder baliefunctie -> 2,3 - 2,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Gemeentelijke parkeernorm bedraagt 2,55.
De andere functies (bezoek natuurgebied/speelnatuur/excursies), worden niet genoemd in de CROW en de gemeentelijke parkeernormen. Wanneer deze cijfers naast de cijfers van de oppervlakte van de gebouwen worden gelegd, betekent dit ruwweg het volgende:
- Bedrijfswoning: 2 parkeerplaatsen.
- Horeca: max 21 (1,5 x 14). Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat hier naar verhouding meer fietsers worden verwacht, aangezien het een natuurgebied betreft.
- Beheerkantoor: max 6.02 (2,15 x 2,8). Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat betreffende parkeren voor deze functie, in het weekend op het terrein van Donderboerkamp wordt geparkeerd, zodat meer parkeerplaatsen beschikbaar worden voor bezoekers.
Dit maakt in totaal circa 29 benodigde parkeerplaatsen. De overige parkeerplaatsen die voor de natuurbezoekers nodig zijn worden uitgebreid van 25 (huidige aantal voor het bezoek aan het natuurgebied) naar 40. In totaal betreft het daarmee ook maximaal 70 parkeerplaatsen. In het plan zijn daarmee 40 parkeerplaatsen voorzien en 30 als overloop parkeerplaatsen voor de drukke momenten. Voor evenementen kan het terrein op Donderboerkamp worden gebruikt. Bussen in verband met het bezoek van klassen/groepen kunnen tijdelijk parkeren op het terrein van Donderboerkamp. De verwachting is echter niet dat er veel bussen zullen komen. Over de optie voor parkeren op het terrein van Donderboerkamp, zijn afspraken gemaakt met Donderboerkamp.
De locatie van het parkeren binnen het plangebied is weergegeven in afbeelding 5 van deze toelichting. Er wordt geen traditionele "betonklinker/asfalt"-plein aangelegd, maar een parkeerplaats in de vorm van een natuurlijke plek om te parkeren. Het terrein dient voldoende 'verhard' te worden (qua uitstraling moet gedacht worden aan bijvoorbeeld Graustabiel) en biedt voldoende plek voor de functionele aantallen. De vorm is 'los' en de aankleding met natuurlijke (veelal bestaande) begroeiing. In afbeelding 16 is de locatie weergegeven van nog een extra noodoverloop voor parkeerplaatsen, bij evenementen.
Afbeelding 16: Weergave locatie noodoverloop parkeren bij evenementen, waarbij bezoekers aan de achterzijde van en naar het plangebied kunnen lopen.
De initiatiefnemers willen graag extra voorzieningen leveren voor de recreatieve en sportieve fietsers. Voorkeur gaat hierbij uit naar een splitsing in fietsparkeren voor grote groepen (natuurparkeerplaats) en overige fietser (in zicht van het terras). De te gebruiken materialen voor fietsparkeren zullen eenvoudig en ondergeschikt aan de locatie zijn. Bij voorkeur worden zoveel mogelijk natuurlijke materialen gebruikt.
5.5 Luchtkwaliteit
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een woningbouwlocatie niet in betekende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1500 woningen omvat.
De voorgenomen ontwikkeling betreft een relatief kleinschalig plan. Met betrekking tot parkeren wordt uitgegaan van 70 bezette parkeerplaatsen op de drukste dagen in het jaar. Daarbij moet ook nog in aanmerking worden genomen dat er reeds een parkeergelegenheid is op deze locatie (van circa 20 plekken) welke wordt gesaneerd. En ook het te slopen theehuis De Bosrand heeft parkeermogelijkheden die ter compensatie van het voorliggende plan worden opgeheven. De ontwikkeling is m.b.t. verkeer daarmee zo kleinschalig (vergelijkbaar met verkeersbeweging bij <1500 woningen) dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.
5.6 Externe Veiligheid
Het beleidsveld externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
- Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
- Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Op de risicokaart is te zien dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen externe veiligheidsrisico's aanwezig zijn (zie afbeelding 17). Wel geldt er een risico op een natuurbrand. Een natuurbrand kan zich in een droge periode snel en onvoorspelbaar ontwikkelen. De bestrijding is lastig, omdat bluswater vaak van elders moet worden aangevoerd en de wind de brand aanwakkert. In het voorliggende plan wordt een nieuw erf gerealiseerd. Ter compensatie wordt een nabijgelegen erf gesaneerd. Het aantal overnachtingen neemt niet of nauwelijks toe, waardoor het bestaande risico niet substantieel wordt vergroot.
Afbeelding 17: Weergave Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl).
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op om het voorliggende plan vast te kunnen stellen.
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende plangebied. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of de nieuwe ontwikkeling geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaat hebben.
Donderboerkamp is de enige inrichting die in de directe omgeving van het plangebied voor het nieuwe erf van de Natuur- en landschapsboerderij ligt. Voor Donderboerkamp geldt een projectbesluit. De bunkers en het landhuis op het terrein mogen worden gebruikt t.b.v. kunst en cultuur in brede zin. Er is o.a. wel sprake van een timmerwerkplaats (cat 3.1), metaalbewerking (cat. 3.2), kunststofbewerking (cat 4.1 of 4.2), en het houden van dieren (cat. 3.2). Deze activiteiten hebben ter plaatse echter een ambachtelijk karakter en zijn niet industrieel te benoemen. Tevens worden deze activiteiten op ruim meer dan 100 meter van de nieuw te realiseren bedrijfswoning uitgevoerd. Ook de andere activiteiten die hier plaatsvinden zijn, mede gezien de oppervlaktes van de bunkers, allemaal kleinschalig. De activiteiten zijn gelijk te schalen met bedrijfscategoriën 1 en 2. Daarnaast is bepaald dat de gebruiksfuncties qua intensiteit afnemen van oost naar west. Dus de meest 'zware' functies aan de oostzijde en niet aan de zijde van de Natuur- en landschapsboerderij, inclusief bedrijfswoning. Er geldt daarmee en minimale afstand tussen Donderboerkamp en de nieuw te realiseren bedrijfswoning van 30 meter. Aan deze afstand wordt met het voorliggende plan voldaan.
Andersom beredeneerd liggen er geen gevoelige bestemmingen (zoals woningen) binnen de directe nabijheid van de nieuw te realiseren Natuur- en landschapsboerderij. De dichtsbijzijnde burgerwoning ligt op circa 250 meter van het nieuw te realiseren erf. Het voorgenomen plan levert dan ook geen hinder en gevaar op bij woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van het plangebied.
De uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG geeft richtafstanden aan voor verschillende typen bedrijven. Een natuur- en landschapsboerderij wordt niet genoemd. Een vergelijkbare inrichting voor geluid waar eveneens veel bezoekers komen die buiten verblijven is een openlucht zwembad. Daar wordt normaliter geen muziek op hoge sterkte gespeeld en zijn geen luidruchtige installaties aanwezig, het is daardoor voor geluid vergelijkbaar. De richtafstand voor geluid is voor een zwembad 200 meter. Het bedrijf kan voor de locatie waar de activiteiten plaatsvinden aan deze afstand voldoen.
Voor de geluidsnormen kan gezien de omgeving aangesloten worden bij de normen uit het Activiteitenbesluit van 50/45/40 dB(A) in de dag/avond/nachtperiode. De activiteiten vinden alleen overdag of in de avond plaats. Als het geluidsniveau bij de woningen maximaal 45 dB(A) mag bedragen, kan in de avondperiode van 19:00u tot 23:00u een geluidniveau van meer dan 100 dB(A) geproduceerd worden. Hier is in het voorliggende plan geen sprake van. Deze geluidssterkte zal niet optreden. De natuur- en landschapsboerderij zal jaarlijks maximaal 6 evenementen organiseren. Evenementen waarbij versterkt geluid speelt betreffen miniconcerten en voorstellingen. Hierbij wordt alleen van versterkt geluid gebruik gemaakt als dat nodig is voor een optreden. Dit gaat dan bijvoorbeeld om een zendermicrofoon. Vaak is het semi akoestisch, en dus zeker niet het geluid van een popconcert.
Hiermee is sprake van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuzonering vormt daarmee geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan worden toeristische/recreatieve voorzieningen gerealiseerd. Het Besluit m.e.r. kent enkele categorieën die enige relatie hebben met een recreatieve of toeristische voorziening. Eén categorie heeft betrekking op 'aanleg, wijziging of uitbreiding toeristisch/recreatieve voorzieningen als bijvoorbeeld skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen, jachthavens, vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeer- en caravanterreinen of themaparken. Uit kolom 2 van onder D van de bijlage kan worden afgeleid dat er sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin deze activiteit betrekking heeft op:
- 250.000 bezoekers of meer per jaar;
- een oppervlakte heeft van 25 hectare of meer;
- of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
In dit geval ligt het aantal bezoekers en oppervlakte van de inrichting beneden de genoemde drempelwaarden, waardoor het kan worden aangemerkt als een niet m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit.
Daarnaast zijn natuurontwikkelingsprojecten in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportageaangemerkt als: 'Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan'. Voor deze activiteit is een tweetal drempelwaarden opgenomen. Het plan is m.e.r.-plichtig in alle gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
- een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw.
Het plangebied in het voorliggende plan is veel kleiner dan 125 hectare. Ook via deze weg is het voorliggende plan daarmee niet m.e.r.-plichtig. Uit de quickscan flora en fauna is daarbij gebleken dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op beschermde gebieden. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Eén en ander blijkt tevens uit dit hoofdstuk waarbij uitgebreid is ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten.
5.9 Conclusie
In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van deze bestemmingsplanherziening is vormgegeven.
6.2 Opzet Van De Regels
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
6.3 Verantwoording Van De Regels
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1: Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2: Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Artikel 3: Natuur
Binnen deze bestemming zijn o.a. bos, bosbouw en bestaande houtteelt toegestaan, opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken en behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden.
Artikel 4: Natuur - Landschapsboerderij
Binnen deze bestemming zijn de specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot de te realiseren Natuur- en landschapsboerderij en de omliggende gronden. De natuur- en landschapsboerderij mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gerealiseerd. Binnen de bestemming zijn daarnaast o.a. bos, bosbouw en bestaande houtteelt toegestaan, opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken en behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden. Daarnaast is recreatief en educatief medegebruik toegestaan in de vorm van fiets-, ruiter-, en voetpaden, picknickplaatsen, speelvoorzieningen, kleinschalige teelt van gewassen met educatief en wetenschappelijk doel en daarmee gelijk te stellen voorzieningen. De natuur- en landschapswaarden zijn mede geborgd door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel.
Artikel 5: Waarde - Archeologie 2
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Ter behoud en bescherming zijn hiertoe regels opgenomen.
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 6: Antidubbeltelbepaling
Artikel 7: Algemene bouwregels
Artikel 8: Algemene gebruiksregels
Artikel 9: Algemene afwijkingsregels
Artikel 10: Overige regels. Dit betreffen regels over parkeren en los- en laadmogelijkheden.
4. Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Artikel 11: Overgangsrecht
In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Artikel 12: Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen plan.
7.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in het plangebied en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan de provincie Drenthe en aan het waterschap Noorderzijlvest.
De provincie Drenthe heeft per brief van 22 maart 2017 (zie Bijlage 6) aangegeven dat de onderdelen Natuur, Aardkundige waarden/Archeologie en Cultuurhistorie van belang zijn. De aspecten Natuur en Cultuurhistorie zijn goed onderbouwd en weergegeven in het bestemmingsplan en de natuurcompensatie is opgenomen zoals vooraf besproken.
Met betrekking tot Aardkundige waarden/Archeologie wordt opgemerkt dat er een oud karrespoor loopt op de plek waar de parkeerplaats is gepland. Er heeft overleg plaatsgevonden om te bezien of een planaanpassing kan worden gedaan waarmee dit oude karrespoor kan worden ontzien. Uit het nadere overleg is naar voren gekomen dat de parkeerplaats niet op een andere plek kan worden gerealiseerd, uit o.a. ruimtelijk en verkeerskundig oogpunt. De parkeerplaats is qua oppervlakte zo beperkt mogelijk gehouden, zodat het oude karrespoor zoveel mogelijk wordt ontzien. Tot slot adviseert de provincie in de toelichting een aanvulling op te nemen met betrekking tot de rug van Zeijen. Deze aanvulling is overgenomen.
Het waterschap Noorderzijlvest heeft per brief van 4 januari 2017 (zie Bijlage 6) aangegeven in te stemmen met het voorontwerp bestemmingsplan. Wel geeft het waterschap aan dat in de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan wordt aangegeven dat het installeren van een IBA een optie is. Volgens het waterschap is dit geen optie, omdat in het Activiteitenbesluit is geregeld dat er een aansluitverplichting geldt tot op 100 meter afstand van een vuilwaterriool, gerekend vanaf de erfgrens. Aangezien het plangebied er echter buiten ligt, wordt dit aspect bij de uitwerking van het plan nader afgestemd met het waterschap.
Inspraak en zienswijzen
De initiatiefnemers van het plan hebben de buurtbewoners geïnformeerd tijdens een buurtavond in De Bosrand. Daarnaast hangt het inrichtingsplan ter informatie in De Bosrand, zodat buurtbewoners en bezoekers de plannen kunnen zien. Dit is ook op de buurtavond gemeld.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 juni 2017 tot en met 19 juli 2017 ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van ter inzage legging kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan geven. Tijdens deze periode is een zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en voorzien van een antwoord in de 'Nota zienswijzen bestemmingsplan, Natuur- en landschapsboerderij Noordsche Veld' (zie Bijlage 7). De zienswijze heeft niet geleid tot wijzigingen van het bestemmingsplan.
7.4 Economische Uitvoerbaarheid
Met betrekking tot het voorliggende plan is een planschadeovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers en via de legesverordening is verzekerd dat de kosten voor de procedure voor rekening van de initiatiefnemers zijn. De initiatiefnemers zijn eigenaar van alle betrokken gronden en gebouwen. De kosten voor de onderzoeken en uitvoering van het plan zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
7.5 Conclusie
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk, en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.
Bijlage 1 Ontwikkelingsplan
Bijlage 2 Beleidsadvieskaart Archeologie
Bijlage 2 Beleidsadvieskaart archeologie
Bijlage 3 Toelichting Op De Archeologische Beleidsadvieskaart
Bijlage 3 Toelichting op de archeologische beleidsadvieskaart
Bijlage 1 Ecologische Beoordeling
Bijlage 1 Ecologische beoordeling
Bijlage 2 Vervolgonderzoek Ecologie
Bijlage 2 Vervolgonderzoek ecologie
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Resultaten Watertoets
Bijlage 5 Resultaten watertoets