KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Omgeving Plangebied
2.2 Huidige Situatie Plangebied
2.3 Toekomstige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem En Grondwater
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Ecologie
4.5 Stikstof
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Milieuzonering
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 M.e.r.-beoordeling
4.13 Volksgezondheid
4.14 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Participatie
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Beleidsadvieskaart Archeologie Gemeente Noordenveld
Bijlage 3 Toelichting Op Archeologische Beleidsadvieskaart
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Aerius-berekening
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Uitbreiding natuurbegraafplaats de velden

Bestemmingsplan - gemeente Noordenveld

Vastgesteld op 12-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Uitbreiding natuurbegraafplaats De Velden Westervelde met identificatienummer NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01 van de gemeente Noordenveld;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of de beheersverordening aanwezig is, dan wel toegestaan is krachtens een omgevingsvergunning en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bos:

bos of bebossing gericht op houtproductie, natuurbehoud, recreatie en/of kwaliteit van het landschap, waarbij de verschijningsvorm als bos primair is;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.13 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.14 dagrecreatie:

een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag waarbij overnachting niet is toegestaan, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.17 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.18 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.19 natuurbegraafplaats:

terrein dat deel uitmaakt van een natuur- en/of bosgebied, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal;

1.20 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.21 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.22 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.23 recreatief medegebruik:

een gebruik van gronden voor dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.24 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;

1.26 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen, bochten en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.27 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.28 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandeling- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 Algemene regels

Alle maten zijn in meters (m) en voor:

  • oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • verhoudingen in procenten (%);
  • hoeken/hellingen in graden (°).

Op de verbeelding wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, bebossing en boomsingels;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. een natuurbegraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats';
  5. e. fruitbomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - fruitbomen';
  6. f. een houtwal ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';

met de daarbij behorend:

  1. g. terreinen, water en watergangen, straten en paden;
  2. h. nutsvoorzieningen;
  3. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden.

De archeologische waarden, archeologische verwachtingswaarden en de bijzondere terreinen en gebieden zijn aangegeven op de Beleidsadvieskaart archeologie gemeente Noordenveld, die als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd.

4.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de bestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Wegen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.

6.2 Bestemmings- of bouwgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

6.3 Gebouwen van openbaar nut

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut zoals gemalen, transformatorstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, tot een maximum inhoud van 75 m³ en een maximum bouwhoogte van 3 m, mits deze op zorgvuldige wijze landschappelijk worden ingepast.

6.4 Beheergebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van beheergebouwen ten behoeve van het beheer van bos, natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • per 2.500.000 m2 (250 ha) te beheren object slechts één gebouw is toegestaan;
  • er dient te worden gebouwd in één bouwlaag met kap;
  • de inhoud ten hoogste 150 m³ mag bedragen;
  • de goot- en bouwhoogte respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
  • onder het begrip beheergebouw bedrijfswoningen niet zijn begrepen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding natuurbegraafplaats De Velden Westervelde'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten zuidoosten van het dorp Westervelde, in de gemeente Noordenveld, is natuurbegraafplaats De Velden gelegen.

Het voornemen is het terrein van de natuurbegraafplaats ter plaatse van de kadastrale percelen V1027 en V1026 uit te breiden met grafheuvels en een urnenveld. De plannen hiervoor passen niet binnen het geldende bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

De uitbreiding is voorzien ten zuidoosten van de bestaande natuurbegraafplaats De Velden. De locatie wordt met name begrensd door agrarische percelen.

Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0001.png"
Afbeelding 1 - Ligging plangebied (bron: pdokviewer.nl)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld (vastgesteld op 17 april 2013). Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de enkelbestemming Agrarisch met waarden. Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 van toepassing.

Hoewel de voorgenomen ontwikkeling een aantal elementen (natuur en bos) uit de huidige bestemmingen in zich draagt, is het niet mogelijk binnen deze regelingen een natuurbegraafplaats te ontwikkelen. Voor de ontwikkeling is daarom voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de omgeving van het plangebied en de huidige en toekomstige inrichting. Vervolgens komt in Hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie, regio en gemeente aan de orde. Hoofdstuk 4 is gewijd aan het onderzoek naar de omgevingsaspecten. Hoofdstuk5 behandelt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. In het laatste hoofdstuk wordt ten slotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving Plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van het dorp Westervelde en ten noordwesten van het dorp Zuidvelde. Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom en is gelegen ten zuidoosten van de bestaande natuurbegraafplaats. Voor de bestaande natuurbegraafplaats is reeds een bestemmingsplan vastgesteld op 31 oktober 2018.

Het plangebied is gelegen in het esdorpenlandschap. De dorpen in dit landschap liggen over het algemeen langs de esranden en in de nabijheid van het beekdal, in de gunstige overgangszone van hoog, droog en voedselarm naar laag, vochtig en voedselrijk. In de middeleeuwen ontwikkelde zich een landbouwsysteem dat resulteerde in het esdorpenlandschap. Westervelde is een authentiek esdorp met een brink. Het dorp wordt gekarakteriseerd door de brinkenstructuur en de daaraan gelegen boerderijen. Vanuit dit centrum zijn langs de diverse wegen, met name langs de doorgaande weg, nieuwere boerderijen gebouwd. Huis te Westervelde, ook wel Tonckensborg genoemd, en het omliggende landgoed vormt een unieke waarde in het esdorpenlandschap.

2.2 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied betreft het landgoed Tonckens. Onderdeel van het landgoed is Huis te Westervelde, welke is gebouwd in de zeventiende eeuw. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw werd stelselmatig gewerkt aan de uitbreiding van het landgoed. Daarvoor werd een omvangrijk stelsel van singels, grachten en wallen aangelegd en verschillende boscomplexen werden aangeplant. In een deel van deze bossen, ten noorden van het dorp Zuidvelde, bevindt zich natuurbegraafplaats De Velden. Het hele complex heeft een oppervlakte van circa 10 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0002.jpg"

Afbeelding 2 - Bestaande laan

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0003.png"

Afbeelding 3 - Bestaand percel voor natuurbegraven

Het huidige gebruik en de structuur van het gebied is door de jaren heen vrijwel gelijk gebleven. De uitbreiding vindt plaats op percelen waar agrarisch gebruik plaatsvindt. Op het perceel wordt maïs geteeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0004.jpg"

Afbeelding 4 - Huidig gebruik plangebied

Het plangebied wordt aan de oostzijde ontsloten via een onverharde weg (het Maispad) op de Asserstraat. De Asserstraat is een doorgaande weg die verbinding geeft met de omliggende dorpen.

2.3 Toekomstige Situatie Plangebied

Het landgoed betreft een rustige locatie waar afwisseling in landschap van bomen, open veld en grafheuvels aanwezig is. Het voornemen is om ter plaatse de natuurbegraafplaats uit te breiden middels grafheuvels aan de noord- en zuidzijde en een urnenveld aan de oostzijde. Aan de westzijde zullen natuurgraven worden aangelegd. Per 100 m2 (in het midden van een raster van 4 graven) is het voornemen om één fruitboom te planten. De agrarische gronden worden in het voornemen ontwikkeld als natuur.

De natuurbegraafplaats gaat zoveel mogelijk op in de omgeving. Er worden geen blijvende gedenktekens bij de graven geplaatst, maar er is enkel ruimte voor vergankelijke gedenktekens in de vorm van boomschijven. Op onderstaande afbeelding is een inrichtingsschets van de uitbreiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0005.png"

Afbeelding 5 - Schematische inrichtingsschets (bron: Bureau Stad + Land)

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0006.jpg"

Afbeelding 6 - Grafheuvels naastgelegen perceel met fruitboom

De natuurgraven, de grafheuvels en het urnenveld worden gerealiseerd op een deel dat op dit moment als landbouwgrond wordt gebruikt. In de huidige situatie wordt het perceel reeds omzoomd door een forse, brede groenstrook. Daarmee is de begraafplaats aan het zicht ontrokken voor omwonenden.

Op perceel worden aan de noord- en zuidzijde in een strook van circa 36 m breed grafheuvels gerealiseerd. Deze grafheuvels worden 80 cm hoog en reiken niet dieper dan 0,25 m -mv en bieden plaats aan één of meerdere personen. Een kist moet volgens de Wet op de lijkbezorging worden afgedekt worden met 65 cm grond boven de kist. Dit houdt in dat de grafheuvel minimaal 80 cm hoog worden. Aan de oostzijde zal een urnenveld in een strook van circa 36 m breed worden aangelegd. Voor de aanleg van zowel de grafheuvels als het urnenveld, zal 15 cm van de grond worden afgegraven. Nadat het graf in gebruik is genomen, wordt de overige grond boven het maaiveld op het graf geplaatst. Ook de urnen zullen niet dieper dan 25 cm worden ingegraven.

In het westelijk deel worden natuurgraven aangelegd. Een graf kent een oppervlakte van 25 m2. Per 100 m2 (in het midden van een raster van 4 graven) zal één fruitboom worden geplant. Qua uitstraling zal het perceel nagenoeg gelijk zijn aan het naastgelegen perceel met grafheuvels. Bovenstaande foto (afbeelding 6), genomen op het direct naastgelegen perceel, geeft een goed beeld van het beoogde beeld. De uitstraling van dit deel is de eerste periode parkachtig, maar ontwikkelt zich in de loop van de jaren als natuurlijk, half-open landschap.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In paragraaf 3.2 van deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor bindende regels zijn opgenomen.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Met dit bestemmingsplan wordt een functiewijziging mogelijk gemaakt van een agrarisch gebied naar een gebied waarin natuur is gecombineerd met een natuurbegraafplaats. Er is daarbij geen sprake van extra bebouwingsmogelijkheden. Natuurbegraven is een extensieve wijze van begraven, waarbij de bestaande natuurfunctie ook in de toekomstige situatie de hoofdfunctie blijft. De vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet ontkennend worden beantwoord. Een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in het vervolg van dit bestemmingsplan aangetoond dat de ontwikkeling wel leidt tot een zorgvuldige benutting van de ruimte en in die zin in overeenstemming is met de Ladder.

Wet op de lijkbezorging
De Wet op de lijkbezorging vormt het wettelijk kader voor begraafplaatsen. In de Wet op de lijkbezorging worden ook 'bijzondere begraafplaatsen' mogelijk gemaakt, die worden aangelegd en in stand gehouden door een persoon of organisatie, anders dan de gemeente. Dit mag alleen op grond die daartoe is aangewezen door de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders kunnen daarbij maatregelen voorschrijven die de grond geschikt moeten maken om als begraafplaats te dienen.

De Wet op de lijkbezorging is in het Besluit op de lijkbezorging nader uitgewerkt. In het Besluit wordt onder andere ingegaan op de wijze van begraven en cremeren, inrichting van een graf en registers voor begraafplaatsen en crematoria.

In het Besluit wordt ook ingegaan op de minimale afstand tussen graven onderling en tot de erfafscheiding van de begraafplaats. Dit zijn afstanden die gelden voor een reguliere begraafplaats. Omdat het hier om een natuurbegraafplaats gaat, zijn de onderlinge afstanden groter en wordt ruimschoots voldaan aan deze voorwaarden.

Inspectierichtlijn Lijkbezorging
De Inspectierichtlijn Lijkbezorging (3e herziene druk) kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectierichtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten.

Aangegeven wordt dat een bodem van zand- of zavelgrond het meest geschikt is voor een begraafplaats. De afwatering van een begraafplaats moet milieuhygiënisch kritisch worden bezien, evenals de mogelijkheid maatregelen te nemen om te voorkomen dat dit water in het grond- of oppervlaktewater terechtkomt.

Ook wordt aangegeven dat de afstand tussen de begraafplaats tot een woning, 20 tot 30 m dient te bedragen en er een erfafscheiding dient te zijn die de privacy waarborgt.

Verder wordt aangegeven dat geluidshinder vanuit de nabije omgeving voorkomen dient te worden en dat indien nodig maatregelen getroffen dienen te worden voor de toenemende verkeersaantrekkende werking. Een goede inpassing van de begraafplaats in de omgeving is zeer wenselijk. Met deze adviezen wordt bij de realisatie van de natuurbegraafplaats, waar noodzakelijk, rekening gehouden.

3.2 Provinciaal Beleid

OmgevingsvisieDrenthe

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De missie uit de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem.

COMBINATIEMODEL
Het doel is om functies, kwaliteiten en strategische opgaven met elkaar te combineren. In het combinatiemodel is er sprake van een gelaagde aanpak. De basis wordt gevormd door de kernkwaliteiten. Daarop liggen de robuuste systemen, waarin de strategische opgaven voor 2030 landen. De combinatie van opgaven en robuuste systemen binnen de context van de Drentse identiteit geeft invulling aan de visie van een bruisend Drenthe.

Omgevingsverordening
De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Geconsoliseerde Omgevingsverordening is op 15 november vastgesteld.

In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is opgenomen dat in een ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie. Verder maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten, dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Daarnaast dient in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik de Ladder voor duurzame verstedelijking te worden gevolgd.

KERNKWALITEITEN
In het navolgende is aangegeven welke specifieke waarden of kenmerken van invloed zijn op dit bestemmingsplan. Voor het plangebied zijn de kernkwaliteiten Aardkundige waarden, Landschap en Cultuurhistorie van toepassing.

  • Aardkundige waarden

Op grond van de kernkwaliteit Aardkundige waarden is voor het plangebied een generiek beschermingsniveau van toepassing. Gezien het feit dat het project beperkte ingrepen in de bodem mogelijk maakt, is er geen sprake van een significante aantasting van deze kernkwaliteit.

  • Landschap

Op grond van de kernkwaliteit Landschap ligt het plangebied in het esdorpenlandschap en deels in een beekdal. In dit landschap zijn met name de essen en beekdalen van provinciaal belang. Het plangebied betreft een bestaand agrarisch perceel en tast geen essen aan.

De kernkwaliteit is dan ook niet in het geding.

  • Cultuurhistorie

Met betrekking tot de kernkwaliteit Cultuurhistorie geldt voor het plangebied het sturingsniveau 'voorwaarden verbinden'. Het plangebied maakt deel uit van 'het esdorpenlandschap rond Norg' waar de provincie vraagt om de cultuurhistorische samenhang als belangrijkste vertrekpunt te nemen in een gebied dat veel aan verandering onderhevig is. De provinciale ambitie richt zich op "het in standhouden van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen".

Het voornemen betreft de realisatie van een nieuw natuurbegraafplaats, urnenveld en grafheuvelcomplex op agrarische grond. In het westelijke deel (de natuurgraven) wordt per 100 m2 één fruitboom aangeplant. Per graf wordt een oppervlakte van ca. 25 m2 gereserveerd. Per vier graven zal in het midden één fruitboom worden aangeplant. Doordat de fruitbomen verspreid over het perceel worden aangeplant, kan worden gesproken over een half open landschap waarmee de karakteristieken van het landschap behouden blijven. Tevens bevinden zich aan de buitenrand de grafheuvels en het urnenveld (36 m brede singel) met aan de zuidoostzijde nog een brede houtwal van 15 m breed en om het gehele perceel de bestaande houtsingels. Het voornemen houdt rekening met de huidige beplanting, bestaand bos blijft behouden.

In de bestaande situatie is het perceel in gebruik als agrarische grond voor de teelt van maïs. Het naastgelegen perceel is reeds ingericht voor grafheuvels. Er kan worden gesteld dat door de voorgenomen ontwikkeling van de uitbreiding van de natuurbegraafplaats het landschap meer aansluit bij de huidige inrichting en daarmee wordt versterkt. Omdat de aanpassingen aansluiten op de cultuurhistorische elementen en structuren in het plangebied is zeker geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit.

De uitbreiding van de begraafplaats wordt landschappelijk ingepast door de bestaande bosbeplanting zoveel mogelijk te behouden.

ROBUUSTE SYSTEMEN EN VISIE
Ten aanzien van dit plan is met name het sociaaleconomische systeem als drager van belang, en dan specifiek voldoende variatie in het aanbod van voorzieningen in een aantrekkelijke leefomgeving.

Het plan houdt rekening met de voor de locatie relevante kernkwaliteiten. Aan de combinatie van opgaven en robuuste systemen wordt op passende wijze invulling gegeven. Het plan is dan ook in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en Geconsolideerde Omgevingsverordening.

3.3 Regionaal Beleid

Waterbeheerplan 2016-2020 Noorderzijlvest
Het plangebied maakt deel uit van het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. In het Waterbeheerprogramma 2016-2020 beschrijft het Waterschap Noorderzijlvest wat de inzet zal zijn om de ingezetenen van veilig, voldoende en schoon water te voorzien.

Voor het plangebied gelden geen specifieke doelen. In paragraaf 4.11 wordt ingegaan op de watertoets die in het kader van de nieuwe ontwikkeling is uitgevoerd.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Noordenveld 2030
De gemeente Noordenveld heeft op 8 februari 2017 de Omgevingsvisie Noordenveld 2030 vastgesteld. Hierin laat de gemeente zien hoe ze denkt wat de gemeente Noordenveld in het jaar 2030 uniek maakt op het sociale en fysieke domein. De Omgevingsvisie is de basis voor de programma's op de kernwaarden leefbaar, groen, ondernemend, duurzaam en transparant.

In de Omgevingsvisie wordt niet specifiek ingegaan op het realiseren van (natuur)begraafplaatsen. Wel wordt wat betreft de kernwaarde Groen, ten aanzien van de aanwezige cultuurhistorische waarden benadrukt dat deze behouden moeten blijven. Het bestemmingsplan past binnen deze ambitie, omdat bij de aanleg van de natuurbegraafplaats de cultuurhistorische waarden van het gebied worden behouden. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.

Landschapsbeleidsplan
Een belangrijke doelstelling van het Landschapsbeleidsplan Noordenveld (2003) is het behouden en herstellen van landschappelijke kwaliteiten en het versterken van identiteit en eigenheid van het buitengebied van de gemeente Noordenveld.

In het Landschapsbeleidsplan is het plangebied onderdeel van het gebiedstype 'Oude cultuurgronden en esdorpen'. Voor dit gebiedstype is het beleid gericht op het 'handhaven en beschermen van de karakteristieke samenhang van het esdorpenlandschap'. In paragraaf 6.2 van het Landschapsbeleidsplan wordt uitgebreid ingegaan op de visie voor dit gebied.

Functieverandering en verdichting door bebouwing wordt benoemd als potentieel knelpunt voor dit landschapstype. Omdat het planvoornemen geen mogelijkheid biedt tot bebouwing en de functieverandering slechts beperkt is, blijft de samenhang van het landschap gelijk, dan wel wordt versterkt. Daarnaast blijven de gronden die nu begroeit zijn in het voornemen begroeit. Het nieuwe grafheuvelcomplex en urnenveld vormen hierop een uitzondering. Dit deel is echter nu ook omringd door een bosstrook, waardoor er geen sprake is van een andere beleving van de cultuurhistorische waarde van het landschap of uitstraling van het plangebied. De ontwikkeling sluit hiermee aan bij het landschapsbeleidsplan en vormt geen beperking voor de samenhang van het esdorpenlandschap.

Noordenveldse Kwaliteitsgids
De Noordenveldse Kwaliteitsgids is in februari 2020 vastgesteld. In de kwaliteitsgids zijn het landschap en de dorpen in de gemeente Noordenveld en hun karakteristieken op hoofdlijnen beschreven. De gids wordt betrokken bij de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven. De kwaliteitsgids is een document met basisinformatie. Per landschapstype en per kern is een aantal overzichtelijke gidsprincipes geformuleerd. Deze gidsprincipes geven aan hoe bij ontwikkelingen omgegaan kan worden met de aanwezige karakteristieken. Zij zijn open en kwalitatief geformuleerd, zodat ruimte is voor afweging en verschillende uitkomsten mogelijk zijn. Een flexibele en op maatwerk gerichte aanpak is vereist om tot een afweging en ontwikkeling te komen.

In paragraaf 4.3 Cultuurhistorie wordt nader op dit aspect ingegaan.

Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2015-2025
In het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2015-2025 wordt beschreven hoe het gemeentelijk beleid op het gebied van verkeer, vervoer en mobiliteit er de komende jaren uitziet. Daarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen en ambities van de gemeente. Er zijn algemene beleidsregels opgenomen wat betreft verkeersstructuur, verkeersveiligheid en mobiliteit.

De natuurbegraafplaats is een uitbreiding van de bestaande begraafplaats. Het plangebied ligt tussen de Hoofdweg en de Asserstraat. De ontsluiting van de begraafplaats zal met name plaatsvinden via de Asserstraat. Dit is een doorgaande weg waarvoor een maximumsnelheid geldt van 60 km/uur. De nieuwe ontwikkeling sluit aan bij de functie en inrichting van de Asserstraat.

Begraafplaatsenplan Noordenveld 2015-2035
De gemeente Noordenveld heeft in 2015 beleid vastgesteld voor de begraafplaatsen in de gemeente. Het beleid geeft een visie op het gebruik en een invulling van het beheer voor de zeven begraafplaatsen in de gemeente.

Ook is er beleid opgenomen voor bijzondere begraafplaatsen. Dit zijn begraafplaatsen die niet van de gemeente zijn. In eerder opgesteld beleid (2005) ging de gemeente hier terughoudend mee om. Bij vaststellen van het beleid in 2015 was de belangstelling voor begraven op natuurbegraafplaatsen toegenomen. Gelet op het groene karakter van de gemeente kan een natuurbegraafplaats goed passen in de gemeente.

In het beleid is vastgelegd dat de gemeente onder voorwaarden medewerking wil verlenen aan een natuurbegraafplaats. De volgende voorwaarden zijn van belang:

  • er wordt een voorziening geboden waar in de gemeente nog niet in is voorzien;
  • het terrein heeft en houdt het karakter van een natuurterrein, waarbij alleen onopvallende en eenvoudige graftekens zijn toegestaan;
  • de grafrust kan worden gewaarborgd;
  • de continuïteit van de begraafplaats kan worden gewaarborgd;
  • er zijn geen bezwaren op het perceel een eeuwig grafrecht uit te geven (dit betekent dat het perceel ook in de verre toekomst alleen een (natuur)functie kan krijgen die gecombineerd kan worden met de eeuwige grafrust);
  • het terrein voldoet aan de wettelijke eisen die aan de teraardebestelling van lijken worden gesteld;
  • de aanwijzing van de locatie als natuurbegraafplaats is niet in strijd met het beleid van de provincie Drenthe.

De volgende ruimtelijke aspecten zijn van belang:

  • De bereikbaarheid van het terrein en de eventuele aanleg van parkeerplaatsen vereisen bijzondere aandacht. Deze aspecten zullen daarom in overleg met de stedenbouwkundig adviseur worden beoordeeld.
  • Om overlast van de natuurbegraafplaats voor woningen te voorkomen, moet minimaal 50 m afstand worden aangehouden ten opzichte van woonpercelen.
  • Een en ander moet samengaan met het behoud van archeologische, cultuurhistorische en natuurwaarden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

Op 8 juli 2022 is door onderzoeksbureau RAAP B.V. een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 1 toegevoegd.

Het archeologisch vondstniveau (de top van het dekzand) is nergens meer aanwezig binnen het onderzoeksgebied. In het noordelijk deel van het onderzoeksgebied is nog een restant geel dekzand

aanwezig. Ter plaatse kunnen dieper ingegraven sporen worden verwacht. In het overige (lager gelegen) deel van het onderzoeksgebied is geen dekzand aangetroffen en ontbreekt zowel een archeologisch vondst- als sporenniveau. Tevens ontbreekt hier een veenvulling, het pakket waarin beekdalgerelateerde resten konden worden verwacht.

Op basis van de resultaten van het booronderzoek (een restant dekzand) en de aanwezigheid van een terrein van zeer hoge archeologische waarde in de directe nabijheid, geldt voor het noordelijk deel van het onderzoeksgebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van dieper ingegraven archeologische sporen. Voor het overige deel van het onderzoeksgebied kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. Voor het (niet onderzochte) overige deel van het plangebied gold op basis van de gemeentelijke beleidskaart reeds een lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0007.png"

Afbeelding 7 - Advieskaart (bron: Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek RAAP B.V.)

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kunnen ter plaatse van het noordelijk deel van het onderzoeksgebied archeologische resten worden verwacht. Om mogelijk aanwezige archeologische resten te behouden, zal de grond niet dieper dan 0,25 m -mv worden geroerd. Om dit te borgen, blijft op deze gronden de dubbelbestemming Waarde-Archeologie van toepassing.

In het overige deel van het onderzoeksgebied en dat deel van het plangebied dat vanuit de gemeentelijke beleidskaart reeds was vrijgegeven, wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

In het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie zijn uitsluitend grafheuvels en een urnenveld toegestaan. Voor de aanleg van zowel de grafheuvels als het urnenveld, zal 15 cm van de grond worden afgegraven. Nadat het graf in gebruik is genomen, wordt de overige grond boven het maaiveld op het graf geplaatst. Ook de urnen zullen niet dieper dan 25 cm worden ingegraven.

De aanplant van bomen vindt plaats in het gebied dat reeds is vrijgegeven voor archeologie.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem En Grondwater

Bodem
Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Omdat binnen het voornemen geen bebouwing wordt gerealiseerd waar voortdurend, meer dan twee uren per dag, mensen verblijven, is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

In het plangebied zal wel worden gegraven en, voor de te realiseren grafheuvels en urnenveld, grond worden opgebracht. De grond die wordt opgebracht, komt uit het gebied zelf. Ook de grond die wordt gebruikt voor de grafheuvels is grond van het eigen terrein. Op basis van de Nota bodembeheer Drenthe en bijbehorende ontgravings- en toepassingskaarten, vastgesteld in de gemeente Noordenveld in 2013, wordt geconcludeerd dat in de bovengrond van het plangebied grond voorkomt met klasse landbouw/natuur en ook alleen grond mag worden toegepast van deze klasse.

Grondwater
In het geval van een begraafplaats moet rekening gehouden worden met de regels uit de Wet op de Lijkbezorging en het bijbehorende Besluit ten aanzien van de grondwaterstand. Op grond hiervan moet de afstand tussen een omhulsel en het grondwaterpeil minimaal 30 cm zijn. Boven het omhulsel moet minimaal een laag grond aanwezig zijn van 65 cm.

Op de locatie van de natuurbegraafplaats is in 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In dat kader zijn ook de grondwaterstanden in kaart gebracht. Zoals eerder aangegeven, ligt het gebied, als gevolg van de vroegere functie als speciedepot, relatief hoog ten opzichte van de omgeving. Als gevolg hiervan zijn de grondwaterstanden in het plangenbied laag. Op basis van de meetgegevens kan worden gesteld dat de grondwaterstand in het gebied laag genoeg is om te voldoen aan de wettelijke minimale afstanden.

4.3 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

Het plangebied maakt deel uit van het gebied Huis te Westervelde, zoals opgenomen in het cultuurhistorisch beleid. In het beleid wordt benadrukt dat het landgoed een sterk ordenende ruimtelijke structuur heeft in haar directe omgeving. Dat blijkt onder andere uit zichtassen, bosaanleg en houtwallen en de ontsluitingsstructuur.

De ambities van de gemeente voor het gebied zijn:

  • koester de ruimtelijke hoofdstructuur van Westerveld en het karakter van het daarbinnen gelegen open groene binnengebied;
  • houd de beekdalen onbebouwd en versterk waar mogelijk de houtsingels;
  • koester de bossen van het landgoed als verbindend groen element tussen Westervelde en Zuidvelde;
  • versterk het besloten groene karakter van de westrand van Zuidvelde en de aansluitingen op de bossen van het landgoed Tonckens;
  • behoud doorzichten naar de open essen en het beekdal;
  • benut kansen om de randen van de essen met beplanting ruimtelijk te benadrukken.
  • het behouden en herstellen van de verschillende onderdelen van het landgoed, zodat het hele landgoed als ruimtelijk bepalende eenheid herkenbaar blijft;
  • het zichtbaar houden van de verweving van de structuur van het landgoed in de natuurlijke omgeving en in de dorpsstructuur van Westervelde, door de (informele) wegenstructuur te behouden en het contrast tussen het sterk beplante en georganiseerde landgoed en het meer open en onregelmatig opgezette dorp te benadrukken, bijvoorbeeld door het behouden en versterken van de houtwallenstructuur en erfbeplantingen op het (voormalige) landgoed.

Afweging

Het voornemen heeft beperkt invloed op de structuur van het landgoed. Qua uitstraling zal het perceel nagenoeg gelijk zijn aan het naastgelegen perceel met grafheuvels (zie onderstaande foto). Er wordt nieuwe beplanting toegevoegd aan het gebied door middel van fruitbomen. De overige beplanting blijft behouden. Geconcludeerd kan worden dat het landgoed als ruimtelijk bepalende eenheid herkenbaar blijft en de wegenstructuur en het contrast met het open en onregelmatig opgezette dorp benadrukt blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0008.png"

Afbeelding 8 - Fruitboom

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0009.jpg"

Afbeelding 9 - Naastgelegen perceel met grafheuvels

De ontwikkeling van het plangebied heeft geen negatieve invloed op de aanwezige cultuurhistorische structuren en elementen nabij het plangebied.

4.4 Ecologie

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming).

Hiertoe is op 20 oktober 2022 door Tonckens Ecologie een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is als Bijlage 2 aan dit plan toegevoegd.

De uitbreiding van de natuurbegraafplaats op het landgoed is zodanig gepland dat er geen belangrijke natuurwaarden geschaad worden en de cultuurhistorische opbouw van het landgoed in stand blijft en zelfs versterkt wordt. De natuurbegraafplaats is daardoor goed inpasbaar in de NNN en doet geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen waarvoor het Norgerholt is aangewezen. Effecten op het Norgerholt zijn niet te verwachten doordat er geen wijzigingen in de waterhuishouding worden aangebracht.

Conclusie
Bij de uitbreiding treedt geen schade op aan beschermde flora en fauna. Op de beoogde uitbreidingslocatie die nu in agrarisch gebruik is, zijn geen beschermde natuurwaarden aanwezig. Door de aanleg van een fruittuin met oude fruitrassen zal de natuurwaarden doen toenemen.

4.5 Stikstof

De depositie van stikstof ten gevolge van de bouw en het gebruik van de uitbreiding van de natuurbegraafplaats De Velden aan de Hoofdweg in Westervelde is d.d. 11 april 2023 berekend middels het met het programmapakket AERIUS. De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van effecten ten opzichte van de planologische referentiesituatie (de effecten die nu al kunnen worden veroorzaakt, voor zover planologisch legaal). De rapportage van de berekening is toegevoegd als Bijlage 3.

Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg.

4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden.

Het voornemen ziet niet toe op de realisatie van een risicovolle bedrijfsactiviteit. Daarnaast is een begraafplaats op grond van wet- en regelgeving geen (beperkt) kwetsbaar object. Hierdoor is het niet noodzakelijk de ontwikkeling te toetsen op eventueel omliggende risicovolle bedrijfsactiviteiten en transport.

Vorenstaande brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving wat betreft externe veiligheid.

4.7 Geluid

De Wet geluidhinder stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Een begraafplaats is niet aan te merken als een geluidsgevoelige functie op basis van de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is dan ook niet van toepassing.

Geluidsoverlast kan op een begraafplaats als hinderlijk worden ervaren. De beoogde ontwikkeling vindt plaats nabij de Asserstraat. De afstand van de weg tot de locatie die worden gebruikt voor begravingen is in elk geval 200 m. Verwacht wordt dat wegverkeerslawaai geen verstoring op de begraafplaats veroorzaakt.

De verkeersaantrekkende werking van de begraafplaats kan wel leiden tot een toename van geluidsbelasting op de omgeving. Omdat zeker niet dagelijks een plechtigheid zal plaatsvinden en de parkeerplaats op grote afstand van omliggende woningen is gelegen, is geen grote toename van geluidsbelasting te verwachten.

Wat betreft geluid is er geen belemmering voor voorliggend plan.

4.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".

Onderzoek

Het plan biedt de mogelijkheid tot de uitbreiding van een natuurbegraafplaats. Op basis van de CROW-publicatie nr. 317 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (oktober 2012) is de verkeersgeneratie van een begraafplaats tussen 37,4 en 51,4 vervoersbewegingen per plechtigheid.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

In de berekening naar luchtkwaliteit wordt uitgegaan van een worstcasescenario waarbij elke dag een plechtigheid plaatsvindt. Als gevolg van het plan zijn er daardoor per dag 52 extra vervoersbewegingen. In werkelijkheid zal dit minder zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0010.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.9 Milieuzonering

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter ook rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. In deze handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk of buitengebied' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden.

Een begraafplaats valt onder categorie 1 uit de VNG-publicatie. Voor categorie 1 bedrijven geldt een richtafstand van 10 m. De omgeving van het plangebied valt te karakteriseren als een rustig buitengebied.

Binnen een afstand van 10 m van de grens van de voorgenomen bestemming bevinden zich geen functies die door het plan worden belemmerd. De dichtstbij gelegen woning ligt op een afstand van circa 110 m. Omgekeerd is de begraafplaats zelf geen milieugevoelige functie waardoor aan de invloedsgebieden van omliggende functies getoetst moet worden. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

4.10 Verkeer En Parkeren

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Asserstraat. Dit is de doorgaande weg vanaf Norg richting Assen. De parkeerbehoefte van het plangebied moet autonoom worden opgelost. De parkeerplaats is te bereiken via een verharde weg vanaf Zuidvelde (Tonckensstraatje) en via een openbare zandweg met een ingang in Westervelde en een ingang in Zuidvelde. De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van het gemeentelijk GVVP. Hierin wordt aangegeven dat de gemeente Noordenveld gebruikmaakt van kencijfers uit de CROW-publicatie 317 - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie. Daarbij is uitgegaan van 26,6 tot 36,6 parkeerplaatsen per (deels) gelijktijdige plechtigheid op een begraafplaats. De natuurbegraafplaats heeft een parkeerplaats die plaats biedt aan 44 voertuigen, zie onderstaande afbeelding met de ingetekende parkeerplaats. De verwachting is dat het aantal plechtigheden niet meer is dan één per week en dat dit niet zal toenemen door de uitbreiding. De plechtigheden vinden in elk geval niet tegelijkertijd of aansluitend plaats. Het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de benodigde parkeerplaatsen zoals verwacht op basis van de CROW-publicatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1699.2022BP106-vg01_0011.png"

Afbeelding 10. Bestaande parkeerplaats

De nieuwe voorziening genereert verkeer. Zoals ook in paragraaf 4.8 is opgenomen, zijn de kencijfers voor de verkeersgeneratie van een begraafplaats, op basis van de CROW-publicatie 317, 37,4 tot 51,4 per plechtigheid. Deze hoeveelheid verkeer leidt niet tot een verminderde doorstroming of verkeersveiligheid op de Asserstraat.

4.11 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Op 28 juni 2022 is de digitale watertoets doorlopen. De uitkomst is als Bijlage 4 aan dit plan toegevoegd.

Het Waterschap Noorderzijlvest staat voor veilig, voldoende en schoon water. Zij creëren hiermee een basis voor een gezonde en toekomstbestendige leef-, woon- en werkomgeving in Groningen en Noord-Drenthe. Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013.

Het waterschap ziet het zorgen voor veiligheid als één van de belangrijkste opgaven, nu en in de toekomst. In een snel veranderende omgeving als gevolg van klimatologische en demografische ontwikkelingen willen wij hier invulling aan geven. Een stijgende zeespiegel en meer en heviger afwisselende perioden van regen en droogte vragen om robuuste oplossingen. Ons regionaal watersysteem is een zoveel mogelijk natuurlijk functionerend watersysteem dat klimaatbestendig, veerkrachtig en gezond is. Verder is dit watersysteem in staat om de belangen en functies die afhankelijk zijn van voldoende ecologisch gezond en schoon water zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn. Aanpassingen in het waterbeheer creëren een omgeving waar mens en dier op een gezonde wijze gebruik van kunnen maken. Het watersysteem is onlosmakelijk onderdeel van de bebouwde omgeving én het landelijk gebied. Uitgangspunten van het waterschap en alle betrokkenen bij het treffen van waterhuishoudkundige maatregelen zijn: Vasthouden, bergen en afvoeren van water (trits: kwantiteit) Schoonhouden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit).

Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Indien de bodem geschikt is voor infiltratie, is dat een goede manier voor het afvoeren van schoon hemelwater. De initiatiefnemer dient te onderzoeken of infiltratie mogelijk is.

Afstemming met de gemeente is nodig voor het afvoeren van het afvalwater naar de riolering.

Kaartlaag Beekdalen
De provincie Drenthe hanteert het ‘Nee-tenzij´ beleid voor beekdalen om de ruimte voor water in het beekdal te behouden (Omgevingsvisie van de provincie Drenthe, 2014, paragraaf 8.2.3 en Provinciale omgevingsverordening, art. 3.36). Het ‘Nee-tenzij beleid’ houdt in dat in beekdalen ‘kapitaalintensieve functies’ zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies in beekdalen zijn alleen toegestaan als aan vier voorwaarden is voldaan:

  1. 1. Er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
  2. 2. Er zijn geen alternatieven.
  3. 3. De functie vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten.
  4. 4. Het negatieve effect op het watersysteem wordt in het plan gecompenseerd.

In de beekdalen worden geen beperkingen opgelegd aan bestaande bedrijfsgebouwen van een grondgebonden landbouwbedrijf zonder kapitaalintensieve tweede tak. Bij uitbreiding wordt rekening gehouden met mogelijke wateroverlast. De gebouwen van nieuwe grondgebonden landbouwbedrijven vallen wel onder het 'nee, tenzij'-beleid.

Riolering
Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel waarbij hemelwater wordt geïnfiltreerd. Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Indien de bodem geschikt is voor infiltratie, is dat een goede manier voor het afvoeren van schoon hemelwater. Afstemming met de gemeente is nodig voor het afvoeren van het afvalwater naar de riolering. In het plangebied zullen geen voorzieningen worden aangelegd waarbij afvalwater dient te worden afgevoerd.

Het gebied leent zich goed voor het toepassen van (half)open verhardingen van wegen, paden en parkeerterreinen waardoor hemelwater direct in de bodem kan infiltreren. Het Waterschap Noorderzijlvest heeft verder als beleid vastgesteld dat schoon water wordt afgevoerd naar oppervlaktewater of infiltreert in de bodem en niet wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie.

Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan is niet opgenomen in de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Het opnemen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en het doorlopen van een m.e.r.-(beoordelings)procedure is niet noodzakelijk. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.13 Volksgezondheid

Wat betreft volksgezondheid wordt verwezen naar paragraaf 3.1 waarin wordt ingegaan op de Inspectierichtlijn Lijkbezorging (3e herziene druk). Deze richtlijn kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. Hierin worden de belangrijkste aspecten wat volksgezondheid betreft, genoemd.

4.14 Kabels En Leidingen

In het gebied zijn geen hoogspanningskabels of buisleidingen aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  2. 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld.

5.2 Bestemmingsregels

Het navolgende stelt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde. Deze ziet er als volgt uit:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

Dit wordt in het navolgende nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen) en de wijze van meten (Wijze van meten). Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen et cetera. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Per bestemming hanteert men de indeling volgens de SVBP 2012. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.

Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

  • enkelbestemming Natuur;
  • dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

De bestemming Natuur biedt ruimte voor een natuurbegraafplaats ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' en voor de fruittuin ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - fruittuin'. Op de gronden met de bestemming 'Natuur' mag men geen gebouwen bouwen met uitzondering van gebouwen voor bijvoorbeeld openbare nutsvoorzieningen. Door middel van een vergunningsplicht is het mogelijk om alsnog een aantal werkzaamheden uit te voeren. Hierbij moet men denken aan het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen of het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.

Tot slot kent het bestemmingsplan ook de bestemming Waarde - Archeologie 2. Deze dubbelbestemming ligt over een deel plangebied en beoogt het behoud van de archeologische monumenten die ter plaats van de bestemming aanwezig zijn of worden vermoed. Ter bewerkstelliging daarvan bepalen de regels dat ter plaatse van deze dubbelbestemming ten behoeve van het bouwen van een bouwwerk de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Indien het gaat om een aanvraag voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden, dan bepaalt deze dubbelbestemming dat voor bijvoorbeeld het roeren in de bodem (zoals ophogen, egaliseren en ontginnen van grond) of het aanleggen, verbreden of verharden van wegen en paden, een omgevingsvergunning nodig is. De aanvrager van zulk omgevingsvergunning legt ook dan een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten voor het plan komen ten laste van de initiatiefnemer. Er wordt een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten, waardoor een exploitatieplan achterwege kan blijven. In de overeenkomst is vastgelegd dat eventuele planschadekosten, welke het gevolg zijn van het plan, voor rekening van de initiatiefnemer komen.

6.2 Participatie

Initiatiefnemer heeft omwonenden (26) per brief inclusief situatieschets geïnformeerd over de voorgenomen uitbreiding. Hierop is van geen van de omwonenden een reactie ontvangen.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van de het wettelijk vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. Van de provincie Drenthe en Waterschap Noorderzijlvest is een reactie ontvangen. De provincie merkt op dat het aspect 'cultuurhistorie' van belang is. Gevraagd wordt de beoogde inrichting nader te duiden en motiveren vanuit de aanwezige culuurhistorische waarden.
Naar aanleiding dan de reactie van de provincie heeft op 7 juli 2023 een locatiebezoek plaatsgevonden. Bij dat overleg waren initiatiefnemer, medewerkers van BügelHajema en ambelijke vertegenwoordiging vanuit de gemeente en provincie aanwezig.

Naar aanleiding van het locatiebezoek en het bijbehorende gesprek, is de toelichting op diverse plaatsen verduidelijkt en aangevuld.

Het Waterschap Noorderzijlvest heeft aangegeven dat zij kunnen instemmen met het plan.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 december 2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was er voor eenieder de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Van de geboden mogelijkheid om zienswijzen kenbaar te maken is gebruikgemaakt. De behandeling van de zienswijzen is opgenomen in de nota zienswijzen (zie Bijlage 5). De ingediende zienswijzen leiden niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Beleidsadvieskaart Archeologie Gemeente Noordenveld

Bijlage 2 Beleidsadvieskaart archeologie gemeente Noordenveld

Bijlage 3 Toelichting Op Archeologische Beleidsadvieskaart

Bijlage 3 Toelichting op archeologische beleidsadvieskaart

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Aerius-berekening

Bijlage 3 AERIUS-berekening

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Bijlage 5 Nota zienswijzen