Buitengebied herziening 2005 PH Vosseboerweg 12
Bestemmingsplan - gemeente Twenterand
Vastgesteld op 10-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2005 PH Vosseboerweg 12' met identificatienummer NL.IMRO.1700.201412BPBGPH-vas1 van de gemeente Twenterand;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van glastuinbouwbedrijf, paardenhouderij, tuincentrum, hoveniersbedrijf, champignonkwekerij, sierteeltbedrijf behoudens vollegrondsteelt en boomkwekerijen;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijfsgebouw:
een gebouw ten dienste van een bedrijf, hieronder begrepen detailhandel, dienstverlening en een horecabedrijf, niet zijnde een bedrijfswoning;
1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bebouwde) oppervlakte van een bedrijf die bestemd is voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, inclusief terras, magazijn- en kantoorruimte; een en ander zowel gemeten op de begane grond als op de verdiepingen;
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.10 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
1.11 bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijlage:
een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende bijlage;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
de agrarische bedrijfsvoering die geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel , zoals akkerbouw, veeteelt, tuinbouw- en/of bosbouwbedrijf en/of sierteeltbedrijf;
1.25 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.26 mestopslagplaats:
een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van mest, waaronder ook foliebassins worden begrepen;
1.27 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.28 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, witlof- of champignonkwekerij;
1.29 ondergeschikt gebouw:
een gebouw of een onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdbouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,50 m lager is dan het hoofdbouw en voor zover het niet als onderdeel van de woning in gebruik is;
1.30 paardenbak:
een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden;
1.31 paardentrainingsbedrijf:
een agrarisch aanverwant bedrijf gericht op het houden, africhten, trainen van paarden/pony's, waarbij het aantal paarden in opfok, fokpaarden en pensionpaarden ondergeschikt is;
1.32 permanente bewoning:
het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor wisselende bewoning bedoelde wooneenheid als hoofdverblijf;
1.33 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
1.34 seks- en/of pornobedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.35 sierteeltbedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters en klimplanten en vaste planten, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt en al dan niet in kassen;
1.36 stacaravan:
een caravan die, ook als hij niet vergunningplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;
1.37 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.38 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden en in geval van inwoning voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.4 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.
2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat wanneer sprake is van een dakoverstek dit meetelt (verticale projectie) indien het overstek groter is dan 70 cm danwel het gezamenlijk oppervlak van de overstekken groter is dan 4 m².
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Bij het meten worden daksierelementen niet meegerekend bij de maximale goothoogte over maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboord- en/of druiplijnlengten.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m² );
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. een sierteeltbedrijf niet is toegestaan;
- 2. een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding ten behoeve van het vasthouden, bergen en afvoeren van water;
- c. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
- d. in- en uitritten;
een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
- a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.
Artikel 4 Agrarisch - Aanverwant Bedrijf Vab
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Aanverwant bedrijf VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch aanverwant bedrijf, in de vorm van een paardentrainingsbedrijf;
- b. een paardenbak ten behoeve van het bepaalde onder a met een maximele oppervlakte van 800 m2;
- c. voorzieningen ten behoeve van het bepaalde onder a, waaronder in ieder geval wordt verstaan: een paddock, stapmolen en mestopslagplaatsen en soortgelijke voorziengen;
- d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding ten behoeve van het vasthouden, bergen en afvoeren van water;
- e. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
- f. in- en uitritten;
een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
- a. binnen het bouwvlak:
- 1. bedrijfsgebouwen met:
- een maximale hoogte van 10 m;
- een maximale goothoogte van 5,5 m;
- een maximaal gezamenlijk oppervlakte van 230 m2;
- 2. één bedrijfswoning met:
- een maximale hoogte van 9 m;
- een maximale goothoogte van 4,5 m;
- een maximale inhoud van 900 m³;
- dan wel de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere bouwhoogte, goothoogte en/of inhoud;
- 3. ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, op geen grotere afstand dan 25 m van de bedrijfswoning, met per bedrijfswoning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 100 m², een maximale hoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m;
- 4. windmolens en antennemasten met een maximale hoogte van 15 m;
- 5. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de paardenbak met dien verstande dat de bouwhoogte van deze lichtmasten maximaal 7 m bedraagt, mits deze lichtmasten geen onevenredige hinder veroorzaken voor omliggende (dienst- c.q. bedrijfs)woningen of de verkeersveiligheid in gevaar brengen;
- 6. terreinomheiningen met een maximale hoogte van 2 m;
- 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale hoogte van 5 m.
- 1. bedrijfsgebouwen met:
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken;
- f. erf- en terreinafscheidingen.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
- b. een gebruik voor (detail)handel;
- c. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een toegestane woning, voor bewoning;
- d. een gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
- e. een gebruik van de gronden ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde buitenbakken voor paarden.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 milieuzone - intrekgebied
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van:
- a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen van maximaal 10 m in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden dan wel, uitsluitend ten aanzien van bouwgrenzen, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- c. het oprichten van vlaggenmasten, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 7 m;
- d. het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde paardenbakken voor het beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat:
- 1. de paardenbak op of aansluitend aan het bouwperceel dient te worden gesitueerd;
- 2. de oppervlakte van de buitenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
- 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de paardenbak met dien verstande dat de bouwhoogte van deze lichtmasten maximaal 7 m bedraagt, mits deze lichtmasten geen onevenredige hinder veroorzaken voor omliggende (dienst- c.q. bedrijfs)woningen of de verkeersveiligheid in gevaar brengen.
9.2 Uitzonderingen
Er kan niet worden afgeweken bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 ten behoeve van:
- a. gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:
- a. voor wat betreft het opnemen van nieuwe waterlopen en wegen ten behoeve van de landinrichting;
- b. voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van waterlopen ten behoeve van de inrichting van de waterlopen tot een afstand van maximaal 10 m.
10.2 Afwegingskader
Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 10.1 dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 overgangsrecht bouwwerken
11.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2005 PH Vosseboerweg 12' van de gemeente Twenterand.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
griffier, voorzitter,
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 3 Quickscan natuurwaardenonderzoek